Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 26/06/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Adelheid Byttebier,Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de onrustwekkende resultaten van een Limburgs onderzoek naar risicogedrag bij jongeren
Vraag om uitleg van de heer Jan Van Duppen tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het hoge aantal zelfmoorden bij jongeren
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw Merckx tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn,Gezondheid en Gelijke Kansen, over de onrustwekkende resultaten van een Limburgs onderzoek naar risicogedrag bij jongeren en van de heer Van Duppen tot minister Byttebier, over het hoge aantal zelfmoorden bij jongeren.
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, we kunnen deze vraag situeren in het licht van het totaal mislukken van ons preventief gezondheidsbeleid. We worden immers geconfronteerd met cijfers en vaststellingen die veeleer op een gebrek aan gezondheid wijzen dan op een geslaagde gezondheidspreventie.
Ruim 25 percent van de Vlaamse jongeren tussen 14 en 16 jaar, of 1 op 4 jongeren, heeft het voorbije jaar aan zelfmoord gedacht. Nog verontrustender is natuurlijk dat 1 op 10 jongeren ook daadwerkelijk een poging tot zelfmoord heeft ondernomen. Toen er vroeger werd gesproken over zelfmoord en depressie, hadden we het meestal over meerderjarigen. De jongste tijd bereiken ons echter steeds meer berichten over minderjarigen die depressief zijn, aan zelfmoord denken, een zelfmoordpoging doen of overlijden door zelfmoord.
Verschillende onderzoeken tonen aan dat steeds meer jongeren zich niet goed voelen in hun vel. Blijkbaar kampen heel wat kinderen met psychische of psychiatrische problemen en hebben ze hulp nodig. Mevrouw de minister, zowel ikzelf als een aantal collega's in deze commissie hebben de voorbije jaren al diverse malen vragen gesteld en geïnterpelleerd over deze cijfers. Blijkbaar tevergeefs, want uw voorgangster, minister Vogels, deed de zelfmoorden bij jongeren al te vaak af als alleenstaande gevallen.
Het verbaasde me dan ook dat u in De Zevende Dag, toen u een reactie werd gevraagd bij het Euregionaal jongerenonderzoek 2002, stelde dat de bevolking nog maar wat meer moest aandringen opdat de politiek zich hier nu eens mee zou bezighouden. Mocht u dit nakijken, dan zou u merken dat er, niet alleen tijdens deze zittingsperiode, maar vooral toch wel heel duidelijk binnen deze zittingsperiode, in deze commissie veel signalen en vragen zijn geweest aan de regering en de verantwoordelijke minister. Dan voel ik me enigszins voor het hoofd gestoten : alsof de politiek terzake nog niet genoeg gesensibiliseerd is, en verontwaardigd over het uitblijven van enige daadkracht.
Dit is hier in het begin van vorig jaar al ter sprake gekomen. Meestal gebeurt dat naar aanleiding van een onderzoek. We hebben een heel jaar geduldig gewacht op de door de minister aangekondigde gezondheidsconferentie. Het hele jaar konden of mochten we weinig inbrengen terzake, want dit zou allemaal worden opgelost op die conferentie. Er werden voorstellen gedaan op de conferentie, binnen de werkgroep zelf.
Nu zijn we toch weer meer dan 6 maanden later. Ik ben ontgoocheld. Hoe kan dit parlement zijn controleopdracht uitvoeren? Wat zitten we hier nog te doen? Iedereen mag advies geven, maar wat heeft het nog voor zin dat we hier dingen aankaarten als er weinig of niets mee wordt gedaan?
