Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 21/10/2003
Vraag om uitleg van de heer Guy Sols tot de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de uitputting van de gas- en olievoorraden
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Sols tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de uitputting van de gas- en olievoorraden.
De heer Sols heeft het woord.
De heer Guy Sols : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, oorspronkelijk zou ik deze vraag stellen als actuele vraag in de plenaire vergadering. Dat werd doorkruist door het actualiteitsdebat over Ford Genk.
Ik trap een open deur in als ik zeg dat economie de motor is van onze welvaart, en dat energie de motor is van de economie. Begin oktober heb ik in verschillende kranten gelezen over een Zweedse studie, waaruit bleek dat de voorraden aardolie en aardgas veel sneller op zullen zijn dan werd aangenomen. Er wordt zelfs gezegd dat de voorradige reserves aardolie na 2010 stelselmatig zullen dalen, en dat daardoor de prijzen catastrofaal zullen stijgen. Enkele jaren later zou hetzelfde gebeuren met aardgas.
Dat is verontrustend omdat tot nu toe werd aangenomen dat aan het huidige productieniveau de voorraden zouden volstaan tot 2050. Het gaat dus over 40 jaar vroeger dan oorspronkelijk werd geraamd. Het Zweedse onderzoeksteam heeft onderzocht hoe groot de wereldvoorraad van ruwe olie is. Berekeningen komen uit op 3.500 miljard vaten van 159 liter olie. Dat is een enorme hoeveelheid. Volgens de olieproducenten bedraagt die voorraad minstens 18.000 miljard vaten. Dit is wel een grote discrepantie.
Mijnheer de minister, u zult ook al vastgesteld hebben dat de Verenigde Arabische Emiraten zich toeleggen op toerisme. Dat is een indicatie dat men inziet dat het manna van de olie niet voor eeuwig is. Men bereidt zich nu al voor om de overstap te doen van olieproducerend land naar toeristisch land. Sinds enkele jaren gebeurt dat versneld. Het zou dus kunnen dat de wereldolievoorraad sneller slinkt dan we graag willen.
Volgens de experts zou het opdrogen van de oliereserves de mensheid erger kunnen treffen dan het broeikaseffect en de klimaatsverandering, omdat die voorraad nooit voldoende kan zijn om van de wereld een broeikas te maken. De goede kant hieraan is dat we het broeikaseffect niet moeten overschatten.
Een mogelijke oplossing is steenkool, maar dan worden we weer geconfronteerd met het broeikaseffect. In Vlaanderen zijn de energieprijzen al hoog genoeg. Ik verwijs naar een brochure van Umicore, waarin staat dat het effect van Kyoto en van de nucleaire uitstap nog niet eens verrekend zijn. Dit is dus een heel complex dossier. Ik hoop dat mijn vraag om uitleg een eerste bescheiden stap is tot een oplossing van dit gigantisch probleem.
Vandaag staan 11 vragen om uitleg op de agenda van deze commissie. Twee vragen gaan over energie, de 9 andere gaan over andere zaken. In de toekomst zou dat wel eens omgekeerd kunnen zijn. Misschien is dit vandaag nog een randfenomeen. Kyoto-verplichtingen hebben we onszelf opgelegd, maar we staan ook voor het natuurlijk fenomeen van de uitputting van de oliereserves.
Mijnheer de minister, is Vlaanderen beleidsmatig voorbereid om eventueel versneld over te stappen op andere energiebronnen? Zult u iets doen aan de hoge energiekosten in Vlaanderen? Bent u bereid om het niveau van de heffingen op de energie te beperken? Kan steenkool eventueel het olie- en gastekort opvangen, zonder nefast te zijn voor het broeikaseffect? Hoe zult u die elementen verzoenen, rekening houdend met de Kyoto normen en de sluiting van de kerncentrales vanaf 2015?
De voorzitter : De heer Geraerts heeft het woord.
De heer Jean Geraerts : Mijnheer Sols, alle fossiele brandstoffen zijn eindig, niet alleen gas en olie, maar ook steenkool. Iedereen weet dat de olievoorraad over 30 of 40 jaar op zal zijn. In Limburg hebben we een grote reserve steenkool van 4 miljard ton. Er is een gedeelte dat werd aangeboord, en dat nog moeilijk kan worden gerecupereerd. Er is echter ook een gedeelte dat nog niet werd aangeboord, en dat mogelijkheden biedt. Ik vraag niet dat we daar opnieuw steenkoolmijnen bouwen, hoewel we nooit 'nooit' moeten zeggen. In de huidige ontgonnen gebieden, bijvoorbeeld in Waterschei, gaan elke dag grote hoeveelheden gas de lucht in. We kunnen de VITO vragen om studies te maken over hoe we dat gas kunnen opvangen. We kunnen ook nieuwe boringen doen op plaatsen waar volgens bepaalde studies voldoende gas zit om België gedurende 5 jaar te bevoorraden.
