Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 16/10/2003
Vraag om uitleg van de heer Luc Martens tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de grote scepsis ten aanzien van de uitvoering van het inburgeringsdecreet en de daartoe beschikbare middelen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Martens tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de grote scepsis ten aanzien van de uitvoering van het inburgeringsdecreet en de daartoe beschikbare middelen.
De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, over dit onderwerp wordt een welles-nietesspelletje gespeeld. Mevrouw de minister, toenmalig parlementslid Ceysens stuurde het bericht de wereld in dat er geen probleem was. U hebt de dame toen vrij snel tot de orde geroepen. U haalde de wachtlijsten en de middelen om die lijsten terug te dringen aan. Daarna is het hierover stil geworden.
In september heb ik echter een interview gelezen met minister-president Somers waarin ook hij stelde dat er geen probleem was. Hij zei dat de bottlenecks bij de onthaalbureaus zaten, dat er een ongelijke spreiding was bij de regio's, dat er wel degelijk middelen genoeg waren, dat er in Vlaanderen 50.000 cursussen Nederlandse taal werden aangeboden, enzovoort.
Mevrouw de minister, minister-president Somers verwees ook naar een studie waarmee u binnenkort zou uitpakken. De studie zou aantonen dat het probleem niet bij het aanbod ligt. Het lijkt wel alsof de opdracht werd gegeven een studie te maken met als doel niets te bewijzen en niet uit te gaan van de realiteit.
Die stelling wordt bij de sector zelf natuurlijk op de nodige scepsis onthaald. Een eminent lid van de - federale - meerderheid, de heer Bonte, stelt dat 'de verplichtingen om vanaf 1 oktober elke nieuwkomer een inburgeringstraject aan te bieden, zonder meer absurd is zolang het aanbod om Nederlands te leren en de onthaalbureaus niet sterk worden uitgebreid. Op deze manier organiseer je frustratie.' Dat zegt een lid van de meerderheid, en niet de minste. Van de heer Bonte wordt gezegd dat hij een verstandig mens is. Ik ga er dan ook van uit dat we enig geloof moeten hechten aan zijn uitspraak.
Mevrouw de minister, ik neem aan dat u af en toe spreekt met minister-president Somers. U zit beiden in de regering, bent streekgenoten en dus goede bondgenoten. Wat behelst eigenlijk de invulling van die 50.000 cursussen Nederlands? Gaat het over mensen in het onderwijs voor sociale promotie, basiseducatie, contractonderwijs? Klopt het dat die 50.000 plaatsen zijn ingevuld door én Franstalige Belgen én genaturaliseerde vreemdelingen én EU-burgers én oudkomers én nieuwkomers én andere studenten Nederlands? Klopt het dat er in het aanbod bijgevolg niet veel extra ruimte is voor laaggeschoolde allochtone nieuwkomers?
Bent u van mening dat de rekenoefening van de minister-president aan relevantie verliest als men rekening houdt met de grote verschillen tussen de basiscursussen Nederlands tweede taal voor hoog- en voor laaggeschoolden? Wat is dan de verhouding van de pakketten van 120 uur gefinancierd versus 240 uren gefinancierd, wetende dat voor laaggeschoolde anderstalige nieuwkomers, voor wie het aanbod bedroevend laag is, echt wel 240 uren als minimum nodig zijn om tot een aanvaardbaar resultaat te komen? Waarop zou de bewering van de minister-president dat er in Vlaanderen voor het Nederlands als tweede taal voldoende cursussen zijn, kunnen steunen?
Hoe verklaart u dat de organisaties die op het terrein actief zijn, een ander oordeel hebben? Heeft dat alleen te maken met het zichzelf opblazen en zichzelf een dimensie geven die niet overeenstemt met de werkelijkheid? Hoe komt het dat zij een andere analyse maken? Waarop baseren ze zich voor hun visie?
Als het dan zonder een noemenswaardige meerkost en mits we er samen met de onthaalbureaus in slagen om de middelen te heroriënteren, zoals minister-president Somers zegt, mogelijk zou zijn om het engagement na te komen om tegen volgend jaar elke nieuwkomer een traject aan te bieden, waar zit dan de bottleneck? Hoe moet die betere taakverdeling er dan uitzien? Welke middelen moeten waarnaartoe geheroriënteerd worden?
