Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 02/10/2003
Interpellatie van mevrouw Marleen Van den Eynde tot de heer Ludo Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de onenigheid inzake milieuhandhaving tussen Milieu-inspectie en parket
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Van den Eynde tot de heer Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de onenigheid inzake milieuhandhaving tussen Milieu-inspectie en parket.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op vijf juni laatstleden stelde ik reeds een vraag over het uitblijven van een degelijk milieuhandhavingsbeleid. U stelde toen dat tijdens het kerntakendebat duidelijk was gebleken dat het milieuhandhavingsbeleid vooral op gemeentelijk niveau tekortschiet. Zo bleek dat twee derde van de gemeenten nog steeds niet beschikt over een bevoegd toezichthoudend ambtenaar. Tijdens het kerntakendebat werd over een aantal principes reeds een consensus bereikt om op gemeentelijk niveau tot een beter milieuhandhavingsbeleid te komen.
Behalve het nieuwe schooljaar begon op 1 september ook het gerechtelijk jaar. De heer Matthijs heeft er al op gewezen dat de toespraken van de magistraten uit verschillende gerechtshoven, waaronder Gent, Brussel en Antwerpen, opmerkelijk genoeg allemaal gewijd waren aan het milieurecht. Hier werd duidelijk dat het milieuhandhavingsbeleid niet enkel faalt op gemeentelijk niveau. De magistraten hekelden in hun openingstoespraken de inflatie van de regelgeving en pleitten voor een afslanking van het Vlaams milieurecht.
Enkele dagen later maakte de Vlaamse Milieu-inspectie het milieuhandhavingsrapport 2002 bekend. Daarin werd inderdaad bevestigd dat het milieuhandhavingsbeleid een dode mus is. Het milieuhandhavingsrapport 2002 van de Milieu-inspectie toonde aan dat van de prioritaire PV's meer dan 77 percent door de parketten werd geseponeerd. Nochtans had voormalig minister van Leefmilieu, mevrouw Dua, in samenwerking met de toenmalige federale minister van Justitie, een prioriteitennota Vervolgingsbeleid Milieurecht opgesteld. Het gerecht beloofde toen dat het bepaalde ernstige milieumisdrijven prioritair zou behandelen. Volgens de Milieu-inspectie zijn het dezelfde magistraten die meewerkten aan de prioriteitennota die nu de milieuwetgeving als complex beschouwen.
Het is duidelijk dat het parket en de Milieu-inspectie inzake milieuhandhaving niet op dezelfde golflengte zitten. Ook het bedrijfsleven vindt de milieuwetgeving te onduidelijk en vraagt om een administratieve vereenvoudiging. Een al te ver doorgedreven regulering of overreglementering doet veel bedrijven naar het buitenland maar ook naar de andere kant van de taalgrens uitwijken.
Mijnheer de minister, welke afspraken werden er gemaakt in de prioriteitennota Vervolgingsbeleid Milieurecht 2000? Bent u van mening dat er geen gevolg werd gegeven aan die nota, en wie is hiervoor verantwoordelijk? Hebt u of heeft toenmalig minister Dua deze nota dan nooit eerder geëvalueerd? Hebben ministers, zowel Vlaamse als federale, hierover in het verleden ooit overleg gepleegd? Bent u bereid om het totale milieuhandhavingsbeleid te vereenvoudigen? Hoe zult u daarbij te werk gaan? Wanneer mogen we een administratieve vereenvoudiging verwachten?
Welke initiatieven hebt u genomen om de milieuhandhaving op gemeentelijk niveau te versterken? Waarom worden daartoe dan geen financiële middelen ter beschikking gesteld?
De voorzitter : Minister Sannen heeft het woord.
