Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 21/10/2003
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over het gebrek aan gediplomeerde trainers in alle sporten en in het bijzonder in de tennissport
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot de heer Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over het gebrek aan gediplomeerde trainers in alle sporten en in het bijzonder in de tennissport.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, ik ben het eens met de analyse van de minister. Deze vraag om uitleg is eigenlijk een vervolg op een vraag om uitleg die ik minister Vanhengel vorig jaar heb gesteld.
Wat het belang van de kwaliteitsvolle sportbeoefening en -begeleiding betreft, zou ik, naar analogie met de minister, ook eens naar mijn eigen dorp willen verwijzen. Een gemeenteraadslid in mijn gemeente is kinesist van beroep. Aan de hand van de spelers die hij moet behandelen, kan hij vaststellen welke sportverenigingen over een goed opgeleid trainer beschikken. Hij kan dit gewoonweg aan zijn patiënten zien. Bij wijze van boutade zegt hij soms zelfs dat goede trainers slecht zijn voor zijn broodwinning.
De Vlaamse Tennisvereniging levert goed werk. Het gaat hier evenwel om een federatie die op korte tijd een hoge vlucht heeft gekend. De invloed van een aantal rolmodellen op deze ontwikkeling is in het kader van de vorige vraag om uitleg al even aangehaald.
Ik heb eens nagekeken of de trainers de kwalitatieve en kwantitatieve evolutie van de federatie kunnen volgen. Hoewel er hard en ernstig wordt gewerkt, bevindt de Vlaamse Tennisfederatie zich in een spanningsveld.
De vraag van ouders en kinderen is groot. De clubs zien zich haast verplicht om aan deze vraag te voldoen. Om in een voldoende uitgebreid aanbod te kunnen voorzien, moeten de clubs zelf trainers zoeken. Hier knelt vaak het schoentje. Het is voor potentiële trainers eenvoudiger om snel met de trainingen te beginnen en 25 euro per uur te verdienen dan om eerst lessen te volgen en het brevet van initiator of van trainer te behalen.
Minister Vanhengel heeft zich vorig jaar akkoord verklaard met mijn stelling. Vooral met betrekking tot de initiatoren moeten we drempelverlagend te werk gaan. Het gaat hier uiteraard niet om de bestuursleden van de clubs. Het gaat hier enkel om de mensen die zich over de sporttechnische begeleiding ontfermen. Met betrekking tot de sporttak die ze anderen trachten bij te brengen, zouden deze mensen een zekere basisopleiding moeten volgen.
Hoewel de Vlaamse Tennisvereniging op een paar jaar tijd een enorme vooruitgang heeft geboekt, blijft het spanningsveld tussen vraag en aanbod bestaan.
Eigenlijk moeten we een mentaliteitswijziging realiseren. Nieuwe leden die zich bij een club komen aanmelden, zouden zich niet mogen beperken tot vragen over het tijdstip waarop wordt getraind, over het lidgeld of over de verwachtingen van de club. Ze zouden onmiddellijk moeten vragen of de trainer van de club een opleiding heeft gevolgd. Dit zou eigenlijk een evidentie moeten worden. Indien we onze kinderen naar het regulier onderwijs brengen, gaan we er tenslotte ook van uit dat elke leerkracht over een relevant diploma beschikt.
Dit is belangrijk. Ik weet dat het niet in een handomdraai kan gebeuren. U haalde zelf de cijfers aan. Uit de enquête blijkt dat 62 percent van de clubs geen gevormde trainers hebben, wat dan ook nog niet betekent dat de overige 38 percent in alle geledingen werken met trainers die een brevet hebben. Het kan dat het maar over één persoon gaat. Hoe zit het met het aanbod van de overheid, sportfederaties en de VTS terzake? Natuurlijk mag men dit ook niet zo eenvoudig maken dat het aan kwaliteit inboet. Een brevet moet iets betekenen. Maar het moet mogelijk zijn dit aanbod te verruimen. Er vond een verlaging plaats van 180 naar 56 uren voor de initiator, en dat meer specifiek wat tennis betreft. Leidt dit tot meer inschrijvingen en een grotere bereidheid? Hoe wordt dat geëvalueerd? De sector zegt dat de deelnemingsnormen vrij streng zijn. Men heeft het wel eens over een ingangsexamen. Ik pleit ervoor dat deelneming op een vrij eenvoudige wijze kan, zodat men een aantal basisvaardigheden kan verwerven. Binnen de club zou men moeten kunnen komen tot een vorm van kwaliteitsbewaking, waarbij één persoon verantwoordelijk is voor alle trainers en hen met raad en daad bijstaat. Maar dat is de verantwoordelijkheid van de clubs.
Voor clubs is de situatie dus soms lastig. Leggen ze kwaliteitseisen op, dan moeten ze potentiële leden weigeren, wat onsympathiek overkomt. Eigenlijk moeten ze die eisen hanteren. Ze bevinden zich dus tussen twee vuren.
Op mijn eerste concrete vraag, over de verhouding tussen opgeleiden en niet-opgeleiden, had u al geantwoord, mijnheer de minister. Waaraan ligt de stagnatie van inschrijvingen aan de VTS? Of klopt het niet dat er een stagnatie is? Op welke wijze kunnen we komen tot een betere trainersopleiding? Ik heb terzake al een aantal suggesties gedaan. Zo zouden gediplomeerden een verzekering kunnen krijgen van de club. Over de mentaliteitswijziging heb ik het al gehad.
