Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 21/10/2003
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de verdeling van de kosten voor de aanleg van voetpaden langs gewestwegen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Verfaillie tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de verdeling van de kosten voor de aanleg van voetpaden langs gewestwegen.
De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uit een nota van de juridische dienst van de Vlaamse Gemeenschap bleek dat de investeringen in een gewestdomein door het gewest betaald moeten worden. Dat veroorzaakte wat deining omdat de gemeenten de gewoonte hadden de kosten van aanleg en onderhoud van voetpaden langs gewestwegen op zich te nemen. De wegbeheerder bleek echter verantwoordelijk, niet enkel voor het autoverkeer maar ook voor fietsers en voetgangers. Het regeerakkoord ondersteunt dit uitgangspunt impliciet met de passage over verkeersveiligheid, waarin onder meer te lezen staat : 'is de verdere uitbouw van een adequaat voet- en fietspadennetwerk in heel Vlaanderen een noodzaak'.
Naar aanleiding van de juridische nota stuurde de VVSG in december 2002 een brief naar toenmalig minister Stevaert met de vraag naar overleg. Deze laatste stelde voor om de gangbare praktijk waarbij de gemeenten betalen, te formaliseren via het convenantenbeleid. In een mobiliteitsconvenant module 3 van de doortochten staat : 'De lokale overheid verbindt er zich toe om de kosten die verbonden zijn aan de deelaspecten van de herinrichting van de doortocht, voor haar rekening te nemen : de studiekosten, levering en plaatsing van nieuwe stoepverharding en onderhoud, levering en plaatsing van straatmeubilair en onderhoud, levering en aanplanting van het groen en onderhoud.'
Dit geldt echter enkel voor doortochtprojecten waarvoor een convenant werd opgesteld. Wat moet er gebeuren met voetpaden die niet met convenants geregeld zijn? Wat moet er gebeuren met gemeenten zonder mobiliteitsconvenant? Wat moet er gebeuren met voetpaden buiten de dorpskern? Want het gaat hier enkel om doortochten in de bebouwde kom.
Intussen hebt u doodleuk de omzendbrief van 22 juli 2003 naar de gemeenten gestuurd. De aanleg en het onderhoud van voetpaden langs gewestwegen zouden ten laste van de gemeente vallen, omdat die vooral ten goede komen aan de eigen inwoners, de gemeente zo zelf de materialen kan kiezen in overeenstemming met de materialen die langs haar wegen en pleinen worden gebruikt, verschillende eerdere omzendbrieven dit reeds bepalen en het kerntakendebat stelt dat de gemeente instaat voor aanleg, onderhoud en beheer van wegen en voorzieningen van lokaal niveau.
Vindt u niet, mijnheer de minister, dat deze nieuwe regeling verhindert dat er met gezond verstand wordt onderhandeld over wie precies welke kosten op zich neemt? Hoe verklaart u dat op de laatste kerntakendebatvergadering over mobiliteit het gewest en de gemeenten akkoord gingen om de huidige praktijk van de tenlasteneming te behouden? Bent u op de hoogte van de oeverloze discussies tussen de gemeenten en het gewest over de voetpaden langs gewestwegen die effectief betaald zijn door de gemeenten? Want wanneer de gemeenten een 'innametaks' op de gerealiseerde voetpaden willen heffen, vordert de AWV ook deze taks op. Is het niet zo dat wie de kosten draagt, ook de latere opbrengsten mag innen?
De voorzitter : De heer Caluwé heeft het woord.
De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, ik zou u graag herinneren aan de belofte van uw voorganger. Hij deed naar aanleiding van de heraanleg van de Leien, met alle extra hinder in de binnenstad, een belofte. Als de stad Antwerpen een stoepenplan zou maken, zou dat betaald worden door het Vlaams Gewest. Als gevolg van uw omzendbrief zou Antwerpen nu zelf dat plan moeten bekostigen. Houdt u zich aan de belofte van uw voorganger of wordt die ingetrokken?
