Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 26/06/2003
Interpellatie van de heer Flor Ory tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het voorstel van de minister om een Vlaamse werkgelegenheidsconferentie te organiseren, voorafgaand aan een gelijkaardig initiatief op federaal niveau
Interpellatie van de heer Jan Laurys tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de verklaring van minister-president Somers met betrekking tot de uitvoering van het Pact van Vilvoorde
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Ory tot de heer Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het voorstel van de minister om een Vlaamse werkgelegenheidsconferentie te organiseren, voorafgaand aan een gelijkaardig initiatief op federaal niveau en van de heer Laurys tot minister Landuyt, over de verklaring van minister-president Somers met betrekking tot de uitvoering van het Pact van Vilvoorde.
Voor ik het woord geef aan de interpellant wil ik nog meedelen dat ik als voorzitter van plan ben om namens de commissie een brief te schrijven om te vragen in welke mate deze commissie zal worden betrokken bij de voorbereiding en/of de werking van de conferentie.
De heer Ory heeft het woord.
De heer Flor Ory : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, tijdens het pinksterweekend was ik aangenaam verrast door een interview met u op VTM, toen u, naar ik meen, nog waarnemend minister-president was. Tijdens dat interview zei u dat u plannen had om een Vlaamse rondetafelconferentie te organiseren over werkgelegenheid. Die conferentie zou plaatsvinden voor de conferentie die op het niveau van de federale overheid werd aangekondigd door de toekomstige eerste minister, die de onderhandelingen over de federale regeringsvorming leidt.
Over de organisatie van een federale werkgelegenheidsconferentie werd 2 weken geleden een akkoord bereikt tijdens de federale formatiebesprekingen. Deze conferentie is gepland voor het najaar en ook de gewesten zullen daarop worden uitgenodigd. Ze zou moeten leiden tot een strategische consensus tussen de federale overheid en de sociale partners over het gebruik van de nieuwe middelen die vanaf 2004 in twee fasen zullen worden ingezet om lasten op arbeid te verlagen.
In een eerste nota van de federale formateur was er sprake van een lastenverlaging van 1,5 miljard euro. De verlaging van de lasten op arbeid zou volgens die nota worden toegespitst op vijf doelgroepen : de laaggeschoolden, de oudere werknemers, de deeltijdse banen, de kennisjobs en de non-profitsector.
Mijnheer de minister, hebt u uw voorstel in verband met een Vlaams werkgelegenheidconferentie vooraf voorgelegd aan de sociale partners? Hebben de sociale partners naast hun reactie in de pers ook al op een andere manier gereageerd op uw voorstel?
Welke Vlaamse beleidsaccenten in verband met werkgelegenheid wilt u voorstellen op de federale rondetafelconferentie? Zult u die beleidsaccenten ook kunnen hardmaken?
Welke werkgelegenheidsmaatregelen hebt u - al dan niet in overleg met de sociale partners - genomen voor de vijf doelgroepen waarop de lastenverlaging zal worden toegespitst? Wat hebben deze maatregelen opgeleverd in termen van werkgelegenheid? Zijn de doelgroepen uit de federale nota nog wel relevant voor Vlaanderen?
In februari van dit jaar werd er na veel onderhandelen een nieuw Vlaams actieplan voor de tewerkstelling opgesteld. Er werden toen zes concrete nieuwe maatregelen genomen. Welke acties zijn er in verband met het uitvoeren van deze maatregelen reeds ondernomen en kunnen die ook aan de orde worden gesteld tijdens de federale rondetafelconferentie? Ondertussen heb ik vernomen dat de Vlaamse regering vorige week een beslissing heeft genomen over de opleidingscheques en de begeleidingscheques.
Mijnheer de minister, welke werkgelegenheidsmaatregelen overweegt u in het licht van de zwakke conjunctuur en de stijgende werkloosheid in Vlaanderen te nemen? In interviews zegt u immers regelmatig dat we niet moeten wachten op de federale conferentie om in gang te schieten. Wat zal er op korte en op middellange termijn allemaal gebeuren en wat zal er gebeuren indien de federale rondetafelconferentie geen resultaten oplevert?
