Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 13/03/2003
Vraag om uitleg van de heer Erik Matthijs tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de klacht van private bedrijven voor milieubeheer
Vraag om uitleg van de heer Jos Bex tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de niet-aftrekbaarheid van de gewestelijke milieuheffingen
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Matthijs tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de klacht van private bedrijven voor milieubeheer en van de heer Bex tot minister Dua, over de niet-aftrekbaarheid van de gewestelijke milieuheffingen.
De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Mevrouw de minister, collega's, ik wil het hebben over de problematiek van de privé-bedrijven in de milieusector. In een mededeling staat te lezen dat Vlaanderen het slachtoffer is van de hervorming van de vennootschapsbelasting. Het is eigenlijk toch ongelooflijk dat wij nu middelen uit het Hermesfonds naar de milieubegroting moeten versassen, maar het is nu zo. Op een persconferentie van de Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer werd ook gezegd dat die hervorming van de vennootschapsbelasting op termijn dodelijk is voor bedrijven actief in het afvalbeheer. Die hervorming zou het milieubeleid van de Belgische overheden ondermijnen.
De wet van 24 december 2002 houdende wijziging van de vennootschapsbelasting, verscherpt ook de concurrentievervalsing tussen de privé-bedrijven en de intercommunales die in die sector werkzaam zijn. Op dat vlak werd nog geen oplossing gevonden in het Overlegcomité. Vlaanderen blijft dus de waterdrager van de VLD-belastingsverlagingsmachine. Op het niveau van het Overlegcomité kan Vlaanderen niets binnenrijven.
Uit berekeningen van het VEV blijkt dat de afvalheffing met meer dan 50 percent stijgt ten gevolge van het wegvallen van de fiscale aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting. Die stijging zal worden doorgerekend aan de klanten. De klanten zullen heel wat meer moeten betalen, wat natuurlijk tot een afwijkend gedrag kan leiden.
De privé-bedrijven in de milieusector hebben ook bijzonder veel problemen met de discriminatie tussen privé-verwerkers en publieke verwerkers, voornamelijk intercommunales. Door die maatregelen wordt de discriminatie nog versterkt. De intercommunales zijn namelijk slechts beperkt onderworpen aan de BTW plicht en hoeven ook geen vennootschapsbelasting te betalen. Het zijn enkel privé-bedrijven die BTW moeten betalen op de milieuheffing en op recuperatieproducten. Enkel privé-bedrijven moeten de verkeersbelasting, het eurovignet, accijnzen op diesel en dergelijke betalen.
Daarnaast legt de Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer ook de nadruk op de verschillen tussen de gewesten voor de kosten voor de verwerking van afval. We hebben het hier reeds over gehad in deze commissie, die verschillen zijn zeer groot. Een collega heeft hier enkele weken geleden nog verteld dat er in Wallonië geen of bijna geen heffing moet worden betaald voor het verbranden, ongeacht of dat gebeurt met of zonder recuperatie van energie. Ook in bepaalde buurlanden moet hiervoor niet of nauwelijks worden betaald. Omwille van de sterke stijging van de kosten vreest de federatie dat steeds meer afval zal worden uitgevoerd ofwel op een illegale manier zal worden verwerkt.
Mevrouw de minister, denkt de regering eraan om maatregelen te nemen om de openbare en de privé sector op het terrein van de afvalverwerking concurrentieel te maken of meer op gelijke voet te behandelen? Die ongelijkheid werd dus nog versterkt door de niet-aftrekbaarheid van die gewestelijke milieuheffingen. Is er een aantoonbaar verlies aan afvalheffingen door het uitvoeren van afval omwille van de verschillende tarieven voor verbranding in Wallonië en in onze buurlanden?
De voorzitter : De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het document dat de heer Matthijs heeft aangezet tot het stellen van deze vraag heeft ook bij mij een aantal vragen opgeroepen. Ik veronderstel dat iedereen die dit document heeft gelezen, zich toch wel ernstige vragen stelt bij de opmerkingen in het verslag. Ik zal niet alles herhalen wat de heer Matthijs heeft gezegd, maar wil een aantal zaken benadrukken waarover hij het niet zo uitdrukkelijk heeft gehad.
In het document wordt beweerd dat het Vlaamse milieubeleid door deze maatregel zou worden ondermijnd en dat Vlaanderen dus niet het beleid kan voeren dat het zou willen voeren. De heer Matthijs heeft reeds gewezen op de consequenties met betrekking tot de kostprijs. De burger zal nu meer moeten betalen ten gevolge van de cascade van het doorrekenen van de kosten. Ik maak me daar zorgen over.
Wat mij ook enorm heeft getroffen in dat document, is het feit dat deze maatregel ertoe zou kunnen leiden dat we de volgende jaren nieuwe investeringen in nieuwe technologieën moeten uitstellen. Dat zou toch noodlottig zijn.
Ik vraag me af of die verlaging van de afvalheffing als compensatie voor de niet-aftrekbaarheid wel een goede milieumaatregel is. Ik heb daar mijn twijfels bij.
De voorzitter : De heer Wille heeft het woord.
