Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 03/04/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Mieke Van Hecke tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de subsidies voor sociaal-artistieke projecten
Vraag om uitleg van de heer Dany Vandenbossche tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de subsidies voor sociaal-artistieke 'Huizen'
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw Van Hecke tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de subsidies voor sociaalartistieke projecten en van de heer Vandenbossche tot minister Van Grembergen, over de subsidies voor sociaal-artistieke 'Huizen'.
Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal starten met de laatste zin uit een artikel in De Morgen : 'Vorige maand bracht cultuurminister Paul Van Grembergen nog een bezoek aan de Vieze Gasten. Hij had slecht nieuws bij'. Daarover gaat het.
Mijnheer de minister, uw voorganger startte met de subsidiëring van sociaal-artistieke projecten en maakte daarvoor een reglement op dat inging op 1 november 2000 en afloopt op 31 oktober 2003. Conform de cultuurpactwetgeving kunt u slechts gedurende drie jaar subsidies verdelen op basis van een reglement. Nadien moet u ofwel de gezelschappen ad nominatim in de begroting inschrijven, ofwel moet u die een decretale basis geven.
De decretale basis werd in het vooruitzicht gesteld in het voorontwerp van het zogenaamde koepeldecreet. Ondertussen is echter duidelijk dat dat ontwerp van decreet inhoudelijk zal worden beperkt. De regeling voor de sociaal-artistieke projecten zou worden ondergebracht in het ontwerp van kunstendecreet. Beide ontwerpen van decreet moeten echter nog een lange weg afleggen via adviesraden, de Raad van State en dan ook nog eens grondig worden aangepast door het parlement.
Minister Paul Van Grembergen : Dat zijn uw woorden, mevrouw Van Hecke.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Ik zeg dat eigenlijk een beetje cynisch. Behalve de bespreking van het ontwerp van decreet, gebeurt er hier nog heel weinig aan de vorm.
De heer Dany Vandenbossche : Gisteren hebt u in de plenaire vergadering net het omgekeerde beweerd. U hebt gezegd dat er te veel amendementen zijn ingediend op het ontwerp van decreet inzake het sociaal-cultureel werk. Nu beweert u dat er niets meer gebeurt in het parlement.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Omwille van de verplichte einddatum in het reglement voor sociaal-artistieke projecten dreigen verschillende gezelschappen ernstige financiële problemen te krijgen. Tot op heden hebben evenwel enkel de problemen van De Vieze Gasten wat aandacht gekregen.
Ik zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om een paar kanttekeningen bij de subsidiëring van sociaal-artistieke projecten te plaatsen. Gisteren heeft de krant De Morgen me om een reactie op de huidige problemen gevraagd. Ik heb toen net dezelfde bemerkingen gemaakt. Een projectmatige subsidiëring kan eigenlijk slechts twee doelstellingen nastreven. Ik verzet me dan ook niet tegen het tijdelijk karakter van een dergelijke subsidiëring. De eerste mogelijke doelstelling is het ondersteunen van duidelijk afgelijnde tijdelijke projecten. De tweede mogelijke doelstelling is het ondersteunen van beginnende gezelschappen. Beginnende gezelschappen moeten de gelegenheid krijgen om te zien of ze zich kunnen waarmaken en de stap naar een structurele subsidiëring kunnen zetten.
Het gebruik van projectsubsidies om gezelschappen tijdelijk te helpen die structureel reeds vorm hebben gekregen - maar niet in het kader van de structurele subsidies passen - veroorzaakt eigenlijk voorspelbare problemen. Wie zich bij het opstellen van een kader voor projectsubsidies niet tot de daarnet vermelde doelstellingen beperkt, zal steeds problemen creëren.
Deze vaststelling doet geen afbreuk aan de werking van bepaalde gezelschappen. Indien deze gezelschappen reeds een structurele vorm hebben gekregen, moeten ze structureel kunnen worden ondersteund of - hoe erg dit ook mag klinken - elders onderdak vinden. De tijdelijke subsidiëring van dergelijke gezelschappen leidt enkel tot voorspelbare problemen.
Mijns inziens hebben een aantal van de gezelschappen die als sociaal-artistieke projecten zijn gesubsidieerd, hun waarde voldoende bewezen om verder te kunnen werken. De vraag is dus of we een kader kunnen creëren om het bestaande subsidievacuüm voor deze gezelschappen op te vullen.
