Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 25/03/2003
Interpellatie van de heer Carl Decaluwe tot de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de veiligheid van het personeel bij De Lijn
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Decaluwe tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de veiligheid van het personeel bij De Lijn.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de voorzitter, dit thema is in deze commissie de voorbije jaren al meermaals aan bod gekomen. Ook tijdens de plenaire zittingen van het Vlaams Parlement vormt de agressie tegenover het tram- en buspersoneel een regelmatig terugkerend fenomeen.
De voorbije weken hebben zich weer een aantal betreurenswaardige incidenten voorgedaan. Het personeel van De Lijn heeft hierop gereageerd met acties in Antwerpen, in Turnhout en in West-Vlaanderen.
Ik heb de agressie tegenover tram- en busbestuurders tijdens de bespreking van de begroting 2000 al ter sprake gebracht. Toenmalig minister Stevaert heeft toen verklaard dat hij een nieuwe basisallocatie zou zoeken en in de nodige veiligheidsinvesteringen zou voorzien.
Ondanks de vraag naar afgescheiden bestuurderskooien, zijn deze middelen vooral aangewend om veiligheidscamera's te installeren. Het is evenwel niet duidelijk of alle ingeschreven middelen zijn aangewend om dergelijke camera's aan te kopen.
Zoals ik tijdens de bespreking van de begroting 2003 al heb opgemerkt, lijken vooral de betalingskredieten op dit vlak enigszins achterop te hinken.
De betrokken basisallocatie is ondertussen tot nul gereduceerd. Volgens voormalig minister Stevaert is dit het gevolg van een koerswijziging in het beleid ten opzichte van agressie. De middelen zijn naar de algemene dotatie van de VMM overgeheveld. Op die manier is de VMM in de mogelijkheid gesteld om meer controleurs aan te werven. Ik heb vernomen dat die aanwervingen ondertussen hebben plaatsgehad.
Ik zou de situatie in Vlaanderen even met de situatie in het buitenland, meer specifiek in Amsterdam, willen vergelijken. Om de problematiek van de agressie tegenover tram- en busbestuurders aan te pakken, is in Amsterdam voor het inzetten van bijkomend personeel gekozen. In risicogebieden wordt een tweede man ingezet. Deze maatregel heeft heel wat succes gehad. Het geweld op het openbaar vervoer is aanzienlijk teruggedrongen.
In Antwerpen zou de VMM momenteel over één begeleider per vijftien chauffeurs beschikken. Na de staking van maart 2003 heeft de directie beloofd 46 nieuwe controleurs aan te werven. Ik denk niet dat die aanwervingen al hebben plaatsgevonden.
Het indijken van de agressie op trams en bussen is zeer belangrijk voor de potentiële gebruikers en het personeel van het openbaar vervoer. Het is momenteel bijzonder moeilijk om nieuwe chauffeurs te vinden. Berichten over geweld op chauffeurs zullen deze rekruteringen nog bemoeilijken. Het gebruik van het openbaar vervoer neemt evenwel toe. Wat het aantal reizigers betreft, kunnen we het hier gerust over een succesverhaal hebben. Gezien de uitbreiding van de exploitatie, zal de directie sowieso nieuwe chauffeurs moeten aanwerven. Veiligheid zal een noodzakelijke voorwaarde zijn om die chauffeurs te vinden.
De vergelijking met de situatie in het buitenland doet me vermoeden dat de toenemende maatschappelijke vraag naar avond- en nachtelijk openbaar vervoer het risico op agressie allicht nog zal doen stijgen. Indien dit gebeurt, zullen slechts weinig mensen nog zin hebben om na zonsondergang de tram of de bus te nemen. Dit zou de rentabiliteit van deze vorm van openbaar vervoer en, wat nog belangrijker is, de positie van het openbaar vervoer als een alternatief vervoermiddel in het uitgaansleven verzwakken.
Naar aanleiding van de betreurenswaardige incidenten die zich in Antwerpen hebben voorgedaan, wil ik de minister enkele concrete vragen stellen.
Hoeveel voertuigen zijn met een veiligheidscamera uitgerust? Hoeveel van die voertuigen rijden in Antwerpen? De meeste problemen doen zich immers in deze stad voor. Zijn de enkele jaren geleden ingeschreven middelen volledig uitgeput? Wat zijn de resultaten van deze investeringen? Is het geweld op voertuigen met een camera effectief verdwenen of sterk verminderd? Is het mogelijk een vergelijking te maken tussen de agressie op voertuigen met en zonder een camera?
De meeste trams beschikken over een bestuurderskooi. Het is voor de passagiers letterlijk onmogelijk om de chauffeurs aan te raken. Wordt momenteel overwogen om dergelijke kooien ook in de bussen van De Lijn te installeren? Ik denk hierbij in eerste instantie uiteraard aan de bussen die in risicogebieden rijden. Ik besef overigens zeer goed dat het hier om bijkomende investeringen gaat.
