Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 06/11/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever tot de heer Ludo Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de delokalisatie van de West- Vlaamse tuinbouwsector naar Noord-Frankrijk en Henegouwen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Gardeyn-Debever tot de heer Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de delokalisatie van de West Vlaamse tuinbouwsector naar Noord-Frankrijk en Henegouwen.
Mevrouw Gardeyn heeft het woord.
Mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, tot voor kort werd West-Vlaanderen de groentetuin van Europa genoemd. Serreteelten, grove groenten en andere groentespecialiteiten boden heel wat kansen aan talrijke tuinbouwbedrijven. Dynamische groenteverwerkende bedrijven, goed functionerende veilingen en andere toeleverings-, verwerkings- en distributiebedrijven zorgen voor een significant percentage van de West-Vlaamse economie. Recent verschenen heel wat berichten en indicaties in de regionale pers dat zeker de arbeidsextensieve groenteteelt naar Noord-Frankrijk en Henegouwen verschuift.
- De heer André-Emiel Bogaert, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Op zich kan dit deels als een spontane verschuiving of ontwikkeling worden beschouwd, maar er zijn ook redenen om aan te nemen dat er zich grondige meer structurele veranderingen aan het voordoen zijn. Steevast worden er drie redenen aangehaald om de delokalisatie te verantwoorden : lagere grondprijzen, lagere lonen en minder strenge milieuvereisten en -normen in Wallonië en Frankrijk. Bijgevolg lijkt het me aangewezen en zelfs noodzakelijk om deze evolutie nauwgezet te volgen en erop toe te zien dat deze sector op termijn niet volledig uit West-Vlaanderen verdwijnt, dan wel dat deze sector niet meer in staat zou zijn met gelijke kansen de concurrentie aan te gaan.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Welke maatregelen ziet u mogelijk om de delokalisatie in de West-Vlaamse tuinbouwsector verder te voorkomen? Bestaat daaromtrent overleg met de betrokken sector?
De voorzitter : Minister Sannen heeft het woord.
Minister Ludo Sannen : Mevrouw Gardeyn, mijn diensten zijn inderdaad op de hoogte van deze problematiek. Lagere grondprijzen, lagere lonen en minder strenge milieunormen kunnen hierin een rol spelen, evenals de druk van de verstedelijking en de ziektedruk in de groenteteelt.
Dikwijls leidt de zoektocht naar ruimte naar Noord-Frankrijk en Henegouwen. Hierbij dient echter opgemerkt dat in de versegroentesector van delokalisatie weinig of geen sprake is. De afstand tot de markt brengt nadelen met zich mee, onder meer met betrekking tot de transportkosten. Contacten met de REO-veiling, die over aanvoerloodsen beschikt in de grensstreek, wezen evenmin op een stijgende aanvoer uit Noord-Frankrijk of Wallonië.
Een cruciaal punt voor een goeddraaiende tuinbouwsector is een goedwerkende afzetstructuur. Vlaanderen scoort op dit gebied erg sterk met zijnveilingen. Voor de regio West-Vlaanderen is dit de REO-veiling in Roeselare voor groenten die bestemd zijn voor de verse markt. In Wallonië en Noord-Frankrijk zijn deze afzetstructuren tot nog toe veel minder goed georganiseerd.
Dat een goede afzetstructuur van primordiaal belang is voor de tuinbouw, is eveneens merkbaar op Europees vlak. De Europese steun voor deze sector is voornamelijk gericht op het ondersteunen van deze afzetstructuren. De telersverenigingen komen in aanmerking voor Europese steun in de vorm van een actiefonds. Dat fonds wordt voor 50 percent gespijsd door communautaire middelen en voor 50 percent door eigen middelen. Het fonds kan voor iedere veiling oplopen tot maximaal 8,2 percent van hun omzet.
Dat actiefonds moet worden aangewend voor de uitvoering van operationele programma's. De strategie van de Europese Gemeenschappelijke Marktordening voor groeten en fruit moet het behoud van de sector en de versteviging van de concurrentiepositie van de tuinbouw mogelijk maken. Een stuk van de strategie vormt het streven naar duurzame vernieuwing, vooruitgang en concentratie van het aanbod.
