Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 03/07/2003
Vraag om uitleg van de heer Etienne Van Vaerenbergh tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de onderbezetting van de Centra Algemeen Welzijnswerk in Halle-Vilvoorde ten overstaan van het Vlaams gemiddelde
Vraag om uitleg van de heer Etienne Van Vaerenbergh tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het ontbreken van gesubsidieerde crisisopvang in Halle-Vilvoorde
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Van Vaerenbergh tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de onderbezetting van de Centra Algemeen Welzijnswerk in Halle-Vilvoorde ten overstaan van het Vlaams gemiddelde, en van de heer Van Vaerenbergh tot minister Byttebier, over het ontbreken van gesubsidieerde crisisopvang in Halle Vilvoorde.
De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, in 1984 droeg de toenmalige minister van Welzijn Rika Steyaert de KUL en de RUG op een studie te maken over de welzijnsvoorzieningen en hun spreiding in Vlaanderen. De studie van de KUL en van de Gentse professoren De Moortel en Van de Winkel leverde een lijvig werk op dat ik nog geregeld koester en inkijk. In de studie worden de witte vlekken van het welzijnswerk opgesomd. Het waren er drie : Halle-Vilvoorde, de Westhoek en de Kempen. Ondertussen is het probleem in de Westhoek weggewerkt, en in de Kempen is men aan een inhaalbeweging bezig.
Onlangs hield gouverneur Lode De Witte van de provincie Vlaams-Brabant een toespraak met als titel 'Armoede slaat blijvende wonden'. Hij stelde vast dat sinds de jaren tachtig het arrondissement Halle Vilvoorde er niet echt op is vooruitgegaan. Ik herinner me nog de tijd dat we in het arrondissement allerlei voorstellen formuleerden, maar dat de administratie ons steevast wegstuurde met de boodschap dat we maar naar Brussel moesten. Brussel is echter moeilijk bereikbaar voor de mensen uit het arrondissement.
We hebben onderzocht hoe het staat met het algemeen welzijnswerk en met de gesubsidieerde nood- of crisisopvang in het arrondissement. We stellen vast dat vandaag de historische achterstand, die al twintig jaar geleden bestond, er nog steeds is. Toen men het algemeen welzijnswerk heeft geharmoniseerd, stelde men dat ernstig werk alleen kan als men in elk centrum zestien fulltime-equivalenten, onder meer bestaande uit psychologen, maatschappelijke werkers en eventueel juristen, in dienst heeft.
In het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn er drie erkende CAW's. In één centrum haalt men de norm, maar alleen door ook laaggeschoolden van een DAC-project mee te rekenen. Het CAW Zenne en Zoniën heeft zes personeelsleden in dienst. Het CAW Delta heeft er 25, maar daarvan zijn er dus 8,5 laaggeschoolde DAC'ers. Het CAW Vilvoorde heeft er negen. In verhouding tot het bevolkingsaantal beschikt Vlaanderen over 1,58 fulltime-equivalenten per 10.000 inwoners ; het arrondissement Halle-Vilvoorde daarentegen slechtsover 0,65 fulltime-equivalenten per 10.000 inwoners. Het cijfer voor Halle-Vilvoorde bedraagt dus minder dan de helft van dat van Vlaanderen. Het probleem is acuut, maar sleept maar aan. Wat zal de minister ondernemen om deze witte vlek van het Vlaamse welzijnswerk weg te werken?
Men zegt wel eens dat er in Halle-Vilvoorde geen organisaties of privé- en publieke rechtspersonen initiatieven nemen. We stellen echter vast dat de provincie Vlaams-Brabant sinds haar ontstaan dat wél doet. Zo voorziet de provincie in een crisisopvang in Halle. De provincie zou een soortgelijk initiatief in Vilvoorde willen uitbouwen. Geleerd door de ervaring dat men wel iets kan opstarten, in de hoop dat het zal worden erkend en gesubsidieerd, maar dat dit uiteindelijk toch niet gebeurt, bekoelt het enthousiasme. De provincie probeert daarom te behouden wat men al heeft.
Haven 21 in Halle is ondertussen het enige niet erkende crisisopvangcentrum van Vlaanderen. De CAW's zijn al onderbemand, en hebben dus niet de mogelijkheden om in te springen. De drie CAW's zouden wel willen samenwerken en bijspringen, maar daar is een erkenning en een subsidiëring voor nodig. Kan de minister op dat vlak voor een oplossing zorgen?
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, geachte collega's, op 25 april 2002 heb ik al dezelfde problematiek aangesneden. Ik steun dus de vraag van de heer Van Vaerenbergh. Toen al stelde de minister dat de drie CAW's in Halle-Vilvoorde een personeelsaangroei hebben gekend. Het CAW Zenne en Zoniën evolueerde van 4 naar 6 personeelsleden, het CAW West-Brabant en Dender - dat de grens van Vlaams-Brabant overschrijdt - van 9 naar 25 en het CAW Vilvoorde van 5,5 naar 9. De onderbezetting blijft wel bestaan.
Het is ook zo dat de kleinere CAW's altijd uit de boot vallen als nieuwe initiatieven worden aangekondigd, want hun chronische onderbezetting maakt hun deelname onmogelijk. Ze hebben het moeilijk om bijvoorbeeld de samenwerking met de OCMW's uit te bouwen of personeel vrij te maken voor begeleid wonen, want het duurt een tijdje voor men als een proefregio wordt erkend. Om die reden werd ik toen aangesproken.