Mijn volgende vragen handelen meer specifiek over de evaluatie van de aangepaste opleiding in het tennis. Het is niet de bedoeling iemand met de vinger te wijzen. Ik stel deze vragen vanuit mijn bekommernis : er moet voldoende aanbod zijn om te voldoen aan de grote vraag. Als sport als tennis of atletiek in de lift zitten, dan is het voor iedereen belangrijk dat we de nodige kwaliteit aanbieden.
De voorzitter :Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen :Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik ben ook parlementslid geweest, en toen had ik wellicht dezelfde neiging als u. De Staten-Generaal heeft plaatsgevonden op 20 september, maar ik heb de indruk dat iedereen nu meteen de oplossingen wil hebben. Ik bedoel dat niet negatief, maar dit initiatief ligt nog niet zo heel lang achter ons. We hebben dit initiatief genomen om voor onszelf een aantal dingen te detecteren en vaststellingen te kunnen maken. Sommige dingen kon men al vermoeden, maar worden nu formeel bekend.
Bij andere aspecten liggen de zaken anders dan vermoed. De bedoeling van de Staten-Generaal is ons een richtsnoer te geven, opdat we gestructureerd vorm kunnen geven aan het beleid. We maken onszelf kwetsbaar op die wijze, want op dergelijke ogenblikken ziet men soms dat het probleem erg fundamenteel is. Als vandaag iedereen alles heeft behalve tijd, dan zal ik dat als minister van Sport niet meteen kunnen veranderen. Ik kan wel stimulansen geven opdat mensen een engagement op zich zouden nemen, maar soms gaat het over meer dan dat, en zijn er geen eenvoudige oplossingen.
Dan is er de stagnatie van de inschrijvingen aan de VTS. Dat slechts 1 op 3 sportclubs een gekwalificeerde trainer heeft, heeft me ook getroffen. Dan denkt men meteen aan regenten en licentiaten, maar de opleiding in de trainersschool is niet zo onhaalbaar :men moet geen hoger onderwijs hebben gevolgd om dat aan te kunnen. Deels heeft dit te maken met het feit dat er vandaag geen diplomaverplichting bestaat in onze sportverenigingen. Ik huiver er ook voor die verplichting in te voeren. Een andere spreker wees er al op dat die mensen vandaag al met zoveel formaliteiten en regels rekening moeten houden. Door dat in te voeren, zou men dus wel eens het tegendeel kunnen bereiken van wat men beoogt.
Ook is er het element van de tijd. Een dergelijke cursus volgen is immers niet vrijblijvend. Men kan proberen het de mensen gemakkelijk te maken. Zo kunnen, bijvoorbeeld, modulaire systemen worden ingevoerd, waarbij onderdelen apart worden gedoceerd. Het is dan mogelijk aparte examens af te leggen over, bijvoorbeeld, de praktijk, of de theoretische cursussen, of de reglementen. Op die manier kan iemand dan op termijn een diploma verwerven zonder op één ogenblik één groot examen te moeten afleggen. Voor sommigen is dat immers te hoog gegrepen. Er zijn ook verschillende niveaus van diploma's, gaande van initiator, over trainer B en instructeur, tot trainer A, in functie van ambitie en talent. Men doet daar dus heel veel voor. In onze begroting 2004 hebben we geld gereserveerd om promotie te voeren voor die trainersopleiding. We willen clubs bewust maken van het bestaan ervan. De VTS is een creatie van de Vlaamse overheid. Veel mensen weten niet dat de VTS überhaupt bestaat. Als ik het met mensen heb over gekwalificeerde omkadering, krijg ik vaak meteen de reactie dat men geen geld heeft voor een regent of een turnmeester, zoals ze dat dan noemen. We willen hen duidelijk maken dat er ook andere mogelijkheden zijn.
Er is ook de reductie van de duurtijd van de cursus van 100 uur naar 56 uur. De toelatingsvoorwaarden zijn versoepeld. De technische vereisten werden aangepast aan de noden van de sector en zijn dus meer realistisch geworden. Ook werd de minimumleeftijd met een jaar verlaagd en werden de stageuren verminderd. Dat is allemaal in 2002 gebeurd. Dat moet dus nog operationeel worden. Er is tijd nodig om het resultaat daarvan te zien. We proberen alleszins alles in het werk te stellen opdat mensen die cursussen zouden kunnen volgen, in plaats van de drempel zo hoog te maken dat het voor hen niet haalbaar is.
Ik heb ook nog uitgebreid cijfermateriaal over het aantal deelnemers en geslaagden per jaar. Ik zal u dat schriftelijk verstrekken. U vroeg naar het aantal deelnemers aan de toelatingsproef van de laatste 5 jaar, en het aantal geslaagde deelnemers. Ook die tabellen zal ik u verstrekken.
Wat het verhaal van de VTV en de VTS betreft, had ik een heel gedetailleerd antwoord van 4 bladzijden klaar. Ik wil vragen dat u me ontslaat van de taak dit voor te lezen. Mijn indruk is dat de VTV qua omkadering alles in het werk stelt om stimulansen te geven en de drempels laag te leggen. Ik heb de indruk dat de mensen van de VTV hun uiterste best doen. Mijnheer Van Dijck, u bent een van de meest regelmatige vraagstellers in verband met tennis en de VTV. Die mensen houden dat heel mooi bij. U staat daar heel hoog aangeschreven. Ik denk dat het antwoord dat ik u zal bezorgen, u zal tevredenstellen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de minister, ik wilde die federatie aanhalen als voorbeeld van een federatie die een groei kent en waar men heel hard werkt. Ik wil alleen op de voet volgen of we op een kwaliteitsvolle manier aan die vraag kunnen blijven voldoen. Vanuit dat oogpunt was mijn vraag zeer relevant, en we kunnen daaruit ook de nodige conclusies trekken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.