Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 20/03/2003
Vraag om uitleg van de heer Frans Ramon tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de problematiek van de opleiding verzorgende
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Ramon tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de problematiek van de opleiding verzorgende.
De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mijnheer de voorzitter, ik stel deze vraag om uitleg naar aanleiding van een schrijven van de vrije technische scholen voor BuSO uit Sint-Niklaas. Ik veronderstel dat alle leden van de commissie deze brief hebben ontvangen. In deze brief vragen de scholen aandacht voor de problematiek van de opleiding verzorgende.
Ik breng dit onderwerp hier niet enkel ter sprake omdat ik veel zorg aan het BuSo wil besteden. Ik wil tevens de nodige aandacht aan het beroepsonderwijs schenken. We hebben het hier immers al vaak over de herwaardering van het technisch en het beroepsonderwijs gehad. Naar aanleiding van 'Accent op talent' hebben we een hoorzitting georganiseerd. Tijdens die hoorzitting hebben we uitvoerig gediscussieerd over de vraag of we niet meer oog moeten hebben voor diversiteit en voor leertrajecten die kinderen en jongeren op maat kunnen begeleiden.
Deze opleidingen moeten de leerlingen de kans bieden een getuigschrift te behalen dat in onze samenleving wordt gewaardeerd. Dat dit getuigschrift op een enigszins bijzondere manier is verworven, mag hierbij geen rol spelen. Het gaat hier, met andere woorden, om inclusief onderwijs. Ik vind het dan ook vrij belangrijk hier even bij stil te staan.
Sedert de start van het schooljaar 2002-2003 is in het BuSO-OV3 een nieuwe structuur van beroepsopleidingen van kracht. Deze nieuwe structuur wil de afgestudeerden van het BuSO-OV3 meer kansen op de arbeidsmarkt bieden. Om deze kansen te garanderen, worden de opleidingsprofielen op de door de SERV ontwikkelde beroepsprofielen gebaseerd. Er is voorzien in 31 verschillende opleidingen, waaronder de opleiding verzorgende.
Uit de brieven van de betrokken scholen blijkt dat deze opleiding met een groot probleem kampt. Het VIVO heeft tegenover het departement Onderwijs blijkbaar verklaard dat het fundamentele bezwaren heeft tegen de opleiding verzorgende zoals die momenteel in het BuSO-OV3 wordt ingericht.
Het uitgangspunt van deze bezwaren is het gegeven dat het BuSO enkel opleidingen op het niveau van assistent inricht. Voor verzorgende bestaat evenwel geen assistentsniveau. Dit betekent dat in de sector enkel functies als logistieke hulp worden erkend. De door de scholen aangeboden opleiding verzorgende is op een beroepsprofiel gebaseerd. Op de arbeidsmarkt wordt dit getuigschrift of diploma evenwel niet als professioneel waardevol aanzien.
Dit is een groot probleem voor de scholen die deze opleiding inrichten en voor de leerlingen die ze volgen. De leerlingen weten niet wat hun getuigschrift of diploma nu eigenlijk waard is. De BuSO-scholen baseren zich op opleidingsprofielen. Ze gaan ervan uit dat de ingeschreven leerlingen die een eigen leertraject volgen toch uitzicht op volwaardige tewerkstelling hebben. In de perceptie van de scholen worden de leerlingen van het BuSO in de sector evenwel gestigmatiseerd. Het werkveld houdt blijkbaar geen rekening met de nieuwe inzichten die in de onderwijswereld circuleren.
Mevrouw de minister, aangezien de opleiding verzorgende niet langer uitzicht op zinvolle tewerkstelling zou bieden, wil ik u enkele concrete vragen stellen. Bent u op de hoogte van de problematiek die ik net heb geschetst? Zijn er volgens u problemen met de kwaliteit van de opleiding verzorgende? Zijn in dit verband al feitelijke vaststellingen gedaan?
De kwaliteit van de opleidingen moet uiteraard worden bewaakt. Indien een opleiding niet voldoet, moeten de betrokkenen in het onderwijs hiervan op de hoogte worden gebracht. Indien de opleiding moet worden bijgestuurd, moeten zij de nodige signalen krijgen. Is er in dit verband al enig overleg geweest?
Het VIVO zou ernstige twijfels bij de legitimiteit van de opleiding verzorgende hebben. Welke consequenties heeft de houding van dit instituut voor de opleiding zelf en voor de tewerkstellingsmogelijkheden na de opleiding? Met andere woorden : heeft het VIVO enige bevoegdheid inzake dit probleem? Zo ja, welke? Is er overleg geweest of gepland met de onderwijsinspectie?
Mevrouw de minister, kunt u duidelijkheid verschaffen over de waarde van het diploma en over de tewerkstellingskansen in een reguliere arbeidsomgeving na een opleiding verzorgende?
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Ramon. De opleiding van verzorgende in het BuSO-OV3 wordt inderdaad bedreigd. We kennen het probleem. We kennen de heer Ramon als een minzaam en voorzichtig man, maar het probleem is inderdaad acuut. Het VIVO heeft een fundamenteel bezwaar en daarom wil ik graag weten wat precies het statuut van dat instituut is met betrekking tot deze problematiek. Als dat diploma niet als volwaardig zou worden erkend, staan we hier namelijk voor een patstelling. Mijn tweede vraag is welke knelpunten er zijn en hoe we die knelpunten voor die opleiding uit de weg kunnen ruimen of hoe we kunnen tegemoetkomen aan bepaalde vragen of eisen.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, uiteraard heb ook ik met zeer grote belangstelling de brief van directeur De Beleyr gelezen. Ik begrijp zijn bezorgdheid : nog maar pas, bij de start van dit schooljaar, werd een nieuwe structuur van beroepsopleidingen van kracht voor het BuSO, en nu worden daar reeds opnieuw vragen bij gesteld, die vrij ernstige consequenties kunnen hebben voor het BuSO. Dat dit onrust veroorzaakt, begrijp ik ten volle.
