Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 03/07/2003
Vraag om uitleg van de heer Mark Van der Poorten tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de haalbaarheid van de eindterm zwemmen bij gebrek aan infrastructuur
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van der Poorten tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de haalbaarheid van de eindterm zwemmen bij gebrek aan infrastructuur.
De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de minister, zwemmen is voor het basisonderwijs een eindterm. Dat veronderstelt echter een infrastructuur, waarover niet iedere gemeente beschikt. Soms bestaat de infrastructuur wel, maar is het zwembad overbezet of is er geen tijd meer beschikbaar voor bepaalde scholen of klassen.
Het onderhouden en openstellen van een zwembad is immers een zeer dure aangelegenheid die niet elke gemeente vanuit de eigen financiën kan dragen. Daarenboven moet worden geconstateerd dat de uitbating van veel openbare zwembaden een verlieslatende aangelegenheid is. Er gebeuren maar weinig investeringen voor nieuwe zwembaden. Het gebeurt alleen hier en daar. De boom van de jaren 70 of 80 is blijkbaar voorbij.
Het gevolg daarvan is dat op dit ogenblik een aantal openbare zwembaden worden afgestoten. De motivatie die hiervoor wordt aangedragen, ligt bij het kerntakendebat dat op Vlaams niveau wordt gevoerd. De Vlaamse overheid is van oordeel dat zwembaden beheren niet meer tot een van haar kerntaken behoort. De overheid wil de zwembaden dan ook afstoten, of zelfs sluiten. Als deze niet worden overgenomen door een of meer andere openbare besturen of een privé-instelling, heeft dat vaak verregaande gevolgen voor de scholen die van de zwembaden gebruikmaken.
Het halen van de eindterm zwemmen wordt dan problematisch. Ofwel komen er voor die scholen verre verplaatsingen bij, ofwel is er in de buurt wegens overbezetting van andere zwembaden tijdens de schooluren totaal geen mogelijkheid meer om de leerlingen te laten zwemmen.
Ik wil van de minister graag een antwoord op de volgende vragen. Als een openbaar zwembad dat door een aantal scholen werd gebruikt om kinderen te laten zwemmen en zo aan de eindterm te voldoen, wordt gesloten en er in de directe omgeving geen zwembad meer beschikbaar is, hoe kunnen de getroffen scholen dan nog de eindterm halen? Hoe treedt in dit geval de inspectie bij een doorlichting op? Heeft de Vlaamse regering in zo'n geval een oplossing voorhanden?
De voorzitter : De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen : De rol en de plaats van een openbaar bestuur, namelijk het gemeentebestuur, komt hier aan de orde. Ik nodig de heer Van der Poorten uit te gaan kijken naar een nieuw zwembad, dat vorige week werd geopend. Zelfs de schepen van Lier was daar aanwezig. Het is de eerste keer dat de PPS-formule in Vlaanderen werd gehanteerd in dit verband. Er werd door de overheid en de participatie van de PPS voorzien in een sterk gereduceerde prijs voor schoolgaande kinderen. De formule zorgt voor een relatief lage kostprijs. We moeten afwachten hoe dat in de toekomst evolueert. Er is vooropgesteld dat voor de schoolgaande jeugd een uitzonderlijk lage prijs moet gelden. Ik hoop dat in de toekomst nog meer partijen met zo'n formule tevreden zullen zijn.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst antwoorden op de eerste twee vragen van de heer Van der Poorten. Het antwoord op die vragen zit vervat in het decreet XIV betreffende het onderwijs. In artikel 11.9 wordt enerzijds gewezen op de maatschappelijke opdracht van de scholen om de eindtermen bij alle leerlingen te verwezenlijken, maar anderzijds wordt met betrekking tot de controle door de inspectie ook aangegeven dat bij de beoordeling onder meer moet worden rekening gehouden met de specifieke schoolcontext.
