Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 03/06/2003
Interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over het verloop van de federale verkiezingen van 18 mei 2003 in de Vlaamse Rand
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over het verloop van de federale verkiezingen van 18 mei 2003 in de Vlaamse Rand.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, mijn interpellatie handelt over de naleving van de taalwetgeving bij de jongste federale verkiezingen, over het taalgebruik in de oproepingsbrieven en over de kiezers in het buitenland.
Het is niet de eerste keer dat zich een probleem voordoet inzake het taalgebruik in de oproepingsbrieven in de faciliteitengemeenten. In 1999 en 2000 waren er ook al problemen. Toen werden de kiesbrieven volgens de taalaanhorigheid verspreid. Voormalig minister Sauwens stuurde op 21 september 2000 richtlijnen naar de betrokken gemeentebesturen. Dat was eigenlijk te laat, want op 27 juli had de federale minister van Binnenlandse Aangelegenheden een omzendbrief verstuurd. Daardoor waren de oproepingsbrieven al gedrukt.
Als ik me niet vergis, werd daarover nooit verder onderhandeld op het Overlegcomité tussen de verschillende regeringen. Dat is eigenaardig, omdat we er mochten van uitgaan dat het niet de laatste keer was dat de taalwetten zouden worden overtreden. Het kwam er dus op aan om pro-actief te werk te gaan. In het Vlaams Parlement hebben we de aandacht gevestigd op de mogelijkheid dat bij de verkiezingen van 18 mei de taalwetgeving andermaal zou worden overtreden.
Mijnheer de minister, op 28 januari gaf u aan dat u dat niet zou overkomen. U hebt er de gemeentebesturen aan herinnerd dat ze de taalwetgeving strikt moesten interpreteren bij het versturen van de oproepingsbrieven. U bezorgde een kopie van dat schrijven aan federaal minister Duquesne, om hem op de hoogte te brengen van het Vlaamse standpunt. U hebt daarover gezegd : 'Ik besef dat daaruit een conflict kan voortkomen. Dan is het echter een formeel conflict en moet het op het Overlegcomité worden behandeld.'
Minister Duquesne trok echter niet naar het Overlegcomité en wees op 30 januari in de Kamer de interpretatie van de Vlaamse regering af. Hij heeft dat echter niet formeel laten weten, want anders zou u op 31 maart bij de bespreking van het voorstel van resolutie van de heer Van Hauthem en mezelf niet hebben opgemerkt dat u niet naar het Overlegcomité kon gaan, omdat u daarvoor geen concrete feiten kon aanbrengen.
In dat voorstel van resolutie suggereerden we dat de Vlaamse regering die kwestie anticipatief zou laten agenderen op het Overlegcomité. U hebt dat afgewezen, want u wilde wachten tot minister Duquesne richtlijnen zou versturen aan de gemeenten. Op 20 februari bleek uit zijn antwoord op een vraag van de heer Van Hauthem in de Senaat dat hij de bevoegdheid van het Overlegcomité in die zaak betwist. Hij schijnt zijn gelijk te hebben gehaald, want er is geen vergadering van het Overlegcomité geweest.
Mijnheer de minister, we staan dus even ver als na de verkiezingen van 1999 en van 2000. Misschien had u dit kunnen vermijden als u was ingegaan op onze suggestie om regeringscommissarissen naar de betrokken gemeenten te sturen om toe te zien op de toepassing van de taalwetgeving. U hebt dat niet gedaan omdat u ervan uitging dat alle wettelijke regels moesten worden gerespecteerd, en dat u daarvoor geen resolutie nodig had om duidelijk te maken hoe u dat zou bewerkstelligen.
De betrokken gemeentebesturen hebben uw omzendbrief naast zich neergelegd. Kraainem heeft tweetalige kiesbrieven verstuurd, Wemmel gaf de opdracht om kiesbrieven te drukken voor de kieslijsten werden goedgekeurd. De oppositie heeft daarover trouwens een klacht ingediend. Ook in Wezembeek-Oppem heeft de oppositie een klacht ingediend. Het gemeentebestuur van Sint-Genesius-Rode liet zonder aanbesteding oproepingsbrieven drukken bij het federale ministerie van Binnenlandse Zaken, ondanks het feit dat de gemeentesecretaris en de ontvanger zouden hebben geweigerd om die beslissing uit te voeren.