Deze gezelschappen hebben blijkbaar te horen gekregen dat binnen het kunstendecreet een plaats voor hen zou worden gecreëerd. De vraag is wat we in afwachting voor hen kunnen doen. Zal de minister in een beperkte decretale regeling voor deze gezelschappen voorzien of zal hij een nominatieve subsidie in de begroting inschrijven?
We moeten een oplossing vinden voor de laatste twee maanden van 2003. Blijkbaar zullen de grootste problemen zich tijdens deze maanden voordoen. Aangezien dergelijke gezelschappen per programmatiejaar werken, zou een dergelijke oplossing evenwel slechts beperkte gevolgen hebben. In afwachting van het kunstendecreet zouden we in een langere overgangsperiode moeten voorzien. We moeten dan wel zeker zijn dat die gezelschappen in het kunstendecreet zullen passen.
Mijnheer de minister, zult u een beperkte decretale regeling treffen of zult u een nominatieve subsidie inschrijven? Op welke wijze wilt u de problemen van deze gezelschappen oplossen?
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Mijnheer de voorzitter, ik zou eigenlijk min of meer dezelfde vragen willen stellen als mevrouw Van Hecke.
Ik zou het eerst even over De Vieze Gasten willen hebben. Het is niet de eerste keer dat dit gezelschap hier ter sprake komt. Tijdens elke begrotingsbespreking hebben we het wel even over de sociaal-artistieke projecten gehad.
Het probleem is uiteraard ruimer dan de situatie van dit ene gezelschap. In Antwerpen kampen de gezelschappen Rataplan en Sering met even grote problemen. De beperkte middelen en de tijdelijkheid van de subsidiëring spelen deze gezelschappen parten.
De problemen van De Vieze Gasten halen al enkele weken de kranten. Ik heb zelfs een artikel gezien met de titel 'De Vieze Gasten en compagnie moeten weer bedelen'. Dergelijke berichten zijn niet ongewoon. Indien alles goed gaat, krijgen deze gezelschappen veel minder aandacht. Mevrouw Claus heeft dit onlangs zeer mooi verwoord : 'De belangstelling van de media voor de literatuur is eigenlijk zeer gering, tenzij mijn man tijdens een voordracht een aanval krijgt. Dan is hij op elk nieuws te zien.'
Het probleem is uiteraard veel ruimer. Ik zal de woorden van mevrouw Van Hecke hier niet herhalen. De gezelschappen lijden onder de tijdelijkheid en de laattijdige uitbetaling van de subsidies.
De laattijdige uitbetaling van de subsidies heeft een aantal sociaal-artistieke projecten in cash-flowproblemen gebracht. Een aantal gezelschappen hebben van de RSZ een boete gekregen omdat ze hun RSZ-bijdragen te laat hebben betaald. De RSZ doet slechts wat ze moet doen. Bij laattijdige betaling van de RSZ-bijdragen worden verwijlinteresten en boetes aangerekend.
We mogen echter niet vergeten dat deze gezelschappen hun RSZ-bijdragen te laat hebben betaald omdat de Vlaamse overheid de subsidies te laat heeft uitbetaald. Tijdens vorige debatten is gebleken dat het bijzonder moeilijk is om de subsidies sneller uit te betalen. We zouden eigenlijk eens met de RSZ over eventuele uitzonderingsmaatregelen moeten overleggen. Vooral voor de cultuur- en de welzijnssector is dit van groot belang. Ik besef uiteraard dat het hier een nationale bevoegdheid betreft.
Indien de Vlaamse overheid de subsidies te laat uitbetaalt, zou de RSZ de intresten op laattijdige RSZ-bijdragen eigenlijk moeten kwijtschelden. Nu gebeurt dat slechts in sommige gevallen. De betrokken gezelschappen zien zich soms verplicht om kaskredieten op te nemen. Aangezien kaskredieten duur zijn, subsidieert de Vlaamse overheid momenteel onrechtstreeks de banksector. We moeten een oplossing voor dit probleem vinden.
