Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 02/10/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot de heer Ludo Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de verklaringen van federaal energieminister Moerman over het behalen van de Kyoto-normen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Merckx tot de heer Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over de verklaringen van federaal energieminister Moerman over het behalen van de Kyoto-normen.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, begin september verklaarde minister Moerman dat ons land waarschijnlijk schone lucht zal kopen in het buitenland om zo te voldoen aan de Kyoto-normen inzake de uitstoot van broeikasgassen. Volgens haar is het voor België onmogelijk om tegelijk de werkgelegenheid te beschermen, uit te stappen uit de kernenergie en de normen te halen.
Uit het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling blijkt inmiddels dat heel wat maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, economisch rendabel zijn. Toch worden ze niet uitgevoerd of wordt gewacht om hiervoor een aanzet te geven. Het gaat om gedragswijzigingen bij energieconsumptie, vervangingsenergiebronnen, het beter beheer en investeren in het rationeel gebruik van energie. Er zijn dus mogelijkheden te over.
Mijnheer de minister, minister Moerman heeft blijkbaar niet veel zin om die mogelijkheden uit te werken. Volgens haar is het beter om onmiddellijk emissierechten in het buitenland te kopen om zo aan onze verplichtingen te voldoen. De engagementen die zowel door de federale regering als door de gewestregeringen moeten worden nageleefd, zouden dan worden bereikt door het afkopen van milieu-investeringen in ontwikkelingslanden.
Mijnheer de minister, bent u het eens met het standpunt van minister Moerman? Weet u meer over deze zaak? Werd er voorafgaand overleg gepleegd met u? Indien dat het geval is, kunt u daar wat meer over zeggen? Werd na de mededelingformeel overleg gepleegd, want ik ga ervan uit dat ook u met een paar vragen zat?
Over het Kyoto-protocol worden regelmatig vragen gesteld, maar wat is de precieze stand van zaken? Welke concrete stappen werden reeds gezet sinds onze ratificatie van het protocol? Kunt u mij een overzicht geven? Heeft de regering zicht op de inspanningen die moeten worden geleverd om de norm te halen?
Er moet ook een signaal naar de bedrijven gaan. Die moeten worden aangemoedigd en gesteund. Bij het indienen van mijn vraag, was ik natuurlijk nog niet op de hoogte van de mededeling die gisteren werd gedaan over de ondertekening door een reeks bedrijven. Dat is positief, maar is het al een eindpunt?
De verhandelbare emissierechten werden door de federale overheid aangepakt. Het is de federale overheid die met de EU heeft onderhandeld. Gebeurde dat na overleg met u en een terugkoppeling door u? De spelregels zijn belangrijk. Hoe zullen we in onze regio met die rechten omgaan? Is er reeds duidelijkheid over de reductie die elk gewest moet nastreven? Hoeveel bedraagt die? Tijdens de federale regeringsvorming werd een appèl gedaan op onze solidariteit. Hebt u sindsdien nog nieuwe informatie ontvangen?
Mijnheer de minister, er is een nieuw debat op komst. Ik wil het graag al eventjes aanhalen. Aanvaarden de regering en u dat er klimaatsveranderingen op komst zijn of er reeds zijn? Of dat al dan niet zo is, doet niets af aan onze inspanningen om de Kyoto-norm te halen, maar het zou toch goed zijn om te weten of de regering de klimaatsveranderingen als uitgangspunt neemt of niet. Als dat het geval is, moet een geheel nieuw debat worden gevoerd over de gevolgen ervan. Zolang we enkel debatteren over de reductie en de norm, geven we de indruk dat de norm wel wordt gehaald, maar ondertussen zullen we geconfronteerd worden met de gevolgen van de klimaatsveranderingen op het vlak van de landbouw, van de infrastructuur, van de watervoorziening, van de soorten ziekten bij planten, dieren en mensen, enzovoort. Wordt daar reeds rekening mee gehouden? Het is goed dat we de normen trachten te reduceren, maar laat ons ook nadenken over die gevolgen, die op sommige domeinen positief en op andere negatief kunnen zijn. Wie houdt zich met die zaken bezig : u en uw administratie, de minister van Economie of de minister van Energie? Onderzoeken de universiteiten en de wetenschappelijke instituten dit alles reeds? Ik hoop dat we dit nieuwe debat binnenkort in het parlement kunnen houden.
De voorzitter : Mevrouw Merckx, het is natuurlijk niet de bedoeling om een debat te voeren bij een vraag om uitleg.