Mijnheer de minister, hebt u dat grondig onderzocht? Ik veronderstel dat u aan de gouverneur van Vlaams Brabant de opdracht hebt gegeven om u een totaal overzicht te bezorgen van de beslissingen inzake het drukken en verzenden van de oproepingsbrieven op basis van taalaanhorigheid, van de gevallen waarin de gouverneur tegen dergelijke beslissingen is opgetreden, en van de wijze waarop de oproepingsbrieven werden verstuurd. Ik heb de indruk dat de geloofwaardigheid van de Vlaamse voogdijoverheid in de faciliteitengemeenten verder is uitgehold.
Dat geldt ook voor de kwestie van de oproepingsbrieven voor Belgen in het buitenland. Die moesten worden opgesteld in de taal van de gemeente waar de betrokken kiezers zich hadden laten inschrijven. Dat moest het Nederlands zijn, ook voor de faciliteitengemeenten, vermits faciliteiten enkel gelden voor personen die in die gemeenten resideren, wat hier niet het geval was.
Federaal minister Duquesne beriep zich op artikel 30 van de Grondwet om die opvatting te weerleggen. Mijnheer de minister, u hebt destijds gezegd dat u daarover met minister Duquesne en met minister Michel zou praten. Bij mijn weten is dat niet gebeurd. Naar aanleiding van een actuele vraag van de heren Van Hauthem en Van Rompuy liet u weten dat u brieven had gestuurd naar minister Duquesne en de premier, waarop u 18 dagen voor de verkiezingen nog geen antwoord had ontvangen. Daarna is hierover evenmin formeel overleg geweest met de federale regering.
Mijnheer de minister, de gemeentebesturen van de faciliteitengemeenten hebben uw brief wellicht verticaal geklasseerd. Daarin stelde u : 'Indien de aanvraag tot registratie in het Frans gebeurt, zal de gemeente de registratie niet kunnen uitvoeren.' Ik heb de indruk dat dat wel is gebeurd. In welke mate werd die richtlijn opgevolgd? Is daarop enige controle uitgevoerd? Zijn er gemeenten in de Vlaamse Rand, waar kiezers niet werden geregistreerd omwille van de ongeldigheid van hun registratie? Ik ga ervan uit dat de faciliteitengemeenten zich daar niets van hebben aangetrokken, maar ook voor de andere gemeenten was het niet altijd duidelijk wat van hen werd verwacht.
Het aantal inschrijvingen van buitenlandse kiezers in faciliteitengemeenten lag betrekkelijk hoog. Het aantal Franstaligen onder hen bedroeg 90 percent. Misschien lijkt het op muggenzifterij, maar dit alles past in een bewuste politiek van de Franstaligen om het zogenaamde tweetalige Brussels Gewest uit te breiden en om de autochtone bevolking uit de Vlaamse Rand verder te verdringen. Dat is voor ons - en ik hoop ook voor u - onaanvaardbaar.
Op 1 april 2003 hebt u duidelijk gezegd dat als de federale minister de regels niet correct zou toepassen, de organisatie van verkiezingen aan de Vlaamse minister moest worden toevertrouwd. Dat is inderdaad de enige aanvaardbare optie die we kunnen nemen. Vermits de federale minister en een aantal gemeentebesturen de regels niet correct hebben toegepast, vragen we hoe u ervoor zult zorgen dat de organisatie van verkiezingen in Vlaanderen van hieruit, en niet langer vanuit federale kabinetten, zal gebeuren.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik vind de vragen van de interpellant belangrijk omdat ze verwijzen naar de fundamentele overeenkomsten waarop een federale staat moet kunnen functioneren en waarop de loyaliteit tussen de verschillende overheden in deze staat moet kunnen worden uitgeoefend.