Het stadsbestuur van Gent heeft overleg met de drie aldaar gevestigde sociaal-artistieke projecten gepleegd en heeft in een krediet voorzien. De Vieze Gasten, die destijds uit de boot zijn gevallen, zijn als sociaal-artistiek project opgevangen. Het probleem van dit en andere gezelschappen zou in het kader van het kerntakendebat worden opgelost. Aangezien dergelijke problemen veeleer van lokaal dan van Vlaams belang zijn, zouden deze sociaal-artistieke projecten op het lokale niveau moeten worden gesubsidieerd. We weten echter allemaal dat het kerntakendebat nog lang niet is afgelopen.
In de betrokken steden is het niet duidelijk hoe het nu verder moet. De verantwoordelijke van het gezelschap Rataplan heeft dit niet zonder gevoel voor humor verwoord : 'Ik had hierover een vraag gesteld aan het college van burgemeester en schepenen. Nu is er toch wel geen college van burgemeester en schepenen meer, zeker.'
Mijnheer de minister, wat zal er in de toekomst gebeuren? De oplossing zit vervat in het ontwerp van kunstendecreet. Hoe gaan we daar in de toekomst mee om? Er wordt immers gesteld dat dit soort projecten veeleer van lokaal dan van Vlaams belang zijn. Het kerntakendebat is nog steeds aan de gang. Welke oplossing kan er echter ondertussen worden aangeboden?
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik ben geen lid van deze commissie, maar ik volg wel het stedenbeleid. De meeste projecten waarover het gaat, situeren zich in kansarme buurten in steden. Uw voorganger zei terecht dat cultuur een basishefboom is om het stedelijk weefsel te versterken. De projecten houden dan ook verband met het stedelijk beleid van de Vlaamse regering.
Ik wens hier de bezorgdheid te verwoorden van heel wat basiswerkers waarmee ik heb gesproken. In verscheidene steden wordt een debat gevoerd over de overgang van het SIF naar het stedenbeleid. Er wordt meer de nadruk gelegd op zichtbare en meetbare projecten. Die projecten waarin het meest wordt gewerkt met kansarmen en kwetsbaren in onze samenleving krijgen het daarentegen moeilijk. Men vraagt zich af of daar nog geld voor is.
Mevrouw Van Hecke heeft reeds gesproken over het projectmatige aspect van de huidige subsidies. De sociaal-artistieke praktijk verdraagt moeilijk het projectmatig werken. Met de betrokken groep wordt iets opgezet, wordt een - broos - vertrouwen opgebouwd. Ze worden aangesproken op hun mogelijkheden, en niet op hun tekorten. Er is een verschil tussen mensen leiden naar een voorstelling en ze effectief warm maken voor cultuurconsumptie en cultuurparticipatie.
Ik zal het probleem even illustreren. Voormalig minister Anciaux sloeg bij zijn aantreden de culturele sector om de oren met argumenten over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en de maatschappelijke relevantie van cultuur. In zijn jaarlijkse speech wees hij op het feit dat cultuur veel te veel een middenklasseverhaal was.
Die uitspraken zijn niet in dovemansoren terechtgekomen. Onder meer in Gent heeft het theaterhuis Victoria die uitdaging aangenomen. Het gezelschap heeft besloten niet zo maar goedkopere tickets aan te bieden om de sociale mix te vergroten, maar startte een tweede werking op. Daarbij werd gekozen voor de naam Victoria de Luxe. Er werd ook een professionele coördinator aangetrokken en eigen middelen werden geïnvesteerd.
Dat is echter niet het belangrijkste. Zaak is dat concrete projecten in de stad werden opgestart voor een aantal doelgroepen, zoals asielzoekers, niet-georganiseerde senioren, allochtone jongeren. Men is bezig met de opbouw van een nieuw stedelijk weefsel. Als het beleid dit zo belangrijk vindt, dan wil het theaterhuis een risico nemen, in de hoop dat in een toekomstgerichte financiering wordt voorzien.
Mijnheer de minister, als de betrokkenen me vandaag aanspreken over deze zaak, blijkt dat ze in totale onzekerheid leven en dat er een grote kans is dat ze hun werk moeten stoppen. Op zich is dat misschien niet zo erg voor het theaterhuis of voor de professional, maar wel voor de mensen waarmee hoopvolle projecten werden opgestart. Asielzoekers en niet-georganiseerde senioren werken aan een theatervoorstelling.
