Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 21/10/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het recente onderzoek naar het hoge zelfmoordcijfer in Vlaanderen
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het terugdringen van het grote aantal zelfmoorden in Vlaanderen
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw Merckx tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het recente onderzoek naar het hoge zelfmoordcijfer in Vlaanderen en van de heer Huybrechts tot minister Byttebier, over het terugdringen van het grote aantal zelfmoorden in Vlaanderen.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, geachte collega's, depressies en zelfmoorden zijn een groot maatschappelijk probleem. Dat onderwerp is hier al dikwijls aangekaart.
Ik zal me tot mijn vragen beperken, waarbij ik vertrek van de vaststelling dat het afgelopen jaar één op de vijf Belgen heeft overwogen om zelfmoord te plegen, en één op de tien dat ook effectief heeft geprobeerd. We horen steeds meer dat dit probleem epidemische vormen begint aan te nemen. In medische tijdschriften, tijdschriften over sociaal welzijn en zelfs Test-Aankoop is daar melding van gemaakt. Steeds opnieuw komt hetzelfde terug : twee van de vijf zwartkijkers kon over zijn of haar problemen met niemand spreken. Vooroordelen over zelfmoordpogingen en zelfmoordenaars zijn hardnekkig. Even onrustwekkend is dat één op drie pogingen achteraf geen enkele vorm van nazorg krijgt. In Vlaanderen worden elk jaar ruim 8.000 mensen geconfronteerd met een zelfmoordpoging.
Mevrouw de minister, u hebt vroeger al gezegd dat u een belangrijk bedrag wilt reserveren voor zelfmoordpreventie. Er is daarvoor een half miljoen euro uitgetrokken. Dat geld gaat vooral naar de centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de besteding van de gelden?
De minister heeft ook een campagne onder huisartsen aangekondigd. Is die al begonnen? Zal die volstaan? Er rust een taboe op dit onderwerp. Ik denk dat de huisarts daar een belangrijke rol in kan spelen. Hoe wilt u de thematiek bespreekbaar maken?
Op het vlak van de preventie had uw voorgangster al gesteld dat de problematiek zou worden toegevoegd aan de lijst van prioritaire gezondheidsdoelstellingen. Hoever staat het daarmee?
Hoe verklaart u dat er nauwelijks doorverwijzing bestaat voor mensen die een zelfmoordpoging hebben ondernomen? Er bestaat in feite geen nazorg voor deze mensen. Welke verklaring hebt u hiervoor? Kunt u ons een perspectief op verbetering van deze situatie bieden?
Ten slotte, in welke opvang wordt voorzien voor de nabestaanden? Wij weten dat er zelfhulpgroepen actief zijn op dat vlak. Zij doen zeer waardevol werk. Ik denk bijvoorbeeld aan de werkgroep Verder. Wij mogen deze mensen echter niet aan hun lot overlaten.
Aan welke voorzieningen denkt u concreet?
De heer Pieter Huybrechts : Mevrouw de minister, als wij de verslagen mogen geloven, bekleedt België de koppositie wat het aantal zelfmoorden betreft. In Vlaanderen pleegden in 2000 1174 personen zelfmoord en in 2001 waren het er 1134. Het aantal is het hoogst bij de bejaarden boven 75 jaar.
Volgens een rapport van Miet Vermeiren, die onlangs afstudeerde als licentiate medisch-sociale wetenschappen aan de Gentse Universiteit, ziet meer dan de helft van de bejaarden geen enkele uitweg meer, en een derde van de bejaarden voelt zich depressief. De combinatie van wanhoop en depressiviteit leidt vaak tot zelfmoord.
Volgens mevrouw Vermeiren is het noodzakelijk dat de depressies bij ouderen tijdig worden onderkend. Huisartsen kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Ook het rusthuispersoneel moet worden bijgeschoold zodat het symptomen van depressie kan herkennen. Vraag is natuurlijk of het personeel nog wel de nodige tijd kan vrijmaken om aandacht te schenken aan de geestelijke gezondheidstoestand van de bejaarden. Vorig jaar werden enkele maatregelen uitgewerkt om zelfmoord bij bejaarden te voorkomen. De maatregelen zouden in 2004 in werking moeten treden.
Mevrouw de minister, welke maatregelen zullen effectief in 2004 worden ingevoerd? Zijn hiervoor de nodige financiële middelen vrijgemaakt? Zijn rusthuizen niet dikwijls grote, onpersoonlijke instellingen waarin bejaarden in de anonimiteit verdwijnen en nauwelijks nog buiten komen? Moet er niet meer medisch geschoold personeel worden ingezet?