Het is echter wel zo dat niet alleen de onderwijssector een gesprekspartner is in dit debat maar ook de verzorgingssector. Na verdere navraag heb ik begrepen dat hierover op dit moment binnen de bevoegde sectorcommissie van de VLOR ernstige gesprekken plaatshebben. Het zou goed zijn als die gesprekken enerzijds met de nodige sereniteit zouden kunnen worden voortgezet, en anderzijds toch wel vrij snel tot een eensgezind standpunt zouden leiden. Ik heb begrepen dat de moeilijkheden vooral worden veroorzaakt door de bijzonder strikte houding van de verzorgingssector. Het is mogelijk dat dus nog een andere minister bij het debat moet worden betrokken.
Hoe dan ook, voor de onderwijssector zelf is het bijzonder belangrijk dat er heel snel duidelijkheid komt en dat er liefst niet jaar na jaar wijzigingen moeten worden aangebracht in de structuren.
De voorzitter : Ook ik wil me aansluiten bij de vraag van de heer Ramon. Het is inderdaad zo dat er hier een spanning optreedt tussen het beroepsprofiel en het opleidingsprofiel. Net als de heer De Meyer heb ik de indruk dat het niet enkel een problematiek is waarvoor de oplossing moet worden gezocht in de onderwijssector maar ook in de verzorgingssector. Ik pleit er al lang voor dat in de verzorgingssector zelf eens een duidelijke screening wordt gemaakt van de personeelsbehoeften. Zelf zie ik die afgestudeerde verzorgenden uit het BuSO namelijk perfect functioneren in de verzorgingssector. Meestal komen hogergeschoolden echter terecht in bepaalde functies waarin in feite laaggeschoolden kunnen functioneren. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet enkel geldt voor de verzorgingssector maar ook voor de bedrijfswereld. Meestal zijn laaggeschoolden nochtans meer gemotiveerd om bepaalde opdrachten uit te voeren. Ook ontlasten ze daarmee anderen van een aantal verzorgende taken. Ik zou er dus voor willen pleiten dat de minister dit ernstig neemt en hierin duidelijkheid verschaft.
Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, de door de heer Ramon aangekaarte problematiek is mij inderdaad bekend. Met de invoering van de nieuwe opleidingsstructuur in het BuSO van opleidingsvorm 3 werd onder meer de reductie en actualisering van het aantal opleidingen doorgevoerd. De 66 verschillende kwalificaties werden herleid tot 31 opleidingen. De opleiding verzorgende werd slechts op aandringen van een aantal gesprekspartners op het laatste moment opgenomen in een nieuwe structuur.
Inhoudelijk zijn de opleidingen in het BuSO voor het eerst vastgelegd in opleidingsprofielen die werden opgemaakt aan de hand van de beroepsprofielen van de SERV. De kwaliteit van iedere opleiding is daardoor gewaarborgd. Ik stel eveneens vast dat de verzorgingssector zelf zijn eisen lijkt te verstrengen, net op het ogenblik dat, gelet op de groeiende vergrijzing van de bevolking, ervan kan worden uitgegaan dat de behoefte aan verzorgenden in de toekomst gestaag zal blijven toenemen.
Het VIVO heeft niet alleen fundamentele bezwaren bij de opleiding verzorgende in het BuSO, maar eveneens in het DBSO en naar verluidt ook in de derde graad van het BSO. Het is federaal minister Tavernier die de toegang tot het beroep voor BuSO-leerlingen moet goedkeuren, na ruggespraak met de sector. Misschien is het dus toch ook belangrijk een signaal te geven aan de federale regering. Momenteel wordt over deze problematiek wel opnieuw overleg gepleegd met alle betrokkenen, waarbij alle elementen opnieuw worden geëvalueerd, hoewel er vorig jaar reeds een discussie is geweest waarbij men uiteindelijk tot een consensus was gekomen. Blijkbaar verloopt alles nu toch niet naar ieders wens. Het is alleszins de bedoeling geen afbreuk te doen aan de vooropgestelde doelstelling van maximale kans op tewerkstelling, want dat is natuurlijk wel een belangrijk element in deze discussie.
Begin volgende maand zou hierover een definitief standpunt worden ingenomen. Mijn kabinet, de administratie en de onderwijsinspectie hebben ondertussen een alternatief uitgewerkt dat na afloop van het overleg aan de scholen kan worden meegedeeld, als men het erover eens geraakt, uiteraard.
Op dit ogenblik is het uiteraard nog te vroeg om u mee te delen welke optie zal worden gekozen, want daarvoor dient net het overleg. Ook dan zal ernaar worden gestreefd om het belang van de leerlingen te waarborgen, met een maximale kans op tewerkstelling in de gekozen sector.
Er wordt dus volop aan gewerkt, definitieve conclusies zijn nog niet te trekken. We mogen het belang van het federale niveau toch ook niet onderschatten.
De voorzitter : De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het heel positief dat u zegt dat de kwaliteit van de opleiding gewaarborgd is. Dat is een belangrijk statement.
Het is duidelijk dat hierover overleg moet worden gepleegd en dat iedereen dan zijn verantwoordelijkheid moet nemen in het dossier. Mevrouw de minister, ik zou u willen oproepen om dat overleg de nodige stimuli te bieden. Ook uw zorg voor een maximale tewerkstelling voor de gediplomeerden vind ik toch wel bijzonder positief.
Ik zou nog een oproep willen doen. Als er volgende maand duidelijkheid komt, moeten ook de scholen zelf zo vlug mogelijk duidelijkheid krijgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.