Welke initiatieven denkt u te kunnen nemen in verband met de veelbelovende hoogtechnologische en toekomstgerichte sector van de duurzame energie, die als voordeel heeft dat hij erg arbeidsintensief is. Ik denk dan aan het inspirerende Limburgse voorbeeld van het Lommelse bedrijf Hansen Transmission, dat tandwielkasten voor windturbines bouwt. Op de dag van de sluiting van Philips Hasselt kondigde dit bedrijf aan dat het een nieuwe fabriek zou bouwen, die voor 300 nieuwe jobs zou zorgen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn interpellatie zou gaan over de zin van een nieuwe werkgelegenheidsconferentie, maar na wat de voorzitter heeft gezegd over de brief die hij zal schrijven, zal ik me wat voorzichtiger moeten uitdrukken.
Minister-president Somers zei in zijn maiden speech dat de sociaal-economische situatie een prioriteit is voor de Vlaamse regering. Dat is terecht. Het viel me wel op dat hij zei dat er nog veel projecten moeten worden uitgevoerd en dat 90 percent van het Pact van Vilvoorde nog niet is uitgevoerd. Even voordien had formateur Verhofstadt tijdens het formatieberaad voorgesteld om een grote werkgelegenheidsconferentie te organiseren, samen met de sociale partners en de politici. Een van de doelstellingen zou zijn om 200.000 nieuwe jobs te creëren.
Die 200.000 nieuwe jobs zijn zeker nodig, want het Federaal Planbureau heeft meegedeeld dat er al minstens 160.000 jobs nodig zullen zijn om de aangroei op de arbeidsmarkt op te vangen. Dat betekent dat, als het lukt om 200.000 nieuwe jobs te creëren, er slechts 40.000 jobs beschikbaar zullen zijn voor de huidige werkzoekenden.
Mijnheer de minister, toen u waarnemend minister-president was, hebt u inderdaad voorgesteld om een Vlaamse werkgelegenheidsconferentie te organiseren die aan de federale conferentie zou voorafgaan. Minister-president Somers herhaalde dat voorstel in zijn regeringsverklaring.
In de krant heb ik gelezen dat de sociale partners kritiek hadden op dat voorstel omdat ze zich afvragen of het wel zin heeft om nieuw overleg te organiseren terwijl we nog bezig zijn met de uitvoering van het Vlaams werkgelegenheidsakkoord dat in februari van dit jaar werd afgesloten. We hebben het al enkele keren daarover gehad. Er zijn problemen met de starterspremies en met de opleidings- en begeleidingscheques. We hebben het ook gehad over de rol van de VDAB.
Ik heb vernomen dat er problemen zijn met de uitvoering van het akkoord en dat er een technische vergadering is geweest. De officiële Vesoc-vergaderingen worden echter uitgesteld.
Ik heb altijd gezegd dat de economische crisis en de werkloosheid geen gemakkelijke problemen zijn. Ik stel gewoon vast dat overleg vaak als vluchtheuvel wordt gebruikt, maar ik begrijp wel dat dat in bepaalde omstandigheden nog de enige uitweg is. In dit geval lijkt het me echter een overdreven optie.
Tijdens het debat over werkloosheid en tijdens de begrotingsbesprekingen hebben we nog een paar keer gezegd dat we op dit ogenblik nog geen behoefte hebben aan uitgebreid overleg over werkgelegenheid. We hebben immers het Pact van Vilvoorde van november 2001 en het Vlaams werkgelegenheidsakkoord. Bovendien is er het pact in verband met de werkgelegenheid voor allochtonen dat hier op 3 december 2002 in De Schelp werd voorgesteld. Telkens werden er afspraken gemaakt over tewerkstelling voor bepaalde doelgroepen of over tewerkstelling in het algemeen.
