Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden Vergadering van 07/10/2003
Interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, over de aanstelling van een voorzitter van de raad van bestuur van het Agentschap voor Buitenlandse Handel, de werking ervan en de inbreng van de gewesten
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot mevrouw Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, over de aanstelling van een voorzitter van de raad van bestuur van het Agentschap voor Buitenlandse Handel, de werking ervan en de inbreng van de gewesten.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, tijdens de debatten die voorafgingen aan de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord dat heeft geleid tot de oprichting van het Agentschap voor de Buitenlandse Handel, is ons altijd voorgehouden dat deze instelling in de eerste plaats initiatieven zou ontwikkelen waartoe de verschillende gewesten in consensus zouden beslissen. Uw voorganger heeft daarmee een aantal twijfelaars in deze commissie over de streep kunnen trekken, omdat er nogal wat scepticisme over het samenwerkingsakkoord bestond. Er werd gevreesd dat het louter om een naamsverandering ging van de toenmalige Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel.
Ik kan me vergissen, maar ik heb niet de indruk dat de gewesten betrokken zijn bij de aanstelling van de voorzitter van de raad van bestuur. Er werd ons altijd voorgehouden dat het agentschap een instrument van de gewesten zou worden. Klopt het dat de kandidatuur van mevrouw Neyts door de federale regering is voorgedragen? Is haar aanstelling in overleg gebeurd met de gewestregeringen?
Het was tot nu toe de gewoonte om een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven of een beroepsorganisatie aan te stellen als voorzitter van de raad van bestuur. Ik denk bijvoorbeeld aan Export Vlaanderen. Dat was in het verleden ook zo bij de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel. Waarom is van die regel afgeweken? Senator Coveliers heeft in de zomer in Knack het mogelijke antwoord op die vraag al gegeven door te stellen dat het om een compensatie gaat voor een misgelopen ministerschap. Wat denkt u van deze gang van zaken? Bent u het eens met de aanstelling? Ik heb de indruk dat het de bedoeling is dat mevrouw Neyts de buitenlandse zendingen van het agentschap zal leiden of toch begeleiden. Dat is in tegenspraak met wat was vooropgesteld, namelijk dat voortaan de gewestelijke ministers de buitenlandse zendingen zouden leiden.
U hebt in antwoord op een schriftelijke vraag al gesteld dat dit voor dit jaar alvast niet het geval zal zijn, maar dat u wel het Vlaamse onderdeel van de prinselijke missie naar Polen zal leiden. Moet ik daaruit afleiden dat er drie onderdelen zijn aan de prinselijke zendingen, met name van de drie gewesten? Als die dan worden geleid door de drie gewestministers, dan dreigen de officiële delegaties van de prinselijke missies log en omvangrijk te worden.
Het was oorspronkelijk de bedoeling dat in onderlinge afspraak telkens één van de gewestministers de zendingen zou leiden. Ik heb echter de indruk dat mevrouw Neyts het voornemen koestert om ook telkens haar koffers te pakken. Misschien zal zelfs de nieuwe directeur van het agentschap ook mee willen. Aangezien het agentschap op dat ogenblik door twee Vlamingen zal worden vertegenwoordigd, zullen ook hun Franstalige adjuncten mee willen gaan. We mogen daarbij niet vergeten dat ook nog een federale minister bevoegd is voor Buitenlandse Handel, namelijk minister Moerman. Ook zij zou wel eens mee willen.
Als al deze mensen nog enkele medewerkers in hun kielzog meenemen, dan worden dat heel indrukwekkende zendingen van ongeveer twintig officiële deelnemers. Het wordt dan ook moeilijk om vol te houden dat de zendingen van het agentschap geen buitenlandse snoepreizen zijn voor troonpretendenten en al dan niet gebuisde ministers. Werden er concrete afspraken gemaakt om dit karikaturale scenario te vermijden?
In De Standaard van 18 juli verklaarde u dat de medewerkers van het agentschap meer moeten zijn dan een toerismebureau. Ze moeten ook hun inhoudelijke kennis met de gewestelijke exportdiensten delen. Wat bedoelt u daarmee? Voormalig minister Gabriels gaf te verstaan dat de bevoegdheden en de werking van het agentschap tot een minimum zouden worden beperkt. Alle bijkomende opdrachten naast het coördineren van de gezamenlijke initiatieven van de gewesten, zouden minimaal worden ingevuld. Deelt u die mening?