Minister Ludo Sannen : Mevrouw Van den Eynde, een van uw vragen heb ik zonet al behandeld. We moeten echter nogmaals een onderscheid maken tussen administratieve vereenvoudiging, leesbaarheid, codificering en de complexiteit van de milieureglementering die voor een groot deel niet alleen door ons maar ook door Europa wordt bepaald. Europa benadert de problematiek nog altijd heel sterk vanuit reglementering terwijl Vlaanderen vaak via convenants en andere afspraken stappen vooruit zet.
Ik kan hier niet ingaan op de vraag om de milieureglementering plots af te slanken, dat is onmogelijk en daar moet ook het parket mee leren leven. Een vereenvoudiging moet wel kunnen.
De maatschappelijke en politieke discussie die onlangs eventjes is opgelaaid naar aanleiding van de openingstoespraken van het gerechtelijk werkjaar en de bekendmaking van het handhavingsrapport 2002 van de Vlaamse Milieu-inspectie, hebben enkele pijnpunten in het milieubeleid - en in het bijzonder in het handhavingsbeleid - blootgelegd. De Vlaamse Milieu-inspectie wijst op het hoge aantal seponeringen bij de parketten. De magistraten wijzen op de complexiteit en inflatie aan regelgeving inzake ruimtelijke ordening en leefmilieu, en op een regelmatig falend gemeentelijk en Vlaams handhavingsbeleid.
De positieve kant van deze discussie is dat milieuhandhaving op die manier de komende weken en maanden op de politieke agenda zal blijven. Ik zal dit aan de hand van enkele initiatieven illustreren.
Eerst wil ik echter ingaan op uw concrete vragen over de prioriteitennota Vervolgingsbeleid Milieurecht, die op initiatief van minister Dua op 30 mei 2000 tot stand is gekomen, na en dankzij een intensief overleg tussen de bevoegde kabinetten, de procureurs-generaal en de bevoegde administraties.
In de prioriteitennota werd vastgelegd welk type PV's als prioritair kan worden beschouwd. Daarvoor werd in de prioriteitennota een lijst van misdrijven vastgelegd die in aanmerking komen. Anderzijds werden een aantal algemene criteria opgesomd waarvan er minstens één van toepassing moet zijn om het milieumisdrijf prioritair te vervolgen. Voor alle duidelijkheid, een bepaling van prioriteiten inzake strafrechtelijke vervolging betekent geenszins dat vervolging van bepaalde soorten van misdrijven geen aandacht meer zal krijgen of dat systematische seponering gewenst zou zijn. Ook dat is met het parket heel duidelijk afgesproken.
Op basis van die prioriteitennota gelden verder ook een aantal afspraken. De parketten houden de volle bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor het vervolgingsbeleid inzake milieu. Controle en opsporing worden voornamelijk toegespitst op de vastgestelde prioritaire misdrijven Wanneer de administratie een PV opmaakt voor de in deze nota als prioritair aangeduide misdrijven, maakt zij daarin ter informatie van het parket uitdrukkelijk melding van het prioritair karakter, onder meer door een verwijzing naar de criteria en misdrijven die werden afgesproken.
In het kader van een omzendbrief van het college van procureurs-generaal over de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging zal de administratie steeds op de hoogte worden gebracht van de redenen van een eventuele seponering. De motivering moet de administratie toelaten om haar werking verder te optimaliseren en/of een goed onderbouwd verzoek tot heroverweging aan het parket over te maken.
Wat de milieumisdrijven betreft, staan de toezichthoudende ambtenaren steeds ter beschikking om als technisch expert deel te nemen aan een onderzoek onder leiding van een magistraat of een officier van gerechtelijke politie.
Wanneer de administratie een administratieve geldboete heeft opgelegd, zal zij het parket aan wie het proces verbaal werd toegestuurd, hierover inlichten. Het parket raadpleegt de administratie om, indien nog nodig, een gepaste maatregel voor de strafrechter te kunnen vorderen.
