Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 03/07/2003
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Ludo Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over het Wijnendalebos
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Verfaillie tot de heer Sannen, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, over het Wijnendalebos.
De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het bos van Wijnendale, waarvan ongeveer 200 hectare door het Vlaams Gewest werd aangekocht in 1982, vormt het grootste nog resterende complex van oud bos in Zandig Binnen-Vlaanderen. Het is een restant van de uitgestrekte bossen die aan het West-Vlaamse Houtland zijn naam gaven. De totale bosoppervlakte bedraagt ongeveer 300 hectare en daarvan zijn ongeveer 200 hectare domeinbos. Ongeveer de helft van het domeinbos werd aangewezen als bosreservaat. Daar wordt het bos de kans gegeven om volledig spontaan te evolueren. Het andere gedeelte wordt opengesteld voor recreatie.
Vandaag zijn het bosreservaat en het recreatief gedeelte een schoolvoorbeeld van verloedering. Omgevallen bomen, veroorzaakt door stormen of een gebrek aan verzorging, blijven liggen en worden slechts sporadisch opgeruimd. Volgens de administratie Bos en Groen is de reden hiervoor een tekort aan middelen voor het onderhoud. Nochtans beschikt ze over 100 miljoen euro om bossen en landbouwgrond aan te kopen. Geld voor onderhoud en nazorg blijkt er niet te zijn.
Vier jaar geleden werden mooie uitheemse bomen opnieuw ontschorst. Een partij van enkele hectaren lariksen werd onderaan bewerkt met ijzeren kabels waardoor de sapstroom werd onderbroken. Ik heb ter illustratie fotomateriaal meegebracht. De meeste van die bomen zijn afgestorven. Enkele exemplaren wisten zich nog te redden, maar die werden dit voorjaar opnieuw bewerkt. Vreemde bomen horen kennelijk niet thuis in het bos. Alleen de inheemse bomen worden getolereerd, maar niet verzorgd. De olmen zijn aangetast door de olmenziekte, die uiterst besmettelijk is. De bomen worden niet opgeruimd. Ze zijn een broeihaard voor besmettingen in de ruime omgeving. De zangvogels zijn er verdwenen. Eksters en kraaien zijn er heer en meester. De vossenburchten zorgen voor dood en bederf tot in de verre omgeving. Kortom, de verloedering is in het bos alom aanwezig. Het is het bos der schande geworden. Vooraleer men in de toekomst overgaat tot het onzorgvuldig aankopen van landbouwgrond om nieuwe bossen aan te planten, moet men eerst moeite doen om de bestaande bossen in eigendom van het Vlaams Gewest op een deftige manier te onderhouden.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van voormelde problematiek? Om welke redenen wordt het bos niet meer onderhouden? Ziet u een mogelijkheid om voor het bos dringend in een passend onderhoud te voorzien? Kunt u een overzicht geven van de onderhoudsbeurten van het bos gedurende de afgelopen 4 jaar?
De voorzitter : Minister Sannen heeft het woord.
Minister Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, collega's, als minister bevoegd voor het bosbeleid ben ik op de hoogte van het gevoerde beleid voor bosreservaten, maar ik moet ootmoedig bekennen dat ik niet op de hoogte word gebracht van elke afgestorven of omgevallen boom.
Het is algemeen bekend dat in het dichtbevolkte Vlaanderen de mens door de eeuwen heen sterk heeft ingegrepen in het bos door kappen van bomen, laten begrazen, afbranden, enzovoort, zodat er van natuurlijke bosecosystemen in onze contreien geen sprake meer is.
In 1990 - bij de goedkeuring van het Bosdecreet - heeft de decreetgever zich achter een oproep geschaard vanuit wetenschappelijke hoek, vanuit bosbouwkundige kringen en vanuit de sector natuurbehoud, om in een wettelijk kader te voorzien voor de uitbouw van een netwerk van bosreservaten. Dit gebeurde in navolging van de meeste Europese landen.
