Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 27/03/2003
Interpellatie van mevrouw Mieke Van Hecke tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de gevolgen van het decreet inzake lokaal cultuurbeleid van 13 juli 2001 voor het gemeentelijk bibliotheekbeleid
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Van Hecke tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de gevolgen van het decreet inzake lokaal cultuurbeleid van 13 juli 2001 voor het gemeentelijk bibliotheekbeleid.
Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, al meermaals stelden we u vragen over de problemen waarmee gemeenten werden geconfronteerd bij de uitvoering van het decreet lokaal cultuurbeleid dat ruim een jaar geleden in werking trad. We hebben afgesproken om de evaluatie over het hele decreet nog wat uit te stellen, maar ik maak een uitzondering voor het verplichte bibliotheekdeel.
Vorige maand maakte de VVBAD, de belangenbehartiger van de bibliothecarissen, een eerste balans op van het gemeentelijk bibliotheekbeleid. In de loop van de maand januari hield ze hiertoe een zeer uitgebreide enquête bij alle Vlaamse openbare bibliotheken. Er waren verontrustende berichten opgedoken over ernstige bezuinigingen op de post 'openbare bibliotheken' van de gemeentebegrotingen. Met de enquête wou de VVBAD niet enkel de ernst van de situatie inschatten, maar tevens een stand van zaken opmaken na een jaar nieuw decreet. Er werd gekozen voor een enquête via internet. Er namen 221 bibliotheken van de 308, of 72 percent deel aan de enquête. Dit bewijst dat het onderwerp leeft.
Ik wil even de resultaten overlopen. Slechts honderd gemeenten gaven antwoord op de eerste vraag : 'Verliep de discussie over het opstellen van de bibliotheekbegroting 2003 moeilijker dan voor de begroting 2002?' Bij 77 percent blijkt dat inderdaad het geval te zijn. Voor 117 bibliothecarissen is dat onbekend en vier gaven geen antwoord. Het hoge aantal antwoorden 'onbekend' valt trouwens ook op bij de volgende vragen. Wellicht heeft dat te maken met het vroege tijdstip van enquêteren. In verschillende gemeenten was de begroting op dat ogenblik ook nog niet goedgekeurd. Het kan ook te wijten zijn aan het ontbreken van harde feiten om meningen te staven.
Dat vooral de slechtere financiële situatie van de gemeente de discussie bemoeilijkte, is geen echte verrassing. Ook het wegvallen van de provinciale subsidie werd 64 maal aangevinkt. Verrassend is dat het wegvallen van de normen uit het oude bibliotheekdecreet van 1978 slechts 36 maal werd aangeduid. De verplichting om het personeel hoger in te schalen bemoeilijkte de discussie nog amper, althans voorlopig.
81 bibliotheken werden verplicht om bij het opstellen van de begroting rekening te houden met opgelegde besparingen. Als er bespaard moest worden, was het ook ernst : in tien gemeenten met meer dan 10 percent, in zestien tussen 7,5 en 10 percent, in twaalf tussen 7,5 en 5 percent, in dertien tussen 5 en 2,5 percent en in dertig gemeenten minder dan 2,5 percent. Ook als er niet bespaard moest worden, waren er aanzienlijke verschuivingen binnen de budgetten : de af- of toename van aankoop van collecties, informaticamateriaal, meubilair en kosten voor beroepsopleiding. Uit de resultaten blijkt dat de besparingen minder bij de aankoop van collecties gebeuren, maar veeleer bij informatica en meubilair. Hierbij moet worden opgemerkt dat in steeds meer gemeenten aankopen en bijbehorende budgetten worden gecentraliseerd. Uit de enquête kan evenwel niet worden afgeleid of de budgettaire verschuiving ook hierdoor wordt veroorzaakt.
Anderzijds vertonen bepaalde uitgaven een cyclische evolutie. Dit blijkt uit de uitgaven 1998, 1999 en 2000, gebaseerd op gegevens van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden. De evolutie van het personeelsbestand valt vrij positief uit. In aantal uren, zowel statutaire als contractuele, was dit op 1 januari 2003 in vergelijking met 1 januari 2002 gelijk gebleven in 62 percent van de bibliotheken, in 10 percent was dat afgenomen en bij 28 percent gestegen.