Waarop zou het idee kunnen zijn gebaseerd dat er in andere Vlaamse regio's dan die waar de minister-president woont geen problemen zijn? Hij zegt dat er in Antwerpen een groot probleem is, niet in de andere regio's. Is het zijn dagelijks contact met de burger dat hem tot deze conclusie brengt? Is het vanuit een soort volksgevoel? Is het aanbod geografisch gesproken slecht georganiseerd? Deelt u, in tegenstelling tot het werkveld, met de minister-president het aanvoelen dat het aanbod in West-Vlaanderen bijvoorbeeld te uitgebreid zou zijn?
Kunt u nu reeds een overzicht geven van de belangrijkste krachtlijnen uit de studie die u binnenkort zou voorstellen en die zou aantonen dat er geen probleem bestaat? Wanneer zal deze studie beschikbaar zijn in het Vlaams Parlement?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik zal eerst gegroepeerd antwoorden op de diverse vragen.
Het vermelde aanbod van 50.000 cursussen NT2 voor anderstalige volwassenen heeft inderdaad betrekking op de cijfers die ongeveer een jaar geleden werden vrijgegeven. Tot hier toe wordt er binnen Onderwijs geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld oudkomers en nieuwkomers of tussen anderstaligen van allochtone afkomst en Franstalige Belgen. Al deze sub-doelgroepen zijn terug te vinden in het cursistenbestand van de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs. Onderwijs wenst namelijk aan elke volwassen anderstalige die Nederlands wil leren, deze kans te bieden.
Het is momenteel heel moeilijk een juiste inschatting te maken van het aantal bijkomende cursisten NT2 waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van het inburgeringsbeleid. Een aantal vragen blijven immers nog steeds onbeantwoord. Hoe groot is precies de doelgroep van het huidige inburgeringsbeleid? Hoe groot is hierin het aandeel van de verplichte inburgering? Hoeveel nieuwkomers, behorende tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid, vinden zelf de weg naar het reguliere onderwijsaanbod los van een inburgeringstraject?
Daarnaast volgt nu reeds 30 tot 35 percent van de nieuwkomers, die doorverwezen worden door de onthaalbureaus, een cursus NT2 uit het reguliere aanbod van de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs. Voor deze groep worden er met andere woorden geen cursussen NT2 ingekocht door de onthaalbureaus bij de aanbodverstrekkers.
Op dit ogenblik is een behoeftedekkend aanbod NT2 nog niet gegarandeerd. Reeds gedurende drie jaar worden er bijkomende middelen verdeeld onder de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs voor de organisatie van bijkomend aanbod NT2. Deze middelen worden verdeeld op basis van projectaanvragen, ingediend door de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs. In 2003 konden er uitsluitend projectaanvragen ingediend worden voor het basisniveau NT2, dat is de zogenaamde richtgraad 1, niveau 1.1. Deze beperking werd opgenomen na overleg met Welzijn en dit om het basisniveau reeds in 2003 zo behoeftedekkend mogelijk te maken. Het grootste gedeelte van de wachtlijsten NT2 situeert zich op het basisniveau.
Wat betreft de Centra voor Volwassenenonderwijs, is het basisniveau zo goed als behoeftedekkend. In Onderwijsdecreet XIV werd de bepaling opgenomen dat de lesuren gegenereerd door NT2 enkel kunnen worden aangewend voor de organisatie van aanbod NT2.
Wat betreft de basiseducatie, is de vraag nog steeds groter dat het aanbod. In het afsprakenkader NT2, zoals goedgekeurd door de Vlaamse regering op 18 juli 2003, werd opgenomen dat er een stappenplan met betrekking tot het bereiken van een behoeftedekkend aanbod basisniveau NT2 zal opgesteld worden. In dit afsprakenkader NT2 2003, een taakafspraak tussen de ministers van Onderwijs en Vorming, Werkgelegenheid, Economie en Welzijn, werd eveneens bepaald dat de onthaalbureaus in afwachting van een behoeftedekkend aanbod de mogelijkheid behouden cursussen basisniveau NT2 aan te kopen bij de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Het NT2-aanbod telt in Vlaanderen met andere woorden ruim 50.000 cursussen. Dit aanbod is echter nog niet behoeftedekkend, een uitbreiding is noodzakelijk. Indien er in de huidige situatie - in uitvoering van het inburgeringsdecreet - voorrang wordt verleend aan anderstalige nieuwkomers bij de samenstelling van de klasgroepen, houdt dit een verdringing in van andere kandidaat-cursisten.
Het antwoord op uw tweede vraag werd reeds gegeven als antwoord op een parlementaire vraag die werd gesteld door mevrouw Heeren. De vraag luidde toen als volgt : welke leertijd - 240 uur zou een strikt minimum zijn - moet voor een basispakket uitgetrokken worden?
