Commissie voor Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Ambtenarenzaken Vergadering van 07/10/2003
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, en tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de Vlaamse invalshoek van de studie van de Europese Centrale Bank over de efficiëntie van de overheden van de Europese lidstaten
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bogaert tot de heer Somers, minister-president van de Vlaamse regering, en tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de Vlaamse invalshoek van de studie van de Europese Centrale Bank over de efficiëntie van de overheden van de Europese lidstaten.
Minister-president Somers antwoordt tevens in naam van minister Van Grembergen.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, deze vraag is misschien niet zo spannend vanuit het oogpunt van de media, maar daarom niet minder belangrijk. Het is moeilijk om vanuit het perspectief van deelstaten te verwijzen naar studies over
staten als België. Toch moeten we eerlijk zijn met onszelf en lessen trekken voor Vlaanderen uit gemaakte studies, zelfs al gaat het over studies over het federale geheel. We moeten bekijken of Vlaanderen het zo slecht of goed doet als uit internationale studies blijkt. Gezien het belang en het algemene karakter van de vraag had ik deze vraag gericht aan zowel u, mijnheer de minister president, als aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken.
In de nieuwe paarse federale regering moeten niet minder dan 3 leden zich met deze problematiek bezighouden. Dat betekent dat men zich op federaal niveau wel bewust is van dit probleem. Ik betwijfel of de premier destijds voorkennis heeft gehad van de studie waarvan sprake. Toch is het vreemd dat zoveel regeringsleden zich bezig moeten houden met dit probleem.
Waarover gaat het? De Europese Centrale Bank, een van de hoogst aangeschreven instanties wat studies betreft, stelt dat België de op twee na minst efficiënte overheid heeft, in een groep van 23 rijke OESO-landen. Ik laat in het midden of dit klopt. Ik ga hier niet debatteren over de vraag of men andere parameters heeft gebruikt. Ik stel dit alleen maar vast, net als u. De reactie van de politiek daarop was vreemd, vooral dan van de huidige en vroegere federale ministers. Zo werd er gesteld dat er nu een reden was om op tafel te slaan. Men oordeelde dat België het veel beter moet doen, dat Copernicus eigenlijk een slag in het water was. Dat waren reacties van de heren Vanvelthoven, Van Quickenborne en Van den Bossche op die studie. Het is intriest dat een hoogontwikkeld en democratisch land als België anno 2003 op 2 landen na de rode lantaarn van minst efficiënte overheid moet torsen.
Wat is dan de conclusie als men de zaak bekijkt voor de deelstaat Vlaanderen? Is dit een typisch federaal Belgisch verschijnsel, of is hetzelfde probleem ook aanwezig, in eenzelfde of verschillende mate, bij de gewesten en gemeenschappen? Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht. Dat is een oude Vlaamse wijsheid. België heeft zijn neus geschonden in deze studie. De vraag is of Vlaanderen ook zijn aangezicht heeft geschonden. Dat is niet onbelangrijk, ook voor de mensen. Misschien liggen immers weinig mensen daarvan wakker, maar ook de bevolking werd geconfronteerd met de resultaten van deze studie. Er werd lacherig gedaan over dat al lang bestaande onefficiënte apparaat.
Sinds medio 1999 was paars-groen volop bezig met het dichten van de kloof tussen burger en administratie, tussen burger en politiek, tussen burger en overheid. De rode draden doorheen paars-groen op dit niveau en paars op het federale vlak waren dan ook : de een loketfunctie, het vereenvoudigen van de administratieve rompslomp, het helder maken van de administratieve taal, de Vlaamse Huizen van de Economie, het subsidiariteitsbeginsel. Dat zijn allemaal belangrijke begrippen die, indien omgezet in realiteit, niet zouden mogen toelaten dat we de 21e plaats bekleden van de 23 landen onderzocht door de Europese Centrale Bank.
Daarom stel ik deze vraag aan de Vlaamse regering. Ik weet dat het in de studie over België ging, en niet over Vlaanderen. We weten echter dat er ook bij ons zaken te verbeteren zijn : dat hoeft geen betoog. Dat is geen verwijt. Het is een vaststelling. Maar kan de Vlaamse regering nu of in de toekomst aan dit parlement aantonen dat de deelstaat Vlaanderen niet die plaats zou bekleden, dat wij het heel wat beter doen?
We moeten eerlijk zijn met onszelf : uit een studie die deze week in de media is verschenen, blijkt dat 4,5 percent van de kosten van de bedrijven naar administratie gaat. Dat is erg veel. U hebt die studie ook gezien. Dit is deels het gevolg van een inefficiënt overheidsapparaat in België en de deelstaten, als ik de studie van de ECB moet geloven.
Heeft de Vlaamse regering officieel of officieus kennis genomen van deze studie? Is men van plan daar lessen uit te trekken? Kan uit deze studie worden afgeleid of de verregaande inefficiëntie van de overheid in gelijke mate aanwezig is op de federale, deelstatelijke of zelfs lokale bestuursniveaus? Ik weet niet of dat mogelijk is. Ik ben daar niet goed geplaatst voor. Misschien kunnen mensen van het kabinet of de administratie het wel.