De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben heel blij dat mevrouw Merckx en CD&V het klimaatprobleem hebben ontdekt. (Gelach / Opmerkingen van mevrouw Trees Merckx-Van Goey en de heer Erik Matthijs)
Federaal minister Moerman heeft ongelukkige uitspraken gedaan die niet passen in het federaal regeerakkoord, noch in de strategie die al jaren vastligt en werd uitgetekend door de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. Met de sociale partners werd afgesproken dat minstens 50 percent van de inspanningen op het vlak van de CO2-reductie in eigen land moet gebeuren. Ik begrijp de uitspraken van minister Moerman dan ook niet. Wellicht is ze zich nog aan het inwerken.
We kampen opnieuw met serieuze sociaal-economische problemen in de automobielsector. Inspanningen in eigen land kunnen een enorm effect hebben op de tewerkstelling op het terrein van milieu en van energiebesparingen. We mogen die tewerkstelling niet zomaar cadeau geven aan het buitenland. In tegenstelling met andere sectoren zijn de milieu- en energiebesparingssector in opmars. Ze kunnen nieuwe jobs genereren, en precies die mogen we niet zomaar laten schieten.
De voorzitter : Minister Sannen heeft het woord.
Minister Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw Merckx, ik wil me niet laten verleiden tot een hypothetisch debat. U vraagt of de klimaatsverandering al dan niet is begonnen en hoe rekening kan worden gehouden met de gevolgen daarvan. Ik ga er net als iedereen die het Kyoto-protocol heeft opgesteld, van uit dat er een klimaatsverandering dreigt. De evolutie van ons klimaat is niet bekend ; we hebben te maken met een dynamisch gegeven. Veel hangt af van de maatregelen die we nemen om die dreigende klimaatsverandering tegen te houden. Uw benadering is heel erg hypothetisch en ik zal me er nu niet in verdiepen, want dat lijkt me weinig zinvol.
Het standpunt van de federale minister bevoegd voor Energie, ligt niet in de lijn van het Vlaams klimaatbeleid dat werd uitgetekend in het Vlaams Klimaatbeleidsplan. Ik deel haar standpunt dus niet. Het Vlaams Klimaatbeleidsplan maakt duidelijk dat in de eerste plaats werk moet worden gemaakt van binnenlandse maatregelen met respect voor het supplementariteitsprincipe uit het Kyotoprotocol.
U vroeg me hoe ik heb gereageerd op de uitspraken van minister Moerman. Ook ik heb via de pers mijn mening geventileerd. Ik ben ervan overtuigd dat we als Vlaamse overheid voldoende fierheid aan de dag moeten leggen en ons niet mogen laten verleiden tot een formeel overleg met de federale minister op basis van een nieuwsbericht dat zij de wereld in heeft gestuurd. Vóór het reces werden formele afspraken gemaakt en hebben we onze goedkeuring gegeven aan de klimaatcommissie. Ik ben bereid om met de federale collega's te onderhandelen op basis van formele afspraken, maar niet op basis van loze uitlatingen in de pers. Als u van een minister van de Vlaamse regering verwacht dat hij bij zulke uitlatingen telkens een officieel overleg vraagt, dan degradeert u de Vlaamse regering.
Met haar uitspraken haalt de federale minister zowel de basisprincipes van het raamverdrag inzake klimaatsverandering van de Verenigde Naties als die van het bijbehorende protocol onderuit. Daarin wordt immers gesteld dat de industrielanden eerst en vooral zelf hun verantwoordelijkheid moeten opnemen in het klimaatdossier. Allereerst moet in eigen land aan een ommekeer in de uitstoot van broeikasgassen en aan een rationeel gebruik van energie en natuurlijke rijkdommen worden gewerkt.
Vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling kunnen de aangehaalde uitspraken dan ook niet worden aanvaard. Over de door haar voorgestelde aanpak heeft geen overleg plaatsgevonden tussen de bevoegde gewestelijke ministers en minister Moerman.
De Vlaamse regering nam op 20 april 2001 de beslissing met onmiddellijke ingang een task force Klimaatbeleid Vlaanderen op te richten. Een belangrijke taak van dit bevoegdheidsoverschrijdend overlegorgaan was de opmaak van een Vlaams Klimaatbeleidsplan 2002-2005. In een eerste fase werd met het plan gemikt op de stabilisatiedoelstelling van 2005 ten opzichte van 1990 die de Vlaamse regering vastlegde op 20 april 2001.