De heer Paul Wille : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het probleem in verband met de BTW waarover de heer Matthijs het had, bestaat al lang en heeft gezorgd voor een grondige verstoring van de markt. Het is een gevolg van de interpretatie van de administratie, die gaandeweg heeft getracht om een aantal bedrijven te helpen en gemeenten en intercommunales heeft aangezet om lid te worden van een andere intercommunale om de BTW te ontwijken. Het probleem is nog niet opgelost.
Dan is er nog het probleem van een aantal ondernemingen waar wij als overheid ook in vertegenwoordigd zijn en die door de maatregelen in verband met de aftrekbaarheid en de niet aftrekbaarheid eigenlijk een groot deel van hun waarde voor de overheid zullen verliezen bij het realiseren van het besluit over de VMH. Ik denk bijvoorbeeld aan het dossier van het OVMB dat wordt genoemd in de context van de inbreukprocedure van de Europese Commissie.
Mevrouw de minister, we weten dat u aan het verkopen bent. Sinds eergisteren zijn we op de hoogte van wat er is gerealiseerd in verband met DEC. De vraag is echter niet zozeer hoeveel we hebben gekregen. De vraag is hoeveel de VMM en de Vlaamse belastingbetalers er hebben ingestoken en daarover stond niets in het persbericht. Voor wie zaken doet, is het nochtans ook belangrijk om dat te weten.
Het gaat hier dus niet om een problematiek die alleen maar met de maatregel op zich te maken heeft. Zolang de overheid onderneemt en dergelijke maatregelen neemt, zal ze in haar eigen vlees blijven snijden.
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, een eerste voorstel van de Febem is dat de afvalheffingen wel aftrekbaar zouden blijven in de vennootschapsbelasting. We moeten dat voorstel eens bekijken, want het probleem is ontstaan bij de federale overheid. Op het niveau van de federale overheid bestond er een consensus over het feit dat er iets aan de vennootschapsbelasting moest worden gedaan, maar daardoor zijn er bepaalde problemen ontstaan. Misschien moet het probleem ook door de federale overheid worden opgelost.
Het gevaar bestaat dat er meer afvalexport zal ontstaan. De Febem heeft daar ook al op gewezen. We moeten dus zeker een en ander in de gaten houden.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega's, we praten nu over de gevolgen van een federale maatregel. Uitgaande van de budgettaire neutraliteit heeft de federale overheid een aantal fiscale maatregelen genomen. Dat zorgt voor oprispingen bij bedrijven die in het vel worden gesneden, maar die bedrijven zeggen niet dat ze ook de lastenverlaging die aan die maatregelen was verbonden, opnieuw ter discussie willen stellen.
Mijnheer Matthijs, uiteraard heeft het Overlegcomité geen uitkomst geboden. Ik had dat ook niet verwacht. Ik vind het goed dat de Vlaamse regering en de Vlaamse minister voor Economie dit hebben gemeld aan de federale overheid. Misschien had de federale overheid op voorhand de effecten van de maatregelen beter moeten onderzoeken. Ik heb echter nooit de illusie gekoesterd dat deze maatregelen zouden worden tenietgedaan zonder te raken aan de rest. We zouden daarmee bovendien niet akkoord gaan.
Wij moeten nu de gevolgen dragen van die maatregelen en dat is niet altijd even prettig. Ik zal het niet over de algemene effecten hebben, maar wel specifiek over de afvalkwestie.
Van de huishoudelijke afvalstoffen wordt meer dan 90 percent verbrand. Als we spreken over storten, hebben we het dus vooral over bedrijfsafval. Er moet in deze kwestie zeker een onderscheid worden gemaakt tussen het verbanden en het storten van afval.
De discussie gaat over het verschil tussen de openbare en privé-afvalbedrijven. De openbare afvalbedrijven werken in één gemeente of - bij samenwerkingsverbanden - in verschillende gemeenten en bijna uitsluitend voor gezinnen. Het effect van het niet langer fiscaal aftrekbaar zijn, geldt daarom niet voor die intercommunale werking.
Alle Vlaamse verbrandingsinstallaties zijn in gemeentelijke, intercommunale of semi-overheidshanden. In het laatste geval gaat het om gemengde structuren. Het enige niveau waar het verschil in status kan spelen, is het niveau van de stortplaatsen. Er zijn inderdaad zowel privé- als overheidsstortplaatsen. Afvalophalers zouden in theorie dus de neiging kunnen hebben veeleer naar de overheidsstortplaatsen te gaan omdat voor die stortplaatsen de regeling niet geldt.
Op dit ogenblik zijn alle stortplaatsen onder overheidstoezicht geplaatst. Deze Vlaamse regering heeft immers al beslist om het storten af te bouwen tegen 2007 en liefst al tegen 2005. Bovendien geldt er momenteel een stortverbod voor verbrandbaar afval. Elk jaar worden er in dat verband afwijkingen toegestaan. Ik ben niet van plan om aan de overheidsstortplaatsen meer afwijkingen toe te staan dan aan de privé-storten. De verhoudingen blijven ongewijzigd.