Mijnheer de minister, hoever staat de VITO - of staan eventueel andere instellingen - met de studie van de mogelijkheid om de kolen in die ondergrond te vergassen?
De voorzitter : De heer Caluwé heeft het woord.
De heer Ludwig Caluwé : De heer Sols heeft terechte vragen gesteld. Het is merkwaardig dat de liberalisering van de elektriciteit niet tot een daling maar tot een stijging van de elektriciteitsprijzen heeft geleid. De oorzaak daarvoor ligt niet bij de gemeenten, die in het verleden een belangrijk deel van de elektriciteitsinkomsten ontvingen. Die hebben nu minder inkomsten uit elektriciteit. De bedrijven worden geconfronteerd met hogere prijzen, en de gemeenten hebben minder inkomsten. Mijnheer de minister, wie is hier de winnaar? Als dat eenmaal is vastgesteld, is het dan niet mogelijk om de prijzen opnieuw op een lager niveau te krijgen?
Het is ook merkwaardig dat, op het moment dat ons land zijn kerncentrales afbouwt, Finland een nieuwe kerncentrale bouwt. Scandinavische landen hebben de reputatie dat ze rekening houden met leefmilieuproblemen.
De voorzitter : De heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme : Ik ben voorzitter van een parlementair instituut dat niet zo bekend is bij de meeste parlementsleden : het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek. Alle fracties zijn vertegenwoordigd in de raad van bestuur. Dat instituut heeft vorig jaar vooral aandacht gehad voor voedselveiligheid van ggo's, maar heeft nu een programma opgestart over de energiebeperkingen waarmee we in de toekomst zullen worden geconfronteerd. We willen daarmee een inzicht bieden in de wetenschappelijke en pseudo-wetenschappelijke verhalen die daarrond worden geweven, en een betere kijk krijgen op de maatschappelijke perceptie van een en ander. In de loop van volgend jaar zullen we daarover interessante gegevens hebben.
Als we in de toekomst in plaats van 9 vragen over mobiliteit en 2 over energie, 9 vragen over energie en 2 over mobiliteit zullen krijgen, dan zullen de resultaten van dat onderzoeksinstituut heel bruikbaar zijn voor de parlementsleden. Zoals met tal van problemen inzake wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, zijn ook hier believers en non-believers. Voor politici is het moeilijk om uit te maken op welk been ze moeten steunen om een zinnig beleid uit te denken. Als we in de toekomst opnieuw worden geconfronteerd met dergelijke problemen, dan vraag ik om een beroep te doen op dit instituut.
De heer Johan Malcorps, voorzitter : Het probleem van de eindigheid van de fossiele brandstoffen is al langer bekend. Volgens de Club van Rome zijn er drie grote problemen : de eindigheid van de voorraad fossiele brandstoffen, het broeikaseffect en de nucleaire veiligheid. Het goede nieuws is dat voor de drie problemen eenzelfde strategie nodig is : een aanpak van rationeel energiebeleid en -efficiëntie. Als we dat beleid consequent voeren, kunnen we nooit verkeerd zijn.
Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt : In 1983 voerde het federaal parlement een discussie over energie, waarbij ik het principe van de aandacht voor hernieuwbare energiebronnen verdedigde. Toch doen sommigen smalend over bepaalde energiebronnen, en geven anderen verkeerdelijk de indruk dat één energiebron voldoende zou zijn. Ik hoop dat het debat in de toekomst onbevangen zal zijn, maar ook aandacht zal hebben voor de risico's, de beperktheid en de gevaren van bepaalde soorten energie.
De Vlaamse regering heeft duidelijk aandacht voor die problemen. Mijn bevoegdheid is gesitueerd op het vlak van rationeel energiegebruik, en gaat uit van de wetenschap dat energiebronnen die we tot nu toe gebruiken, eindig zijn. We moeten daar dus zuinig mee omspringen. Verschillende maatregelen werden ingevoerd of staan op stapel. Naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrief zullen we de gevolgen van een en ander kunnen evalueren. Door een certificatensysteem voor groene stroom en binnenkort voor warmtekrachtkoppeling in gebruik te nemen, levert het Vlaams Gewest een belangrijke bijdrage aan de uitbouw van een milieuvriendelijk elektriciteitsproductiepark. Het huidige aandeel van de in Vlaanderen milieuvriendelijk opgewekte elektriciteit in de elektriciteitsleveringen bedraagt 11,7 percent. De beleidsdoelstelling is om tegen 2010 dit percentage op te trekken tot 25 percent.
Op dit ogenblik kunnen we niet vaststellen dat de ondernemingen meer moeten betalen voor energie. Het Vlaamse REG-beleid spoort de bedrijven en gezinnen ertoe aan om minder energie te verbruiken en daardoor hun energiefactuur te verminderen. De energieprijzen zelf zijn een federale bevoegdheid. Door een vroegtijdige liberalisering van de elektriciteits- en aardgasmarkt heeft de Vlaamse regering wel een concurrentiële markt geschapen. Dit is de eerste voorwaarde voor lagere energieprijzen.