Bosreservaten worden opgericht, ingericht en beheerd met het oog op het herstellen van een aantal natuurlijke bosecosystemen in Vlaanderen. Dit gebeurt vooral om ons, en de volgende generaties, meer inzicht te laten verwerven in de spontane processen van bosontwikkeling en in de opbouw van natuurlijke bosecosystemen. Kennis over deze spontane processen is nodig om het bestaande bosbeheer bij te sturen in een meer natuurgericht en dus duurzamer bosbeheer.
Bovendien is deze kennis ook relevant in het kader van een economisch bosbeheer. Waarom zouden kostbare ingrepen of werken uitgevoerd worden, die vaak niet via bosexploitatie terugverdiend kunnen worden, wanneer via spontane processen - natuurlijke verjonging in plaats van aanplanten bijvoorbeeld - hetzelfde resultaat kan worden bereikt? Dit kan tegen veel minder of zelfs zonder kosten.
Daarnaast heeft de inrichting van bosreservaten ook een cultuurhistorisch en educatief belang. Ik ga ervan uit dat algemeen aanvaard wordt dat belangrijke openbare - maar ook private - middelen ingezet worden om ons rijk cultuurhistorisch patrimonium in Vlaanderen veilig te stellen voor het nageslacht. Het is verbazingwekkend te moeten vaststellen dat het herstel van ons natuurpatrimonium in Vlaanderen, dat verhoudingsgewijs met zeer geringe middelen gerealiseerd kan worden, zo gecontesteerd wordt.
Over het specifieke beheer in het Wijnendalebos kan ik u het volgende meedelen. Ik meen dat de door u aangehaalde voorbeelden van zogezegde verloedering een ongenuanceerd beeld schetsen van de situatie in het Wijnendalebos. Ik beschouw het huidig beheer van het Wijnendalebos als verantwoord en passend in de doelstellingen van het Vlaams en Europees beheer van bosreservaten. Voor het gedeelte van het bos dat geen bosreservaat is, vindt een beheer plaats conform de beheersvisie voor openbare bossen, die ruim gedragen wordt en op multifunctionaliteit gebaseerd is. Ik wil erop wijzen dat het Wijnendalebos een van de mooiste boscomplexen van West-Vlaanderen is, waarin een onderbouwd beheer, conform de beheersvisie en de doelstellingen voor bosreservaten, plaatsvindt.
Het bosreservaat Wijnendalebos heeft een op 6 mei 1999 bij ministerieel besluit goedgekeurd beheersplan, waarin de streefbeelden, beheersdoelstellingen en de daaraan gekoppelde concrete beheersmaatregelen duidelijk beschreven en gemotiveerd worden. Zoals u zelf reeds in de inleiding van uw vraag schetst, wordt in het bosreservaat van Wijnendalebos in belangrijke mate voor spontane ontwikkelingsprocessen gekozen.
Voor het grootste deel van het bosreservaat Wijnendalebos werd voor een integraal statuut gekozen. In het beheersplan zijn inleidende beheersmaatregelen opgenomen om een ideale uitgangssituatie te creëren voor een verdere ontwikkeling naar een zo natuurlijk mogelijk bosecosysteem. Dit beheersplan werd voorgesteld in overleg met een ruime adviescommissie, waarin meerdere administraties, wetenschappelijke instellingen, natuurverenigingen en experts vertegenwoordigd zijn, waardoor een grondige motivatie van het wenselijk beheer gewaarborgd is.
Diverse van de door u aangehaalde voorbeelden van wanbeheer, zoals het verwijderen van exoten en het laten liggen van dood hout, sluiten aan bij de doelstellingen van de gewenste ontwikkeling naar een zo natuurlijk mogelijk bosecosysteem. Ook in het domeinbos van Wijnendale worden geleidelijke omvormingen naar een meer inheems ecosysteem, conform de beheersvisie, beoogd. Agressief verjongende exoten kunnen de ontwikkeling van inheemse en van nature bij ons voorkomende soorten sterk hypothekeren. Daarom worden soorten als Amerikaanse eik en vogelkers bestreden. Aandacht voor dood hout en dode bomen is tevens een belangrijk element in de beheersvisie voor openbare bossen.