Tot hiertoe financierden de onthaalbureaus voor laaggeschoolde anderstalige nieuwkomers een basiscursus NT2 van 180 uur. Voor hooggeschoolde anderstalige nieuwkomers werd een basiscursus NT2 van 120 uur gefinancierd. In de modulaire structuur, die uitgewerkt werd voor het aanbod in de basiseducatie, werd echter een basiscursus van 240 uur vooropgesteld. De modulaire structuur voor het Onderwijs voor Sociale Promotie voorziet in 120 uur voor het basisniveau NT2. Het gaat hier om richtgraad 1, niveau 1.1.
De onduidelijkheid in verband met de duurtijd situeert zich dus enkel op niveau van de Basiseducatie. Gelet op de leermogelijkheden van de cursisten van de CVO, gaat men ervan uit - en toont de praktijk aan - dat een basiscursus met 120 lestijden volstaat. Voor de Basiseducatie volstaan 120 lestijden niet.
Op het ogenblik dat de opleidingsprofielen voor de modulaire structuur in de basiseducatie werden opgemaakt, was er nog geen duidelijkheid over de financiering van de NT2-trajecten voor anderstalige nieuwkomers. Er moest rekening worden gehouden met een duurtijd van 180 uur voor een basiscursus NT2 binnen de basiseducatie, voor het geval Welzijn bleef instaan voor de financiering van het volledige primaire inburgeringstraject. Er werden dan ook twee opleidingsprofielen opgemaakt met dezelfde set aan doelen : minimale duur van 180 uur, dat betekent drie modules van 60 uur en een minimale duur van 240 uur, dat betekent vier modules van 60 uur. Deze opleidingsprofielen worden ingevoerd vanaf september 2003. Na één jaar zullen beide opleidingsprofielen geëvalueerd worden en zal er één minimale duurtijd vastgelegd worden.
De duurtijd van een opleiding is afhankelijk van een aantal factoren waaronder : de kwaliteit van het aanbod ; de intensiteit van het aanbod ; het al dan niet taakgericht werken ; de aanwezigheidsgraad van cursisten ; het feit dat er nu pas - in het kader van de modularisering van de basiseducatie - doelen werden vastgelegd voor het basisniveau NT2.
Een voorbeeld van een betere taakverdeling tussen de onthaalbureaus en de aanbodsverstrekkers NT2 wordt gegeven door het project 'Huis van het Nederlands'. Zoals u weet, werden er eind vorig jaar zeven experimentele Huizen van het Nederlands geopend, met name in Aalst, Antwerpen, Brussel, Gent, Mechelen, de Kempen en Sint-Niklaas.
De onthaalbureaus zijn naast de aanbodsverstrekkers steeds lid van het Huis van het Nederlands en doen er een beroep op voor het gedeelte NT2 van het inburgeringstraject. Het Huis van het Nederlands staat met andere woorden in voor het testen van de leervaardigheid en de doorverwijzing van de nieuwkomers naar het meest gepaste aanbod.
Ze beschikken immers over een deskundigheid op vlak van taal-intake, testing en doorverwijzing waarover de onthaalbureaus niet beschikken.
Een tweede voorbeeld van betere afstemming en efficiëntere organisatie is het aanbieden van geïntegreerde trajecten voor bepaalde doelgroepen. Het inburgeringstraject bevat, naast trajectbegeleiding, een onderdeel loopbaanoriëntatie, een onderdeel Nederlands als tweede taal en een onderdeel maatschappijoriëntatie. Tot hier toe werden deze drie delen steeds apart aangeboden.
Zo'n standaardtraject is echter niet voor elke anderstalige nieuwkomer het meest aangewezen traject. Hoger- en hooggeschoolde nieuwkomers hebben meer baat bij een korter, eventueel intensiever traject waarbij maatschappijoriëntatie en NT2 geïntegreerd worden aangeboden. Ook die filterfunctie kunnen de Huizen van het Nederlands op zich nemen. Op basis van de resultaten op de leervaardigheidstoets wordt bepaald welke nieuwkomers aparte trajecten NT2 en MO dienen te volgen en welke nieuwkomers een geïntegreerd traject NT2-MO.
Het afsprakenkader NT2 2003 bepaalt dat er gestreefd wordt naar een behoeftedekkend aanbod basisniveau NT2 dat wordt gegarandeerd door Onderwijs. Dit houdt enerzijds in dat het NT2-aanbod in het kader van inburgering wordt opgenomen in het reguliere aanbod van de opleidingsverstrekkers, en anderzijds dat de onthaalbureaus geen NT2-cursussen meer moeten kopen bij de aanbodsverstrekkers. Dat zou een heroriëntering kunnen inhouden van middelen van Welzijn naar Onderwijs.