Dit klimaatplan werd op 28 februari 2003 definitief goedgekeurd door de Vlaamse regering na bespreking in het Vlaams Parlement en de adviesraden. Met 33 projecten uit de verschillende klimaatrelevante beleidsdomeinen vormt het plan de leidraad voor het Vlaams klimaatbeleid. Het eerste voortgangsrapport bij dit plan werd op 5 september 2003 goedgekeurd door de Vlaamse regering.
Op nationaal niveau werd een samenwerkingsakkoord opgericht tussen de federale staat en de gewesten inzake het opstellen, het uitvoeren, het opvolgen en het evalueren van een Nationaal Klimaatplan en de rapportering in het kader van het raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering en het bijbehorende protocol van Kyoto. Met dit akkoord werd door het Vlaams Parlement ingestemd op 9 juli 2003.
Het akkoord voorziet in de oprichting van een Nationale Klimaatcommissie, een overlegplatform tussen de federale overheid en de gewesten voor de harmonisatie van het Belgische klimaatbeleid. Het belangrijkste instrument daarbij is het Nationaal Klimaatplan 2000-2012, dat een bundeling vormt van de gewestelijke en federale maatregelen. Een eerste ontwerp van Nationaal Klimaatplan werd door de interministeriële conferentie Leefmilieu goedgekeurd op 6 maart 2002. Het is via deze kanalen dat ik overleg wens te plegen met de federale overheid, en op geen enkele andere manier, ongeacht de uitlatingen die worden gedaan.
Het voortgangsrapport 2003 bij het Vlaams Klimaatbeleidsplan maakt duidelijk dat met de lopende en geplande maatregelen de stabilisatiedoelstelling in 2005 slechts ingevuld kan worden voor 47 percent. De impact van de maatregelen uit het Vlaams Klimaatbeleidsplan tot 2012 werd ook reeds ingeschat. Bij gebrek aan een Vlaamse doelstelling voor de periode 2008-2012 kon het ambitieniveau van dit berekend effect echter nog niet worden getoetst.
De impact van de maatregelen uit het Nationaal Klimaatplan werd eveneens ingeschat, samen met het effect van de invoering van een CO2-taks. Zelfs met een belasting van 11,5 euro per ton CO2 blijft er in de Kyoto periode een tekort van 20 megaton CO2-equivalent per jaar. Het klimaatbeleid op zowel Vlaams als nationaal vlak zal dus nog verscherpt worden, waarbij elke klimaatrelevante doelgroep zal worden betrokken.
Het Vlaams Klimaatbeleidsplan geeft daarvoor reeds de belangrijkste instrumenten aan per doelgroep. Zo zijn het benchmarkconvenant en de Europese richtlijn inzake emissiehandel de belangrijkste instrumenten voor de industrie. Voor de landbouwsector zet het Landbouwklimaatactieplan de verschillende initiatieven op een rij. Het REG-actieplan voor de huishoudens maakt duidelijk waar en hoe de particulier zijn bijdrage kan of zal moeten leveren.
De Vlaamse overheid moet in de eerste plaats de resolutie van het Vlaams Parlement inzake energiebesparing uitvoeren en zo haar voorbeeldfunctie uitoefenen. Anderzijds moet er een duidelijk beleidskader voor de inzet van de flexibele mechanismen worden opgezet en moet er een aanvullende kosteneffectieve manier worden aangereikt voor het halen van de reductiedoelstelling.
Het Vlaamse klimaatbeleid eindigt niet met dit Klimaatbeleidsplan, net zomin als het nationaal beleid nu reeds tot 2012 is vastgezet in het Nationaal Klimaatplan. Deze beleidsplannen vormen het startschot voor een continu en groeiend engagement om de internationale verplichtingen inzake klimaatverandering te realiseren. Naarmate we dit invullen, zal duidelijk worden hoe ons klimaat zal evolueren. Het ene staat ongetwijfeld in verband met het andere. Daarom ook vond ik uw laatste vraag bijzonder hypothetisch.
De aanpak van klimaatverandering en de uitvoering van het Kyoto-protocol is een verantwoordelijkheid die in België gedeeld wordt door de federale staat en de gewesten. De gesprekken over de lastenverdeling tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus zijn begonnen in september 2003 in het kader van het Overlegcomité. Alle partijen streven naar een resultaat tegen het einde van 2003.
