Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 15/05/2003
Vraag om uitleg van de heer Julien Librecht tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de adviesinbreng in het onderwijsbeleid en de vertegenwoordiging van praktijkmensen in de adviesraden in het bijzonder
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Librecht tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de adviesinbreng in het onderwijsbeleid en de vertegenwoordiging van praktijkmensen in de adviesraden in het bijzonder.
De heer Librecht heeft het woord.
De heer Julien Librecht : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, de zijdelingse aanleiding voor deze vraag is enerzijds de open brief van diverse lerarenverenigingen inzake deze aangelegenheid, en anderzijds uw boek 'Een bank vooruit'.
Deze open brief, met als titel 'Leraren eisen een stem', verdient mijns inziens aandacht in het komende participatiedebat. Adviesraden zijn buitengewoon belangrijk, ook en vooral in dit departement. Ze vervullen mijns inziens zo'n beetje de rol van hoorzittingen in commissies. Net als wij allen hecht ik daar veel belang aan. Door de actieve werking van diverse professionele raden binnen het departement Onderwijs is er sprake van een grondig aanbrengen van onderzoek, denkwerk en overleg met betrekking tot actuele en toekomstige onderwijsmateries. We moeten het eerlijk toegeven : het werk van deze raden en denkgroepen resulteert in uitstekende nota's, rapporten, discussieteksten, visienota's, toekomstconcepten en dergelijke. Wie een beetje thuis is in deze commissie, kan daarvan getuigen. Al deze werkstukken en adviezen dragen ongetwijfeld in belangrijke mate bij tot de besluitvorming hier.
Mevrouw de minister, u erkent uiteraard de waarde van dergelijke raden, maar stelt tevens ook het veeleer bureaucratische gehalte van hun werking vast. In uw boek schrijft u : 'Adviesraden hoeven niet louter bevolkt te worden door 'professionele vertegenwoordigers. Om tot goede adviezen te komen, tellen adviesraden volgens mij het best genoeg mensen in hun rangen die het beleid in de dagdagelijkse praktijk moeten waarmaken. Mij lijkt het daarom beter om de raden steviger aan te vullen met leerkrachten en directies die zelf nog actief zijn in hun school en vanuit die achtergrond en ervaring in de raad zetelen, én met ouders en leerlingen.'
De doelgroep waarover het eigenlijk gaat, namelijk de praktijkmensen, voelen inderdaad aan dat de werkstukken in kwestie een uitgesproken intellectuele inhoud en een soms al te bureaucratische benadering hebben. Deze mensen menen terecht dat die stukken, niettegenstaande de ontegensprekelijke beschouwelijke aanleg van al dit denkwerk, de zorgvuldige aandacht die eraan wordt besteed en de verstandelijke overwegingen ervan, vaak te veel een benadering naar de letter en te weinig een benadering naar de geest ontplooien.
Recent gaan er in onderwijsmiddens dan ook steeds meer stemmen op om bij de adviserende aanbreng van het beleid te worden betrokken. De voornoemde brief bevestigt dit. De betrokken verenigingen stellen dat heel wat van hun leden participanten zijn die, als ervaren leerkrachten, een adviserend mandaat zouden kunnen uitoefenen. Ze achten zich dan ook betrokken partij voor een formele consultatie en dringen aan op een daadwerkelijke beleidsaandacht terzake. Deze tendensmoeten we aangrijpen. Een vanuit de basis opgebouwde dialoogparticipatie in de adviesraden lijkt ons immers een elementaire voorwaarde, en tevens een werkelijke verrijking voor degelijk voorbereidend decreetgevend werk.
Mevrouw de minister, kunt u een actueel overzicht geven van de relevante adviesraden die actief zijn binnen het departement Onderwijs? Is het mogelijk in dit overzicht de praktijkvertegenwoordiging te vermelden? Hebt u er weet van dat talrijke leerkrachtenverenigingen vragende partij zijn voor een vertegenwoordiging in de bestaande adviesraden? Hoe meent u - mee in het kader van uw uitspraken terzake - te kunnen voldoen aan deze terechte vragen en deze ervaren leerkrachten een adviserend mandaat te verlenen? Dat lijkt me een belangrijke zaak in het licht van de participatiedialoog die op gang zal komen. Die dialoog kan maar beter terdege worden voorbereid.
De voorzitter :Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik heb een overzicht van de adviesraden overhandigd aan de commissiesecretaris, opdat hij dit zou ronddelen. Gezien de korte tijd waarover we beschikten, was het niet mogelijk voor mijn administratie om aan te geven welke praktijkmensen daar zoal in zetelen. Indien u meer informatie wilt, dan zult u die later kunnen krijgen.
Zeker het voorbije anderhalf jaar heb ik regelmatig contact gehad - zij het informeel - met de vertegenwoordigers van de directieverenigingen en de lerarenverenigingen. Deze mensen worden ongeveer om de 2 maanden uitgenodigd voor overleg. Naar aanleiding van het opnieuw samenstellen van de Vlaamse Onderwijsraad die door het op stapel staande participatiedecreet zal worden gerealiseerd, hebben een aantal van die verenigingen formeel te kennen gegeven dat zij daarin wensen te worden vertegenwoordigd. Zelfs als ze dit niet zelf hadden gevraagd, dan had ik het zelf voorgesteld. Ik vind het immers belangrijk dat ze erbij zijn, zoals ik al schreef.