Mijnheer de minister, daarover moeten we vandaag discussiëren. Uw voorganger heeft iets in gang gezet. Hij heeft de mensen uit de cultuursector op hun verantwoordelijkheden gewezen. Ze hebben die ook opgenomen. Ze hebben een nieuwe schakel in de ketting van het stedenbeleid mee vorm gegeven. De Vlaamse regering en het Vlaams Parlement kunnen het niet maken om de betrokkenen in de steek te laten.
De voorzitter : De heer Vermeulen heeft het woord.
De heer Jo Vermeulen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de heer Holemans heeft de link met het stedenbeleid gemaakt. Ik zou die willen maken met wat er gisterenavond is gebeurd : in de Bourlaschouwburg werd namelijk een benefiet gehouden ten bate van Rataplan.
De cultuur van een benefiet is bijna verdwenen. De jaren zestig en zeventig hingen aaneen van de benefietconcerten. Het is ook goed dat dit soort zaken wordt georganiseerd. Er wordt heel wat enthousiasme gecreëerd en een hele hoop mensen worden bij de zaak betrokken.
We moeten echter opletten dat er geen mistgordijn wordt opgehangen. De realiteit is immers dat de betrokkenen het water aan de lippen staat. Mijnheer de minister, u hebt tijdens de bezoeken ook de resultaten kunnen zien.
Ik sluit me aan bij de opmerkingen van de heer Vandenbossche en mevrouw Van Hecke. Laat die cultuur bestaan. De overheid moet er wel voor zorgen dat de vier poten onder de tafel blijven staan. Als een van de poten het begeeft, dan zitten we op een hellend vlak.
Er werd gesproken over verscheidene initiatieven. Ikzelf heb meer te maken met Rataplan en Roma in Borgerhout. Zoals de heer Holemans heeft gezegd, betekenen die initiatieven enorm veel voor het sociaal weefsel, want het zijn ontmoetingsplaatsen voor mensen.
Mijnheer de minister, ik moet u niet overtuigen van de zin van al die projecten. Ik pleit ervoor de acute en structurele noden op te lossen. Ik herinner u aan de uitspraak : 'A small step for a man, but a giant leap for mankind'. In dit geval gaat het over een zeer klein bedrag voor de regering, maar voor een gigantische som - enkele miljoenen - voor de organisaties in kwestie.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, soms zou ik graag de minister van de Wonderbaarlijke Broodvermenigvuldiging zijn.
De heer Jo Vermeulen : Uw voorganger was dat. (Gelach)
De heer Dirk Holemans : Hij is dan ook voortijdig ten hemel gestegen. (Gelach)
Minister Paul Van Grembergen : Dit is wel een vorm van heiligverklaring. (Gelach)
De heer Dany Vandenbossche : Dat betekent dat hij nog terugkomt. (Gelach)
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het kerntakendebat wordt afgerond tegen 25 april 2003. Iedereen aanvaardt principieel dat deze sociaal-artistieke projecten de verantwoordelijkheid zijn van de stad en niet die van het gewest. Ik wil daar niet mee zeggen dat ik me snel van de zaak af wil maken, wel integendeel.
Van bij de invoering van het reglement is duidelijk gesteld dat het een experimentele regeling was die tussentijds en na afloop van de periode zou worden geëvalueerd. Er zijn geregeld met diverse betrokkenen en met de adviescommissie tussentijdse evaluaties gehouden en er zijn ook bijsturingen gedaan. Na 3 jaar zou worden gezocht naar een decretale verankering. Dat was het plan.
De gedane financiële toezeggingen betreffen allemaal projecten die lopen tot ten laatste 31 oktober 2003. Dat is al duidelijk sinds de invoering van het reglement. Op basis van een eigen evaluatie samen met de administratie, en op basis van diverse gesprekken met organisaties uit de sector en de adviescommissie is de volgende lijn voor de toekomst uitgewerkt. Het beleid voor sociaal-artistieke projecten wordt, naar analogie met het beleid voor kunsteducatie, niet ondergebracht in een afzonderlijke decretale regeling die deze transversale materie sectoroverschrijdend regelt, maar het wordt wel ingebed in de verschillende decreten per beleidsveld.