De voorzitter : De heer Platteau heeft het woord.
De heer Stefaan Platteau : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Nieuwenhuysen, u kent deze materie zeer goed en u onderhoudt ons daar regelmatig over. U zou dan ook de eerste moeten zijn om te weten dat het belangrijkste is dat de statuten worden gerespecteerd. En het antwoord op de vraag of dat gebeurt, kent u.
Mevrouw Neyts is een uitzonderlijk en gedegen politica. Ik vind uw uitdrukking 'troonpretendenten en gebuisde ministers' dan ook ongepast. Ik ken uw taal echter en u hebt het zelf over een karikaturaal scenario. Over mevrouw Neyts las ik vorige week nog in een belangrijk Vlaams tijdschrift dat erg kritisch staat tegenover de regering, dat ze een potentiële eerste minister is. Ik vind het dan ook geen slechte zaak dat ze aan het hoofd van dergelijk agentschap staat.
Mijnheer Van Nieuwenhuysen, u hebt het over indrukwekkende zendingen. Ik heb al andere meegemaakt. We mogen niet op de zaak vooruitlopen, en ik heb er het volste vertrouwen in dat het agentschap perfect zal functioneren.
De voorzitter : De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones : Mevrouw de minister, ik sluit me aan bij de vragen, maar zonder er een karikatuur van te willen maken. Ik wil op een onrustwekkende kant van de zaak wijzen.
Het federale economische beleid is naar de deelstaten gegaan omdat we ervan overtuigd waren dat dit een middel was om op een meer efficiënte manier aan buitenlandse betrekkingen te doen. Buitenlandse handel bleef echter op federaal niveau, wat ongetwijfeld te wijten was aan een aantal anekdotische gegevens binnen dit land. Iedereen weet waar het schoentje wringt.
Uiteindelijk werd buitenlandse handel toch geregionaliseerd. Het federale niveau bleef bevoegd over een klein deel omdat er nu eenmaal prinselijke zendingen zijn. Als minister van Economie blijft u daardoor tegenover een Belgisch geheel staan. Ofwel was het verkeerd om buitenlandse handel te regionaliseren, ofwel moet de Vlaamse regering dit bestrijden. Er moet zoveel mogelijk worden gestreefd naar eenvormigheid van de buitenlandse representatie. Dat is efficiënter bij het propageren van ons imago, voor de promotie van producten, enzovoort. U verwoordt dat goed in enkele interviews die ik las.
Het gaat hier om een concurrentiële verhouding. Dit heeft niets te maken met de kwaliteiten van de voorzitter als vertegenwoordiger in het buitenland. Indien mevrouw Neyts Vlaams minister van Economie zou zijn, zou er een gelijkaardig probleem rijzen. Het gaat hier niet om de persoon in kwestie, maar om de grond van de zaak. Ik verwacht van de Vlaamse regering dat ze dit concept zal uitvoeren.
De heer Luc Van den Brande, voorzitter : Ik zou een informatieve vraag willen stellen. Klopt het dat slechts vier van de twaalf gewestelijke vertegenwoordigers Vlaamse vertegenwoordigers zijn?
Ik herinner me dat we hieraan tijdens de Costa-besprekingen en tijdens de besprekingen van het decreet op Export Vlaanderen de nodige aandacht hebben besteed. Vier vertegenwoordigers op de twaalf, weerspiegelt immers in het geheel niet het Vlaamse aandeel in de Belgische export.
Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens : Mijnheer de voorzitter, het lijkt me een goede zaak dat we hier alles nog eens op een rijtje zetten. Er doen immers de wildste verhalen de ronde over de buitenlandse handel.
Allereerst wil ik erop wijzen dat we ons momenteel in een overgangsfase bevinden. Aangezien de nieuwe regeling niet onmiddellijk van start kon gaan, beschouw ik dit jaar gedeeltelijk nog als een overgangsperiode.
