Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 13/03/2003
Vraag om uitleg van de heer Mathieu Boutsen tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het Mijnerfgoed Beringen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Boutsen tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het Mijnerfgoed Beringen.
De heer Mathieu Boutsen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, voor de realisatie van de geselecteerde STAP-projecten werd eind 2001 door de LRM en de provincie Limburg een protocol getekend. Deze overeenkomst heeft als doel per project de diverse lokale, provinciale en regionale besturen, de LRM, Toerisme Vlaanderen en andere betrokken partijen, te structureren en onder te brengen in een project- en stuurgroepmodel.
Vervolgens besliste de Vlaamse regering om te voorzien in 2,5 miljoen euro om voorbereidend studiewerk te verrichten naar de haalbaarheid van de voorgestelde projecten. In de eerste helft van 2002 onderzocht de LRM zowel de markteconomische, bedrijfseconomische, ruimtelijke, juridische en politieke haalbaarheid van elk geselecteerd project.
Een van die geselecteerde projecten is het mijnerfgoed in Beringen. Op 15 februari 2002 deelden de LRM en de provincie Limburg aan de stad Beringen hun besluit mee dat het project 'Minepolis' niet kan worden gerealiseerd op de mijnsite van Beringen. Voor de verdere projectontwikkeling werken de provincie, de stad Beringen en de LRM aan een nieuwe haalbare herbestemming.
Op 2 april is er een stuurgroep en werkgroep onder leiding van de LRM van start gegaan, waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn, behalve de partij van uw nederige dienaar. Op 27 juni werd een integrale en gebiedsgerichte herbestemmingvisie voor de voormalige mijnsite Beringen aan de stuurgroepleden voorgelegd en goedgekeurd. In deze visie werd ervoor gepleit om een open mijnmuseum of erfgoedconcept te ontwikkelen. Dit geeft ook meteen de opportuniteit om de ontwikkeling van Limburg van de oudheid tot het heden cultuurtoeristisch te promoten met als trekkers het Gallo-Romeins Museum, Herkenrode, Bokrijk en het mijnverleden.
Na grondig onderzoek van de LRM heeft de Vlaamse regering op 19 juli 2003 besloten daadwerkelijk financiële ondersteuning te geven aan een aantal voorgestelde hefboomprojecten, onderzoek voor afval, energie en water, de transnationale universiteit Diepenbeek en toeristische hefboomprojecten. De Vlaamse regering besliste om maximaal 90,57 miljoen euro principieel te reserveren voor alle geselecteerde STAP-projecten.Voor Beringen is een principieel investeringsbudget uitgetrokken van 11,74 miljoen euro.
In haar beslissing van 19 juli 2003 heeft de Vlaamse regering tevens een kader gecreëerd waarbinnen met middelen van de LRM de opdracht uitgevoerd kan worden om een gespecialiseerde dochter op te richten. Deze dochter heeft als belangrijkste taak per project een gemotiveerd besluit aan de Vlaamse regering voor te leggen waarbij wordt aangetoond op welke wijze en volgens welke modaliteiten de principieel goedgekeurde middelen kunnen worden besteed.
Een van de belangrijkste financieringsprincipes vooropgesteld door de Vlaamse regering is dat LRM-middelen pas kunnen worden aangewend op voorwaarde dat andere publieke en/of privé-partners minstens hetzelfde bedrag investeren en dat LRM-middelen pas kunnen worden aangewend na uitputting van de reguliere subsidiekanalen. Ter uitputting van de reguliere subsidiekanalen is aan de stuurgroepleden voorgesteld om een open monumentenvereniging op te richten. Een dergelijke VZW biedt de mogelijkheid om een bijzondere restauratiepremie bij het Vlaams Gewest aan te vragen.
Medio 2003 zal een nieuw concept met bijhorend businessplan ter goedkeuring aan de diverse partners en de Vlaamse regering worden voorgelegd.
Mijnheer de minister, kan de provincie Limburg structurele partner worden in de op te richten openmonumentenvereniging? Is er voldoende wil aanwezig om de noodzakelijke financieringsmiddelen voor zowel de restauratiedossiers bij Monumenten en Landschappen als voor het toeristisch onthaal bij Toerisme Vlaanderen aan te moedigen? Ziet de Vlaamse regering dit als een Vlaamse opdracht of zegt men dat het mijnverleden een Limburgse aangelegenheid is?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, collega's, mijn antwoord op de eerste vraag, namelijk of de provincie Limburg structurele partner kan worden in de op te richten openmonumentenvereniging, is positief. Daarover werden evenwel nog geen uitspraken gedaan of initiatieven genomen.
In antwoord op de tweede vraag moet ik wel eerst het voorbehoud maken dat Monumenten en Landschappen niet onder mijn bevoegdheid vallen. Ik kan wel meedelen dat de raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen reeds in 1999 het Minepolisproject te Beringen als hefboomproject op Vlaams niveau heeft erkend. Op de raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen van 14 oktober 2002 werd kennis genomen van de stopzetting van het Minepolisproject. Daarnaast werd de wens van de stad Beringen, de provincie Limburg en de LRM om het mijnerfgoed in Limburg cultuur-toeristisch te valoriseren, voorgelegd. Er werd een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de stad Beringen, de provincie Limburg, de LRM, de voogdijoverheid en Toerisme Vlaanderen voor het ontwikkelen van een conceptvisie, voor het opmaken van een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen, de doelgroepen en de kritische succesfactoren, voor het uitwerken van een ontwikkelingsstrategie, voor de begeleiding van externe bureaus, voor de opmaak van een investerings- en financieringsraming en voor de opmaak van een ruimtelijke juridische structuur voor de toekomstige ontwikkelingen en van een voorstel tot beslissing aan de diverse overheden.
Wat uw derde vraag betreft, kan als gevolg van de beslissing van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 en de erkenning van de mijnsite van Beringen als toeristisch hefboomproject op Vlaams niveau, worden gesteld dat de herbestemming van de mijnsite in Beringen een project van Vlaams belang is.
De voorzitter : De heer Boutsen heeft het woord.
De heer Mathieu Boutsen : Mijnheer de minister, mag ik uit uw antwoord aannemen dat Limburg nog geen enkele bevoegdheid heeft in verband met dat project?
Minister Renaat Landuyt : Uit het antwoord mag u afleiden dat het een groot samenwerkingsverband betreft, waarbij het Vlaamse niveau er alles aan doet om goed samen te werken met de lokale overheden. Voor ons is het een belangrijk project. Daarom noemen we het een hefboomproject. Het is een hefboom voor Limburg op toeristisch vlak.
De voorzitter : Het incident is gesloten.