Daarbuiten is er nog een kleine groep van kinderen van nauwelijks 11 jaar die jaarlijks zelfmoord plegen. Worden voor deze jongeren specifieke maatregelen genomen om zelfmoord te voorkomen? In de Scandinavische landen is aangetoond dat een nationale campagne effectief leidt tot minder zelfmoorden. Overweegt u om ook bij ons een dergelijk initiatief te nemen?
De heer Jan Roegiers : Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, ik sluit mij gedeeltelijk aan bij de vorige twee vragen. Ik heb een oproep, een bedenking en een concrete vraag.
Mijn oproep betreft de terminologie. Men zou consequent moeten spreken over zelfdoding en niet over zelfmoord.
Ik heb ook een bedenking. Moeten mensen, die echt ten einde raad zijn en meerdere malen de wens hebben uitgedrukt om niet verder te leven, niet worden geholpen met een deftige euthanasieregeling? De omstandigheden waarin mensen zich soms van het leven beroven, zijn vaak verschrikkelijk. Het federale niveau is daarvoor echter beter geschikt. Moet er niet worden gedacht aan middelen om deze mensen te begeleiden? Ik zeg dit natuurlijk met de nodige schroom.
Ik ben erg van nabij geconfronteerd geweest met een familie die iemand verloor door zelfdoding. Het gaat daarbij altijd om een verdacht overlijden. De politie komt dan met de nodige poeha aan huis. De politiemensen zijn vaak niet opgeleid om de nabestaanden te begeleiden. Er komt wel iemand van slachtofferhulp, want de gebeurtenissen zijn dikwijls heel erg traumatiserend.
Ik heb een concreet voorbeeld. De persoon die zich van het leven had benomen, had een afscheidsbrief klaargemaakt. De politie is toen binnengekomen en de afscheidsbrief werd in beslag genomen. Toen de nabestaanden vroegen wanneer ze de brief terugkregen, antwoordde de politie dat dat wel 14 dagen kon duren. De nabestaanden hadden de brief zelf niet eens kunnen lezen. Soms wordt in zo'n brief ook de laatste wens neergeschreven. De familie heeft de brief uiteindelijk toch in handen gekregen, maar dat zijn erg pijnlijke zaken.
Mevrouw de minister, kunt u deze thematiek niet met de federale minister bespreken? Bij zelfdoding is het dikwijls snel duidelijk dat het niet om een verdacht overlijden gaat. Misschien kan er worden nagedacht over een manier om zo'n overlijden vlug en efficiënt af te handelen. Ik denk aan de vrijgave van het lichaam, of het in beslag nemen van een afscheidsbrief of dingen die de overledene toebehoorden en die in een plastic zak verdwijnen. Het zou goed zijn om daarover samen met de bevoegde federale minister en de minister van Justitie na te denken.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Mevrouw de minister, ik heb het punt van de heer Roegiers vroeger ook al op tafel gebracht. In de vraag van de heer Huybrechts wordt verwezen naar depressiviteit bij bejaarden. Er moet op dat vlak met veel omzichtigheid worden opgetreden. Ik heb in de Senaat de hele discussie over de euthanasiewet meegemaakt. Op het moment dat er een zinnetje in de wettekst voorkwam dat om psychologische redenen om euthanasie werd gevraagd, werd uiterste voorzichtigheid aangemaand.
In een van de hoorzittingen die daarover werden georganiseerd, zeiden sommige artsen dat depressiviteit heel moeilijk wordt onderkend. Als iemand de vraag tot zelfdoding stelt op een moment dat hij of zij zwaar depressief is, zit men met een probleem. Als inderdaad professoren stellen dat artsen depressiviteit moeilijk kunnen onderkennen, krijg ik schrik om de koppeling te maken.
Hoe wordt er met onze 75-plussers omgegaan? Gaat het bij bejaarden niet vaak om verdoken eenzaamheid? Wij evolueren naar een samenleving waar mensen dikwijls eenzaam zijn. Het is mee de taak van de overheid om depressiviteit bij bejaarden en ook bij kinderen aan te pakken, veeleer dan te denken aan methoden om hulp bij zelfdoding te legaliseren. Als hulp bij zelfdoding al moet worden gelegaliseerd, zou het om hulp aan terminale patiënten moeten gaan. Daar heb ik niet al teveel problemen mee. Een wettelijk kader voor hulp aan personen met psychische problemen is echter een delicate zaak.