De heer Platteau heeft daarnet terecht naar het samenwerkingsakkoord verwezen. We moeten ons aan de gemaakte afspraken houden. Ten gevolge van het Lambermontakkoord is de federale bevoegdheid voor de export geschrapt. De BDBH is afgeschaft en vervangen door het agentschap voor Buitenlandse Handel.
Ik hoor dit agentschap regelmatig als een federaal agentschap omschrijven. Dit is niet correct. We moeten toezien op het gebruik van de juiste titulatuur. Vooral de media heeft het nog vaak over een federaal agentschap. Dat is het echter niet : het is een agentschap dat uit het samenwerkingsakkoord voortvloeit. Er is geen federale voogdij.
De federale overheid is nog steeds bevoegd voor het verstrekken van waarborgen inzake uitvoer, invoer en investeringsrisico's en voor het multilaterale handelsbeleid. Formeel behoren deze twee bevoegdheden nog steeds tot de federale bevoegdheden. Dit is de reden waarom de titulatuur van minister Moerman nog steeds de buitenlandse handel omvat.
Om het agentschap voor de Buitenlandse Handel op te richten, hebben de federale overheid en de gewesten een samenwerkingsakkoord afgesloten. De bevoegdheden van het agentschap voor de Buitenlandse Handel zijn duidelijk opgesomd in artikel 3 van dit samenwerkingsakkoord.
De eerste bevoegdheid van het agentschap voor de Buitenlandse Handel is de organisatie van gezamenlijke handelsmissies. Dergelijke beslissingen worden genomen op initiatief van een of meerdere gewesten of op initiatief van de federale overheid, die in dit verband ook het initiatiefrecht heeft behouden.
De tweede bevoegdheid betreft het organiseren, het ontwikkelen en het verspreiden van informatie, studies en documentatie over buitenlandse markten ten behoeve van Export Vlaanderen, het Waals exportagentschap en de dienst Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De derde bevoegdheid omvat de taken van gezamenlijk belang waarover de raad van bestuur bij unanimiteit beslist.
De samenstelling van de raad van bestuur wordt door de artikelen 6 tot en met 10 van het samenwerkingsakkoord bepaald. Het agentschap voor de Buitenlandse Handel heeft een zestienkoppige raad van bestuur. Deze raad van bestuur is op twee vlakken paritair samengesteld. Er is een paritaire verhouding tussen Nederlands- en Franstaligen en tussen vertegenwoordigers van de overheid en van de privé-sector.
Gezien de duidelijke bevoegdheidsverdeling is de gewestelijke vertegenwoordiging in de raad van bestuur preponderant. De raad van bestuur bestaat uit vier federale vertegenwoordigers en twaalf gewestelijke vertegenwoordigers. Vier van de twaalf gewestelijke vertegenwoordigers zijn Vlamingen.
Bovendien benoemt elke gewestregering een regeringscommissaris die de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bijwoont. Elke regeringscommissaris kan, binnen een termijn van 4 werkdagen, bij de eigen gewestregering beroep instellen tegen een beslissing van de raad van bestuur die hij strijdig acht met de bijzondere wet ter hervorming van de instellingen, met het samenwerkingsakkoord of met het algemeen belang.
Op de federale ministerraad van 18 juli 2003 heeft de federale regering mevrouw Neyts als federaal vertegenwoordiger in de raad van bestuur aangeduid. Artikel 8 van het samenwerkingsakkoord stelt dat de raad van bestuur een van de eigen leden tot voorzitter verkiest. Op 10 september 2003 heeft de raad van bestuur mevrouw Neyts tot voorzitter verkozen. Deze verkiezing is volledig in overeenstemming met de statutaire bepalingen verlopen.
Mevrouw Neyts begeleidt regelmatig buitenlandse zendingen. Mij lijkt het normaal dat de voorzitter van het agentschap voor de Buitenlandse Handel dergelijke zendingen kan begeleiden. Na het lopende jaar, dat ik als een overgangsjaar beschouw, zal de leiding van deze zendingen enkel door gewestelijke ministers kunnen worden opgenomen. De gewestelijke minister die een zending leidt, zal hierbij alle gewesten vertegenwoordigen. Op verzoek van de prins kan een federaal minister de zending vergezellen. In dat geval zal hij evenwel geen enkele inhoudelijke rol vervullen.