Recent werd er nog een jongerenonderzoek gevoerd. Helemaal nieuw zijn die resultaten zeker niet. Alle voorgaande onderzoeken over jongeren en zelfmoordgedrag hebben aangetoond dat Vlaamse jongeren zich over het algemeen niet echt goed in hun vel voelen. Zo omschrijft 11 percent van de jongeren het welbevinden als ongunstig. Ze voelen zich onbegrepen, en kampen met een enorme druk van school, vrienden en ouders. Jongeren moeten zich blijkbaar voortdurend bewijzen. Ze worden ze steeds vaker geconfronteerd met een aantal stresserende situaties, maar bovendien zeggen 1 op 6 jongeren met problemen bij niemand terecht te kunnen om hierover te praten. Als dat dan toch gebeurt, dan is dat meestal in zeer beperkte kring. Bijna 7 op 10 jongeren praat met vrienden en vriendinnen over hun problemen, een derde met de ouders, broers en zussen. In ongeveer een derde van de gevallen worden de ouders, broers en zussen bij de problemen betrokken. Slecht 3 percent van de jongeren met problemen geeft aan met professionele hulpverleners of leerkrachten te praten.
Het onderzoek brengt trouwens nog meer onrustwekkende vaststellingen naar voren. Zo blijkt dat jongeren steeds meer drinken, roken en drugs en medicijnen slikken. 37 percent van de ondervraagde jongeren rookt op het moment van de ondervraging. Ook het alcoholgebruik stijgt aanzienlijk. De studie dateert uit 1995.
Ook inzake drugs merken wij een gelijkaardig verschijnsel, namelijk een stijging van het gebruik. Het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar dat wel eens met cannabis geëxperimenteerd heeft, is de voorbije 4 jaar meer dan verdubbeld. Ook naar het gebruik van medicatie werd gepeild. Daar is vorige week al over gesproken naar aanleiding van een vraag om uitleg.
De voorgaande cijfergegevens zijn bijzonder verontrustend. Ik denk niet dat de jongeren het allemaal zo slecht hebben. De druk op de jongeren is wel fel toegenomen. Het is toch problematisch te noemen dat zoveel jongeren bij bevraging een pessimistische kijk op het leven naar voren brengen.
Ik ben ervan overtuigd dat er niet alleen aan de opvang en preventie bij jongeren moet worden gewerkt. De vraag hoe het komt dat steeds meer jongeren naar drugs, alcohol, sigaretten of medicijnen grijpen, is veel belangrijker. Er moet naar de oorzaak van het probleem worden gepeild. Waarom wil 1 op 4 jongeren dood? Waarom voelt een groot deel van de Vlaamse jongeren zich slecht, ongelukkig en verkeerd begrepen? Hoe komt het dat ze het gevoel hebben dat ze nergens terechtkunnen met hun frustratie? Hoe komt het dat het met een zo groot aantal jongeren zo erg gesteld is dat ze zelfmoord overwegen, of zelfs een poging achter de rug hebben?
Vooral het antwoord op die vragen zou ons als beleidsmakers moeten interesseren.
Ik vraag de minister van Welzijn expliciet om aan dit maatschappelijk probleem extra aandacht te schenken. De maatschappij moet hier haar volledige verantwoordelijkheid opnemen.
Mevrouw de minister, het is duidelijk dat de bestaande preventie-initiatieven die naar jongeren zijn gericht, hun doel op allerlei vlakken voorbijschieten. Welke conclusies trekt u hieruit? Het is niet de eerste keer dat dergelijke zorgwekkende vaststellingen na een onderzoek worden gedaan. Het is ook niet de eerste keer dat u daarover wordt ondervraagd. De vorige minister deed de zelfmoordstijgingen bij jongeren af als alleenstaande gevallen. Welke visie hebt u op deze zorgwekkende evolutie? Welke concrete acties wilt u zowel op korte als op lange termijn opzetten om het probleem aan te pakken? Welke kanalen en organisaties wilt u daarvoor inroepen? Welk budget hebt u daarvoor? In De Zevende Dag zei u een plan klaar te hebben om het probleem aan te pakken. Waaruit bestaat dat plan?