Als het contingent van de overheidsstorten is opgebruikt, mag er niets meer bijkomen, ook al is er meer vraag om te kunnen storten op overheidsstortplaatsen. Op is op. Er zal dus geen concurrentieverstoring ontstaan.
Een mogelijk gevolg van de federale maatregel is een stijgende druk op de overheidsstortplaatsen waardoor de opbrengsten voor de gemeenten stijgen. Uiteraard gaat het over een gemeentelijke bevoegdheid.
Er zijn inderdaad verschillen tussen privé-bedrijven en overheidsbedrijven die actief zijn in de afvalsector. Die verschillen zijn niet alleen in het voordeel van de overheidsbedrijven, er zijn ook voordelen verbonden aan privé-stortplaatsen. De uitbaters van privé-stortplaatsen kunnen op een veel flexibelere wijze overgaan tot aanwervingen en aanbestedingen.
Het nieuwe afvalplan laat privé-bedrijven en overheidsbedrijven vrij in hun keuze. De hervorming van de heffingen heeft een bijkomend effect. Door de hervorming is de afvalheffing niet langer fiscaal aftrekbaar en wordt het storten een beetje duurder dan het verbranden. Dat komt neer op iets waar deze commissie altijd al voor heeft gepleit : het ontmoedigen van het storten door het ongedaan maken van het prijsverschil.
Aan de respectieve federaties heb ik al meermaals gevraagd om de verschillen tussen storten en verbranden duidelijk in een lijst te zetten en om voorstellen te doen om ze bij te werken. Ik kan natuurlijk enkel handelen binnen mijn bevoegdheden en we hebben te maken met veel privé-activiteiten. Het huidige systeem is in het nadeel van de uitbaters van stortterreinen, maar daartegenover staat dat het verbrandingsprocédé duurder is dan het storten.
Het tweede deel van uw vraag betrof de uitvoer. Het is wettelijk bepaald dat afval dat buiten het gewest wordt verwerkt, aan dezelfde heffing is onderworpen als afval dat wordt verwerkt in het gewest. Het doet er dus niet toe dat er in Vlaanderen heffingen zijn en in Wallonië zo goed als geen. In Wallonië worden trouwens ook bijna gaan subsidies verstrekt. De privé-sector slaagde er wel jarenlang in om via sluikse wegen afval te laten sorteren om zo de heffing te ontlopen. Het sorteren gebeurde in Brussel en Wallonië. Sorteren is geen heffingsplichtige activiteit. Wat niet kon worden gerecycleerd, werd gestort in Wallonië. Het afval werd beschouwd als Brussels of Waals sorteerafval en was dus niet heffingsplichtig in Vlaanderen.
Sinds het begin van dit jaar hebben we dit laatste achterpoortje gesloten via het invoeren van een sorteerdersheffing. Bij de sortering moet worden aangeven wat niet werd uitgesorteerd en toch werd verbrand of gestort. Daarop zal heffing moeten worden betaald in Vlaanderen. Het is nog te vroeg om te weten of het systeem sluitend is. We zullen de zaak over enkele weken evalueren. Als blijkt dat de privé sector toch nog van de als illegaal te bestempelen weg gebruikmaakt, zullen we specifieke politie-acties op touw zetten. Febem speelt hierin een belangrijke rol, want verzamelt alle actoren. Ik roep Febem dan ook op om zijn leden aan te zetten om vanaf nu volledig legaal te werk te gaan.
De heer Bex stelde een vraag over de effecten op de implementatie van de nieuwe vormen van technologie. Uit de praktijk blijkt dat de in voorbereiding zijnde initiatieven los staan van deze discussie. Het is immers vooral van belang om zekerheid te geven over de aanvoer van afval. In de praktijk zal het erop neerkomen om het afval zoveel mogelijk weg te trekken van de stortplaatsen. Alles wat het storten ontmoedigt, is in het voordeel van de nieuwe initiatieven. Dat de heffingen niet langer aftrekbaar zijn, speelt vooral een rol op het niveau van de stortplaatsen. De maatregel van de federale overheid biedt dus - ongewild - ondersteuning aan de nieuwe initiatieven.
De voorzitter : De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex : Mevrouw de minister, ik zit nog steeds met een paar vragen. Ze zijn gebaseerd op de vaststellingen van Febem. Febem heeft het over het einde van het Vlaams afvalbeleid, maar u ontkent dat. Febem beweert dat de burger meer zal moeten betalen, maar ook dat ontkent u. U stelt dat de maatregel geen echte impact zal hebben op de nieuwe vormen van technologie.U beweert dus dat de alarmkreet van Febem sterk overdreven is. U zegt dat er andere problemen zijn.
Minister Vera Dua : Ik begrijp de reactie van Febem, want die spreekt vooral in naam van de stortplaatsuitbaters en voor hen is de financiële operatie inderdaad nadelig. Ons beleid is echter gebaseerd op het verminderen van het storten. We planden een voorstel tot verhoging van de stortheffing. Dat voorstel moet opnieuw worden bekeken in het licht van dit dossier, maar in feite komt de maatregel overeen met de uitgestippelde beleidslijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.