De aangehaalde uitspraak van de minister-president moet als volgt geïnterpreteerd worden. Het aanbod NT2 is geografisch gezien niet slecht georganiseerd, maar de spreiding van de vraag naar NT2 verschilt sterk van regio tot regio. Het is dus waarschijnlijk dat het aanbod in bepaalde regio's reeds voldoende is afgestemd op de vraag, terwijl de vraag in andere regio's nog steeds groter is dan het aanbod. Een eenvoudige navraag leert ook dat dit juist is.
Om dit verschil van vraag en aanbod tussen de regio's te illustreren en de vergelijking tussen Antwerpen en West-Vlaanderen even door te trekken, worden volgende gegevens aangehaald. Uit de cijfers van 1998 blijkt dat de stad Antwerpen 44.323 SIF-migranten telt, de provincie Antwerpen 59.403 en de provincie West Vlaanderen 6.722. Het verschil in aanbod kan worden aangetoond op basis van de lesurencursist - voor CVO - en de deelnemersuren - voor CBE - Nederlands als tweede taal.
In 2002 werd 25,3 percent van het aanbod NT2 onderwijs voor sociale promotie en basiseducatie georganiseerd door de centra van de stad Antwerpen, 32,1 percent van het aanbod werd georganiseerd door de centra van de gehele provincie Antwerpen en 14,4 percent van het aanbod door de centra van de provincie West-Vlaanderen. U zult wel aanvoelen dat dit inderdaad klopt.
De studie waarnaar u vraagt, heeft betrekking op de vooropgestelde evaluatie en rapportage in het kader van het project Huis van het Nederlands. Over twee maanden loopt het eerste projectjaar af en zal de voorbereiding en de opening van de Huizen van het Nederlands grondig worden geëvalueerd. De Huizen van het Nederlands moesten een eerste rapport indienen op 15 oktober. Deze rapportage zal uitsluitend handelen over het verloop van het eerste inschrijvingsmoment, met name het inschrijvingsmoment van september.
De volgende gegevens worden onder meer opgevraagd : het aantal cursisten dat door het Huis van het Nederlands werd gescreend ; het aantal cursisten dat werd doorverwezen per soort aanbieder ; het aantal cursisten dat na de doorverwijzing via het Huis van het Nederlands werd ingeschreven ; het aantal cursisten dat na doorverwijzing via het Huis van het Nederlands op een wachtlijst werd ingeschreven ; het totaal aantal cursisten NT2 ingeschreven bij de partners van het Huis van het Nederlands ; en het aantal ingeschreven cursisten per niveau. Door deze rapportage zullen er dus, alleszins wat betreft deze zeven projectregio's, correcte gegevens in verband met de vraag en het aanbod NT2 ter beschikking zijn.
Een tweede rapport moet worden ingediend op 15 november, en zal naast geactualiseerde cijfergegevens over de vraag en het aanbod, ook een uitgebreide evaluatie bevatten van het verloop van het hele projectjaar. De eerste gegevens tonen aan dat er, zoals hoger aangegeven, geen tekort is aan aanbod op het niveau van de centra voor volwassenenonderwijs maar wel op het niveau van de centra voor basiseducatie. In Antwerpen registreerde het Huis van het Nederlands reeds meer dan duizend personen op de wachtlijst voor basiseducatie.
In een uitbreiding van de werking van de Huizen van het Nederlands naar heel Vlaanderen is voorzien voor september 2004. De spreiding van de Huizen van het Nederlands wordt geënt op de reorganisatie van de onthaalbureaus, met name op basis van de acht administratieve eenheden, één per provincie en Antwerpen, Gent en Brussel. Verder wordt er gewerkt met bijkomende vestigingsplaatsen. Een decreet houdende de Huizen van het Nederlands wordt hiertoe voorbereid. Volgend jaar rond deze tijd kan dus de vraag en het aanbod Nederlands als tweede taal voor heel Vlaanderen op een transparante manier in kaart worden gebracht.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het verduidelijkt in elk geval uw standpunt ten aanzien van de uitlatingen van de minister-president, die blijkbaar niet altijd zo gestoffeerd zijn. U bent echter omzichtig genoeg om ervoor te zorgen dat hij niet in de wind komt te staan.
We zullen dit project met veel aandacht blijven volgen. Het is een grote ambitie van deze regering geweest, en we steunen dat graag. Uiteraard willen we echter ook dat er resultaten uit voortvloeien, dus we volgen het met veel aandacht.
De voorzitter : Het incident is gesloten.