Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 04/11/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de opvolging van de door het Vlaams Parlement aangenomen motie over geweld tegen vrouwen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de opvolging van de door het Vlaams Parlement aangenomen motie over geweld tegen vrouwen.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, op 27 maart keurde het Vlaams Parlement een motie goed over geweld tegen vrouwen. In die motie werd de Vlaamse regering gevraagd om op een gestructureerde wijze informatie te verzamelen en die informatie breed kenbaar te maken, en om de diensten die hierop inspelen te ondersteunen en ook beter bekend te maken. Er werd gevraagd om info- en sensibilisatiecampagnes te voeren, zoals een wittelintjescampagne, en van 25 november een actiedag te maken over dit thema en daarbij ook mannen te betrekken. Ik heb vernomen dat dit in Brussel zal gebeuren, maar over een campagne in Vlaanderen heb ik niets vernomen.
Er is ook gevraagd een actieplan over geweld tegen vrouwen te maken. Ten slotte vragen we om hierover een samenwerkingsakkoord af te sluiten met de federale minister. We kiezen voor de formule van een samenwerkingsakkoord zodat ook het parlement betrokken partij is.
Ondanks deze motie is er tijdens deze zittingsperiode over dit onderwerp te weinig gebeurd. Deze motie werd ook door de meerderheid goedgekeurd. Partnergeweld is vooral geweld tegen vrouwen en meisjes. Het is een voortdurend probleem. Men gaat ervan uit dat één op vijf volwassen vrouwen met geweld in een of andere vorm heeft te maken : fysiek geweld, vernederingen, bedreigingen, gedragscontrole en seksueel geweld.
Veel instanties en organisaties komen in aanraking met het probleem. In 2001 heb ik minister Vogels een overzicht gevraagd van alle organisaties die er zich mee bezig houden. Het zijn er een heleboel. De best bekende zijn de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, die een preventieve en curatieve taak hebben. De centra beschikken over vluchthuizen. Ook zij werken vaak met wachtlijsten. De centra bieden ook hulp aan slachtoffers van misdrijven. Tele-Onthaal speelt ook een belangrijke rol. Verder zijn er de centra voor Kindermishandeling en de centra voor Integrale Gezinszorg. Op federaal en een beetje ook op Vlaams niveau zijn er diensten die zich bezighouden met de opvang van slachtoffers van mensenhandel. Er zijn praat- en zelfhulpgroepen van mishandelde vrouwen. In het traditionele circuit zijn er de artsen, Kind en Gezin en de Centra voor Leerlingenbegeleiding.
Dat zijn bijna allemaal eerstelijnsdiensten. Geweld tegen vrouwen is slechts één van hun taken, en het geheel is niet goed gestructureerd. In de tweedelijnszorg zijn de CGG's actief. We weten allemaal dat die met veel wachtlijsten kampen.
Preventie is belangrijker dan opvang, want voorkomen is beter dan genezen. Preventie moet zich richten op potentiële slachtoffers én daders. Dat is de reden waarom een aantal jaren geleden in Canada de wittelintjescampagne is ontstaan. Rond 25 november wordt daar aan mannen en vrouwen gevraagd een wit lintje te dragen als teken van steun aan het uitroeien van geweld tegen vrouwen. In Vlaanderen beginnen wij al op 11 november met de campagne. Preventie is ook mogelijk door opleiding te verschaffen aan de hulpverleners. Over het actieplan heb ik al gesproken.
Op het web heb ik gezocht naar sites over partnergeweld. Zo kwam ik uit op de site van de ouderen, gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Het thema partnergeweld komt daar ook aan bod, en er wordt ingegaan op mogelijke hulp of oplossingen om uit de probleemsituatie te geraken. De diensten met telefoonnummers waar een beroep op kan worden gedaan, staan er vermeld. Ik was verontwaardigd dat de folder van de federale voorlichtingsdienst over geweld tussen partners als bron voor inlichtingen werd aangedragen. Die folder is immers niet volledig. De dienst beschikt niet over alle informatie in verband met partnergeweld. Ik ben vooral verontwaardigd dat een Vlaamse dienst die verondersteld wordt aan preventie te doen, een beroep doet op een folder van de Federale Voorlichtingsdienst.
Mijn vraag komt dus wel degelijk op het juiste moment. In welke mate is de motie van het Vlaams Parlement uitgevoerd? Welke plannen heeft de minister nog op korte termijn?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, het betreft een folder die in het verleden gezamenlijk is voorgesteld door minister Vogels en minister Onkelinx. Het initiatief is door beiden genomen.