Ik denk dat er op dit ogenblik meer nood is aan het uitwerken van de conclusies van die conferenties en aan concrete maatregelen dan aan een nieuwe conferentie. Ik heb de indruk dat er vaak conferenties worden georganiseerd waarop de conclusies van vorige conferenties worden herhaald. Zo loopt de discussie vast.
Hoe komt het dat het Pact van Vilvoorde nog maar 'in de steigers staat' om de woorden van de minister-president te gebruiken? Wat zal in dat nieuw overleg aan bod komen dat nog niet aan bod is gekomen in het Pact van Vilvoorde? Wat kan er nog worden besproken dat niet reeds in het Vlaams werkgelegenheidsakkoord staat? Welke garanties zijn er dat de maatregelen nu echt zullen worden uitgevoerd? Is dit niet alweer een pact dat wordt besproken en officieel bezegeld, om daarna opnieuw ergens in een lade terecht te komen?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Ik zal proberen zo grondig mogelijk te antwoorden op de twee vragen. Indien ik echter heel grondig zou willen antwoorden op de vragen van de heer Ory in verband met de genomen maatregelen, zou ik evenwel in herhaling vallen voor de mensen die reeds langer in het parlement zitten. We hebben reeds enorm veel maatregelen genomen en daarom verwijs ik graag naar de teksten hierover.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de minister, u moet zich voor ons niet inhouden, hoor. U mag gerust nog eens herhalen wat op dat vlak is gebeurd.
Minister Renaat Landuyt : Het is wellicht niet volledig correct om te spreken over een Vlaamse werkgelegenheidsconferentie, het is de bedoeling om een soort van Vlaams vooroverleg te organiseren. We bedoelen daarmee dat we proactief moeten inspelen op het vaststaande feit dat de nieuwe federale regering een nieuw federaal tewerkstellingsprogramma zal opstellen. Zoals de heer Laurys zei, zet het federale niveau daarvoor een grote conferentie op poten, om er zeker van te zijn dat er een groot maatschappelijk draagvlak is voor de operaties die het wil uitvoeren. Nu leek het mij aangewezen om daar op Vlaams niveau op voorbereid te zijn, zodat we reeds vooraf kunnen zeggen wat voor de Vlaamse arbeidsmarkt belangrijke analyses en aangewezen maatregelen zijn. Of we dat nu willen of niet, het kan namelijk dat we omwille van de maatregelen op het federale niveau een gedeelte van onze maatregelen moeten aanpassen. Het is dan altijd goed zelf te kunnen suggereren op welke wijze we de overheidsmiddelen het best inzetten. We willen dus een goede samenwerking tussen het federale niveau en het Vlaamse niveau. Het is dus niet de bedoeling om een Vlaamse eisenbundel op te maken of om ons ondergeschikt op te stellen. Het is wel de bedoeling om als gelijke partners de juiste signalen te geven, maar dan ook op een manier waarbij er een maatschappelijk draagvlak is. Daarom gebeurt dat het best in samenspraak met de sociale partners.
Nu is het zo dat er reacties zijn geweest op de eerste publieke uitspraken daaromtrent, in het bijzonder van het ACV. Bij monde van de heer Peeters heeft het ACV zich verontschuldigd voor het misverstand waarop het zich eigenlijk had gebaseerd. Het ACV dacht namelijk dat dit het opzijschuiven of het negeren inhield van het zopas afgesloten Vlaams akkoord, dat een zeer ruim akkoord was. Dat was dus een foute veronderstelling : er wordt gewoon doorgewerkt aan de uitvoering van dat Vlaams akkoord. Zo werk ik bijvoorbeeld verder aan de opleidingscheques voor werknemers, die hopelijk operationeel zullen zijn vanaf 1 september 2003. Op dat vlak is ondertussen reeds een en ander gebeurd.
Wat is de verdere planning van het vooroverleg? Via informele weg is daarover uiteraard gepraat met de sociale partners. Ik heb zelf het dagelijks bestuur van de SERV ontmoet om daaromtrent praktische afspraken te maken.