Het is de taak van de overheid om verder werk te maken van de gezondheidsdoelstelling om depressiviteit te voorkomen, in het bijzonder bij ouderen. Wij onderkennen het probleem te weinig en er wordt te weinig werk van gemaakt. Het is niet de eerste maal dat wij onze ontgoocheling uitdrukken over het invullen van gezondheidsdoelen ten aanzien van depressiviteit en de opvolging die eraan werd gegeven in de gezondheidsconferentie.
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik zal de opvolging van de gezondheidsconferentie even toelichten. Ik wil ook nog iets kwijt over de studie die hier werd aangehaald over depressiviteit bij ouderen. Er is ook op de televisie een reportage over de situatie in rusthuizen getoond en daar is heel wat reactie op gekomen. Er is veel discussie over de geloofwaardigheid van het gebruikte cijfermateriaal. De voorbeelden van de rusthuizen die zijn gegeven, kloppen niet allemaal. Er is zelfs om rechtzetting gevraagd omdat de reportage erg eenzijdig was.
Het neemt niet weg dat depressiviteit een ernstig probleem is en preventie van zelfdoding als gezondheidsdoelstelling is erkend. De plannen daarvoor liggen op tafel. Wij zullen prioritair met huisartsen werken en zullen de spoedopnames bij ons plan betrekken. Het beleidsplan 2003-2010 zal dit jaar nog worden voorgesteld. Het plan is opgesteld door een uitvoerende werkgroep. Het gaat om een basispakket preventiestrategieën, een tijdsplanning en een berekening van de budgettaire impact. Die impact is niet min, maar er staat gezondheidswinst tegenover. Ik ben bereid de uitgaven daarvoor te doen, maar ik heb voldoende middelen nodig. Wij spreken wel over een half miljoen euro, maar wij weten allemaal dat wij daar eigenlijk een veelvoud van nodig hebben. Intussen gaan wij effectief met een campagne van start die is gericht naar huisartsen.
Wij zijn ook gestart met de voorbereidende fase van de deskundigheidsbevordering bij huisartsen. Het betreft eigenlijk een leerpakket dat begin november wordt aangeboden aan studenten en praktijkopleiders en dat nadien ook aan huisartsen wordt bezorgd. Dat gebeurt grotendeels met een financiering van de CERA Foundation.
Er is ook een bewustwordingscampagne over zelfdoding geprogrammeerd. Voor de artsen gaat het om een elektronisch interactief leerpakket en een infocel www. Het project krijgt eveneens een financiële steun van 300.000 euro van de CERA Foundation voor een periode van drie jaar. Als het ons ontbreekt aan eigen middelen, trachten wij via een partnerschap meer middelen te bekomen.
Op de gezondheidsconferentie is een apart thema behandeld, namelijk depressies bij bewoners en aspirant-bewoners van rust- en verzorgingstehuizen. Tijdens de bespreking is weinig resultaat geboekt op het vlak van daadwerkelijke preventiestrategieën. De discussie ging veel meer over de vraag of er alleen maar op depressies bij ouderen moet worden gefocust en niet eveneens op de rol van de oudere in de maatschappij.
Ik aanzie dit laatste als een bijzonder aandachtspunt. De vijftigplussers zijn een actieve groep in onze samenleving. We moeten de sterkte van deze groep en niet de afhankelijkheid ervan inzien. Dat betekent dat in de resultaten van de discussie geen aparte strategie voor ouderen naar voren is gekomen. U zult dat punt dus niet terugvinden in mijn beleidsplan 2003-2010. U vindt er wel de verschillende maatregelen ten aanzien van rusthuizen in terug. Het doel is het woon- en leefklimaat in de rusthuizen te verbeteren. Ik denk aan maatregelen zoals het aanpassen van bezoekuren, het inrichten van de kamer met eigen spullen of het aanduiden van aandachtspersonen.
U kent allicht ook de verschillende pilootprojecten die aandacht schenken aan de levensgeschiedenis van de bewoners of de reminiscentieprojecten. Er is ook onze investering in de animatiefunctie. De naam is misschien wat ongelukkig gekozen. Het betreft een project waarin ouderen zelf een initiatief nemen met een animator die zorgt voor de uitvoering van het initiatief.
