Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 05/06/2003
Vraag om uitleg van de heer Johan De Roo tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over arbeidsongevallen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Roo tot de heer Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over arbeidsongevallen.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is misschien een federale bevoegdheid, maar ik neem aan dat de Vlaams minister van Werkgelegenheid voldoende aandacht wil besteden aan de problematiek van de arbeidsongevallen.
Ik geef enkele cijfers. In 2001 stierven 232 mensen in België als gevolg van een arbeidsongeval. Ik herinner u aan de twee doden bij Cockerill Sambre, aan de twee doden bij Sidmar, aan de doden in de bouwsector en de verwerkende industrieën. Dat betekent dat er elke werkdag minstens één persoon overlijdt als gevolg van een arbeidsongeval. Bovendien lopen elke werkdag 72 mensen een handicap op. In vergelijking met twintig jaar geleden is het risico op een zwaar of dodelijk arbeidsongeval zowel bij arbeiders als bedienden toegenomen.
De cijfers van het Fonds voor Arbeidsongevallen tonen aan dat - zoals ik al zei - er in 2001 232 dodelijke arbeidsongevallen gebeurden. Er gebeurden ook 16.354 arbeidsongevallen met blijvende arbeidsongeschiktheid, 122.231 arbeidsongevallen met tijdelijke arbeidsongeschiktheid en 87 347 arbeidsongevallen die zonder gevolg bleven. Het probleem is dat er geen duidelijk zicht is op de correctheid van de cijfers, omdat de arbeidsongevallen bij de overheidsdiensten er niet in zijn opgenomen. Dit zijn enkel de cijfers uit de privé-sector.
Mijnheer de minister, welke arbeidssectoren in Vlaanderen registreren hogere cijfers van arbeidsongevallen? Welke maatregelen worden in deze sectoren genomen? Wordt daar voldoende aandacht aan besteed?
De bovenvermelde cijfers tonen aan hoe belangrijk een goed onthaal voor nieuwkomers is, samen met vorming over veiligheidsrisico's en veiligheidsinstructies. Hebt u zicht op een effectieve uitvoering van veiligheidsvoorschriften in ondernemingen? In hoeverre is vorming op het vlak van veiligheid verplicht in ondernemingen?
Hoe verloopt de registratie van arbeidsongevallen in de openbare sector? Ik ben zelf burgemeester van een gemeente met 22.000 inwoners waar er regelmatig arbeidsongevallen voorkomen. We proberen er iets aan te doen, maar worden deze ongevallen geregistreerd?
Welke Vlaamse openbare diensten maken een jaarverslag op inzake arbeidsongevallen? Wat zijn de resultaten van de jaarverslagen uit de openbare sector? Hebt u zicht op de sociaal-economische impact naar aanleiding van arbeidsongevallen?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Roo, een groot deel van uw vraag gaat over bevoegdheden van de federale overheid. Ik wil wel maximaal antwoorden over wat ons aanbelangt en waar ik als Vlaams minister van Werkgelegenheid voor verantwoordelijk ben.
De sectoren waar zich de meeste arbeidsongevallen voordoen, zijn de bouwsector, de gezondheidssector, de kleinhandel, de grootdistributie, de metaalsector, de voedingsindustrie en de vervoerssector. Er is geen verschil tussen Wallonië en Vlaanderen.
De federale ministerraad heeft in november 2002 een wetsontwerp en drie ontwerpen van KB's goedgekeurd om zoveel mogelijk arbeidsongevallen te vermijden. Die nieuwe reglementering is gebaseerd op vier krachtlijnen : het voorkomen van herhaling van ernstige ongevallen, het verhogen van de preventiekwaliteit, het uitbreiden van de macht van de arbeidsinspectie en een betere bescherming van de uitzendkrachten.
Wat mijn bevoegdheden betreft, heb ik in samenspraak met de Vlaamse sectorale sociale partners en de VDAB een veiligheidsopleiding voor bouwvakkers geïntroduceerd toen interimarbeid door de federale regelgeving ook werd toegelaten in de bouwsector.
