Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 27/02/2003
Vraag om uitleg van de heer Gilbert Vanleenhove tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de weddeschalen van de leraars in de 'Onthaalklas Anderstalige Nieuwkomers' (OKAN)
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vanleenhove tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de weddeschalen van de leraars in de 'Onthaalklas Anderstalige Nieuwkomers' (OKAN).
De heer Vanleenhove heeft het woord.
De heer Gilbert Vanleenhove : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de OKAN's bieden anderstalige leerlingen de kans om Nederlands te leren spreken en schrijven, zodat ze na de onthaalklas kunnen doorstromen naar het gewone onderwijs. De OKAN's passen niet meteen in het systeem van graden dat we in het onderwijs kennen. Er zitten immers leerlingen van verschillende leeftijden in dezelfde klassen. Het is dus niet evident dat slechts één bepaalde categorie van leerkrachten geschikt zou zijn om in dergelijke klassen les te geven. Zowel onderwijzers als regenten en licentiaten zitten er allemaal op hun plaats.
De opdrachtbreuk die voor OKAN-leerkrachten moet worden gehanteerd, wordt uitgedrukt in 22sten. Dit is de breuk die normaal geldt voor de geaggregeerden voor het secundair onderwijs van groep 1. Die worden verloond volgens weddeschaal 301.
Een school die door een schaarste aan regenten voor het OKAN-onderwijs gemotiveerde en werkzoekende germanisten wil aanwerven, wordt geconfronteerd met het probleem dat die licentiaten worden verloond op basis van weddeschaal 300 en niet volgens weddeschaal 301 zoals de regenten.
Dat is een weddeschaal voor een leraar eerste graad secundair onderwijs en houder van andere bekwaamheidsbewijzen. De licentiaten verdienen dus nauwelijks meer dan hun eventueel stempelgeld. Vanzelfsprekend is het voor de betrokkenen erg demotiverend om met een universitair diploma op zak op deze manier financieel gestraft te worden. Hetzelfde geldt trouwens als de school onderwijzers wil aantrekken voor die onthaalklassen in het secundair onderwijs, wat interessant kan zijn. Ook zij zullen diezelfde weddeschaal 300 ontvangen, terwijl ze als onderwijzer normaal hoger ingeschaald zijn met de code 148, die gelijk is gesteld aan die van regenten.
In deze graadloze onthaalklas lijkt het nochtans logisch dat leerkrachten betaald zouden worden volgens het niveau van hun diploma.
Mevrouw de minister, kunt u ermee akkoord gaan dat de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers een apart statuut heeft dat niet direct aan een bepaalde graad in het gewone onderwijs gebonden is? Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om leerkrachten in deze onthaalklassen te betalen met een weddeschaal die overeenkomt met het niveau van hun diploma?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs heeft tot doel de Nederlandsonkundige leerlingen die onlangs in België zijn aangekomen, zo snel mogelijk Nederlands te leren en te integreren in de onderwijsvorm en studierichting die het dichtst aansluit bij hun individuele capaciteiten. Op deze manier wordt ook hun integratie in de samenleving bevorderd.
In het voltijds secundair onderwijs wordt het onthaalonderwijs georganiseerd in een onthaaljaar, dat niet in één van de vier graden van het secundair onderwijs kan worden ondergebracht. Dat is een bepaling van het onderwijsdecreet II.
Gelet op de diversiteit van leerlingen die in deze onthaalklassen aanwezig zijn, zowel wat betreft het onderwijsniveau als wat betreft de leeftijd, is het moeilijk om het onthaaljaar te vergelijken met een bepaalde graad. Voor wat de organieke omkadering, de werkingsmiddelen en de personeelsmaterie betreft, is de koppeling aan een bepaalde graad evenwel noodzakelijk. Concreet gebeurt dit aan de eerste graad. Het is misschien geen ideale oplossing, maar wel de meest haalbare.
Sinds de start van het onthaalonderwijs in het gewoon voltijds secundair onderwijs in 1991 tot en met het schooljaar 2000-2001 werd telkens gewerkt met een vast aantal scholen die onthaalonderwijs mochten inrichten. Dit aantal is jaarlijks toegenomen wegens de massale toestroom van asielzoekers en politieke vluchtelingen in België. Evenredig hiermee is eveneens het budget voor het onthaalonderwijs toegenomen, evenals het aantal leraren.
De scholen kregen echter in 2000-2001 slechts voor een maximum van 59 onthaalleerlingen in Antwerpen en Gent en 52 onthaalleerlingen in de rest van Vlaanderen financiering of subsidiëring, dit wil zeggen dat per school maximum 148 of 130 uren toegekend werden. Dit maximum aantal uren, gecombineerd met het vaste contingent van een aantal scholen en de gelijkstelling van het personeel in het onthaalonderwijs met dat van de eerste graad, zorgde ervoor dat men binnen het voorziene budget bleef.
Vanaf het schooljaar 2001-2002 bestaat er echter niet langer een vast contingent van scholen dat het onthaalonderwijs kan inrichten, maar kan elke scholengemeenschap instappen in het onthaalonderwijs zodra er 25 anderstalige nieuwkomers zijn ingeschreven in haar scholen. Er wordt ook niet langer gewerkt met een maximum aantal toegekende uren, maar bij elke toename of afname met 4 onthaalleerlingen per scholengemeenschap worden de uren opnieuw berekend aan 2,5 uur per leerling. Op deze manier kunnen de scholen op een flexibele manier inspelen op de instroom van asielzoekers in hun regio.
Dit loslaten van het contingent en de herberekeningen bij toename en afname met 4 leerlingen heeft tot gevolg gehad dat er in 2002 gemiddeld 1718 anderstalige nieuwkomers per maand werden opgevangen in het onthaalonderwijs in het voltijds secundair onderwijs. Die nieuwe regeling kwam voor een groot deel tegemoet aan de vragen van de betrokken scholen.
In 2003 rekenen we op ongeveer hetzelfde aantal anderstalige nieuwkomers als in 2002. Bovendien wordt het onthaalonderwijs op dit ogenblik alleen georganiseerd in het voltijds secundair onderwijs, terwijl heel wat onthaalleerlingen in hun land van herkomst al een veeleer beroepsgerichte vorming hebben gekregen, en dus kiezen voor het deeltijds onderwijs en niet voor het onthaalonderwijs. Daarom zal er vanaf maart 2003 een experiment met onthaalonderwijs van start gaan in drie centra voor deeltijds onderwijs. Ook hiervoor moet in het nodige budget voorzien worden.
Ik heb echter eveneens begrip voor de moeilijkheden van de licentiaten die zich inzetten voor deze groep onthaalleerlingen en loonbarema 300 krijgen, en voor de frustraties die ontstaan op scholen indien deze mensen minder betaald worden dan regenten, die loonbarema 301 krijgen. Daarom zal ik laten nagaan in hoeverre het mogelijk is om tot een meer aanvaardbare regeling te komen.
Gelet op de budgettaire beperkingen kan het niet de bedoeling zijn dat voor het onthaalonderwijs enkel nog licentiaten worden aangeworven, maar ik denk niet dat dat de bedoeling van uw vraag is. Het komt erop neer dat degenen die worden aangesteld, moeten verloond worden op basis van hun diploma. Ik wil op zeer korte termijn laten onderzoeken wat hierbij de mogelijkheden zijn.
De voorzitter : De heer Vanleenhove heeft het woord.
De heer Gilbert Vanleenhove : Dat is een zeer positieve boodschap waarvoor ik u dank, mevrouw de minister.
De voorzitter : Het incident is gesloten.