De voornaamste functie van het agentschap voor de Buitenlandse Handel is het organiseren van de prinselijke missies. Dit is steeds duidelijk geweest. Het samenwerkingsakkoord stelt dat het agentschap voor de Buitenlandse Handel eveneens bevoegd is voor databeheer, voor selectieve informatieverspreiding, voor het verstrekken van informatie over buitenlandse reglementen en wetgevingen over handel en investeringen aan gewestelijke promotie- instanties en, in samenwerking met de gewesten, voor de ontvangst van buitenlandse delegaties.
De raad van bestuur moet nog bepalen of het agentschap voor de Buitenlandse Handel export awards zal uitreiken en de bilaterale nationale Kamers van Koophandel in het buitenland zal subsidiëren.
Ik vertrek steeds vanuit de noden van Export Vlaanderen. Uit overleg met Export Vlaanderen is gebleken dat deze noden zich vooral beperken tot de organisatie van de prinselijke missies, tot de selectieve informatieverspreiding, tot het beheer van het exporteursbestand en tot het coördineren en het ondersteunen van de ontvangst van grote buitenlandse delegaties.
Deze discussiepunten vormen de basis van de onderhandelingen die ik met de andere gewesten over de rol van het agentschap voor de Buitenlandse Handel voer. Het spreekt vanzelf dat de raad van bestuur hierover de komende maanden het laatste woord zal hebben.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, het agentschap voor de Buitenlandse Handel heeft blijkbaar een beperkte opdracht. Het valt me op dat er heel wat mensen werken om die beperkte opdracht uit te voeren. In totaal gaat het om bijna 50 personeelsleden. Mij lijkt dit vrij veel.
Wat de samenstelling van de raad van bestuur betreft, wil ik hier nog even de kritiek herhalen die we tijdens de bespreking van het samenwerkingsakkoord hebben geuit. Vlaanderen vertegenwoordigt 70 tot 80 percent van de export in dit land. In de raad van bestuur wordt Vlaanderen evenwel in een minderheidspositie geduwd. Iedereen weet dat Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het buitenland steeds nauwer samenwerken en zich steeds vaker als een enkele entiteit opstellen. Het gevolg is dat Vlaanderen in de raad van bestuur in een minderheidspositie terechtkomt.
De minister heeft daarnet verklaard dat mevrouw Neyts door de raad van bestuur van het agentschap voor de Buitenlandse Handel tot voorzitter is verkozen. Ik neem aan dat dit klopt. Ik blijf er evenwel bij dat het hoogst ongebruikelijk is dat deze functie door een politicus wordt uitgeoefend. Bij mij weten is dit nog nooit eerder gebeurd. In dergelijke instellingen is de voorzittersfunctie steeds door mensen uit het bedrijfsleven waargenomen. Qua politisering kan deze aanstelling tellen.
Welke houding hebben de Vlaamse vertegenwoordigers in de raad van bestuur op dit vlak aangenomen? Mevrouw Neyts maakt deel uit van de federale vertegenwoordiging in de raad van bestuur. Aangezien het grootste gewicht in deze instelling bij de gewesten berust, vind ik haar aanstelling tot voorzitter dan ook een zeer eigenaardige zaak.
De minister heeft daarnet benadrukt dat het hier niet om een federaal agentschap gaat. In feite gaat het, als ik die term hier mag gebruiken, om een confederaal agentschap. Ik vind het hoogst eigenaardig dat een van de federale vertegenwoordigers tot voorzitter wordt verkozen.
De voorzitter : Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens : De aanstelling van mevrouw Neyts is het gevolg van een unanieme beslissing van de raad van bestuur. Indien de voorzitter een vertegenwoordiger van de overheid is, wordt de ondervoorzitter automatisch uit de vertegenwoordigers van de economische actoren gekozen. Ook op dit vlak wordt een zekere vorm van pariteit nagestreefd.
Op dit ogenblik stelt het agentschap voor de Buitenlandse Handel 40 mensen te werk. Het samenwerkingsakkoord voorziet in een maximaal personeelsbestand van 50 mensen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Nieuwenhuysen en door de heer Platteau werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.