Zoals bekend, pleit het Vlaams Gewest in dit comité voor een gelijkwaardige verdeling van de Kyoto-lasten, op grond van een beslissing van de Vlaamse regering van 20 april 2003. Bij beslissing van de Vlaamse regering van 28 februari 2003 is het de minister-president die de standpunten van Vlaanderen in dit comité coördineert. Het Waals Gewest verkiest een lineaire verdeling van de Belgische doelstelling van min 7,5 percent over de gewesten. De federale regering wil zeker ook de nodige instrumenten inzetten die binnen haar bevoegdheidsdomein vallen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot slot meent niet betekenisvol te kunnen bijdragen. Momenteel worden technische basisgegevens verzameld om het debat hierover verder te onderbouwen.
Wat betreft de inzet van de flexibiliteitsmechanismen en het supplementariteitsprincipe, wens ik nog het volgende toe te voegen. In het Kyoto-protocol is vastgelegd dat de industrielanden de uitstoot van broeikasgassen met minimaal 5 percent moeten verlagen ten opzichte van het niveau van 1990. Deze verplichtingen moeten worden gerealiseerd in de periode 2008-2012 en hebben betrekking op een korf van 6 broeikasgassen. Voor de Europese Unie geldt een reductiedoelstelling van 8 percent in deze eerste verbintenissenperiode ten opzichte van het basisjaar 1990. Bij de interne lastenverdeling in de Europese Unie kreeg België een emissiereductiedoelstelling van 7,5 percent opgelegd.
Het protocol biedt de ondertekenende landen de mogelijkheid om meer broeikasgassen uit te stoten dan de hun toegewezen emissiequota via de zogenaamde flexibiliteitsmechanismen. Kenmerkend voor deze mechanismen is dat ze toelaten via een herverdeling van de inspanningen op een goedkopere wijze de emissies te reduceren dan zonder de inzet van flexibiliteitsmechanismen. Het protocol voorziet in de mogelijke inzet van 3 mechanismen, die hier al eerder werden genoemd in antwoord op vragen en bij discussies.
Ik kom tot de binnenlandse maatregelen versus de inzet van flexibiliteitsmechanismen en de invulling van het supplementariteitsprincipe. Een belangrijk discussiepunt omtrent de inzet van de flexibiliteitsmechanismen is de vraag in hoeverre ze kunnen worden aangewend voor de realisatie van de nationale emissiereductiedoelstellingen. In het Kyotoprotocol is vastgelegd dat de inzet van de flexibiliteitsmechanismen aanvullend dient te zijn bij het gebruik van binnenlandse emissiereductiemaatregelen. Partijen kunnen dus niet alleen via deze mechanismen hun Kyoto-doelstelling realiseren, maar dienen een degelijk nationaal beleid op te zetten ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Een volledige aankoop lijkt me veeleer een formulering van minister Moerman als gevolg van een gebrek aan kennis van de gemaakte afspraken.
De EU formuleerde hieromtrent het voorstel om de partijen de mogelijkheid te geven gelijke hoeveelheden van de doelstelling te realiseren door middel van een evenredige inspanning in binnenen buitenland. Verschillende partijen van de COP (de conferentie van de bij het protocol betrokken partijen) zijn echter tegen een gekwantificeerde beperking op het gebruik van de Kyoto-mechanismen. In het Kyoto-protocol werd uiteindelijk geen formeel kwantitatief plafond vastgelegd voor de aanwending van de flexibiliteitsmechanismen.
In het zogenaamde Bonn Agreement is alleen vermeld dat het gezamenlijk moet gebeuren, maar is op geen enkele wijze een plafond of verdeling vastgelegd van de binnenlandse inzet en het buitenlands mechanisme. In feite is de vraag omtrent de invulling van het supplementariteitsprincipe drieledig. Is het nodig een formeel en kwantitatief plafond in te stellen op de inzet van de flexibiliteitsmechanismen? Wat is de concrete invulling van dit plafond? Van welke flexibiliteitsmechanismen zal er in Vlaanderen gebruik gemaakt worden? Die vragen moeten we nog beantwoorden.