Liet de Vlaamse regering reeds een grondige doorlichting verrichten van de bestaande ambtelijke apparaten van gewesten en gemeenschappen, en ook van die van de lokale besturen? Ik verwijs naar het feit dat men federaal, alvorens aan Copernicus te beginnen, een zogenaamde audit heeft gedaan. Men weet dat die audit eigenlijk die naam niet waard was.
Ten slotte zou ik als Vlaams volksvertegenwoordiger echt graag weten, hoewel ik besef dat dit moeilijk is, of Vlaanderen het beter of slechter zou doen in deze rangschikking dan het federale België.
De voorzitter : Minister-president Somers heeft het woord.
Minister-president Bart Somers : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Bogaert, in de studie waarnaar u verwijst, proberen de onderzoekers van de ECB enerzijds de performantie van de publieke sector en anderzijds de efficiëntie van de openbare dienstverlening te meten. Voor het meten van de performantie wordt gebruik gemaakt van maatschappelijke effecten, uitgedrukt in indicatoren als enerzijds de mate van corruptie, de administratieve lasten, de kwaliteit van justitie en dergelijke, en anderzijds inkomensverdeling, inflatie, werkloosheid en andere. Dat staat op pagina 10 van die studie. Uit de studie blijkt dat de verschillen in algemene performantie tussen de onderzochte landen veeleer gering zijn. Landen met een beperkte publieke sector scoren het beste. De eurozone scoort gemiddeld niet zo goed. België bevindt zich in de buurt van het gemiddelde. Resultaten voor Vlaanderen zijn niet uit de studie af te zonderen.
De efficiëntie van de overheid wordt gemeten op basis van performantie en overheidsuitgaven. Hieruit blijkt dat België in vergelijking met de meeste andere landen veel uitgeeft voor het bereikte maatschappelijke effect. De studie geeft aan dat dergelijke cijfers met de grootste omzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. De vergelijkbaarheid of de rangschikking is dus ook een relatief gegeven, dat we met de grootst mogelijke omzichtigheid moeten bekijken, daar de invloeden op overheidsuitgaven van factoren als bijvoorbeeld de hogere levensverwachting, het klimaat en dergelijke moeilijk te verrekenen zijn.
De belangrijke vraag is natuurlijk : wat doen we hieraan? De Vlaamse regering heeft niet gewacht op de resultaten van deze studie om te werken aan een grotere performantie en efficiëntie van het Vlaamse overheidsapparaat. Het eerste hoofdstuk van het Vlaamse regeerakkoord is volledig gewijd aan een nieuw bestuurlijk beleid. De in dat hoofdstuk verwoorde fundamentele beleidsopties kregen een krachtig verlengstuk in diverse regeringsinitiatieven en -beslissingen, die zullen resulteren in een ingrijpende hervorming van de volledige Vlaamse overheidsadministratie. In het kader van het grootscheepse project Beter Bestuurlijk Beleid wordt tegelijk gewerkt aan meerdere vernieuwingen. Ik som de voornaamste even op.
Ten eerste wordt er gestreefd naar een verbeterde relatie tussen de Vlaamse politieke instellingen onderling en het politieke niveau en de administratie. Dit wordt concreet door de zogenaamde een-op-een-relatie, waarbij één minister bevoegd is voor alle beleidsmateries die tot eenzelfde beleidsdomein behoren. Ook is er de oprichting in elk beleidsdomein van een beleidsraad, waarin de bevoegde minister en de leidende ambtenaren debatteren over de grote beleidslijnen en waarin er een afstemming tussen de entiteiten gebeurt. Daarnaast is er dan nog de veralgemeende invoering van beheersovereenkomsten.
Ten tweede wordt er een duidelijker taakverdeling nagestreefd tussen de drie bestuursniveaus, en een optimale samenwerking tussen die niveaus. Daartoe begon de Vlaamse regering met een kerntakendebat met de provincies en de gemeenten, dat resulteerde in een overeenkomst met deze bestuursniveaus. U weet dat beter dan ik. Dit debat had een dubbele invalshoek. Ten eerste was er de vraag welke taken van publiek belang zijn, en daarom door de overheid moeten worden uitgevoerd. Ten tweede was er de vraag welke overheid die taak op zich moet nemen : de Vlaamse overheid, de provincies of de gemeenten.
Ten derde is er de publiek-private samenwerking. Het decreet terzake van 9 juli 2003 optimaliseert het juridische raamwerk voor publiek-private samenwerking vanuit één algemene samenhangende visie op deze samenwerking in Vlaanderen. Het versoepelt bepaalde PPS gerelateerde en relevante bestuursregels, vergroot de rechtszekerheid voor privé-partners en vergroot daardoor wezenlijk de aantrekkingskracht van deze PPS-formules. Het Vlaams Kenniscentrum PPS, dat op 22 december 2000 bij decreet werd opgericht, moet de gezaghebbende knooppuntorganisatie zijn van en voor de Vlaamse overheid inzake PPS.