De toekomst ziet er echter minder rooskleurig uit. In één gemeente op drie wordt bibliotheekpersoneel bij uitdiensttreding niet vervangen. In 42 percent van de gevallen is er geen vervanging bij loopbaanonderbreking en in 67 percent bij ziekte. In 53 percent van de gevallen worden zwangerschapsverloven niet ingevuld voor statutair personeel en in 65 percent voor contractuelen.
Eén op twee gemeenten heeft het voornemen om in 2003 stappen te zetten om de helft van de bibliotheekfuncties in niveau A of B te honoreren. In enkele bibliotheken is dat al gebeurd. Dit kan door zowel het bestaande aantal personeelsuren te herverdelen als door het aantal uren in 2003 uit te breiden. Acht op de tien bibliotheken formuleren in hun beleids- of actieplan nieuwe voornemens, maar slechts in 65 percent van de gemeenten wordt in de bibliotheekbegroting 2003 in de nodige middelen voorzien om die te realiseren.
We kunnen dus op basis van deze VVBAD-enquête stellen dat in 37 percent van de gemeenten wordt bespaard op de bibliotheek. Hieruit blijk dat het nieuwe decreet geen nieuwe impuls pro openbaarbibliotheekwerk heeft veroorzaakt. Als er bezuinigd wordt, dan is het ook drastisch. Voorlopig worden de aankopen van collecties nog ontzien. Het aantal bibliotheken dat meldt dat personeel bij uitdiensttreding, loopbaanonderbreking, ziekte of zwangerschap niet wordt vervangen, is verontrustend hoog. Dat zal ongetwijfeld, naast het ontbreken van de nodige financiële middelen, een domper zetten op de uitwerking van de beleidsplannen. Wat de bijkomende impact zal zijn van het afromen van de subsidie van 0,6 euro per inwoner voor streekgerichte samenwerking, is een bijkomende grote onbekende.
Dat de kwantitatieve normering voor bibliotheken grotendeels werd losgelaten, is op zich geen probleem. Toch was die normering niet noodzakelijk slecht omwille van de kwaliteitsgarantie. In dit verband zal het nuttig zijn om jaarlijks te evalueren of bijvoorbeeld het schrappen van de voorwaarden in verband met de uitbouw van de collectie niet tot een verschraling van het bibliotheekaanbod zal leiden.
Mijnheer de minister, zijn deze eerste resultaten niet strijdig met de initiële doelstellingen van dit decreet? Welke maatregelen zult u nemen om de kwaliteit van de gemeentelijke openbare bibliotheken en dus de dienstverlening te vrijwaren? Wat is de timing voor het afronden van de werkgroep die de standaarden moet bepalen voor de werking van een openbare bibliotheek die een kwaliteitsvolle dienstverlening garandeert, alsook een prestatiemeetsysteem moet ontwikkelen voor de evaluatie van het beleidsplan? Wordt de belangenbehartiger VVBAD hierbij betrokken?
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zou de enquête die de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen opzette, niet durven bestempelen als een eerste balans van het gemeentelijk bibliotheekbeleid in het kader van het decreet lokaal cultuurbeleid. Daarvoor is de opzet te beperkt.
De VVBAD geeft in het door u uitgebreid geciteerde artikel zelf aan dat er bijvoorbeeld amper controle is op wie de enquête invulde. Bovendien moet de stelling dat in 37 percent van de gemeenten wordt bespaard, alleen al op basis van de enquête worden gerelativeerd. Het gaat hier immers om 37 percent van de respondenten, of 81 bibliotheken, die aangeven dat hen werd gevraagd om bij het opstellen van de begroting rekening te houden met opgelegde besparingen. Het beeld is bovendien beperkt aangezien bijvoorbeeld de evolutie van de buitengewone begroting niet werd onderzocht.