In het ontwerp van kunstendecreet komt er een regeling voor sociaal-artistieke werkingen en projecten die zich op de kunsten oriënteren of er hun voedingsbodem in vinden. Het kan bijvoorbeeld gaan om sociaal-artistieke werkingen die verbonden zijn aan een theatergezelschap of een kunstencentrum. In het ontwerp van kunstendecreet zullen er drie mogelijkheden bestaan voor de sociaal-artistieke praktijk. Het kan gaan om een subsidie voor een werking met als kerntaak sociaal-artistieke processen die wordt gesubsidieerd voor 2 of 4 jaar, bijvoorbeeld een theaterwerkplaats die uitsluitend theaterproducties maakt volgens een sociaal- artistieke methodiek. Daarnaast kan het ook gaan om een element in een beleidsplan van een bredere werking, bijvoorbeeld een theatergezelschap dat naast zijn reguliere werking ook sociaalartistieke processen op touw zet. Ten slotte wordt ook voorzien in een projectsubsidie voor een organisatie die nog niet wordt gesubsidieerd op grond van het ontwerp van kunstendecreet en die een aanvraag indient voor de subsidiering van een project, zoals mevrouw Van Hecke aanhaalde, zelfs voor een individuele kunstenaar.
In het ontwerp van kunstendecreet is voorzien in specifieke beoordelingselementen voor de beoordeling van de sociaal-artistieke werking waarvoor een aanvraag wordt ingediend. In het beleidsveld Erfgoed zouden sociaal-artistieke projecten die met erfgoed bezig zijn, ook een beroep kunnen doen op de regeling voor de erfgoedprojecten. Omwille van de beperktheid hiervan zullen in deze projectenregeling geen specifieke bepalingen worden opgenomen over sociaal-artistieke erfgoedprojecten.
In het beleidsveld sociaal-cultureel werk bestaan er, naast de sociaal-artistieke projecten die sterk op kunstcreatie gericht zijn, ook heel wat sociaal-artistieke projecten die aansluiten bij de stedelijke ontwikkeling en het versterken van het lokaal sociaal weefsel. Het spreekt voor zich dat projecten die expliciet bezig zijn met wijk- en buurtontwikkeling ook een belangrijke voedingsbodem kunnen vinden in een lokaal beleid.
Vanuit die optiek is ervoor gekozen de banden tussen het lokaal beleid en de sociaal-artistieke praktijk nauwer aan te halen. Het lokaal cultuurbeleid moet hiervoor de toegangspoort zijn. De lokale cultuurbeleidsplannen maken het immers ook mogelijk verbanden te leggen met het lokaal beleid inzake stadsvernieuwing, huisvesting, lokaal sociaal beleid, veiligheid, enzovoort.
Uit de cultuurbeleidsplannen blijkt vandaag al dat gemeentebesturen inspelen op de nieuwe aandacht voor cultuurparticipatie, bijzondere doelgroepen en sociaal-artistieke processen. Ook de subsidie van 1 euro per inwoner voor bijzondere en vernieuwende initiatieven was bedoeld om deze evoluties te versterken.
In de ideale situatie worden de middelen voor sociaal-artistieke projecten op termijn gewoon toegevoegd aan de subsidies aan de gemeenten voor het lokaal cultuurbeleid en is de ondersteuning van de sociaal-artistieke projecten volledig ingebed in het lokale beleid. Omdat dit niet van vandaag op morgen kan, is een overgangsperiode noodzakelijk. Aangezien het ontwerp van kunstendecreet pas ten volle financiële effecten zal hebben vanaf 1 januari 2006 en de nieuwe cultuurbeleidsplannen opgemaakt worden in 2007 en ingaan vanaf 1 januari 2008, zal een overgangsperiode worden ingevoerd.
Ik zal daartoe aan de Vlaamse regering vragen een nieuw reglement goed te keuren waarin deze overgangsperiode wordt uitgewerkt. Wat ook de details zullen zijn van de regeling of de eventuele overgangsregelgeving, een aantal uitgangspunten staan nu al vast. In de eerste plaats zal zeker niet worden gekozen voor een scenario waarin de expertise die in de afgelopen jaren werd opgebouwd, zonder meer verloren gaat. Daarnaast zal elke nieuwe aanvraag sowieso het voorwerp uitmaken van een kwalitatieve beoordeling door een beoordelingscommissie.