Wat de noodzaak betreft van een kwantitatieve plafonnering op de inzet van de flexibiliteitsmechanismen, biedt het gebruik van de Kyoto-mechanismen als belangrijk voordeel dat de geprojecteerde emissiereductie voor de partijen in de eerste budgetperiode op een kostenefficiënte wijze kan gebeuren. De uitdaging voor het internationaal klimaatbeleid, en dus ook voor Vlaanderen, in de komende jaren is echter tweeledig. Enerzijds moet er een aanzienlijke emissiereductie komen van broeikasgassen in de eerste verbintenissenperiode 2008- 2012. Anderzijds moeten ook de fundamenten worden gelegd voor een technologische en instrumentele vernieuwing, die nodig is om de doelstellingen van het internationale klimaatbeleid te realiseren na 2012. De heer Malcorps heeft er al op gewezen dat hier ook kansen en mogelijkheden voor economie en industrie aanwezig zijn.
Een kwantitatieve beperking van het gebruik van de flexibiliteitsmechanismen draagt daartoe bij. Bij gebrek aan voldoende binnenlandse emissiereductiemaatregelen bestaat het gevaar dat er onvoldoende geïnvesteerd zal worden in de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve technologieën. De binnenlandse klimaat- en energiebeleidsmaatregelen moeten zorgen voor structurele wijzigingen in de consumptie- en productiepatronen in de verschillende partijen.
Deze technologische vernieuwing en mentaliteitswijziging zijn onontbeerlijk om emissiereducties in toekomstige verbintenissenperiodes door te voeren. De klemtoon op binnenlandse reductiemaatregelen is bijgevolg noodzakelijk om naast de realisatie van de kortetermijndoelstellingen ook de milieuefficiëntie van het Kyoto-protocol op lange termijn veilig te stellen.
Als aanloop naar toekomstige verbintenissen onder het protocol moeten de geplande interne maatregelen met de nodige prioriteit worden uitgevoerd om zo een marge uit te bouwen die kan dienen als buffer bij onverwachte economische groei of overschatting van de impact van het geplande beleid.
Ik wil het nog even hebben over de concrete invulling van het plafond op de flexibiliteitsmechanismen. Tijdens de multilaterale klimaatonderhandelingen hebben de Europese Gemeenschap en België steeds gepleit voor een beperking van het gebruik van de flexibiliteitsmechanismen.
Mijnheer de voorzitter, ik zal een tekst laten ronddelen met de verdere technische gegevens, de verhoudingen die moeten worden gerespecteerd, en de uitgangspunten die Europa terzake hanteert en het antwoord hierbij laten.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de minister, u deelt blijkbaar niet het standpunt van minister Moerman. Dat was in strijd met de afspraken. U was er blijkbaar noch vooraf, noch achteraf bij betrokken.
Als we hier een samenwerkingsakkoord goedkeuren, dan is het de bedoeling dat u zich daarop focust. Ik vraag me echter af of die nationale klimaatscommissie al is opgericht. Hebben de Kamer en de Senaat het samenwerkingsakkoord al geratificeerd? Dat was nog niet gebeurd op het ogenblik dat het Vlaams Parlement het heeft bekrachtigd.
De voorzitter : De Kamer en de Senaat hebben het akkoord voor het Vlaams Parlement bekrachtigd.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Ik vraag enkel of het akkoord al federaal geratificeerd is, en of die commissie al is opgericht en samengekomen.
Mijnheer de minister, het verbaast me wel dat u mijn bijkomende vragen over hoe we moeten omgaan met die klimaatswijziging, als puur hypothetisch beschouwt. U vindt dat u zich daar niet in moet verdiepen omdat dat niet zinvol zou zijn. Ik stel vast dat u daarin wordt bijgetreden door de voorzitter van deze commissie.
De voorzitter : Mevrouw Merckx, als u nog verder wilt debatteren, stel ik voor dat u een nieuwe vraag indient. We kunnen dan een debat voeren waarbij elke partij aan bod komt om haar standpunt te verdedigen.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Ik zeg enkel dat het me verbaast dat de minister een klimaatswijziging als puur hypothetisch beschouwt. Mensen uit zowel landbouw, ruimtelijke ordening als gezondheidszorg zijn daarmee bezig.
Minister Ludo Sannen : De klimaatscommissie komt bijeen half oktober.
Wat uw tweede opmerking betreft, geloof ik effectief dat er een klimaatswijziging bezig is. Ik hoop dat wetenschappers momenteel onderzoeken welke risico's dit allemaal kan inhouden. Voorlopig echter wil ik me vooral concentreren op het implementeren van het Kyoto-protocol, precies om die klimaatswijziging zo beperkt mogelijk te houden. Als we ons daar niet op concentreren, dan zijn een aantal wetenschappelijke hypotheses nu misschien al totaal achterhaald.
De voorzitter : Het incident is gesloten.