Nu is het zo dat normalerwijze men met Vesoc voor het eerst zal samenkomen op 9 juli 2003. De Vlaamse regering bereidt zich daarop voor met een timing en een inhoudelijk werkschema. Het is eigenlijk nog te vroeg om te antwoorden op de vraag wat daarin volgens mij belangrijk zal zijn. De Vlaamse regering zal zeker een paar suggesties doen aan de sociale partners, maar u begrijpt dat we uit respect voor het sociaal overleg eerst een en ander gezamenlijk moeten bepalen. Ik denk bijvoorbeeld wel aan het niet onbelangrijke punt van de regularisering van de gesco's. Als we daarin stappen vooruit willen zetten, zouden we eigenlijk het best gezamenlijk de federale partners overtuigen van het feit dat een definitieve kwijtschelding van de niet te betalen sociale bijdragen een nuloperatie is voor het federale niveau. Als we de gesco's niet regulariseren, worden die socialezekerheidsbijdragen namelijk niet geïnd en zullen de gesco's blijven. Als we de gesco's wel regulariseren en een overeenkomst bereiken inzake de definitieve vrijstelling van die sociale bijdragen, kunnen we uiteindelijk het laatste verschil tussen die gesco's en gewone tewerkstelling veranderen. Het worden dan bijvoorbeeld jobs met een definitieve socialezekerheidsbijdragevermindering. Het is echter niet gemakkelijk alle federale partners daarvan te overtuigen. Het is goed dat een dergelijk punt wordt besproken met de sociale partners, omdat het ook te maken heeft met de sociale zekerheid. Dat is slechts een klein voorbeeld, maar het zou zeer handig zijn indien we daarin een doorbraak zouden bereiken.
Belangrijker voor de conjuncturele situatie is het inspelen op wat men op het federale niveau wil doen inzake socialelastenvermindering, omdat hun doelgroepbepaling natuurlijk kan verschillen van de Vlaamse. We kunnen dan bepaalde doelgroepen bijsturen of aanpassen.
Blijven de doelgroepen nog relevant? Alle doelgroepen zijn relevant, het is alleen maar een kwestie van kijken welk soort maatregel welk soort effect heeft en welke toestanden volgens de laatste analyse van de Vlaamse situatie moeten worden bijgestuurd. Ik denk hierbij onder meer aan onze maatregelen in verband met de jobkaarten. Vanuit de Vlaamse bevoegdheden zorgen we tijdens de eerste zes maanden van de tewerkstelling van een jongere voor de nodige opleidingsondersteuning. Deze maatregel is op federaal niveau ondertussen versterkt. Jongeren die vroeg worden tewerkgesteld en een opleiding volgen, kunnen sneller een wachtuitkering ontvangen. Dit is een goed voorbeeld van de samenwerking tussen het federale en het Vlaamse niveau.
Indien de federale overheid op basis van de doelgroepbepaling besluit de lasten van de meeste jongerencontracten te verlagen, kunnen we onze eigen financiële middelen allicht verruimen of anders oriënteren. Dit is eigenlijk het mechanisme van het vooroverleg.
Dit vooroverleg heeft niets te maken met de uitvoering van het sociaal akkoord of met reeds lopende maatregelen, zoals de jobkaarten of de sociale interventieteams van de VDAB, die bedoeld zijn om op herstructureringen in te spelen. Deze maatregelen blijven gewoon bestaan.
Er is daarnet ook een vraag over de toekomstgerichte sector van de duurzame energietechnologie gesteld. Vanuit het Vlaams werkgelegenheidsbeleid trachten we voortdurend in te spelen op de behoefte om in gewijzigde opleidingen te voorzien.
Wat het economische instrumentarium betreft, moet ik naar het beleid van de minister van Economie verwijzen. De Vlaamse begroting voorziet in middelen voor de IWT-, de onderzoeks-, de ontwikkelings- en de expansiesteun.
De voorzitter : De heer Ory heeft het woord.
