Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 27/02/2003
Vraag om uitleg van de heer Jacky Maes tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de prefinanciering van rioleringswerken
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Maes tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de prefinanciering van rioleringswerken.
De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag om uitleg heeft betrekking op een besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 2002 dat in het Belgisch Staatsblad verscheen op 10 april 2002. Dit besluit gaat over de subsidiëring van de aanleg door de gemeenten van openbare rioleringen, andere dan prioritaire rioleringen, en van de bouw door de gemeenten van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Artikel 6 van dit besluit zegt dat de VMM in overleg met de gemeenten een meerjarenprogramma opmaakt en op basis hiervan, na overleg met de gemeenten, driemaandelijks een subsidiëringsprogramma voorlegt aan de minister. Dit subsidiëringsprogramma wordt vastgesteld door de bevoegde Vlaamse minister, in casu minister Dua. Aan dit besluit hangt een aanzienlijke gewestbijdrage vast die in artikel 2 wordt bepaald en varieert van 50 percent tot 100 percent, maar dit terzijde.
Om in aanmerking te komen voor een gewestbijdrage moet de gemeente een voorontwerpdossier samenstellen en terecht voldoen aan een hele reeks voorwaarden. Uiterlijk 9 maanden na de bekendmaking door de VMM aan de betrokken gemeente, moeten de gemeenten een voorontwerpdossier indienen bij de VMM in 4 exemplaren.
Na controle wordt het voorstel tot toezegging van de gewestbijdrage voorgelegd aan de bevoegde Vlaamse minister. Nu wordt echter vastgesteld dat verschillende gemeenten met hun geplande riolerings- en bestratingswerken niet van start kunnen gaan, hoewel in de gemeentelijke kredieten werd voorzien in de begroting en de kredieten van de administratie Wegen en Verkeer of van De Lijn beschikbaar zijn.
De toegestane kredieten van het MINA-fonds voor het begrotingsjaar 2002 blijken echter opgebruikt. De vastlegging voor deze dossiers kan ten vroegste in 2003 gebeuren. Het gaat evenwel om dossiers die op het subsidiëringsprogramma voor het eerste kwartaal 2003 ingeschreven staan.
Tot zover geen probleem, want de gemeenten zouden kunnen prefinancieren in afwachting van een betoelaging. Ze zijn daar trouwens toe bereid. Maar daar wringt precies het schoentje, want artikel 17 van het besluit laat dit niet toe. Het dossier mag pas door de gouverneur worden behandeld na toezegging van de gewestbijdrage.
Wat dit in de praktijk voorstelt, zou ik kunnen illusteren met een heleboel dossiers : Middelkerke, Gistel, Wervik, Oostende, Koekelare, Bredene, enzovoort. Ik zal me echter beperken tot één praktisch en concreet voorbeeld, namelijk dat van Middelkerke.
De grote werken in Middelkerke worden onderverdeeld in 4 fases. In fase 1A en 1B is voorzien in het tweede kwartaalprogramma van 2003. De voorontwerpen van fase 1A en 1B werden goedgekeurd in de ambtelijke commissie op 22 oktober 2002. De eigenlijke ontwerpen kunnen echter niet worden ingediend vooraleer het ministerieel besluit wordt ondertekend, met daarin de vastlegging van de gewestbijdrage.
In fase 2A is eveneens voorzien in het tweede kwartaalprogramma van 2003. Het voorontwerp van fase 2A moet uiterlijk tegen 5 mei 2003 ingediend worden bij de VMM. Het beschikbare budget van het MINA-fonds voor 2003 is echter reeds volledig uitgeput door de dossiers die reeds eerder door de ambtelijke commissie werden goedgekeurd. Op het kabinet werd de opdracht gegeven voorlopig geen subsidiëringsprogramma 2004 op te stellen en alle projecten, dus in dit geval fase 2B, te verschuiven naar het meerjarenprogramma 2005-2007.
Er is dus geen budget voor subsidiëring voor de vernieuwing van de rioleringen, waardoor het volledig project op de helling komt te staan. Het gaat immers niet alleen om rioleringen, maar ook over bestrating, over De Lijn, over garages en noem maar op.
De samenwerking met De Lijn komt onder druk te staan, vermits de tramsporen moeten worden vernieuwd vanaf september 2003. Dit betekent concreet dat de werken voor fase 1A, omwille van technische redenen, vóór die datum moeten worden gerealiseerd. Om dezelfde reden moeten de werken van fase 1B zeker kunnen worden aangevat vanaf september 2003.
De nutsmaatschappijen zijn nu reeds begonnen met het openbreken van een aantal voetpaden om de leidingen te kunnen vernieuwen. Het gemeentebestuur stelt zich daarmee bloot aan schadeclaims. De winkeliers in de betreffende straten hebben immers reeds maatregelen genomen om hun handelszaken gedurende de zomer naar andere locaties over te brengen, iets wat niet zal kunnen gebeuren.
Mevrouw de minister, in die zin kan ik verschillende gemeenten en steden aanhalen die allen in moeilijkheden geraken. Uit mijn bevraging maak ik op dat het concreet om 60 dossiers gaat, goed voor een bedrag van 65 miljoen euro, en waarbij reeds 23 werken reeds zijn aangevat.