Talrijke organismen, waaronder diverse broedvogels en insecten, zijn voor hun voortbestaan op dood hout aangewezen. Om dergelijke soorten, die deel uitmaken van een bosecosysteem, voldoende kansen te bieden, worden plaatselijk dode bomen, takken en stronken niet opgeruimd. Uiteraard worden hierbij steeds de veiligheidsaspecten in acht genomen. Langs dreven worden natuurlijk wel dode bomen verwijderd. Dit was het antwoord op uw eerste vraag.
Wat uw tweede vraag betreft, is het geenszins zo dat er geen onderhoud plaatsvindt in het Wijnendalebos. Diverse beheersmaatregelen in het Wijnendalebos vinden plaats zoals bepaald in het beheersplan voor het bosreservaat en op basis van de beheersvisie voor openbare bossen in het domeinbos. Hiertoe behoren onder meer het onderhoud van paden in het domeinbos, het kappen van exotische boomsoorten, het maaibeheer in het bosreservaat, enzovoort.
Aangezien het beheer wordt uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurd beheersplan, ben ik van mening dat het beheer van het bos niet dient te worden aangepast. Dit was het antwoord op uw derde vraag.
In antwoord op uw vierde vraag kan ik zeggen dat de afgelopen 4 jaar doorgaans een arbeider van de afdeling Bos en Groen voltijds met beheerswerken in het Wijnendalebos bezig was. In het bosreservaat werden onder meer Amerikaanse eik en vogelkers geringd en verwijderd, vond de nazorg hiervan plaats, werd verspreid naaldhout geringd en werd afval verwijderd.
Ik kan hier nog het volgende aan toevoegen. We moeten natuurlijk een onderscheid maken tussen het domeinbos en het bosreservaat. In een bosreservaat probeert men een bosecosysteem tot stand te brengen. Daarbij zijn bepaalde ingrepen noodzakelijk die op dit ogenblik misschien als onbegrijpelijk ervaren kunnen worden. Het zijn echter ingrepen die werkelijk noodzakelijk zijn om een bosecosysteem op gang te brengen. Ik wil er wel op wijzen dat een natuurlijk bosecosysteem in Vlaanderen nagenoeg nergens meer bestaat. Om die reden is het belangrijk dienaangaande de nodige knowhow te ontwikkelen.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. De praktijken die op die foto's getoond worden : is dat normaal? Is dat bewust gedaan?
Minister Ludo Sannen : Inderdaad, dat is bewust gedaan.
De heer Jan Verfaillie : Ik begrijp er niets meer van, maar dat zal waarschijnlijk wel aan mezelf liggen, aangezien ik geen boom- of bosspecialist ben. Toch wil ik één zaak duidelijk stellen. Indien er in onze regio plannen zouden zijn om bijkomende bossen aan te leggen, dan zullen we zeker tweemaal nadenken vooraleer onze toestemming te geven. Hoe moeten we immers dergelijke praktijken aan de plaatselijke bevolking gaan uitleggen?
De voorzitter : Onze goede collega Jos Deseranno had destijds wel een heel goed inzicht in die bosfilosofie. Het bosdecreet dat we goedgekeurd hebben, is daar volledig mee in overeenstemming. De heer Jef Van Looy was er ook bij.
Buitenstaanders begrijpen inderdaad niet altijd goed welke methoden wetenschappelijk verantwoord zijn in het kader van die bosontwikkeling. Voor leken kan dat inderdaad bijzonder slordig overkomen. Toch besef ik dat het voor de ontwikkeling van een natuurkundig milieu noodzakelijk kan zijn om bijvoorbeeld boomstronken te laten verrotten. Als men daarover gaat praten met boswachters of andere bosdeskundigen, dan wordt dat concept veel duidelijker en beseft men dat dit inderdaad op redelijkheid stoelt.
De heer Jan Verfaillie :Toch vind ik dat een eigenaardige situatie die voor mij niet door de beugel kan.
Minister Ludo Sannen : Ik kan me voorstellen dat u behoefte hebt aan bijkomende uitleg. Daarvoor kunt u terecht bij de administratie en bij de woudmeesters. Daar zal men u uitleggen wat de bedoeling is van een bosreservaat en van het beheer van het domeinbos, dat inderdaad volgens andere beheersplannen gebeurt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.