Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 03/07/2003
Vraag om uitleg van de heer Luc Martens tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de vooruitzichten wat het Tijdelijk Secundair Onderwijs aan Huis betreft, in het kader van de beleidsintentie om een actieplan buitengewoon onderwijs te ontwikkelen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Martens tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de vooruitzichten wat het Tijdelijk Secundair Onderwijs aan Huis betreft, in het kader van de beleidsintentie om een actieplan buitengewoon onderwijs te ontwikkelen.
De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, collega's, we hebben de laden geleegd en nog wat brieven en vragen gevonden die onbeantwoord zijn gebleven. Graag leg ik u vandaag enkele van die vragen voor. Eén daarvan heeft betrekking op de vooruitzichten voor het Tijdelijk Secundair Onderwijs aan Huis in het kader van het actieplan buitengewoon onderwijs.
Dit thema is in diverse nota's en brieven aan bod gekomen, bijvoorbeeld in de beleidsnota Onderwijs en Vorming 2000-2004 waarin inderdaad grote verwachtingen werden gewekt met betrekking tot het onderwijs aan zieke kinderen. Daar zijn ook kinderen bij die langdurig ziek zijn en thuis worden verzorgd en begeleid. Mevrouw de minister, u hebt daar terecht uitdrukkelijk over gezegd dat ook zij recht hebben op onderwijs.
In uw beleidsbrief Onderwijs en Vorming 2001- 2003 verwijst u naar het Tijdelijk Onderwijs aan Huis in het basisonderwijs. U ziet dat als een van de mogelijke kanalen in het onderwijsaanbod voor zieke kinderen die thuis verblijven. Er is echter nauwelijks sprake van een nochtans levensnoodzakelijke oplossing voor zieke kinderen uit het secundair onderwijs die thuis verblijven. In de discussietekst Maatwerk in samenspraak van januari 2002, raakt u even het ontbreken van het Tijdelijk Onderwijs aan Huis in het secundair onderwijs aan, maar op een concrete actie om dat te verhelpen, is het nog steeds wachten.
Een en ander is ook ter sprake gekomen tijdens de hoorzitting in het Vlaams Parlement, maar tot welke acties dat leidt, blijft vooralsnog onduidelijk. Daarom wil ik u de volgende vragen stellen.
Op welke manier krijgen het buitengewoon onderwijs en het onderwijs aan zieke kinderen een plaats in de hertekening van het onderwijslandschap van het basisonderwijs en het secundair onderwijs? Komen er dit jaar, zoals u eigenlijk hebt aangekondigd, nog hoorzittingen in het Vlaams Parlement over de discussietekst Maatwerk in samenspraak? Wanneer wordt er werk gemaakt van een visietekst of een actieplan buitengewoon onderwijs of van het derde deel van de gelijke onderwijskansen?
Bent u het ermee eens dat er een actieplan moet komen met grote aandacht voor zieke kinderen uit het secundair onderwijs die thuis worden verzorgd en begeleid en zich eigenlijk buiten het reguliere onderwijssysteem bevinden? Bent u er, samen met mij, van overtuigd dat er ook, en eventueel nog voor de afwerking van dit actieplan, een aanbod van Tijdelijk Secundair Onderwijs aan Huis moet worden gecreëerd?
Secundaire scholen hebben geen enkele wettelijke verplichting tot ondersteuning van langdurig zieke kinderen. Vindt u zo'n Tijdelijk Secundair Onderwijs aan Huis dan niet levensnoodzakelijk voor een volwaardige studiebegeleiding voor kinderen die omwille van speciale zorgbehoeften langdurig afwezig blijven? Is er eventueel voorzien in nog andere initiatieven om het recht op onderwijs te verzekeren voor kinderen die langdurig ziek zijn en thuis worden verzorgd en begeleid?
Mevrouw de minister, het gaat niet om een grote groep, maar Sodom en Gomorra wilde men ook redden omwille van die ene goede. Zo blijft het ook omwille van dat kleine aantal de moeite om er aandacht aan te besteden. Ik kijk met belangstelling uit naar uw antwoord.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, bij een eerdere gelegenheid heb ik omtrent de problematiek van het onderwijs aan zieke leerlingen van het secundair onderwijs een situatieschets gegeven, en heb ik mijn beleidsintenties meegedeeld. Ik kom er echter graag nog eens op terug.
Er is gevraagd naar de plaats van het onderwijs aan zieke kinderen in de context van de hertekening van het onderwijslandschap basisonderwijs. Deze hertekening heeft op zich niets gewijzigd aan de reglementering voor het tijdelijk onderwijs aan huis TOAH. Wel kan het zijn dat door de grotere organisatorische gehelen, die de scholengemeenschappen zijn, het voor een individuele school gemakkelijker wordt om TOAH te organiseren.
De discussie over het onderwijslandschap van het secundair onderwijs is veel minder ver gevorderd. Daarom wil ik het in mijn antwoord specifiek hebben over de onderwijssituatie van langdurig of chronisch zieke jongeren in het secundair onderwijs, inderdaad een probleem met velerlei aspecten.