De voorzitter : Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Verfaillie, in antwoord op uw vraag om uitleg verwijs ik naar het antwoord op 10 december 2002 van mijn voorganger, minister Stevaert, op de interpellatie van uw collega Decaluwe over de voet- en fietspaden langs de gewestwegen. Ik moet hier dan ook opnieuw herhalen dat de regeling die opgenomen is in omzendbrief OW 2003/01 niet alleen zeer duidelijk is, maar ook volledig in overeenstemming is met de vroegere richtlijnen. De huidige praktijk verschilt niet van hetgeen vroeger gangbaar was. Alle vroegere omzendbrieven, waarvan de eerste reeds van 28 april 1883 dateert, bepalen dat de aanleg en het onderhoud van deze voetpaden ten laste zijn van de lokale overheid. Het Vlaams Gewest zal dit principe dan ook onverkort blijven hanteren.
In het kerntakendebat werd, naar mijn oordeel, wel degelijk met gezond verstand onderhandeld over een logische verdeling van taken en overeenkomstige kosten. De inhoud van de voormelde omzendbrief is mijns inziens volledig in overeenstemming met de besluiten van dit kerntakendebat.
De zogenaamde innametaks waarnaar u verwijst, is een vergoeding voor de privatieve ingebruikname van het openbaar domein. Deze innametaks heeft geen enkel verband met de kosten voor de aanleg en het onderhoud van de voetpaden. De voetpadverharding is bedoeld voor de voetgangers. Wanneer iemand een gedeelte van het voetpad van de gewestweg wil innemen voor een terras, een reclamebord, en dergelijke, dan wordt precies een gedeelte van het trottoir onttrokken aan de voetganger en is er geen sprake meer van een voetpad. De vergunningaanvrager beoogt een extra oppervlak te bekomen en niet in de eerste plaats de verharding ervan. Ook een concessiehouder die kabels of leidingen in de verharde zijberm wenst aan te leggen, beoogt de ruimte van deze zijberm en niet de verharding ervan. Het is dus perfect verdedigbaar dat tegenover een privatieve ingebruikname van het openbaar domein een vergoeding staat die toekomt aan de eigenaar van het openbaar domein.
Om af te ronden wil ik in herinnering brengen dat vele gemeenten hun aangelanden ertoe verplichten om in de winter op de voetpaden sneeuw te ruimen en zout te strooien om de voetpaden ijsvrij en toegankelijk te houden. Hier dragen de gemeenten dus zelf onderhoudstaken op aan hun aangelanden, ook al zijn die geen eigenaar van deze voetpaden. Het is in dit geval niet zo dat de aangelanden recht hebben op de gemeentelijke retributies die de gemeenten op hun voetpaden heffen enkel en alleen omdat de aangelanden een aantal onderhoudstaken uitvoeren in opdracht van hun gemeente.
De beloften van mijn voorganger zal ik in de mate van het mogelijke nakomen, mijnheer Caluwé. Een aantal ervan zijn in overeenkomsten gegoten, zoals die in Antwerpen. Die beloften worden nagekomen.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Zo ongeveer alle gemeenten in Vlaanderen hebben hun doortocht via een convenant heringericht. Voormalig minister Stevaert heeft altijd verklaard dat de retributies voor de inname van openbaar domein aan de gemeenten ter beschikking zouden worden gesteld. Mijnheer de minister, uit uw antwoord begrijp ik dat de gemeenten worden verplicht om de voetpaden aan te leggen in het convenantenbeleid, maar dat de taksen voor de inname van openbaar domein naar het Vlaams Gewest zullen gaan. Dat strookt niet met de gangbare praktijken en is totaal in tegenstrijd met wat uw voorganger hier ooit heeft verklaard. U houdt blijkbaar vast aan uw belofte van het Antwerpse stoepenplan - waar ik niets op tegen heb - maar wat als Veurne, Diksmuide of Menen ook met zo'n stoepenplan op de proppen komen? Bent u dan bereid om dat op dezelfde manier te subsidiëren?
Minister Gilbert Bossuyt : We moeten een juridisch onderscheid maken. In de overeenkomst met Antwerpen neemt de stad een aantal verplichtingen op zich.
De heer Jan Verfaillie : Wij betalen de voetpaden en de inname van openbaar domein gaat naar het Vlaams Gewest. Dat kan ik moeilijk verklaren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.