Er bestaat niet zoiets als één lerarenvereniging : leraren zijn verenigd volgens hun vak, wat betekent dat er eigenlijk heel veel verenigingen zijn. Ik som de verenigingen op waarmee ik regelmatig contact heb : de Vereniging van Vlaamse Leerkrachten, de Belgische Vereniging Leraars Frans, de Vereniging Leraren Aardrijkskunde, de Vereniging Leraren in de Economische Wetenschappen, de Vereniging Leraren Muzikale Opvoeding, de Vereniging Leraren Nederlands, de Vlaamse Vereniging Leraren Geschiedenis en Maatschappelijke Vorming, de Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie, de Milieuleer en de Gezondheidseducatie, de Vereniging Islamleerkrachten Vlaanderen, het Europees Centrum voor Pluralisme in het Onderwijs, Post Factum, centrum voor onderzoek en animatie geschiedenis, de Federatie Basiseducatie en het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie.
Tijdens de recentste vergadering die ik met die verenigingen had op mijn kabinet, op 30 april 2003, vernam ik dat er een nieuwe koepelvereniging zou worden opgericht voor alle leerkrachten, onder meer om de vertegenwoordiging van deze groep in de VLOR waar te nemen. Zij hebben immers ook gemerkt dat het ontwerp van participatiedecreet voorstelt de leerkrachten aan te duiden via coöptatie. Ze vinden dat niet de beste optie en willen voorkomen dat wordt gesteld dat er niet zoiets bestaat als één lerarenvereniging, en dus zullen ze zich verenigen in een koepel van lerarenverenigingen. Dat staat nu op stapel. Daar zijn ze zelf mee bezig. Uit dit alles blijkt duidelijk dat er ook bij hen een hele evolutie inzake participatiedenken gaande is.
In het ontwerp van participatiedecreet - dat reeds principieel is goedgekeurd door de Vlaamse regering en waarover met de syndicale organisaties werd onderhandeld - wordt bij de samenstelling van de Vlaamse Onderwijsraad bepaald dat leerkrachten en directies respectievelijk via coöptatie en rechtstreekse verkiezingen structureel kunnen zetelen in deze strategische adviesraad. De procedure van coöptatie en verkiezingen zal concreet gestalte krijgen via een uitvoeringsbesluit. De voornoemde verenigingen zullen via deze weg hun eventuele kandidaten naar voren kunnen schuiven.
Naast de leerkrachten en directies die via coöptatie en rechtstreekse verkiezingen in de VLOR terecht zullen komen, zetelen ook de vakorganisaties in deze adviesraad. Tijdens het voorbije overleg naar aanleiding van het participatiedecreet werd erop gewezen dat ook zij bij de invulling van hun afvaardiging - door u als professionele vertegenwoordigers omschreven - erover waken voldoende praktijkmensen op te nemen.
Dat is de stand van zaken. Ik sluit niet uit dat deze mensen dus zelf een vereniging van leraren zullen vormen, en dat ze, bijvoorbeeld via brieven aan de commissieleden, zullen vragen dat de leraren zouden worden afgevaardigd in plaats van ze te laten coöpteren door de reeds aangestelde VLOR vertegenwoordigers. Dit is dus in volle evolutie.
Zoals daarnet gesteld, voer ik naast het formele overleg ook heel vaak informeel overleg met praktijkmensen. Dan heb ik het niet alleen over die directie- en lerarenverenigingen, maar ook over de anderen : de studenten, de ouderverenigingen enzovoort. Door het participatiedecreet zal een en ander dus meer structureel worden georganiseerd.
De voorzitter : De heer Librecht heeft het woord.
De heer Julien Librecht : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het doel van mijn vragen was louter informatie te verkrijgen. Die hebben we nu gekregen, en we zullen er nog krijgen. Ik onthoud het antwoord voor de bespreking over participatie.
U maakte gewag van een veeleer versnipperde benadering van die zaken in de diverse vakonderdelen van de leerkrachten. In de open brief die daarover is verstuurd door de VVL, is er sprake van een coördinator. Zulke zaken zouden mettertijd dus wel kunnen worden gecombineerd, en er zou een aanspreekpunt kunnen worden ingericht. Met versnippering komen we er immers niet.
Minister Marleen Vanderpoorten : Zoals gezegd, stellen ze nu zelf voor een koepelvereniging op te richten. Dat maakt het voor mij uiteraard gemakkelijker in gesprek te treden dan wanneer al de verschillende verenigingen afzonderlijk moeten worden gehoord. We zitten op dat vlak op de goede weg, ook qua werkwijze.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens :Mevrouw de minister, als ik me niet vergis, worden een aantal van die lerarenverenigingen gesubsidieerd door het departement. Ik vermoed dat dit het geval is met de Europese Vereniging van Onderwijzend Personeel, de EVOP. Zo is er nog een beperkt aantal.
Kunt u ons een overzicht bezorgen van de gesubsidieerde verenigingen en de daarvoor gehanteerde criteria?
Minister Marleen Vanderpoorten : Ik meen dat de EVOP zowat de enige is, maar ik zal het laten nakijken, en u het antwoord bezorgen. Nu de verenigingen als koepel zullen worden georganiseerd, zullen ze ook om ondersteuning vragen, en wordt er niet meer om afzonderlijke subsidies gevraagd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.