Om de energie-intensieve industrie aan te zetten tot een zo hoog mogelijke energie-efficiëntie, heeft de Vlaamse regering geopteerd voor het afsluiten van energie-efficiëntieovereenkomsten, waarbij de overheid zich ertoe heeft geëngageerd om geen specifieke energietaks voor die ondernemingen in te voeren, en alles in het werk te stellen opdat de convenantbedrijven ook worden vrijgesteld van soortgelijke Belgische of Europese verplichtingen.
Het vervangen van een toekomstig olie- en gastekort door steenkool hoeft niet nefast te zijn voor de CO2-uitstoot. Alle middelen moeten worden ingezet om nu reeds zuinig om te springen met energie. De mogelijkheden voor elektriciteits- en warmteopwekking uit hernieuwbare energiebronnen moeten maximaal worden benut.
Daarnaast komt het er in de toekomst op aan om de nieuwste technologieën in te zetten. Volgens het verslag van de Ampere-commissie van oktober 2000 kunnen de steenkoolcentrales in 2020 een rendement van bijna 50 percent bereiken, mits verdere technologische ontwikkeling. De mogelijkheid bestaat om tot 90 percent van de CO2 uit de rookgassen te onttrekken. De Ampere-commissie wijst erop dat ook brandstofcellen een veelbelovende technologie zijn voor elektriciteitsproductie en ook voor warmteproductie. Brandstofcellen gebruiken als brandstof waterstof, die uit bijvoorbeeld steenkool of biomassa kan worden gewonnen. Ze hebben een rendement tot 70 percent en een beperkte uitstoot van CO2.
Hoe zal men deze elementen verzoenen, rekening houdend met Kyoto en de sluiting van de kerncentrales na 2015? Samengevat komt het erop neer dat Vlaanderen in eerste instantie een anticiperende houding aanneemt door nu reeds maatregelen te nemen om bedrijven en gezinnen ertoe aan te sporen zuinig om te springen met energie. Het instellen van verplichtingen voor groene stroomopwekking en warmtekrachtkoppeling, vormt de belangrijkste bijdrage van het Vlaams Gewest bij de verdere uitbouw van een milieuvriendelijk elektriciteitsproductiepark.
Om zich voor te bereiden op de toekomstige uitputting van de energievoorraden, is het vooral belangrijk om onderzoek en ontwikkeling een duw in de rug te geven om de nieuwste technologieën marktrijp te maken.
Ten slotte merk ik nog op dat het huidige Kyoto-protocol een tijdshorizon heeft tot de periode 2008-2012. De post-Kyoto-doelstellingen moeten nog worden vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de nieuwe inzichten en feitengegevens.
Gezien de uitputtelijkheid van onze energiebronnen moeten we dus onze energiebronnen zo veel mogelijk diversifiëren, de technologische evoluties op de voet volgen en een stringent beleid voeren omtrent het zuinig omgaan met energie. Zowel de bedrijven, als de overheid en de bevolking beginnen resultaten te boeken, waarvan we hopen dat ze een aanzet zullen zijn om er nog meer stringent mee om te gaan.
Zo hopen we de toekomst op een goede manier tegemoet te kunnen zien en niet te moeten leven met een doemscenario voor ogen dat al een tiental jaren leeft. Vroeger konden we het probleem nog weglachen, maar inmiddels is bewezen dat het gaat om een ernstige aangelegenheid waar we ons op een ernstige manier op moeten voorbereiden.
Mijnheer Geraerts, misschien is het goed uw vraag op een later moment te stellen om me toe te laten een meer adequaat antwoord te geven.
De voorzitter : De heer Sols heeft het woord.
De heer Guy Sols : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat zeker volstaat. U zegt dat er wat betreft energie reeds tientallen jaren in doemscenario's wordt gedacht. We moeten dit misschien anders bekijken. We kunnen niet vaak genoeg over deze materie praten omdat ze voortdurend evolueert omwille van het feit dat het verbruik van energie consequenties heeft op vele gebieden : milieu, economie enzovoort.
Uiteraard vind ik rationeel energieverbruik een zeer goede weg om die overbrugging te maken naar alternatieve energiebronnen. Deze materie gaat ook de ministers van Economie, van Onderwijs en van Technologische Innovatie aan. Ik geef ter overweging dat we gebruik kunnen maken van dit feit om verder een pioniersrol te vervullen in het zoeken naar alternatieve energiebronnen. Vlaanderen zou met name de innovatie kunnen stimuleren. Men heeft het over kenniseconomie en creativiteit. Er is misschien een pioniersrol weggelegd voor Vlaanderen om extra te investeren vanuit de overheid om ervoor te zorgen dat we in de niche van energievoorziening, die zeer belangrijk is, een voortrekkersrol kunnen spelen. In de toekomst is dit een sleutel voor Vlaanderen en voor de hele wereld.
De voorzitter : Het incident is gesloten.