Vooreerst moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de oproepingsbrieven voor de federale verkiezingen die door de gemeenten moeten worden verstuurd, en de problematiek van de registratie van de Belgen in het buitenland voor de verkiezingen.
Wat de taal van de oproepingsbrieven betreft, is het standpunt van de Vlaamse overheid meer dan duidelijk. Oproepingsbrieven voor de verkiezingen moeten worden beschouwd als betrekkingen met een particulier en moeten derhalve uitsluitend in het Nederlands worden gesteld. Enkel als een inwoner uit een faciliteitengemeente er uitdrukkelijk om vraagt, kan deze oproepingsbrief in het Frans worden afgeleverd. Reeds op 28 januari 2003 heb ik dit standpunt herhaald ten aanzien van de betrokken gemeenten. Bovendien heb ik dat ook meegedeeld aan de federale overheid omdat ik uitga van een correcte verhouding tussen de federale instanties en de instanties van de deelstaten.
Behalve het verbale geweld op de tribune in de Kamer, heb ik op geen enkele wijze een antwoord gekregen dat tegenstrijdig is aan onze inzichten. Ik ga er dus van uit dat ons standpunt juist was. De verklaringen die door federaal minister Duquesne werden afgelegd, waren politieke verklaringen, gericht op het electoraat dat hij op dat ogenblik wenste te werven. Dat heeft trouwens voor gevolg dat hij ook geen formele beslissing heeft genomen die tegenstrijdig was aan onze beslissingen. Als er een formele beslissing was van de federale overheid die tegenstrijdig zou zijn aan een beslissing van ons, had ik alle mogelijkheden om dit op het Overlegcomité te brengen. We ervaren dit als een gewiekstheid. Daarom heb ik voor de verkiezingen gezegd dat de organisatie van de verkiezingen niet meer zou mogen worden toebedeeld aan de federale instanties, maar aan de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, die dan moet handelen naar wetten en decreten. Dit zal trouwens op de agenda worden geplaatst van de onderhandelingen die op dit ogenblik worden gevoerd voor de nieuwe federale regeringsvorming.
Reeds op 28 januari heb ik dit standpunt aan de betrokken gemeenten laten kennen. Een afschrift van deze brief werd verstuurd aan de gouverneurs van de provincies Vlaams-Brabant en Limburg, met het verzoek toe te zien op de naleving van de wet. Ook aan minister Duquesne werd een kopie van het schrijven gestuurd.
Wat de registratie van de in het buitenland verblijvende Belgen betreft, geldt het KB van 4 september 2002 tot vaststelling van het model van het formulier voor de aanvraag tot inschrijving als kiezer voor de verkiezingen van de federale wetgevende Kamers voor de Belgen die in het buitenland verblijven. Dat KB bepaalt dat elke persoon met de Belgische nationaliteit die in het buitenland verblijft, 18 jaar oud is op de dag van de verkiezingen, ingeschreven is in het bevolkingsregister dat wordt bijgehouden in de diplomatieke of consulaire beroepsposten en niet uit zijn kiesrechten is ontzet, zijn registratie kan vragen in een van de 589 Belgische gemeenten naar zijn keuze. Het is daarbij niet noodzakelijk dat de betrokkene een bepaalde band zou hebben met de gemeente waarin hij als kiezer wenst geregistreerd te worden. Een inwoner van Antwerpen die recent is verhuisd naar het buitenland, kon zich voor de verkiezingen van 18 mei perfect laten inschrijven in Aarlen of om het even waar. Hij kon dit ook doen in een faciliteitengemeente of in een Waalse gemeente.
Over het taalgebruik van deze registratie werd in het voornoemde KB een belangrijke voorwaarde opgenomen. Het stelt letterlijk dat het aanvraagformulier waarmee de aanvraag tot registratie als kiezer gebeurt, moet worden gesteld in de taal van de gekozen gemeente. Dit betekent dat een Belg die in het buitenland verblijft en zich wil laten registreren als kiezer in een Vlaamse gemeente, deze aanvraag in het Nederlands moet indienen, ook als hij dit zou doen in een faciliteitengemeente.