Zoals gezegd, zal er een tijdelijke regeling komen in afwachting van de definitieve verankering van de ondersteuning in de verschillende decreten. Niet alle organisaties zullen in het ontwerp van kunstendecreet terechtkomen, en de toekomstige subsidiëring gaat over nieuwe aanvragen waarin de huidige gesubsidieerde organisaties formeel niet over verworven rechten beschikken. Een inschrijving ad nominatim is zeker niet te overwegen, alleen al omwille van het feit dat er zeker een kwalitatieve beoordeling moet zijn. In de toekomstige ondersteuning en de overgangsregeling zullen wellicht heel wat organisaties die vandaag worden gesubsidieerd, opnieuw in aanmerking kunnen komen.
Ik engageer mij er ook toe voor de organisaties die in 2003 worden gesubsidieerd, en die na de beoordeling van de nieuwe aanvragen ook in 2004 zullen worden gesubsidieerd, te voorzien in een oplossing voor de overbrugging van de laatste twee maanden van dit jaar. Dat was expliciet uw vraag. Ik heb daarvoor geen middelen ter beschikking in het cultuurbudget, maar ik wil wel op zoek gaan naar een oplossing met de voor cultuur bestemde middelen van de Nationale Loterij. U weet dat er weinig speelruimte is, en de middelen op de cultuurbegroting zijn helemaal vastgelegd. Toch zoek ik naar een oplossing en ik denk die te zullen vinden bij de Nationale Loterij. De verdeling onder de gemeenschappen zal echter pas deze zomer bekend zijn, zodat ik er nog geen definitief voorschot kan op nemen.
Ik wil dit dus doen, maar ik moet weten welke middelen daarvoor ter beschikking staan. In elk geval zal Rataplan en De Vieze Gasten de gelegenheid worden geboden de moeilijke periode van november en december door te komen. Tot en met oktober kunnen ze nog werken. Ik streef ernaar voor de betrokken organisaties voor de maanden november en december 2003 een overbruggingsubsidie uit de loterijmiddelen vrij te maken, evenwaardig aan de subsidie die nu is toegekend. Dat wordt uiteraard berekend met twaalfden.
De definitieve, decretaal verankerde regeling maakt deel uit van het ontwerp van kunstendecreet en de beleidsperiodes in het ontwerp van decreet lokaal cultuurbeleid. Het gaat dus concreet om een nieuwe beleidsperiode die ingaat op respectievelijk januari 2006 en januari 2008 voor de cultuurbeleidsplannen. Voor de overgangsregeling zal ik alles in het werk stellen om ten laatste in mei een nieuw reglement en een nieuwe beoordelingscommissie voor te leggen aan de Vlaamse regering. Aanvragen zouden dan kunnen worden ingediend in juni, zodat alle projecten tegen eind juli zekerheid hebben over de ondersteuning vanaf volgend jaar. Het voorontwerp van reglement wordt maandag opgestuurd naar de gesubsidieerde organisaties, de Raad voor Cultuur en de huidige beoordelingscommissie met de vraag om voor het einde van de maand adviezen te brengen. Het zal ook op de website van de administratie Cultuur staan zodat iedereen het kan bekijken en becommentariëren.
Ik ben zelf naar Rataplan geweest en heb de Roma bezocht, evenals De Vieze Gasten en hun werking. Ik heb ongelooflijk veel appreciatie voor wat daar gebeurt. Daarom wens ik de moeilijkheden die ze nu hebben met deze middelen op te lossen zodat ze tot op het einde van het jaar deze zekerheid hebben. Ondertussen moeten de nieuwe aanvragen ingediend worden zodat in de overgangssituatie ook zekerheid kan worden geboden.
De Roma zelf is een ongelooflijk patrimonium. We moeten nagaan wat hiervoor kan gebeuren. Ik ga me nu nog niet uitspreken over cijfers.
De voorzitter : Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Mijnheer de minister, ik dank u met veel overtuiging voor het feit dat u naar een creatieve oplossing zoekt om de problemen op korte en iets langere termijn op te lossen.
Ik blijf met een wat wrang gevoel achter over het feit dat de einddatum van het reglement van deze sociaal-artistieke projecten, namelijk oktober 2003, niet uit de lucht komt vallen. Dit was bekend. Er was in de teksten letterlijk opgenomen dat men na drie jaar voor een decretale basis zou zorgen, en eigenlijk moest dit voor het einde van die drie jaar gebeuren. Ik hoop dat men voor andere probleemsituaties niet meer zal moeten wachten tot persartikelen het vuur aan de schenen leggen.