Uit het onderzoek blijkt dat de zelfmoordpogingen duidelijk hoger liggen bij de Vlaamse meisjes. Hebt u daar specifiek aandacht voor in uw plan? Hoe wilt u dit verhelpen? Het is verontrustend dat jongeren niet weten waar ze terechtkunnen. De jongeren kennen de preventiecampagnes nauwelijks. Is het niet hoog tijd dat de Vlaamse regering begint te communiceren met de jongeren? Hoe wilt u dat concreet aanpakken?
Vooral het alcoholgebruik bij jongeren baart ons zorgen en is het meest onrustwekkend. Het is niet evident dat jongeren het nodig vinden om dat gebruik terug te schroeven. Nochtans is het gebruik bij jongeren sterk gestegen. Ook de cijfers van de VAD tonen dat aan. Welke maatregelen zult u nemen om jongeren duidelijk te maken dat overmatig alcoholgebruik gevaren inhoudt?
Hoe wilt u voorkomen dat op korte of langere termijn dezelfde houding tegenover sofdrugs wordt ontwikkeld als tegenover alcohol? Zult u hierover overleg plegen met de minister van Jeugd? Zijn er op dat vlak al initiatieven genomen?
Mevrouw de minister, de tijd van studie is voorbij. Er moet een plan komen dat snel wordt uitgevoerd.
De voorzitter : De heer Van Duppen heeft het woord.
De heer Jan Van Duppen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit me graag aan bij de uitgebreide uiteenzetting over de cijfers van mevrouw Merckx. U hebt in De Zevende Dag gezegd dat u voor de aanpak van de problematiek meer geld nodig hebt. Ik vond dat nogal vreemd. Voormalig minister Vogels organiseerde eind vorig jaar de gezondheidsconferentie, waar ik ook op aanwezig was. Ik vond de opzet erg geslaagd en aangrijpend. Net als mevrouw van Kessel ben ik echter op het vlak van de resultaten, de uitvoering en planning, op mijn honger blijven zitten. Het wordt tijd dat u daarmee naar buiten komt.
U hebt in het programma gezegd dat dit thema meer in de pers aan bod moet komen zodat u meer druk kunt uitoefenen aan de regeringstafel. Ik vond dat een moeilijke uitlating. Het leek erop alsof er een zelfhulpgroep moet komen voor jongeren met zelfmoordneigingen. Vóór de gezondheidsconferentie was ook al gezegd dat er een soort noodteam van psychiaters en psychotherapeutische hulpverleners ter beschikking moest worden gehouden van dergelijke mensen. Mijn fundamentele kritiek is dat het bijzonder weinig zin heeft om pompier te blijven spelen en ons te blijven focussen op vroegtijdige detectie en behandeling, zonder dat de kern van het probleem wordt aangepakt.
Mevrouw de minister, u hield een pleidooi voor meer middelen. Merkwaardig genoeg signaleren deskundigen uit de sector me dat het probleem niet zozeer een gebrek aan middelen is, OCMW's zeggen dat het over een gebrek aan menselijke contacten en over eenzaamheid gaat. Mevrouw Merckx vroeg zich af waarom meer meisjes dan jongens met zelfmoordneigingen kampen. Volgens mij worden er in deze tijden veel zwaardere en hardere eisen aan hen gesteld om het later in het leven als vrouw te 'maken'.
Ik wil nog een voorbeeld geven uit mijn gezin waarop ik graag een reactie had. Dat is misschien ongebruikelijk, maar het geeft wel de kern van de zaak weer. In het zelfmoordverhaal van jongeren gaat het niet alleen over hoe ze voor zichzelf een zin aan het leven kunnen geven, maar ook hoe ze voor anderen kunnen zorgen. Ik heb enkele jaren geleden de confrontatie aan moeten gaan met mijn vijfjarig zoontje dat erg ziek was. Ik moest naar een vergadering, maar hij vroeg me om zijn handje vast te houden totdat hij sliep. Hij zei dat hij dan later mijn hand zou vasthouden als ik sterf. Dat is de kern van het verhaal. Kinderen moeten de gelegenheid krijgen om zorg te geven als ultieme remedie tegen depressie.