Vast staat dat een langere afwezigheid van de school als gevolg van ziekte, in de meeste gevallen leidt tot een leerachterstand die vaak slechts heel moeizaam ongedaan kan worden gemaakt. Bovendien kost het zittenblijven de Vlaamse overheid jaarlijks vele tientallen miljoenen Tijdens deze regeerperiode is een verdere stap gezet in de realisatie van het recht op onderwijs voor alle leerlingen. In het verleden bleven bijvoorbeeld jongeren die voor middellange of lange duur in psychiatrische instellingen waren opgenomen, in de meeste gevallen verstoken van onderwijs. Sinds dit schooljaar krijgen deze instellingen een subsidiëring om onderwijs te organiseren ten behoeve van hun leerplichtige patiënten.
Het gaat hier om meer dan zevenhonderd leerlingen, waarvan mag worden aangenomen dat de onderwijsachterstand die ze gewoonlijk als gevolg van een langere afwezigheid van school oplopen, in de toekomst heel wat minder zal zijn. De onderwijsinspectie zal de resultaten van dit eerste jaar evalueren.
Ter voorbereiding van het derde deel van gelijke kansen, was de discussie over de nota Maatwerk in samenspraak zeker relevant. Uit het debat is echter gebleken dat de meningen over een toekomstige aanpak zeer verdeeld zijn. Sommigen zijn hevige pleitbezorgers van inclusie, anderen zien er een bedreiging in van het welbevinden en willen de bestaande toestand behouden.
Het is duidelijk dat in de tijd die ons in deze regeerperiode nog rest, geen decretaal initiatief meer kan worden genomen. De Vlaamse administratie zal ter voorbereiding van de volgende regeerperiode een inhoudelijke bijdrage leveren. Het inclusiethema zal daarbij een van de aandachtspunten zijn.
Omdat langdurig zieke kinderen deel uitmaken van de groep kinderen met speciale onderwijsbehoeften, zullen ze als doelgroep ook moeten worden ingecalculeerd in een inclusief beleid. De vraag is op welke wijze dit het best kan gebeuren en binnen welke timing. Het tijdelijk onderwijs aan huis voor langdurig zieke jongeren is in elk geval eenvoudiger te realiseren op het niveau van het basisonderwijs, waar een heel andere verhouding bestaat tussen de klastitularis en de leerlingengroep dan in het secundair onderwijs, en er een veel homogener pakket van leerstof is.
Waar in het lager onderwijs één leraar van 's morgens tot 's avonds met dezelfde beperkte leerlingengroep bezig is, is de situatie in het secundair onderwijs heel wat complexer. Daar zijn er wisselende vakleerkrachten, waarvan sommigen per week soms aan honderden verschillende jongeren les geven, en bepaalde leerlingen maar een lesuur per week zien. Vaak is ook de afstand tot de school groter dan in het basisonderwijs. Dat is de problematiek van de verplaatsingen en daarmee verbonden vergoedingen. Verder is het geven van de praktische vakken in het technisch onderwijs en het beroepsonderwijs in elk geval infrastructuurgebonden, en dus thuis eveneens moeilijk organiseerbaar.
Uit de ervaringen van het basisonderwijs is bovendien gebleken dat de efficiëntie van wekelijks twee tot vier uur les aan huis eigenlijk gering is. De vraag naar nog meer uren verzwaart echter niet alleen de organisatorische problemen, ook het budgettaire aspect krijgt er een grotere omvang door. We zien wel dat vele scholen spontaan initiatieven nemen om hun zieke leerlingen thuis de lessen en huistaken te laten bezorgen, bijvoorbeeld door medeleerlingen of soms door leerkrachten. Dit gebeurt echter veelal op basis van toevallige factoren.
Vanzelfsprekend deel ik volledig uw mening dat dit een belangrijke doelgroep is die alle aandacht verdient. Als de overheid daar echter in wil investeren, dan moet ook een zekere effectiviteit van het TOAH op secundair niveau gegarandeerd zijn. Het knelpunt blijft hoe men onderwijs aan huis op secundair niveau, op basis van enkele lesuren per week, efficiënt kan organiseren. Mijn diensten onderzoeken deze problematiek verder.
De moderne informaticatechnologie biedt misschien een verrassende en heel andere oplossing dan de fysieke verplaatsingen van leerkrachten naar leerlingen thuis, met alle problemen van dien. Hiermee zouden de scholen toch nog op een efficiënte en relatief weinig omslachtige wijze regelmatig voeling kunnen blijven hebben met de zieke leerling, opdrachten kunnen geven, vragen kunnen beantwoorden en toetsen kunnen doorsturen. Ook berichtjes over de dagdagelijkse gebeurtenissen op school of van klasgenoten kunnen voor de leerling een belangrijk signaal zijn dat hij of zij er nog bij hoort.
Zo'n project loopt momenteel in de stad Antwerpen. Als blijkt dat hiermee op een adequate wijze wordt tegemoetgekomen aan de problematiek van de thuisblijvende zieke leerling, dan kan een implementatie van deze methodiek voor heel het Vlaams secundair onderwijs wellicht worden overwogen.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. We zijn allemaal uniek, maar voor de groep leerlingen waarover we hier spreken, zijn de omstandigheden alles behalve gunstig. We mogen echter niet wachten tot er een allesomvattend kader is uitgewerkt om in te spelen op deze problematiek.
Er wordt reeds een en ander gedaan op het terrein. In Antwerpen loopt er een initiatief van ex-schepen Lindekens, dat mij vrij interessant lijkt. Er zijn wellicht ook andere mogelijkheden.
Ik hoop dat u de kwestie snel aanpakt en op een passende manier inspeelt op de noden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.