In Antwerpen is er momenteel één begeleider op vijftien chauffeurs. Betekent dit dat per vijftien ritten één rit wordt begeleid? Wordt hiervoor de prioriteit gelegd bij de risicozones? Wat zijn de concrete resultaten daarvan? Overweegt u om systematisch in middelen te voorzien om, zoals dat in Amsterdam gebeurt, een tweede man toe te voegen op elk voertuig in bepaalde risicogebieden, om de agressie te verminderen en de veiligheid te vergroten? U kunt dat misschien mee in overweging nemen bij de CAO-onderhandelingen.
De voorzitter : Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt : Mevrouw de voorzitter, vanzelfsprekend vinden we het in deze interpellatie aangekaarte probleem erg belangrijk. De manier waarop we daarover praten, is natuurlijk ook belangrijk. We moeten er immers voor zorgen dat we nog mensen op onze bussen krijgen. Maar ook de maatregelen die we nemen, zijn belangrijk. Ik belicht deze nader.
Er zijn 72 voertuigen van De Lijn uitgerust met camera's, namelijk 10 trams en 62 bussen. In Antwerpen betreft het 13 autobussen, 3 PCC-trams en 2 Hermelijntrams. Er staan meerdere camera's op een ermee uitgerust voertuig. De middelen waarin terzake enkele jaren geleden werd voorzien werden volledig uitgeput. Momenteel bevindt dit zich nog in een proeffase, wat betekent dat er nog enige tijd nodig is om hier betrouwbare conclusies uit te kunnen trekken. In de paritair samengestelde werkgroep binnen De Lijn was reeds eerder beslist om meerdere bussen als proef uit te rusten met een half afgesloten stuurpost. In de vergadering van december 2002 werd evenwel besloten om de toekomstig te leveren bussen uit te rusten met een flexibel afsluitbare stuurpost, dus een stuurpost waarbij de chauffeur beslist of hij zich al dan niet volledig wil afsluiten, door middel van een beweegbare ruit. Zo kan elke bestuurder individueel tegemoetkomen aan zijn subjectief onveiligheidgevoel.
Toekomstige agressiefeiten precies lokaliseren is natuurlijk onmogelijk. Daarom worden de controleurs van De Lijn, op basis van het bij De Lijn ontwikkelde agressieregistratiesysteem, doelgericht ingezet op die lijnen waarvan de chauffeurs zelf feiten melden. Aldus speelt het contingent aan controleurs - die nooit individueel optreden - flexibel in op de wisselende omstandigheden, aan de hand van de bekomen informatie. Zo kan men maximaal inspelen op wat er leeft bij de chauffeurs die de meldingen doen. In totaal zijn er nu 76 bijkomende controleurs en 5 coördinatoren aangeworven. Dat is niet niets, gezien het tijdsbestek waarin dit is gebeurd. Een systematisch toevoegen van een tweede man wordt niet overwogen.
Die problemen inzake onveiligheid mogen natuurlijk niet alleen worden verengd tot de situatie op de bus. Ze passen in een maatschappelijk kader. Daarom willen we samenwerken met het lokale niveau. Nu hebben de leden van de politiediensten in uniform vervoersfaciliteiten. Hiertegenover staat dat zij, in geval van incidenten op de voertuigen, hun ambt moeten uitoefenen. De dispatching van de VVM heeft rechtstreeks contact, via een directe lijn, met de politiediensten. Na het sluitingsuur van de dispatching hebben de chauffeurs van het voertuig in nood rechtstreeks contact met de politiediensten. Zo zijn er in Antwerpen meerdere vormen van samenwerking. Het is belangrijk dat dit wat geïntegreerd wordt aangepakt. Zo zijn er de gerichte acties door de politie. Er is de politie in burger die bussen van De Lijn volgt. Er zijn de politievoorstellingen in Antwerpse scholen, die worden geassisteerd door De Lijn in verband met sociaal aangepast gedrag op het openbaar vervoer. Er is de bijkomende politie-inzet naar aanleiding van de werken op de Leien in Antwerpen. In Antwerpen zelf werd een akkoord afgesloten met de politie over het inzetten van politiemensen aan boord. Momenteel wordt er onderhandeld over een gegarandeerde aanwezigheid van een politiepatrouille binnen de 10 minuten. Dat is de aanrijtijd bij hoogdringende gevallen. Er is de inzet van 18 stadswachten. Sinds 1 februari 2002 is het aantal stadswachten verdubbeld tot 36, met het oog op het voorgaande.
Als tweede voorbeeld kan ik de provincie West-Vlaanderen aanhalen. Reeds op 11 oktober 1996 sloten De Lijn West-Vlaanderen en het rijkswachtdistrict Brugge een protocolakkoord af. Door de nieuwe politiestructuur en de daarmee gepaard gaande reorganisatie van de politiediensten was het evenwel wenselijk dat dit akkoord zou worden herbekeken en aangepast. Daarom werd op 13 december 2001 een nieuw, uitgebreid protocolakkoord afgesloten tussen De Lijn West-Vlaanderen en de lokale en federale politie van West-Vlaanderen. Het vroegere akkoord gold enkel voor Brugge en Veurne. Het huidige behelst alle districten, dus Brugge, Kortrijk, Veurne en Ieper.