In de marge van de gezondheidsconferentie heeft de heer Van Tilt een opiniestuk in De Standaard geschreven met als titel 'Vaart wel, maar zie ook eens om'. Ik moet toegeven dat de visionaire gave van de voorzitter van de VLD ongelooflijk actueel is, namelijk inzake het werken met coaches. Het gaat dan niet alleen over coaches voor jeugdige ministers, maar ook voor jongeren met problemen. Dat betekent niet dat we daar organen voor moeten oprichten van bejaarde politici, het moet ruimer worden opgevat. Ik raad iedereen aan om de film 'Bowling for Columbine' van Michael Moore te bekijken.
Het kan niet dat we van ouders eisen dat ze gaan werken en dan ook nog eens de zelfmoordtherapeut van hun kinderen moeten betalen. We moeten dat op een andere manier aanpakken. Ik pleit dan niet voor moeder aan de haard, die tijd is voorbij. Mensen moeten wel meer tijd hebben om samen te zijn, te eten, te praten, te lachen en te huilen. Onze individuele ontplooiing is op lange termijn alleen haalbaar in een omgeving van onderlinge solidariteit en zorg voor elkaar. Als we dat niet doen, evolueren we naar een zieke maatschappij die zeer veel geld kost, niet alleen aan de curatieve sector maar aan de hele gemeenschap.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Ik sluit me aan bij de bezorgdheden van de vorige sprekers. Ik ben het niet helemaal eens met de teneur van de vraag van mevrouw Merckx, alsof de oorzaak van de problemen van heel wat jongeren de permissiviteit is van de paars-groene regering. Het falen van het preventiebeleid, zoals mevrouw Merckx het verwoordt, kunnen we niet in de schoenen schuiven van deze minister, en ook niet van de voorgaande ministers. Het gaat om een nieuwe maatschappelijke zaak waar we ons in alle sereniteit over moeten buigen.
Zowat iedereen onder ons werd in zijn nabije omgeving al geconfronteerd met mensen die kanker hebben. Steeds meer mensen kennen nu in hun omgeving ook mensen die te kampen hebben met depressies en zelfmoordneigingen. Mensen uit mijn vriendenkring werden daarmee geconfronteerd bij hun kind van 10 jaar.
Hoewel de oorzaken vaak veel dieper liggen, kunnen we op korte termijn een aantal zaken doen. Zelfmoordgedrag en depressiviteit zijn vaak reeds in de kinderfase te detecteren. Mevrouw de minister, ik denk dan ook dat er terzake overleg nodig is met de minister van Jeugd. Binnen het jeugdwerk kunnen een aantal signalen heel duidelijk opgemerkt worden door de begeleiders. Hetzelfde geldt voor het onderwijs. Leerkrachten weten vaak niet goed hoe ze daarmee moeten omspringen en hoe ze dat moeten herkennen en erkennen. Dit probleem is zo nieuw dat sommige mensen nog moet worden aangeleerd hoe ze de signalen kunnen opvangen en wat ze daarmee moeten doen. Dit is dan ook een opdracht voor de hele regering, en meer specifiek voor de bevoegde ministers.
Ook de CLB's kunnen vaak geen afdoend antwoord geven - dat was onder meer het geval bij het 10-jarig kind waarvan eerder sprake. Via het CLB heeft men iemand gevonden die gesprekken heeft gevoerd met de ouders, de kinderen en de leerkracht. Dat kost 30 of 40 euro per uur en is niet terugbetaalbaar. Uiteindelijk moet de diagnose nog worden gesteld en moet er nog een therapie worden vastgelegd. Ook die kosten kunnen niet worden terugbetaald. Heel wat mensen beschikken daartoe niet over de nodige financiële middelen.