Het is een relevant onderwerp dat bovendien net in de wittelintjescampagne valt. Ik zal zelf ook zo'n lintje dragen. Geweld in relaties is een thema dat niet mag worden verwaarloosd. Wij hebben ervoor gekozen om naast de campagne met de folder ons eveneens tot jongeren tussen 14 en 16 jaar te richten omdat wij weten dat partnergeweld of de kiemen ervoor in deze periode worden gelegd. Wij hebben in de maanden november en december van vorig jaar een mediacampagne gevoerd die specifiek was gericht naar die categorie jongeren. Het ging om advertenties in jongerenmagazines als Joepie, Max, Rifraf en De Mix en om affiches waarin jongeren attent worden gemaakt op grensoverschrijdend gedrag in verband met partnergeweld. Er is ook een website www.wvc.Vlaanderen.be/relaties, waarop de relevante welzijns- en gezondheidsvoorzieningen voor zulke problematische gevallen worden aangeduid.
Ik subsidieer ook vrouwenorganisaties die werken rond geweld op vrouwen, zoals het Vrouwenoverlegcomité. Op de jaarlijkse Vrouwendag wordt het thema partnergeweld ook opgenomen. Vorig jaar was het thema van de Vrouwendag trouwens partnergeweld. Wij subsidiëren ook de Nederlandstalige Vrouwenraad. Die heeft voor de federale verkiezingen een memorandum geschreven met een hoofdstuk over geweld bij allochtone meisjes, en de genderwetswijzer voor strafrecht. Wij subsidiëren eveneens RoSa, dat verschillende publicaties op haar naam heeft over partnergeweld. Ik denk aan bijvoorbeeld Partnergeweld in cijfers, Huiselijk geweld oorzaken en gevolgen, Vluchthuizen vroeger en nu, of Partnergerelateerd thuisgeweld tegen volwassen vrouwen. Het is duidelijk een thema dat wordt opgenomen door de organisaties die wij steunen.
U sprak over de samenwerking met de federale overheid, maar er wordt ook samengewerkt met de provinciale gelijkekansenambtenaren omtrent geweld op vrouwen. Wij ondersteunen projecten in Antwerpen, Oudenaarde, Gent en Brugge, die begeleiding bieden aan plegers van partnergeweld.
De motie die in het Vlaams Parlement is ingediend, stelt heel wat verwachtingen. Er is intussen al veel gebeurd. Ik denk bijvoorbeeld aan de gezamenlijke sensibiliseringscampagne 2001-2002. Het Steunpunt Gelijke Kansen heeft de opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar de problematiek van partnergeweld bij allochtone vrouwen. Recent is de brochure over allochtonen en het huwelijksrecht gepubliceerd, naar aanleiding van de vrouwenkaravaan die naar Marokko is getrokken. Het was een zeer handig boekje, gericht aan Marokkaanse vrouwen, waarin hun specifieke rechten worden besproken. Dat kan versterkend werken. De Centra voor Algemeen Welzijnswerk hebben het thema ook opgenomen. Verder worden de artsen via de Wetenschappelijke Vereniging voor Vlaamse Huisartsen aangesproken, zodat zij weten naar welke gespecialiseerde diensten zij kunnen doorverwijzen.
De leerkrachten worden ook bij het thema betrokken. Ik verwijs naar de rondetafelconferentie van 24 oktober 2003 van minister Vanderpoorten. Naar aanleiding van het proces-Dutroux wordt duidelijk rond geweld en samenleving gewerkt. Als de indruk bestaat dat er weinig gebeurt, heeft dat te maken met het feit dat wij er vaak voor kiezen een beleid te voeren samen met betrouwbare partners, via convenants en subsidieregelingen. Er worden verwachtingen gesteld, die moeten worden ingelost. Dat is een goede zaak, maar het gevolg is wel dat ons beleid niet opvalt. Ik opteer er niet echt voor, maar misschien moet iets aan de zichtbaarheid van het beleid worden gedaan.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Er zijn wel dingen gebeurd. Op de website van de Vlaamse overheid zijn inderdaad een aantal zaken samengebracht. Ik pleit ervoor om alle informatie samen te brengen op de officiële website van de overheid. Zo wordt het beleid vanzelf zichtbaar. Er bestaat bijvoorbeeld ook de allochtone info- en hulplijn, die op dit vlak ook een rol speelt.
Ik kom terug op de sensibiliseringsacties. Er was de gemeenschappelijke folder in 2001-2002, het jaar van de motie, en een jaar later de actie voor de jongeren. Die campagne is in de praktijk in december gestart. De CLB's hebben er echter niet aan meegewerkt omdat ze overbelast waren door de vaccinaties. Wij wisten dat op voorhand. Heel veel scholen hebben de facto dit mooie materiaal in de vuilnisbak gegooid omdat de timing net tijdens de examens viel. Dat was dus een verkeerde planning. Het was geen slechte wil van de scholen, maar zij worden overbevraagd vanuit zowel de provincie, de gemeente als de overheid. Zij gebruiken vaak het aangeboden materiaal niet meer.
Wat de wittelintjescampagne betreft, heeft de minister niet op mijn vraag geantwoord. Ik apprecieer wel dat ze zelf een lintje zal dragen. Het dragen ervan sensibiliseert de mensen spontaan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.