De heer Flor Ory : Ik vraag me af hoe het zit met de uitvoering van het februari-akkoord. Recent is een beslissing met betrekking tot de opleidings- en begeleidingscheques genomen. Als ik het goed heb begrepen, zal het diversiteitsbeleid worden aangepast, zullen de startpremies worden uitgebreid en zal de onroerende voorheffing worden verlaagd.
Minister Renaat Landuyt : Het diversiteitsbeleid is eigenlijk een incorporatie van een akkoord dat ik reeds op 3 december 2002 met de sociale partners heb gesloten. Het luik van de vakbonden is reeds uitgevoerd. Het jobkanaal, dat deze week in de media aan bod is gekomen, is het luik van de werkgevers, die hiermee hun engagementen op dat vlak nakomen.
De uitvoering van al deze maatregelen verloopt volgens het vooropgestelde tijdsschema. De maatregelen betreffende de opleidingscheques voor werknemers zouden op 1 september 2003 klaar moeten zijn. De uitvoering van het diversiteitsbeleid is eigenlijk al volop aan de gang en verloopt ook volgens het tijdsschema. Niet alle betrokken partners zijn klaar met het opzetten van hun systemen. Het VEV is al klaar. Van Unizo heb ik nog geen bericht ontvangen. De vakbonden beschikken reeds over de voorziene diversiteitsconsulenten. Wat de werkgelegenheidspolitiek betreft, verloopt alles in feite volgens het tijdsschema.
De heer Flor Ory : Mijnheer de minister, de federale regeringsonderhandelaars hebben een aantal doelgroepen naar voren geschoven. Ze hebben het evenwel niet over allochtonen gehad. Verontrust dit u niet?
Minister Renaat Landuyt : Het ideale beleid ten aanzien van allochtonen bestaat eigenlijk uit het anders omschrijven van de problemen waarmee die mensen worden geconfronteerd.
Indien een aantal allochtonen een bepaalde achterstand vertonen, moeten we ze gewoon bij de groep mensen met die bepaalde achterstand rekenen. Dit staat los van het inburgerings- en inwerkingsbeleid dat we op het Vlaamse niveau voeren. Een aantal genomen maatregelen zijn specifiek gericht op de handicaps waarmee allochtonen op de arbeidsmarkt kampen. Dat stelt ons in staat een ideaal beleid ten aanzien van die doelgroep te voeren.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Ik heb hierbij toch enkele bedenkingen. Ik weet niet welke maatregelen tijdens het federale werkgelegenheidsoverleg ter sprake zullen komen. Ik voel me in feite een beetje machteloos.
De regularisering van de gesco's moet uiteraard gebeuren. We dringen hierop overigens al zeer lang aan. Ik vraag me echter af of die regularisering tijdens de huidige crisis en met de huidige werkloosheidsgraad kan worden doorgevoerd.
Minister Renaat Landuyt : We zullen hiermee zeker rekening houden. Mensen moeten zich altijd wat gewaardeerd voelen in hun werk. (Opmerkingen van de heer Jan Laurys)
Mijnheer Laurys, zoals u in het Vlaams Parlement al herhaaldelijk hebt aangehaald, zijn er verschillende raakpunten. De federale overheid heeft haar intenties inzake de begeleiding en de sancties van werkzoekenden geformuleerd. Deze intenties hebben een weerslag op ons eigen beleid en op onze eigen bevoegdheden. Op het federale niveau wordt over tijdsspaarregelingen en tijdsrekeningen gesproken. Het spreekt vanzelf dat er raakpunten zijn tussen dergelijke opties en het tijdskrediet, het zorgkrediet en het opleidingskrediet.
Het gaat hier niet om een nieuwe tewerkstellingsconferentie. Het gaat hier niet om een nieuw Vlaams akkoord. We willen gewoon inspelen op de toekomstige situatie. We willen rekening houden met het nieuwe institutionele kader dat op ons afkomt. De federale overheid wil een nieuw beleid voeren. Dit betekent dat we ons, vanuit de eigen bevoegdheden, als gelijkwaardige partners moeten kunnen opstellen.