U vroeg naar de registratie van arbeidsongevallen in de Vlaamse openbare sector. Voor de diensten van de Vlaamse regering, het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de wetenschappelijke instellingen worden de arbeidsongevallen via de personeelsdiensten gerapporteerd aan de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, die deze ongevallen registreert in een database. De interne dienst voor preventie en bescherming op het werk voert een onderzoek naar de oorzaak en de omstandigheden van het ongeval en stelt, zo nodig, preventiemaatregelen voor om gelijkaardige ongevallen in de toekomst te vermijden.
De arbeidsongevallen worden besproken op het Overlegcomité. De statistieken van de arbeidsongevallen worden opgenomen per departement in het jaarverslag van deze interne dienst voor preventie en bescherming. De uitbouw en de aanpassing van de interne dienst voor preventie en bescherming aan de veranderde federale regelgeving wordt nauwgezet opgevolgd door de minister van Ambtenarenzaken.
Elke Vlaamse openbare dienst moet over een preventiedienst beschikken. Die dienst is verplicht een jaarverslag op te maken, conform titel 2, bijlage 2 van de 'Codex over het welzijn op het werk'. De jaarverslagen met de berekeningen van de frequentiegraad en de ernstgraad van de arbeidsongevallen en ongevallen op weg van en naar het werk, moeten voor 1 april van elk jaar worden gerapporteerd aan de technische arbeidsinspectie van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Deze dienst maakt de statistieken van de arbeidsongevallen en geeft daarnaast jaarlijks statistieken uit van arbeidsongevallen en beroepsziekten. De laatste statistiek dateert van 2000.
De resultaten uit de jaarverslagen tonen aan dat de frequentie van de arbeidsongevallen voor de diensten van de Vlaamse regering ongeveer de helft bedraagt van de frequentie van de arbeidsongevallen voor de globale sector openbaar bestuur voor heel België.
Ik heb nog enkele details. In 1998 bedroeg de frequentiegraad bij de Vlaamse regering 13,75 percent en bij het openbaar bestuur in heel België 25,74 percent. In 2000 ging het over respectievelijk 15,64 en 30,61 percent. De frequentiegraad is het totaal aantal ongevallen op het werk met ten minste een dag volledige werkongeschiktheid, maal 1 miljoen, gedeeld door het totaal aantal gepresteerde arbeidsuren, overuren inbegrepen, van alle werknemers samen.
De aard van de activiteiten bij de Vlaamse overheid verschilt uiteraard sterk van de gemiddelde activiteit in de privé-sector. De werkelijke ernstgraad van de arbeidsongevallen, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal verloren kalenderdagen, bedraagt voor de diensten van de Vlaamse regering eveneens ongeveer de helft van de werkelijke ernstgraad voor de globale sector van openbaar bestuur. De werkelijke ernstgraad is gelijk aan het werkelijk verloren aantal kalenderdagen, maal 1.000, gedeeld door het totaal aantal gepresteerde werkuren, overuren inbegrepen. De werkelijke ernstgraad daalt voor Vlaanderen en stijgt voor België. Dit wijst erop dat wij qua preventie stappen vooruit zijn.
Over de sociaal-economische impact kreeg mijn administratie van de federale administratie volgende beperkte gegevens binnen. In 1999 vonden er in België in totaal 199.715 arbeidsongevallen plaats, wat overeenkwam met 2.561.307 verloren werkdagen. Dit zijn de enige cijfers waarover ik beschik. Het is onmogelijk om op basis van deze gegevens vast te stellen hoe groot de sociaal-economische impact is. Tijdens sommige werkdagen zijn vervangers aangeworven, wat op zich uiteraard ook geld heeft gekost. Tijdens andere werkdagen is helemaal niet in vervanging voorzien. Sociaal-economisch gezien kunnen deze dagen als volledig verlies worden beschouwd.
Veel berekeningen zijn hiervan nog niet gemaakt. Ik veronderstel evenwel dat elk bedrijf in staat is om de eigen schade op te meten. Ik kan enkel hopen dat de bedrijven arbeidsongevallen door middel van preventie trachten te voorkomen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.