Mevrouw Van Hecke, u citeerde niet de zin dat de percentages in dit artikel enkel rekening houden met de ja- en neen-antwoorden. U kent wellicht ook de wijze statisticus die zei dat de rivier gemiddeld één meter diep was en verdronk. Daarmee wil ik uw opmerkingen niet ridiculiseren. We moeten luisterbereid blijven, maar daarom moeten we niet meteen tot een conclusie komen.
De resultaten van de enquête lijken me niet direct alarmerend. De budgetten voor collecties blijven bijvoorbeeld grotendeels gevrijwaard en gaan er dikwijls nog op vooruit. De VVBAD zegt dat met de besparingen op meubilair en informaticamateriaal omzichtig moet worden omgesprongen, aangezien er nog andere mechanismen spelen, zoals de toenemende centralisatie van dit soort aankopen, het feit dat net deze uitgaven forse cyclische bewegingen kennen, enzovoort. Deze enquête brengt de buitengewone begroting niet in beeld.
Dit betekent niet dat ik de signalen wil wegwimpelen. Ik kan niet doof zijn voor wat u zegt, mevrouw Van Hecke. Ik weet vanuit mijn andere bevoegdheden dat heel wat gemeenten het vandaag niet gemakkelijk hebben. Voorgestelde besparingen moeten dus zeker worden bekeken in het kader van de globale financiële toestand van de gemeenten.
Stellen dat het decreet lokaal cultuurbeleid zorgt voor een besparing in de bibliotheken is een conclusie die we zeker nog niet trekken. Bovendien wil ik erop wijzen dat het bibliotheekbudget van de Vlaamse Gemeenschap in 2001, het jaar voor de inwerkingtreding van het decreet lokaal cultuurbeleid, ongeveer 46,5 miljoen euro bedroeg, terwijl er momenteel ongeveer 56 miljoen euro in de begroting is ingeschreven. Mijns inziens vormt alleen een vergelijking over enkele jaren een zinvolle vergelijkingsbasis. Tot nu toe kunnen we alleen maar vaststellen dat de uitgaven voor de bibliotheek jaar na jaar zijn blijven toenemen. Uiteraard is het mijn bedoeling dit verder op te volgen. De bevoegde administratie brengt de uitgaven gedetailleerd in kaart zodat toekomstige ontwikkelingen zeker niet uit het oog zullen worden verloren.
De ontwikkeling van aangepaste standaarden en indicatoren is een langzaam proces dat verder moet worden onderbouwd. De opgedane ervaring met de eerste beleidsplannen leert dat er zeker nood is aan begeleiding. Ik kijk alleszins uit naar de resultaten van die ontwikkeling, zonder er op dit moment een strikte timing aan te willen verbinden. Degelijkheid en draagvlak primeren. De steunpunten VCOB en Cultuur Lokaal werken dit in samenspraak met de administratie verder uit. Natuurlijk zullen hier tijdens het proces ook andere actoren bij worden betrokken, zodat maximaal rekening kan worden gehouden met kennis over en ervaringen uit binnen- en buitenland.
De voorzitter : Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Mijnheer de minister, ik wil u uitdrukkelijk bedanken voor het juist interpreteren van mijn interpellatie. Het was niet mijn bedoeling om een balans op te maken.
Ik heb de plicht om de aandacht te vestigen op een dergelijke enquête. Dat moet op de voet worden gevolgd. Als dat pas over drie jaar gebeurt, dan kan het te laat zijn om bij te sturen. Het bibliotheekwezen was het meest stabiel in de regelgeving van dat decreet. Het bibliotheekdecreet behoudt zijn verantwoordelijkheid voor de gemeenten, de Vlaamse overheid en de provincie, maar kreeg een nieuwe manier van financieren. Die nieuwe manier mag zeker niet tot gevolg hebben dat de hoge kwaliteit die het bibliotheekwezen in Vlaanderen op het gemeentelijk niveau had bereikt, teloor zou gaan.
Mijnheer de minister, dit was de enige reden voor mijn interpellatie. Ik zal geen motie aankondigen, ik heb alleen een signaal willen sturen. Ik hoop dat u het hebt opgevangen en dat u het met zorg behandelt.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, ik vind dit een schitterend voorbeeld van parlementaire opvolging en controle op de decreten en regelgeving die we hebben goedgekeurd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.