Als de inspectie nagaat of de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen worden gehaald of nagestreefd, houdt ze altijd rekening met de schoolcontext en de kenmerken van de schoolpopulatie. Als de school onomstotelijk kan aantonen dat gedurende een lange periode voorafgaand aan de controle, geen zwembad op een redelijke afstand kon worden bereikt, dan zal de inspectie daar bij haar evaluatie rekening mee houden. Het gaat dan immers om een toestand die buiten de wil en de mogelijkheden van de school ligt. Rekening houdend met de aanwezige infrastructuur van zwembaden in Vlaanderen én met het feit dat de eindtermen over meerdere jaren gespreid kunnen worden gerealiseerd, gaat het hier over een zeer uitzonderlijke situatie.
Om de eindterm zwemmen te halen, moeten de leerlingen eerst gedurende een jaar gaan zwemmen. Dat jaar is ook gratis. Het is niet zo dat leerlingen elk jaar moeten gaan zwemmen. Er worden soms ook alternatieven georganiseerd.
Wat de derde vraag betreft, vraag ik mij af of een oplossing voor zwembaden die worden gesloten of op een onverantwoord verre afstand van de school gelegen zijn, vanuit of op het niveau van de Vlaamse regering moet worden gezocht. Ik denk veeleer dat er op stedelijk en gemeentelijk niveau oplossingen moeten worden uitgewerkt. Indien op bepaalde plaatsen de nodige zwembadeninfrastructuur ontbreekt, zou er bijvoorbeeld kunnen worden gestreefd naar het bouwen van nieuwe zwembaden in samenwerking met privé-partners en via een PPS-formule. In het lastenboek kunnen dan stringente bepalingen in verband met schoolzwemmen worden opgenomen.
Vaak is er wel een bereikbaar zwembad, maar is er het probleem van de overbezetting, waardoor sommige scholen niet meer tot het zwembad kunnen worden toegelaten. De inspectie heeft daarom een protocol in verband met het schoolzwemmen opgesteld. Ik zal de tekst van het protocol aan de commissieleden laten bezorgen.
Dat protocol kunnen zwembaden en scholen met elkaar afsluiten. Door dit te doen, engageren zwembaden zich om voorrang te verlenen aan leerlingengroepen waarop de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen van toepassing zijn. Ze verbinden er zich via het protocol ook toe om kwaliteitsvolle zwemlessen aan te bieden. Het ISB steunt dit initiatief. De exploitanten van zwembaden werden bij het opstellen van dit protocol betrokken.
Op plaatsen waar nog nieuwe zwembaden worden gebouwd zoals Neerpelt en Lier, kan in het lastenboek een passage worden opgenomen in verband met schoolzwemmen. De lokale overheid in kwestie beslist daarover.
De voorzitter : De commissieleden zullen de tekst van het protocol toegezonden krijgen.
De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het doet me plezier dat er sprake kan zijn van heirkracht en dat de inspectie daarmee rekening zal houden. Ik wilde met mijn vraag eigenlijk duidelijk maken dat een overheid die een verplichting aan het basisonderwijs oplegt, daarvan ook de gevolgen onder ogen moet durven zien.
In de context van het kerntakendebat is de vraag natuurlijk bij wie de bevoegdheid ligt om te voorzien in de nodige zweminfrastructuur. Ik wil niet zeggen dat de onderwijssector die bevoegdheid moet hebben, want zwemmen kan ook vanuit een gezondheidsperspectief worden bekeken. Er is hier gezegd dat er oplossingen mogelijk zijn op gemeentelijk en stedelijk niveau, eventueel met medewerking van privé-partners, maar op die manier wordt deze zaak weer afgeschoven op het niveau waarop al zoveel wordt afgeschoven.
Ik vind dat in deze problematiek een rol is weggelegd voor het intermediaire niveau. Dat niveau gebruikt nu echter het kerntakendebat om zijn verantwoordelijkheid in dat verband af te schuiven. Het ene niveau legt iets op, terwijl een ander niveau zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekt. Daardoor komt alle last weer bij de gemeenten terecht. Daartegen zet ik me af.
De voorzitter : Het incident is gesloten.