Ik hoop alleen dat u de timing hard kunt maken zodat het werken met kaskredieten en het verrijken van de banken niet nodig zal zijn. Ik hoop dat de organisaties niet alleen zullen kunnen overleven, maar ook verder zullen kunnen leven, want dat is de bedoeling van dergelijke projecten die moeilijk in een strak keurslijf te wringen zijn. Ze doen zo'n waardevol werk dat er een kader moet zijn om dat te ondersteunen.
Mijnheer de minister, u zegt dat dit volgens uw invulling van het kerntakendebat thuishoort in het lokaal cultuurbeleid en dat er bij de latere toewijzing van middelen ruimte voor moet worden geschapen. Betekent dit dat het moet worden opgenomen in de cultuurbeleidsplannen en moet worden gerealiseerd met de middelen van deze plannen door de steden of gemeenten? Of zal de overheid gekleurd geld geven om door te storten aan die sociaal-artistieke projecten? Als het binnen het budget van 1 euro per inwoner moet gebeuren, zullen de meeste andere opdrachten vervallen, zij het dat de grootsteden Antwerpen en Gent dit binnen middelen van convenants kunnen opnemen. Ik zie niet goed in hoe u een en ander zult onderbrengen in dat decreet, tenzij het een onderdeel moet worden van de convenants.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mevrouw Van Hecke, u moet niet denken dat ik me heb laten beïnvloeden door de perscommentaren. Toen ik naar de Vieze Gasten en naar Rataplan ben gegaan, hebben we de boodschap en de cijfers gegeven zoals ze waren. We hebben geen verbloemd verhaal verteld dat alles OK zou zijn. Als men een moeilijke boodschap brengt, weet men dat daar reactie op komt. Toen heb ik al, zonder dit kenbaar te maken, met mijn medewerkers gesproken over het zoeken naar een oplossing.
Ik zag de dag nadien in de regionale berichten in de kranten dat Van Grembergen miraculeus het probleem van Rataplan en van de Vieze Gasten opgelost had. Dat is niet mijn manier van werken. We waren op de hoogte van de problemen. Ze hebben geageerd zoals ze dachten dat te moeten doen. Ik heb daar geen enkel probleem mee, zo werkt nu eenmaal de democratie. Binnen de gewone middelen heb ik geen oplossing. Ik kan het probleem alleen maar oplossen tot het einde van het jaar met middelen die van de Nationale Loterij komen.
Het ontwerp van decreet op het lokaal cultuurbeleid geeft een rechtsbasis om aanvullende convenants af te sluiten met gemeenten die een goedgekeurd cultuurbeleidsplan hebben voor de uitvoering van specifieke aspecten van dat cultuurbeleid. Op die manier wordt mogelijk dat de Vlaamse overheid met grotere steden, voor een aantal projecten die zich vooral inschrijven in een stedelijke ontwikkeling en minder in een artistiek proces, een totaalconvenant kan maken dat supplementair op de middelen waarin het decreet voorziet, een aanvullende dotatie geeft aan die steden, maar de beleidsruimte overdraagt aan die steden om dat zelf in te vullen. We verwachten dat die steden er zelf ook met eigen reguliere begrotingsmiddelen in zullen investeren. Het zal altijd een gedeeld verhaal zijn. Theoretisch zouden we dat op lange termijn helemaal moeten kunnen overschakelen, maar daar doe ik vandaag geen uitspraak over.
De voorzitter : De heer Vermeulen heeft het woord.
De heer Jo Vermeulen : U hebt het over het oplossen van de overgangstermijn van twee maanden voor Rataplan en de Vieze Gasten. Was dat bij wijze van voorbeeld? Gaat het enkel over die twee en niet over alle andere?
Minister Paul Van Grembergen : Het gaat over iedereen, maar deze twee voorbeelden spreken tot de verbeelding. Iedereen die in de nieuwe ronde vanaf 1 januari 2004 wordt gesubsidieerd en ook nu wordt gesubsidieerd, heeft een probleem voor die twee maanden. Al die organisaties zullen dat deel krijgen. Degenen die hun project stoppen uiteraard niet, en nieuwe ook niet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.