Mevrouw Van den Eynde, u verwijst ook naar de mogelijke evaluatie van de prioriteitennota Vervolgingsbeleid Milieurecht. U kunt zich inderdaad afvragen of de prioriteitennota het gewenste effect heeft, en of alle afspraken worden nagekomen. Ik durf dat te betwijfelen.
Als ik de handhavingsverslagen van de laatste jaren erop nalees, stel ik inderdaad een verhoudingsgewijs zeer hoog aantal seponeringen vast. Zo wordt in het handhavingsrapport 2002 melding gemaakt van 53 beslissingen van de parketten die de Milieu-inspectie in 2002 heeft ontvangen van de 543 prioritaire PV's die ze sinds 1 januari 2001 heeft opgesteld. Deze 53 ontvangen beslissingen vermelden 41 seponeringen, 10 minnelijke schikkingen, geen enkele vrijspraak en 2 veroordelingen.
Tijdens de laatste vergadering van de commissie Vervolgingsbeleid, op 17 september 1aatstleden, werd dit punt uiteraard besproken. De Vlaamse Milieu-inspectie presenteerde haar handhavingsrapport. De parketten-generaal hadden echter serieuze vraagtekens bij de cijfergegevens van het handhavingsrapport. Uiteindelijk werd afgesproken een uniform meetsysteem te ontwikkelen om het vervolgingsbeleid door de parketten op een volledige en correcte manier in beeld te brengen.
De prioriteitennota Vervolgingsbeleid Milieurecht wordt regelmatig geëvalueerd. De commissie Vervolgingsbeleid komt driemaandelijks samen, en bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde ministers, van de parketten-generaal, van de federale en lokale politieke overheden, en van de bevoegde administraties, met name milieu, ruimtelijke ordening, wegen, monumenten en landschappen, en toerisme. Zo werd bijvoorbeeld op de laatste bijeenkomst afgesproken dat de parketten van elk geseponeerd dossier een motivering zouden bezorgen aan de Milieu-inspectie. In deze commissie, waarin ook mensen zitten van mijn kabinet en van dat van de federale minister van Justitie, werd de afspraak gemaakt dat een algemene evaluatie zou plaatsvinden van de prioriteitennota, op het moment dat er voldoende ervaring is opgedaan met de toepassing ervan. Er is dus een voortdurende evaluatie. Een algemene evaluatie is op dit moment echter weinig relevant omdat de implementatie nog steeds niet gebeurt zoals is afgesproken.
Vereenvoudiging van de milieuregelgeving is een stokpaardje van mezelf en van de hele Vlaamse regering. In het kader van Kleurrijk Vlaanderen zal ik dit, samen met de organisaties en bedrijven, als thema naar voren schuiven. Het kan en mag niet meer dat de milieureglementering een element zou zijn voor bedrijven om niet langer te investeren of actief te blijven in Vlaanderen.
Ik wil even stilstaan bij enkele regelgevingsprojecten die zich bevinden in de sfeer van de milieuhandhaving, want ook daar zijn enkele belangrijke initiatieven lopende.
Met de invoering van het decreet integrale milieuvoorwaarden wordt een belangrijke decretale basis gecreëerd om bedrijven met relatief homogene activiteiten en slechts een beperkte milieubelasting integrale milieuvoorwaarden op te leggen. Dit betekent dat voor sommige categorieën van meldings- of vergunningsplichtige bedrijven de dikke Vlarem-boeken worden afgeschaft en vervangen door toegankelijke en vlot leesbare voorwaardenpakketten, met duidelijke, haalbare en handhaafbare voorwaarden. Dit ontwerp van decreet zal eerstdaags in het parlement ter bespreking worden voorgelegd.