De mensen die in onze rusthuizen werken, zijn zeer misnoegd over een aantal opmerkingen die werden gemaakt. Onze vernieuwde Vlaamse rusthuizen zijn immers al lang geen mastodonten meer, maar zijn heel fel betrokken en gericht op de samenleving. Zo zijn er rusthuizen die aan uitwisseling doen met schooltjes uit hun buurt. De kinderen gaan dan bijvoorbeeld op vrijdag naar het rusthuis en de ouderen die nog goed te been zijn, lezen voor op school. Op sommige plaatsen gaan ouderen bijvoorbeeld naar de markt en zorgen ervoor dat er een bushalte wordt ingelegd.
Onze ouderen zijn geen opgesloten sukkelaars. Ik verzet mij tegen het beeld dat van hen wordt geschetst. Er wordt niet alleen geïnvesteerd in animatoren, maar heel wat rusthuizen krijgen ook financiering voor snoezelruimten en relaxatiebaden, er wordt een architectuur gepromoot die het kleinschaliger wonen mogelijk maakt, met gemeenschappelijke leefruimten die dan weer groter zijn zodat de mensen elkaar daar beter kunnen ontmoeten. Verder zijn er ook dwaalgangen met rustmogelijkheden. Er zijn heel wat nieuwigheden in de rusthuizen geïntroduceerd, en ik verzet mij dan ook hevig tegen commentaren die een andere indruk wekken.
In onze strategie opteren we ervoor ook de kinderen te benaderen. We hebben al te lang niet gezien hoe kinderen van ouders met psychiatrische problemen daar zelf van onder de indruk zijn en eigenlijk ook gevoelig zijn voor een poging tot zelfdoding. In de preventie moeten we daar dan ook aandacht aan besteden. Het project heet het KOPP-project, een onderzoeksproject bij kinderen van ouders met psychiatrische problemen. We nemen die kinderen preventief op en geven het probleem waar ze in de gezinssituatie mee te maken hebben, een plaats. Tot nu toe zagen we de ouders als psychiatrisch patiënt, en niet de kinderen die in hetzelfde huis opgroeien. Het begin van de voorbereidende fase van dat KOPP-project is gepland voor het einde van dit jaar.
Omtrent schizofrenie zal opnieuw worden gewerkt met de deskundigheid van de huisartsen. We willen vanaf 2005 detectieteams oprichten. Daarnaast hebben we een voorstel om samen met de minister van Onderwijs te werken aan sociale weerbaarheid. Op dit ogenblik wordt in het onderwijs al gewerkt aan de bevordering van sociale vaardigheden van kinderen en jongeren aan de hand van programma's zoals 'Leefsleutels en de Axenroos'.
U vroeg onder meer naar een nationale campagne, een publieksinformatiecampagne en een preventiestrategie. Een publieksinformatiecampagne zit in het plan 2003-2010 en zal hier in de commissie in detail worden gevolgd. Hoewel wordt onderkend dat we met publieksinformatie moeten werken, is dat echter nog niet voor binnenkort.
Het pilootproject voor huisartsen en nazorg is gepland voor 2003. Er is in een screeningsinstrument voor de spoedopnamediensten voorzien voor begin 2004. Omtrent recidive, een heel belangrijk element, beginnen we met een pilootproject voor groepstherapie eind dit jaar.
Ik had het al over kinderen en het KOPP-project, maar ook alle andere naast- en nabestaanden zijn zwaar beïnvloed door een zelfdoding of een poging daartoe. Daarom financieren we in 2003 verder de brochure Wegwijzer. Daarbij gaat er specifieke aandacht naar kansarme naast- of nabestaanden. Ook ervaringsdeskundigen in armoede worden ingeschakeld, omdat ze het meest voeling hebben met die problematiek.
Hiermee denk ik de grote lijnen te hebben uitgezet. Het zal interessant zijn als we ons eigenlijke meerjarenplan kunnen voorstellen. We kunnen dat dan systematisch overlopen. Inmiddels zijn echter al enkele projecten van start gegaan.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat we het beleidsplan dat de minister aankondigt, bij de bespreking hier niet verdrinken in de discussie over de hele begroting voor 2004. Zoals de minister stelt, kunnen veel dingen, zoals het toewijzen van middelen, de timing, het opvolgen en het aanduiden van de betrokkenen, pas worden besproken als het beleidsplan er is. Ik hoop dan ook, mevrouw de minister, dat we het dit jaar nog krijgen en dat we het los van de begroting kunnen bespreken.