Ten vierde is er de reorganisatie van het Vlaamse overheidsapparaat. Er wordt een nieuw organisatiemodel ingevoerd. Er is een indeling van de bevoegdheden in 13 beleidsdomeinen, een duidelijke uniforme organisatiestructuur per beleidsdomein, een geïntegreerd human-resources-managementbeleid, een visie op topmanagement, een constructieve samenwerkingscultuur en de hervorming van de financiële en budgettaire cyclus, met inbegrip van een hervorming van de controleomgeving.
Ten vijfde is er de verbeterde of minstens gemoderniseerde relatie met het maatschappelijke middenveld.
Ten zesde is er een optimalisering van de dienstverlening aan de burger, door middel van een efficiënter werkende overheidsadministratie in de doorzichtiger organisatiestructuur waarover ik het daarnet had. Er is een vereenvoudiging van de regelgeving, die we nog steeds moeten nastreven en waaraan we elke dag moeten werken, een geïntegreerd loket en e-government.
De ware hefbomen van verandering zijn uiteraard in handen van gemotiveerd en deskundig personeel. Parallel aan de vernieuwing van de structuren en processen wordt daarom gewerkt aan een modern en slagvaardig personeelsbeleid. Een raamstatuut voor alle personeelsleden van de Vlaamse overheid schept het kader voor een gepast personeelsbeleid, dat een evenwicht vindt tussen enerzijds eenheid en transparantie inzake arbeidsvoorwaarden en anderzijds de ruimte voor lijnmanagers om eigen accenten te leggen. Naast het raamstatuut is de managementcode opgesteld, die in 12 punten aangeeft welke principes van een goed personeelsbeleid de managers van de Vlaamse overheid moeten nastreven en welke acties ze kunnen ondernemen om die principes in de praktijk te brengen.
In een raadgevend comité werkt de administratie samen met de vakbonden aan een beleidsvoorbereidend document over het toekomstige belonings- en verloningsbeleid. Dat door het personeel gedragen beleidsvoorbereidend document zal als springplank gelden voor het regeerakkoord van een volgende regering, hoe die ook mag zijn samengesteld. De invoering van een algemene interne arbeidsmarkt betekent dat op termijn interne mobiliteit voor het personeel mogelijk wordt tussen alle ministeries en agentschappen van de Vlaamse overheid.
Ook werd een visie ontwikkeld op human resources en facilitair management, waarbij er aandacht is voor flexibele kantoorinrichting en telewerken en het optimaliseren van huisvesting en logistiek. Op de webstek www.vlaanderen.be/bbb vindt u daarover alle verdere informatie.
Deze korte opsomming moet duidelijk maken dat de Vlaamse regering tot mijn spijt niet kan detecteren waar Vlaanderen zich bevindt in die studie, die we samen tot op zekere hoogte relativeren, maar ook dat de regering in haar beleid op heel wat domeinen net heeft getracht de efficiëntie, de transparantie, de klantvriendelijkheid en dergelijke van onze administratie te verbeteren. Dat is een van de belangrijke beleidslijnen van deze Vlaamse regering. Ook in het laatste jaar willen we dat actief voortzetten.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. We krijgen in een notendop een overzicht van wat er in Vlaanderen gebeurt. Het is moeilijk een en ander af te leiden uit de studie, maar het zou misschien nuttig zijn, indien mogelijk, indien de Vlaamse regering aan de hand van dezelfde parameters een en ander laat onderzoeken voor onze deelstaat. Dan zouden we aan de bevolking de juiste cijfers kunnen geven. Nu gebeurt alles immers wat lukraak. In de media horen we een cynische taal. 'We zijn goed bezig, met die 21e plaats,' zo zegt men. Het probleem is dat dit afstraalt op politici, administraties en parlementen van de deelstaten.
Er worden zoveel studies gemaakt. Het zou niet onbelangrijk zijn deze studie uit te voeren. In de commissie voor Economie hadden we vorige week een zeer belangrijke gedachtewisseling met professor Sleuwaegen en doctor De Backer, over de beroemde performantiestudie, waarin we van de 4e naar de 7e plaats gaan. Natuurlijk is er ook daar sprake van de nodige correcties en moet men diverse elementen in rekening brengen. Maar ookdaar zakken we weg.
Ook een administratie, ook de politiek, ook een regering en een parlement moeten zichzelf verkopen. Ten behoeve van de bevolking zou het geen overbodige luxe zijn mocht de Vlaamse regering de voornoemde studie laten maken, om te bekijken of we het even goed, beter of slechter doen dan andere deelstaten. Die studies worden immers wel gemaakt in Catalonië,Wales en Schotland. Vlaanderen zou dat ook moeten kunnen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.