Op uw vraag, mijnheer Van Nieuwenhuysen, of deze problematiek aanhangig werd gemaakt op het Overlegcomité, moet ik ontkennend antwoorden. Er was geen formele kennisgeving van de federale minister van Binnenlandse Zaken in verband met de problematiek. Artikel 32, paragraaf 2 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bepaalt immers dat de minister-president van de Vlaamse regering, met het oog op overleg, een ontwerp van beslissing of een beslissing van de federale regering bij het Overlegcomité aanhangig kan maken als de Vlaamse regering van oordeel is dat zij hierdoor ernstig benadeeld is. Er is geen enkele beslissing geweest die ons toeliet om op basis van deze regelgeving naar het Overlegcomité te trekken.
Tijdens de bespreking van uw eigen voorstel van resolutie op 31 maart 2003 betreffende het taalgebruik van de oproepingsbrieven voor de verkiezingen van 18 mei 2003, heb ik in dit verband duidelijk gesteld dat, zolang minister Duquesne geen formele daad zou stellen met betrekking tot deze problematiek, wij niet naar het Overlegcomité konden stappen. Tot op dit ogenblik heb enkel ikzelf ter zake een initiatief genomen, meer bepaald mijn brief van 28 januari 2003 aan de faciliteitengemeenten.
Op 10 april 2003 vaardigde minister Duquesne een omzendbrief uit over de federale verkiezingen van zondag 18 mei 2003 waarin hij enkele toelichtingen verschafte bij de kiesreglementering. Op bladzijde 25 schrijft hij over het taalgebruik : 'Ik vestig uw aandacht op de vaste rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht voor wat betreft het gebruik van de talen bij de oproepingsbrieven. Uit deze rechtspraak volgt dat de oproepingsbrieven voor de kiezers, alsook trouwens de oproepingsbrieven geadresseerd aan de voorzitters en bijzitters van de kiesbureaus, als betrekkingen met particulieren moeten worden beschouwd in de zin van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.'
Hij volgt dus de redenering dat dit het Nederlands moet zijn. Hij schrijft verder : 'Daaruit volgt dat in de 19 gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en de gemeenten met een speciale taalregeling, dit wil zeggen de zes randgemeenten, de tien taalgrensgemeenten, de negen gemeenten uit het Duitse taalgebied en de twee gemeenten uit het Malmedyse, die oproepingsbrieven uitsluitend gesteld moeten worden in de taal waarvan de betrokken particulier gebruik maakt in zijn betrekking met de plaatselijke overheid ; in de negen gemeenten van het Duitse taalgebied is de oproepingsbrief in het Duits, tenzij de particulier de Franse taal vraagt.' U kent onze redenering die de omzendbrief-Peeters volgt, namelijk dat het in het Nederlands gebeurt tenzij de betrokkene achteraf de Franstalige tekst vraagt.
De inhoud van deze omzendbrief is dezelfde als die van de omzendbrief die de federale minister van Binnenlandse Zaken verspreidde naar aanleiding van de parlementsverkiezingen van 13 juni 1999 en de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000. De federale onderrichtingen beperken zich tot een loutere herhaling van wat gesteld is in de artikelen 12 en 25 van de SWT-regelgeving. Door zich te onthouden van enigerlei interpretatie van deze wet, was er geen reden om naar het Overlegcomité te stappen. Er was geen formele tegenstrijdigheid tussen wat wij zeiden en het antwoord. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik besef wat de politieke dimensie is, dat is nogal duidelijk.
Mijn taak als Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden is in deze aangelegenheid beperkt tot het uitoefenen van het toezicht op de administratieve beslissingen van de lokale besturen. De organisatie van deze verkiezingen zelf is een louter federale bevoegdheid, waarin ik geen zeggingschap heb.