Ik stelde u enkele specifieke vragen over de huisartsen. U zei dat er in november een pakket gaat naar studenten en artsenopleidingen. Pas in maart 2004 zult u zich tot de huisartsen richten. Gelet op de aard van de problematiek, was het echter beter omgekeerd geweest. Vanuit het oogpunt van de patiënt kunt u niet snel genoeg zijn. De zorgbehoevende moet eerst en vooral aan zijn trekken komen. Uiteraard is het van bij de aanvang betrekken van studenten en opleiders een investering in de diepte, maar ik begrijp niet waarom dat in november al kan, en het andere niet.
Mevrouw de minister, uw voorgangster geloofde niet zozeer in campagnes over dit thema. Ze antwoordde telkens dat ze ervoor vreesde dat campagnes veeleer problemen en mogelijke zelfdodingen zouden kunnen uitlokken dan ze te helpen vermijden. Bent u een andere mening toegedaan, en wilt u hier nu toch campagnes over voeren?
Ten slotte had u het over de nabestaanden. Ik weet dat we in alles wat we doen telkens radicaal voorrang moeten geven aan de zwaksten, de armen en kansarmen. Het mag echter niet alleen bij die groep blijven. Er zullen ervaringsdeskundigen in de problematiek van armoede bij worden betrokken, maar ik hoop dat u het aanbod voor nabestaanden niet als een privilege voor de kansarmen zult beschouwen.
Als iemand met deze problematiek wordt geconfronteerd, dan is hij in zekere zin arm en voelt hij zich erg klein tegenover alles wat op hem afkomt. Misschien begrijpt u arm in uw plannen in die figuurlijke zin, en dan volg ik u daarin. Ik hoop dus dat er in uw beleidsplan meer zit voor de naastbestaanden.
De voorzitter : De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mevrouw de minister, ik hoop werkelijk dat u zult waarmaken wat u nu allemaal belooft. Als u dat doet, evolueren we in de goede richting. Het is overigens uiteraard niet alleen de overheid die haar verantwoordelijkheid moet opnemen. Voor bijvoorbeeld bejaarden die in een rusthuis terechtkomen en door hun kinderen in de steek worden gelaten, is elk initiatief van de overheid verloren moeite. Er is dus een gedeelde verantwoordelijkheid.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mevrouw de minister, bent u bereid initiatieven te nemen om het thema aan te kaarten bij de bevoegde federale ministers?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Zelf ben ik ook vragende partij om het beleidsplan, dat over de periode 2003 2010 gaat, in deze commissie grondig te bespreken. We wachten daar allemaal al een tijdje op. Grondig is het in elk geval.
Ik weet niet wanneer mijn voorgangster uitdrukkelijk een standpunt heeft ingenomen over de zin van campagnes omtrent dit thema. In elk geval is ons beleidsplan gebaseerd op de schat aan informatie die we eind december, toen de gezondheidsconferentie werd gehouden, hebben kunnen verzamelen. Daarin wordt ook de nood aan campagnes aangetoond.
Dit zal inderdaad niet voor binnenkort zijn. Volgens het plan komt het pas in 2006 aan bod, en daar is ook een reden voor. We moeten er namelijk voor zorgen geen hulpvraag te induceren voor we klaarstaan met de nodige getoetste pakketten. Zo niet, dan verzwaren we alleen maar het probleem dat er al is.
U merkte op dat we ons eerst tot de studenten richten, en dan pas tot de huisartsen, maar het is wel de bedoeling het plan bij te sturen. Het wordt nu getoetst, zodat er in maart een herwerkt plan beschikbaar is, waarmee we naar alle huisartsen kunnen gaan.
Met betrekking tot de hulp aan nabestaanden heb ik gesproken over ervaringsdeskundigen in armoede, alleen maar om te illustreren dat we ook doelgroepgericht willen werken. Daarnaast echter wordt, bijvoorbeeld in het deskundigheidsbevorderend pakket voor huisartsen, expliciet aandacht besteed aan de problematiek van nabestaanden. Dat zit dus ook in de reguliere aanpak.
Mijnheer Roegiers, het is wel degelijk mijn bedoeling dit aan te kaarten, want het probleem dat u schetst, lijkt voor Brussel vaak klein, terwijl het voor de betrokkenen erg gevoelig ligt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.