De te ondernemen acties situeren zich, net als vroeger, zowel op het preventieve als op het repressieve vlak. De samenwerking beoogt ook een wederzijdse uitwisseling van informatie over een aantal domeinen. Zo is er op het vlak van verkeer het melden van zware verkeersongevallen met allerhande incidentele hindernissen op de weg, abnormaal lange files, stremming in het verkeer door foutparkeerders, beschadigingen in het wegdek enzovoort. Op het vlak van veiligheid is er het melden van agressie op voertuigen van De Lijn, druggebruik, ernstige daden van vandalisme, en beschadigingen aan infrastructuur en aan de gebouwen van De Lijn.
Sinds 2002 is er sprake van een nieuwigheid : tijdens de dag staan de dispatchers van de regio's Kust, Brugge en Kortrijk rechtstreeks in verbinding met de federale politie in Brugge, via hun dispatching. Deze federale politie van Brugge zal fungeren als relais voor de overige gerechtelijke arrondissementen van de provincie West-Vlaanderen. Hierdoor, zo hopen we, zullen alle noodzakelijke interventies op een vlotte en efficiënte manier kunnen verlopen. Wanneer 's nachts de dispatching van De Lijn buiten dienst wordt gesteld, neemt de federale politie onze dispatching integraal over. Vanaf dat ogenblik behandelen zij alle berichten over het samenwerkingsakkoord.
Dit samenwerkingsakkoord beoogt een vlottere doorstroming van het openbaar vervoer en een efficiëntere interventie van de politiediensten bij conflictsituaties. Terzake verwijs ik ook naar het antwoord van mijn voorganger op vraag 139 van de heer Verfaillie. Al die maatregelen passen dus in de paritair besliste optimalisering van de samenwerking van De Lijn met de politiediensten en de parketten. We willen dus een aantal concrete maatregelen nemen wat investeringen betreft. Binnen De Lijn gaat het ook vanzelfsprekend over de inzetbaarheid van de bijkomende en de bestaande controleurs, naargelang de situatie en het aantal meldingen. Dan zijn er nog de maatregelen inzake de samenwerking met de politiediensten, die ook heel belangrijk zijn voor de bestuurders in de perceptie van hun eigen veiligheid We hopen ook op de responsabilisering van de steden en de gemeenten. Zij worden hier ook bij betrokken. Maar daarmee hebben we niet zoveel problemen.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. U verwees naar samenwerkingsakkoorden met politiezones. Bestaat dit wat Antwerpen betreft?
Minister Gilbert Bossuyt : Er bestaat een akkoord met de politie in Antwerpen. Wat West-Vlaanderen betreft, gaat het over akkoorden over het geheel van de provincie. In Antwerpen gaat het over feitelijke afspraken met de politie en het stadsbestuur.
De heer Carl Decaluwe : Ik neem er ook akte van dat u het Amsterdamse model van de tweede man niet overneemt.
Minister Gilbert Bossuyt : Niet veralgemeend. Ik herinner me nog dat er twee mensen per bus waren toen ik klein was. We gaan dit niet veralgemenen, maar we gaan dit wel doen in omstandigheden die het vereisen. U zult gehoord hebben dat we toch een belangrijke inspanning hebben gedaan inzake aanwervingen. Dit laat ons ook toe om wat soepel om te springen met die middelen, al naargelang de omstandigheden en de meldingen die er zijn. Natuurlijk behoort dit tot de verantwoordelijkheid van De Lijn zelf.
De heer Carl Decaluwe : Ik begrijp dat het misschien nog wat te vroeg is om die investeringen te evalueren. Maar op een bepaald ogenblik moet er toch worden geëvalueerd. Het gaat immers om aanzienlijke bedragen. Dat moet dan worden bekeken binnen de commissie, eventueel ook in afspraak met de mensen van De Lijn. Als dit spectaculaire resultaten heeft opgeleverd, dan moeten we resoluut durven kiezen om daar meer middelen voor te reserveren in de begroting, zodat die agressie verder afneemt en het gebruik van het openbaar vervoer verder wordt gestimuleerd.
Het is waarschijnlijk een goed idee om in samenspraak met uw kabinet en met de voorzitter van de commissie na te gaan wanneer alles kan worden geëvalueerd. Ik denk aan het einde van dit jaar of het begin van volgend jaar.
Minister Gilbert Bossuyt : Uiteraard wordt een evaluatie gemaakt. Onze actie zal ook gericht zijn op de diverse aspecten. Het heeft geen zin om er een aspect uit te lichten, want dat komt niet overeen met de werkelijkheid. Alle ingezette middelen moeten worden geëvalueerd. Dat kan misschien gebeuren op het einde van het jaar. De investering vormt een technische zaak. Een deftige evaluatie is pas mogelijk na verloop van enige tijd. Ook voor het beleid is een evaluatie heel belangrijk. Wij willen immers weten welke richting we best uitgaan en welke punten voor verbetering vatbaar zijn.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Decaluwe werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.