De oefening die we daar zullen maken, wordt in eerste instantie beperkt tot garages en schrijnwerkerijen. Voor ons is het een moeilijke oefening om al die activiteiten binnen integrale voorwaarden te plaatsen. Daarna zal het echter een makkelijk instrument zijn. Alle KMO's met een homogene activiteit kunnen zich dan via melding inschrijven. Aangezien we in orde moeten blijven met de internationale reglementering, hebben we de opdracht gegeven om voor deze twee soorten van bedrijven die voorwaarden uit te tekenen. Het is de bedoeling dat ze in het voorjaar van kracht worden.
Daarnaast loopt eveneens een belangrijk aanpassingsproces van de Vlarem-voorwaarden, de zogezegde grote Vlarem-trein. Dit aanpassingsproces heeft onder meer als opzet de voor interpretatie vatbare voorwaarden te verduidelijken, alsook om overbodige en niet-handhaafbare voorwaarden te schrappen.
Tot slot is er een ontwerp van handhavingsdecreet klaar. Dit is een volledig nieuwe titel binnen het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid of het DABM. Dit decreet voorziet bijvoorbeeld in enkele nieuwe en meer flexibele instrumenten om aan milieuhandhaving te doen, want vandaag zijn we door het beperkte instrumentarium vaak verplicht om met het spreekwoordelijke kanon op een mug te schieten. Dit ontwerp van decreet moet evenwel nog de hele administratieve en politieke besluitvormingsprocedure doorlopen. Ik heb dit ontwerp begin september doorgestuurd naar de SERV en de MINA-raad, met de bedoeling dat daarover een maatschappelijke discussie ontstaat.
Een van de pijnpunten van de milieuhandhaving is en blijft het toezicht op gemeentelijk vlak. De gemeenten zijn volgens Vlarem bevoegd voor toezicht op hinderlijke inrichtingen van klasse 2 en 3, en moeten volgens Vlarem een toezichthoudend ambtenaar aanstellen. In de praktijk stellen we echter vast dat ongeveer een op drie gemeenten - en niet twee op drie, zoals u in uw interpellatieverzoek schrijft - nog steeds niet over een gediplomeerd toezichthoudend ambtenaar beschikt.
In het kerntakendebat werd dit punt uitvoerig besproken met de gemeenten en de provincies.
Het oorspronkelijke voorstel van voormalig minister Dua om de provincies de toezichtbevoegdheid voor inrichtingen van klasse 2 te geven, werd noch door de gemeenten noch door de provincies positief onthaald. Wel werden enkele andere belangrijke afspraken gemaakt, en in mei 2003 verankerd in het bestuursakkoord tussen de VVSG, de VVP en de Vlaamse regering. Samenvattend komt het erop neer dat gemeenten hun verantwoordelijkheid inzake toezicht op klasse-2- en klasse-3-bedrijven ernstig zullen nemen en dat het Vlaams Gewest voorziet in de nodige ondersteuning, zoals bijvoorbeeld de nodige vorming en omkadering om het gemeentelijk toezicht te versterken.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U geeft toe dat er op het terrein een aantal problemen zijn met het milieuhandhavingsbeleid.
In de pers hebt u gezegd dat u van minister Onkelinx wenst te vernemen hoe het komt dat in de praktijk de prioriteitennota, die werd opgesteld in overleg met de voormalig bevoegde ministers Verwilghen en Dua, niet wordt opgevolgd. Is er ondertussen al overleg gepleegd met minister Onkelinx? Bestaat daar al meer duidelijkheid over?
De voorzitter : Minister Sannen heeft het woord.
Minister Ludo Sannen : Mevrouw Van den Eynde, er is een vraag tot overleg. Ik heb tezelfdertijd aan de heer Baert, hoofd van de Milieu-inspectie, de opdracht gegeven een duidelijke nota op te stellen over de problemen die hij ervaart met het parket en de procureurs-generaal. Pas dan zal ik het overleg met minister van Justitie Onkelinx voortzetten. Het is weinig zinvol een vrijblijvend overleg te voeren. In zijn rapport klaagde hij een aantal problemen aan. Ze moeten eerst in een duidelijke nota worden geformuleerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.