Vlaanderen is binnen de Europese Unie de regio met de hoogste organisatiegraad. Onze telersverenigingen hebben op Europese schaal reeds een zeer hoge graad van ontwikkeling bereikt. Deze voorsprong die over de jaren heen werd opgebouwd, kan echter snel tenietgedaan worden door de concurrentie uit onder andere Zuid- en Oost-Europa. Daarom moet elk programma substantieel vernieuwend zijn en toegevoegde waarde bieden.
Hierbij wordt ook gemikt op samenwerking over de telersverenigingen, veilingen en grenzen heen. Telersverenigingen krijgen op deze wijze binnen een communautair en regionaal kader ruimte voor een hele reeks positieve acties om de productie optimaal af te stemmen op de markteisen.
Concreet wordt hiervoor in Vlaanderen gewerkt rond een aantal clusters. Een eerste cluster is de programmering van de productie, waarbij het onder meer gaat over gegevensvergaring en aanbodsregulering, aanvoerspreiding, verbreding van het assortiment en systematische gegevensverzameling van de vraag. De cluster commerciële structuur beslaat de verkoopsstructuren, levering aan de verwerkende industrie, aanvulling van het aanbod met aangekochte producten of diensten en informatienetwerken. Voorts zijn er de clusters kwaliteit, onderzoek, promotie, telersbegeleiding en milieuvriendelijke teelten en technieken waaromtrent de telersverenigingen projecten kunnen uitvoeren.
Voor de periode 2000-2003 werd 24 miljoen euro EU-steun toegewezen aan de West-Vlaamse telersverenigingen, waaronder 4,8 miljoen euro voor commercialisatiestructuren en andere investeringen.
In tegenstelling tot de provincies Limburg, Brabant en Antwerpen zijn de telers van vollegrondgroenten voor de industrie, in West- en Oost-Vlaanderen niet georganiseerd in telersverenigingen, dit ondanks verscheidene pogingen van mijn diensten. Hierdoor blijft een deel subsidiemogelijkheden onbenut. Mijn diensten blijven echter open staan om elk initiatief in deze richting te ondersteunen en te begeleiden.
Verder wordt de tuinbouwsector, en niet het minst de West-Vlaamse, substantieel ondersteund op het vlak van investeringen. Voor de productiesector gebeurt dit door het VLIF met tussenkomsten tot 40 percent van de investeringen onder meer voor de aanwending van energiebesparende technieken in de glastuinbouw, maar ook voor andere milieu-investeringen als fertilisatie en hergebruik van beregeningswater.
Voor de sector van de verwerking en afzet kan met Vlaamse middelen steun verleend worden, zowel door het VLIF voor de coöperatieve sector, onder meer de veiling REO, als door Economische Expansie voor de niet coöperatieve sector, onder meer de vele diepvriesgroentebedrijven in de streek van Roeselare. De steun kan desgevallend worden aangevuld met EOGFL-steun in het kader van het Vlaams programma voor plattelandsontwikkeling of de gemeenschappelijke marktordening voor groenten en fruit. Het zal erop aankomen in de toekomst deze mogelijkheid open te houden door zowel Vlaamse middelen in hoofde van Economische Expansie voor te behouden voor de verwerkende sector, dit gezien de aangekondigde gewijzigde aanpak met een callsysteem, als door voldoende middelen vrij te maken voor de agrovoedingssector binnen het PDPO.
Ik zal u het schema overmaken met de cijfers van de steun die is gegeven.
Mijn diensten hebben zeer regelmatige contacten met de REO-veiling in Roeselare, de vakgroepen van de Boerenbond en met het verbond van groenteverwerkende bedrijven.
De voorzitter : Mevrouw Gardeyn heeft het woord.
Mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Het was vooral naar aanleiding van een programma op de televisie dat enkele telers ongerust werden. Dit antwoord zal hun weer de zekerheid geven dat Vlaanderen actief bekommerd is om de groentetelers.
Minister Ludo Sannen : Ik hoop dat het antwoord aanleiding kan geven tot het gebruik maken van alle mogelijkheden die er bestaan. Ik wil ze daartoe aansporen, maar ik denk dat u dat ter plaatse ook moet doen.
Mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever : Ik neem de aanbevelingen mee naar de telersverenigingen van West Vlaanderen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.