Mevrouw de minister, kan dit probleem niet worden besproken op een interministeriële conferentie met de federale minister van Sociale Zaken? Op termijn kan het ook kostenbesparend werken als op tijd voor begeleiding en een therapie wordt gezorgd. Zo wordt vermeden dat mensen in langdurige depressies terechtkomen.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Ik heb in het betoog van mevrouw Merckx niets anders gehoord dan in dat van de heer Van Duppen. Laat ons tijd en ruimte laten voor elkaar zodat elkeen kan zijn wie hij of zij is.
We hebben allemaal net het voortgangsrapport gekregen over zelfmoordpreventie. Een tijd geleden heb ik al vragen gesteld over de bezetting en de dienstverlening in de CGG's. De heer Roegiers had het over deskundigheid en de bevordering van intermediairen. Dat is belangrijk. De doelgroep hiervoor zijn de mensen die we tegenkomen in scholen, jeugdbewegingen en dergelijke.
De heer Van Duppen zegt dat het niet om geld gaat. De CGG's maken natuurlijk een andere berekening dan de overheid. Voor de overheid is een bezetting van 1 op 6.500 jongeren voldoende. In Vlaams-Brabant kwam men tot 1 op 5.000. Dat zou volgens ons ideaal zijn. Minister Vogels reageerde daar fel tegen. Ik ga ervan uit dat u de beleidslijnen van uw voorgangster doortrekt. We kunnen toch niet bij elke nieuwe minister van nul herbeginnen? In Nederland kiest men overigens voor 1 per 3.000 jongeren. We steunen in elk geval de vraag naar voldoende bezetting. Ik voel me soms onmachtig om in die preventieve opvang in te grijpen.
U kunt het bestaan van wachtlijsten ontkennen.U kunt beweren dat de patiënten toch worden doorverwezen en elders worden geholpen, maar ik vrees dat dit vaak duur uitvalt. Wat is de prijs voor die individuele sessies? In de CGG's wordt het inkomen in rekening gebracht. Inkomensgebonden dienstverlening speelt voor mij mee in de vraag naar middelen en draagkracht. De CGG's proberen preventief te werken in de samenwerkingsverbanden die ze aangaan. Ik wil dat niet direct wegwuiven.
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mevrouw Becq, dat bedoelde ik nu precies in het programma De Zevende Dag. Een minister kan veel meer verwezenlijken wanneer zij wordt gesteund door de vraag van de sector en de actoren op het terrein. Het ging heel specifiek over de mogelijkheid tot therapie en de wachtlijsten voor kinderen in een problematische situatie. Voor wie het programma niet heeft gezien : journalist Van der Kelen wees daarop en ik heb gereageerd.
Mijn algemene beleidsaanpak zit op dezelfde lijn als de heer Van Duppen. Als ik nu ga beweren dat we naar een rustiger samenleving moeten met minder stress en meer zorgverlof en tijdskrediet, dan wordt dat weggehoond als een te algemene oplossing. Ik geloof dat we dit toch in ons achterhoofd moeten houden. Dit is een maatschappelijk probleem.
Mijn voorgangster zou gezegd hebben dat het om alleenstaande gevallen gaat. Ik kijk liever naar wat ze gedaan heeft in plaats van gezegd, en ik zie in de eerste plaats haar grondige voorbereiding van de Gezondheidsconferentie. Ik heb hier de documentatiemap, misschien kan ik ze laten ronddelen. Het gaat alleszins over de ruimere preventie en depressie van stress. We wachten nog op de prioriteitenlijst. Ik hoop dat ik na het reces aan het werk kan gaan met de conclusies van de specialisten. Zij adviseren over de tien preventiestrategieën. Dit is een kwalitatieve en globale benadering.U zult het al gemerkt hebben, net als mijn voorgangster is dat de benadering waar ik voor kies.