Hetzelfde geldt voor de crisisopvang. Vanuit de provincie Vlaams-Brabant werd daartoe een aanzet gegeven. De minister had mij toen geantwoord dat er geen specifieke meerjarenplanning zou worden uitgewerkt, waarbij CAW's extra middelen zouden ontvangen naar aanleiding van hun karakter als onderbezette regio. Als er op de begroting extra middelen zouden vrijkomen, zou de minister nakijken of ze daarvoor konden worden ingezet. Ik heb niet geconstateerd dat extra middelen werden ingezet.
Ik vraag de minister nu toch aan zo'n meerjarenplanning te werken en voor de begroting 2004 in bijkomende middelen te voorzien. Het gaat toch om eerstelijnszorg en nieuwe zorgregio's en daar is zo'n planning op zijn plaats. Men kan dan nagaan of zorgverlening in alle regio's op een evenwaardige manier wordt uitgebouwd en ten dienste van de mensen verloopt die er wonen.
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik had gehoopt op deze gedetailleerde vraag een optimistisch antwoord te kunnen geven. De regio Halle-Vilvoorde is duidelijk een onderbezette regio. Ik ben zelf afkomstig uit Brussel. Er wordt dikwijls geredeneerd dat het Vlaamse hinterland in Brussel wel zijn gading vindt. Ik denk bijvoorbeeld aan het secundair onderwijs. Die tijd is echter voorbij. Halle-Vilvoorde ontwikkelt een eigen stijl, die wel wordt beïnvloed door de gebeurtenissen in Brussel, maar met een eigen werking en een eigen context.
Ik verschuil mij niet achter dat hinterland. Een paar jaar geleden is een duw in de goede richting gegeven met de uitbreiding van 9 voltijdsequivalenten. Het laatste jaar is dat niet gebeurd. Wij zullen zien of er op korte termijn iets mogelijk is. Ik ben niet erg optimistisch omdat in het regeerakkoord de keuze is gemaakt om prioritair uitvoering te geven aan de verruiming van de beschutte woonvormen.
Er werd verwezen naar de pilootregio's. Voor zes pilootregio's werd voor beschut en begeleid wonen geld uitgetrokken. Ik hoop dat de begroting 2004 toelaat om daar uitbreiding aan te geven. Ik neem nog geen politiek engagement, maar ik weet dat de regio Halle-Vilvoorde specifieke zorgen vereist.
Als er nieuwe initiatieven mogelijk zijn, zal ik met de situatie in Halle-Vilvoorde rekening houden. Op dit moment is wat de uitbreiding van CAW's betreft, voorzien dat er pilootregio's bij kunnen komen. Halle Vilvoorde krijgt dan mijn aandacht.
De vraag voor programmatie is zeer terecht. Ook voor kinderopvang is programmatie nodig. De hoogste nood moet eerst worden gelenigd. Er is een eerste stap gezet. Het loopt niet van een leien dakje, maar er wordt gewerkt aan het instrumentarium, zoals het opzetten van boordtabellen, eenvormige jaarverslagen en beleidsplannen en een geïntegreerde registratie. Als wij een programmatie willen opzetten over heel Vlaanderen, moet met dezelfde maatstaven worden gewerkt.
Daar is vorig jaar mee gestart. Ik kan niet beloven dat wij snel over een programmatie zullen beschikken, maar de weg is wel al ingeslagen.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Het antwoord ontgoochelt mij. Ik hoor steeds hetzelfde antwoord. De zwakste in de schakel blijft zwak, de sterke wordt steeds sterker.
De minister vraagt aan een CAW met 30 à 40 mensen in dienst dezelfde boordtabellen als aan een CAW dat 6 werknemers telt. Dat is moeilijk te realiseren. Dat gaat niet op. De gegevens kunnen objectief worden nagetrokken. Er moet een einde komen aan de onderbezetting. Daar zijn geen boordtabellen voor nodig. Dat is duidelijk. Ik vraag de minister dit probleem in de mate van het mogelijke op te lossen. Onze mensen worden immers iedere dag mondiger en vragen dat hun rechten worden gerespecteerd. De boordtabellen zullen daar niet veel aan veranderen. Zij zullen dat gegeven alleen maar bevestigen. Er wordt veel meer inspanning gevraagd aan een groot dan aan een klein centrum. De grote centra hebben dikwijls maar één zetel. In Halle-Vilvoorde werkt men dikwijls op drie verschillende plaatsen omdat men met een probleem van verspreiding kampt.
Ik kan misschien wel de trein nemen vanuit Halle of Vilvoorde, maar velen zullen toch de auto nemen, want het openbaar vervoer rijdt niet altijd op de juiste tijdstippen naar Brussel. Onze mensen komen niet zo graag meer naar Brussel. Dat is ingewikkeld geworden. Ik vraag de minister een inspanning te leveren bij de begroting 2004.
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Ik wens alle misverstanden te vermijden. Ik heb gezegd 'neem de trein naar Brussel' met dezelfde connotatie als wat u zei. Ik had u wel begrepen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.