Voor het registreren van de Belgen die verblijven in het buitenland voor de verkiezingen van 18 mei, moesten de gemeenten geen administratieve beslissingen treffen, maar enkel uitvoeren wat in de wet is bepaald. Over beslissingen van gemeentebesturen die zouden ingaan tegen de Vlaamse richtlijnen met betrekking tot het drukken en versturen van de oproepingsbrieven, ontving ik inderdaad een aantal klachten. Dat was het geval voor gemeenteraadsbesluiten van Sint-Genesius-Rode, Wezembeek-Oppem en Kraainem. In al deze gevallen werd opgetreden in het kader van de uitoefening van het administratief toezicht.
Met betrekking tot uw vraag of ik beschik over een globaal overzicht van dergelijke beslissingen van gemeentebesturen, kan ik u meedelen dat ik, uit informatie die ik hieromtrent ontving van de gouverneur van Vlaams-Brabant, tot de hiernavolgende lijst van besluiten kom. Ik deel u tevens mee welke toezichtmaatregelen tegen deze beslissingen werden genomen.
Voor Kraainem gaat het over het taalgebruik voor de oproepingsbrieven voor de verkiezingen. Het besluit van de gemeenteraad van 25 februari 2003 werd geschorst door de gouverneur op 30 april 2003. Voor Sint Genesius-Rode gaat het om de wijze van gunnen en vaststellen van de voorwaarden voor de levering van verkiezingsdrukwerk. Het besluit van de gemeenteraad van 27 februari 2003 werd geschorst door de gouverneur op 9 april 2003. Het besluit tot handhaving van de gemeenteraad van 22 april 2003 werd vernietigd op 29 april 2003. Voor Wezembeek-Oppem gaat het om de gunning en bestelling van kiezerslijsten, oproepingskaarten en dergelijke. Het besluit van het college van burgemeester en schepenen van 4 maart 2003 en de aanpassing van deze beslissing door het college van burgemeester en schepenen op 11 april 2003 werden geschorst door de gouverneur op 2 mei 2003.
Over de bevoegdheid tot organisatie van de verkiezingen heb ik u mijn mening al meegedeeld.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de minister, ik heb de indruk dat u formeel gelijk hebt. Deze zaken behoren formeel gezien niet tot uw bevoegdheid. U hebt het zelf aangegeven : het is een politieke kwestie.
Ik heb eveneens de indruk dat u zich achter de formalismen verscholen hebt in de maanden voor de verkiezingen om de zaken niet op de spits te drijven. Het is toch wel om moedeloos van te worden hoe gemakkelijk de richtlijnen van de Vlaamse regering worden overtreden, en hoe weinig wij daartegen kunnen doen. Er zijn een aantal schorsingen geweest van gemeenteraadsbeslissingen. Heel de carrousel kan bij de volgende verkiezingen opnieuw op gang worden gebracht, maar uiteindelijk brengt ons dat nergens.
U hebt bevestigd dat de wil bestaat om de organisatie van de verkiezingen in de toekomst in Vlaamse handen te brengen. Mijn vraag hoe u dat proces in gang wilt zetten, hebt u niet beantwoord. Er moeten terzake dringend knopen worden doorgehakt. Dit moeten de laatste federale verkiezingen geweest zijn die werden georganiseerd door het federale ministerie van Binnenlandse Zaken. Op deze manier kunnen we echt niet verder gaan.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Dat is mijn politieke houding. Alles wat ik in dit verband heb ondernomen, wordt gesteund door de volledige Vlaamse regering. Ik bracht de regering trouwens voortdurend van alle gebeurtenissen en situaties in de faciliteitengemeenten op de hoogte. De regering heeft al mijn beslissingen volmondig gevolgd.
Bij de besprekingen heb ik gezegd dat er slechts één oplossing bestaat, en dat is de overheveling van de organisatie van verkiezingen naar de deelstaten, weliswaar op basis van dezelfde wet- en decreetgeving. Dat is mijn eis. Dat zal deel uitmaken van de huidige onderhandelingen. Ik heb niet de macht om het eindresultaat van de besprekingen te bepalen, ik zeg u enkel dat het op de agenda zal staan. De Vlaamse meerderheidspartijen delen mijn mening, ik vermoed van de federale tegenhangers hetzelfde.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Van Nieuwenhuysen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.