De Limburgse enquête was voor ons een bevestiging van andere onderzoeken. Ik heb hier veel cijfers. Ik kan ze bij het verslag laten voegen. De cijfers geven duidelijk aan dat er een verjonging plaatsvindt van de depressieve patiënt. Het aandeel van de min-30-jarigen is verdubbeld. Zelfmoord en zelfmoordpogingen zijn in Vlaanderen samen verantwoordelijk voor bijna 5 percent van de potentiële gezonde levensjaren die verloren gaan door ziekte, invaliditeit of voortijdig sterven. De problematiek wordt dus zelfs berekend, niet alleen in jaren, maar ook in geld. Hoeveel kost het om zelfdoding te voorkomen? Dat wordt verder uitgezocht.
De essentie van de vraag was waar mijn prioriteiten liggen. De Vlaamse regering wacht nu op de voorstellen ter goedkeuring. We zullen daarover na het zomerreces in het Vlaams Parlement verder discussiëren. De kwaliteitsbenadering was de keuze van mijn voorgangster en is ook onze keuze. Ze heeft de geestelijke gezondheid als zesde gezondheidsdoelstelling gesteld. De vijf andere hebben geen betrekking op de geestelijke gezondheid. Dat is een duidelijke keuze. Het aantal sterfgevallen bij zelfmoord door mannen en vrouwen moet tegen 2010 verminderd zijn met 8 percent ten opzichte van 2000.
Er staan een aantal preventiestrategieën bij jongeren op stapel. We houden rekening met omgevings- en psychologische factoren. Op dit moment stellen we mediarichtlijnen op in samenwerking tussen wetenschappers en journalisten. We hebben vastgesteld dat zelfdoding onder andere afhankelijk is van de manier waarop de media erover berichten. Dat heeft een directe invloed op jongeren die al met de gedachte rondlopen, en dreigen de stap te zetten nadat het op een bepaalde manier werd gepresenteerd. Professor Van Heeringen van de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent en professor Van den Bulck van het Centrum voor Publieksonderzoek van de KULeuven maken in samenwerking met journalisten adviezen op. We hopen daarover te kunnen berichten na het zomerreces.
We behandelen ook de nabestaanden van zelfdoders. Die mensen zijn gevoeliger om zelf over te gaan tot een zelfmoordpoging. In dat kader geven we financiële hulp aan de Werkgroep Verder. Die werkgroep geeft onder andere De Wegwijzer uit. Dat is een folder met een informatief luik en een inventaris van alle initiatieven en diensten, waar nabestaanden na een zelfdoding terechtkunnen.
We houden ook rekening met kinderen van ouders met psychische problemen. We willen vooral de hulpverleners sensibiliseren om zich niet alleen met de volwassenen met psychische problemen bezig te houden, maar ook oog te hebben voor de kinderen die daardoor worden beïnvloed. De negatieve levenservaring die kinderen kunnen hebben, kan leiden tot depressie en zelfs tot een poging tot zelfdoding.
We richten onze plannen om het probleem te verhelpen niet alleen op de verhouding tussen volwassenen en kinderen, maar ook op de verhouding tussen jongeren onderling. Bij een depressie zoeken jongeren vaak steun bij elkaar. De JAC's leiden jeugdadviseurs op. Zoals de groene leerkracht zou er ook een groene jongere zijn, die met vragen over die problemen kan omgaan. Die jongere kan een vertrouwenspersoon zijn in de klas. Ik ben daar voorstander van en wil dat verder ontwikkelen.
Een ander aspect is de rol van de huisarts. De vaste huisarts ziet de hele familie passeren. Al te vaak worden bepaalde symptomen heel snel als een depressie beschouwd, ofwel worden ze niet gezien en geassocieerd met relatieproblemen, problemen tussen jongeren en ouders, enzovoort. Er is bepaalde software ontwikkeld die elektronisch ter beschikking kan worden gesteld voor de ondersteuning van de huisarts bij screening van depressie. In december vorig jaar werd dit vermeld als een van de mogelijke preventie-initiatieven. Ik heb mijn zinnen daarop gezet, maar ik wacht tot de experts me dat kunnen bevestigen.