Indien de federale overheid ons uitnodigt voor een werkgelegenheidsconferentie, lijkt het me verkeerd om hier onvoorbereid heen te trekken. We moeten ons, samen met de sociale partners, op het discours van de federale overheid voorbereiden. Wie in een sociaal-economisch verschil tussen de gewesten en in het nut van sociaal overleg gelooft, moet, voor hij aan het sociaal overleg deelneemt, een vooroverleg met betrekking tot de sociaal-economische situatie organiseren.
We zijn niet van plan alles te herbeginnen. We willen enkel, samen met de sociale partners, proactief inspelen op een nieuwe situatie.
De heer Jan Laurys : Ik ben de laatste om me tegen overleg te verzetten. Ik heb het hier overigens niet enkel over overleg met het middenveld.
De voorzitter : Gaat het hier dan niet om een overtrokken term?
Minister Renaat Landuyt : Ik heb erover gewaakt dat deze term in de tekst van de minister-president zou staan. Ik heb de Vlaamse regering een nota met betrekking tot de planning bezorgd. In het kader van de nationale werkgelegenheidsconferentie zullen we eerst een Vlaams werkgelegenheidsoverleg organiseren. Ik heb het over een Vlaams vooroverleg omdat dit een duidelijke term is. Het gaat hier immers om een overleg dat de tewerkstellingsconferentie voorafgaat.
We zullen aan de nationale werkgelegenheidsconferentie deelnemen. We willen hier evenwel niet onbewust in gespreide slagorde toekomen. We kunnen, indien we van mening verschillen, eventueel bewust in gespreide slagorde gaan, maar we mogen zeker niet onbewust in gespreide slagorde gaan.
Mijnheer Laurys, ik begrijp de situatie waarin u zich bevindt. Als lid van de oppositie moet u de negatieve aspecten hiervan vinden. Ik kan u evenwel verzekeren dat er geen negatieve aspecten zijn.
De heer Jan Laurys : Ik hoop dat tijdens dit overleg ook andere denksporen zullen worden ontwikkeld. Ik heb in de krant gelezen dat het werk inzake het rioleringsnetwerk bij gebrek aan middelen is stilgevallen. Aquafin heeft plannen, maar beschikt niet over de nodige middelen. In overleg met de andere betrokken departementen, moet het toch mogelijk zijn om tot een combinatie te komen. Het moet mogelijk zijn om openbare investeringen op die manier te realiseren.
Minister Renaat Landuyt : Dat is een mooi voorbeeld van het beleid dat we in Vlaanderen voeren. Het heeft evenwel niets met het vooroverleg te maken.
We moeten niet enkel kiezen hoe we onze middelen wensen in te zetten. De hoeveelheid openbare werken die momenteel in Vlaanderen worden uitgevoerd, nadert de grens van wat de mensen kunnen aanvaarden. Dit is een nieuw aspect van de problematiek. Er worden momenteel zoveel openbare werken uitgevoerd, dat ze het normale leven van onze burgers beginnen te storen. Ook op dat vlak moeten we een zeker evenwicht in stand houden.
De heer Jan Laurys : Niet iedereen woont in Antwerpen.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer Laurys, ik vraag wat begrip voor alle mensen die staan te popelen om naar de kust te trekken.
Minister Renaat Landuyt : Ik wens toch jullie aandacht te vragen voor al die mensen die staan te popelen om naar de kust te gaan.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de minister, u hebt één vraag niet beantwoord : waarom loopt de uitvoering van het Pact van Vilvoorde zo traag?
Minister Renaat Landuyt : De hoofdbekommernis van deze regering is de uitvoering van het regeerakkoord. Op dat vlak zitten we aan 80 percent. Elk percent dat daarbij wordt gehaald, is ook een percent in het kader van het Pact van Vilvoorde dat een enorm ambitieus en ons allen genegen project is. Als u vindt dat we daaraan nog vlugger moeten werken, dan beschouw ik dat als een steunbetuiging.
De voorzitter : Het incident is gesloten.