Ik onderschrijf zeker de ernst van de situatie. Na De Zevende Dag op zondag was ik op maandag aanwezig op de voorstelling van Tienertijd. Dat is een samenwerking van het CBGS en het Kinderrechtencommissariaat. Er werd een lijvig boek met veel cijfers voorgesteld over de relatie tussen tiener en ouder. Ook depressie kwam daarin voor. Wat in De Zevende Dag al onderwerp van gesprek was, werd bevestigd in de inleiding. Er was geen blind optimisme dat ervan uitging dat we op de goede weg zijn, maar er was ook geen doemdenken. Het is belangrijk dat we die stressfactoren in acht nemen, en dat we geld uittrekken voor preventie en opvang.
Maar laten we die problemen niet al te veel cultiveren. Er is gezegd dat één op vier jongeren dood wil. Dat is het eigenlijk niet. Eén op de vier jongeren heeft er al eens aan gedacht dood te willen. Het is belangrijk dat we het zelf niet zo voorstellen alsof iedereen lijkt te fuiven, terwijl in werkelijkheid één op de vier een pil op zak heeft en dood wil. Neen, het is : één op de vier jongeren heeft er op een bepaald moment al aan gedacht. We moeten het in de juiste context plaatsen.
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx : Mevrouw de minister, u zult het met me eens zijn dat het niet de bedoeling kan zijn een beeld op te hangen van de jongeren als drinkers, drugsgebruikers, en onverantwoordelijke mensen die niet met elkaar inzitten. Dat is niet de bedoeling.
Wel is het duidelijk dat er een maatschappelijk probleem is. Als dit ook nog eens tot uiting komt bij een bevraging van de jongeren zelf, dan heeft het parlement, deel uitmakend van de overheid, een verantwoordelijkheid. We kunnen niet voortdurend zeggen dat we wachten op studiecijfers en zo. We kunnen ons ook niet beperken tot één maatregel en wat centen. We moeten mee een mentaliteitswijziging stimuleren. Er is een hele mix van zaken nodig, en we moeten iets concreets doen.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag hoe u hierover verder zult overleggen met uw collega's die verantwoordelijk zijn voor het breder maatschappelijk veld, zoals Jeugd en Onderwijs. Overlegt u onderling, en stelt u samen acties voor?
U zei te wachten op de specifieke voorstellen van de Gezondheidsconferentie, na het reces. Dat is al september of oktober. Ik hoop dat u de opmaak van de begroting voor 2004 zult aangrijpen om iets te ondernemen, bijvoorbeeld met betrekking tot de wachtlijsten en het functioneren van de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Op basis van studies weet u dat veel te weinig jongeren die om hulp vragen, geholpen en begeleid kunnen worden op hun maat. Als blijkt dat dit het gevolg is van een te gebrekkige omkadering, dan zou u daar bij de opmaak van de begroting 2004 prioriteit aan kunnen geven.
Als u het meent, dan neemt u al voorbereidingen om dit uit te werken. Het heeft lang genoeg geduurd. Dit is niet iets van de laatste jaren. Wel stellen we vast dat deze problematiek de laatste jaren, misschien niet weggelachen, maar dan toch geminimaliseerd is. Zeker als het op actie aankomt.
De voorzitter : De heer Van Duppen heeft het woord.
De heer Jan Van Duppen : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is jammer dat u het die zondag in De Zevende Dag niet op deze manier hebt kunnen formuleren. Inhoudelijk was dit een heel goed antwoord.
Mevrouw Merckx, het is overdreven te zeggen dat er tot nu toe mee gelachen is. U hebt belangrijke inspanningen geleverd door er vragen over te stellen. Maar het probleem is daarmee niet opgelost.
De wachtlijsten zijn een ander verhaal, dat heel anders moet worden benaderd. Dat er begrotingsrepercussies zullen zijn, dat behoort tot het werk van de minister. Wij rekenen erop, en ik geloof er ook in. Het is niet op te lossen door een hoop psychiaters en psychotherapeuten vrij te maken. Dat is niet de kern van het probleem.
De voorzitter : Het incident is gesloten.