De situatie in deze gemeenten wordt onhoudbaar, rekening houdend met de samenwerkingsovereenkomsten die worden afgesloten met de verschillende nutsmaatschappijen en de timing die wordt vooropgesteld. Gemeenten moeten afzien van betoelaging waardoor hun begroting in de verdrukking raakt, ofwel moeten ze afzien van werken of ze slechts gedeeltelijk uitvoeren. De gemeente Middelkerke heeft dus een extra lening moeten aangaan van 745.000 euro om de werken toch te laten uitvoeren.
De vraag is dan ook of het subsidiebesluit niet moet worden gewijzigd, of er niet dringend in nieuwe kredieten moet worden voorzien of er interne verschuivingen op uw begroting moeten gebeuren. Het doel van dit besluit van 2002 was immers snel in te spelen op initiatieven van de gemeenten om de waterkwaliteit snel te kunnen verbeteren.
Mevrouw de minister, ik zou over elk dossier een verhaal kunnen vertellen. Ik zal dit echter niet doen. Wel zou ik willen weten op welke manier u ervoor zult zorgen dat de geplande rioleringswerken sneller kunnen worden uitgevoerd. Zult u inderdaad artikel 17 van het besluit van de Vlaamse regering veranderen door met name 'na toezegging gewestbijdrage' te vervangen door 'na goedkeuring door de ambtelijke commissie', waardoor de gemeenten zouden kunnen prefinancieren? Of zult u de kredieten bijsturen door interne verschuivingen?
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mijnheer de voorzitter, ik sluit me volledig aan bij de vraag om uitleg van de heer Maes. Ik vraag me af of dit nu de paars-groene efficiëntie is.
Mevrouw de minister, bij het aantreden van deze paars-groene regering wou ze tabula rasa maken met het beleid uit het verleden. Een aantal zaken zou versneld worden doorgevoerd en uitgevoerd. Een van uw grootste beleidsprioriteiten was het versneld zuiveren en scheiden van regenwater en afvalwater, naast zoveel andere zaken.
Vandaag stellen we vast dat gemeentebesturen concrete initiatieven willen nemen. Ze vragen subsidies aan bij uw diensten. Die subsidies worden beloofd, maar op het moment dat de werken worden aanbesteed of in uitvoering gaan, geeft u niet meer thuis. Ik verwijs naar het actualiteitsdebat over wateroverlast en naar de talrijke interpellaties die hier begin januari werden gehouden. Iedereen is nadien met de beste intenties huiswaarts gekeerd.
Vandaag blijkt echter dat in plaats van een verbetering, er een verslechtering van de situatie is. Ik kan de stelling van de heer Maes dan ook alleen maar onderschrijven. In Vlaanderen zouden ongeveer 50 tot 60 projecten op de helling staan. Voor West-Vlaanderen zou het om ongeveer 12 projecten gaan.
Iedereen staat klaar met de subsidiëring : de diensten van de AWV en de gemeenten.Wij wachten op de middelen van de VMM of van Aquafin. Als u geen kredieten geeft voor die werken, zal minister Stevaert die middelen ook niet hoeven uit te geven en zal hij die voor andere zaken kunnen gebruiken. Op die manier zullen diverse zaken op de lange baan worden geschoven.
Mevrouw de minister, ik wil u dus vragen om dringend een oplossing te zoeken voor de diverse probleemsituaties. Mijns inziens kan het namelijk ook niet dat u een oplossing aanreikt aan de gemeentebesturen door ze te laten prefinancieren. U weet dat de gemeentebesturen gebukt gaan onder heel zware financiële lasten, onder andere door de politiehervorming, door de liberalisering van de energiemarkt en door nog zoveel andere zaken. De gemeenten hebben het financieel dus al heel moeilijk. Als ze dan nog eens bijkomende leningen moeten aangaan om die zaken te gaan prefinancieren, dan komen ze in een onmogelijke situatie terecht.
Er ligt dus een zeer grote verantwoordelijkheid bij de minister die van milieubeleid en afvalbeleid een van de topprioriteiten heeft gemaakt bij het aantreden van deze regering. Ik heb dan ook de volgende vragen.
Mevrouw de minister, u bent waarschijnlijk wel op de hoogte van de problemen. Welke mogelijkheden ziet u om deze problematiek op te lossen? Hoe zult u ondanks de problemen toch een versnelde scheiding van regenwater en afvalwater realiseren? Hebt u een idee over hoeveel projecten het gaat in Vlaanderen, waar de gemeenten of de AWV klaarstaan om de werken uit te voeren, maar waar uw diensten wegens financiële moeilijkheden niet kunnen volgen?
De voorzitter : Collega's, het is natuurlijk wel de bedoeling dat deze vraag specifiek over de prefinanciering gaat. Het is niet de bedoeling dat hier nogmaals de algemene problematiek aan bod komt. Dat is in ieder geval mijn mening, en zo staat het trouwens ook in het Reglement.
Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega's, om te beginnen wil ik erop wijzen dat de problematiek van het tekort aan vastleggingskredieten voor de subsidiëring van de gemeentelijke rioleringen mij zeker goed bekend is en ook de regering goed bekend is. Gisteren heb ik nog overleg gehad met minister Van Mechelen.
Eigenlijk kunnen we de volgende vaststelling maken. Er is het investeringsprogramma waarop bepaalde projecten staan met een bepaald bedrag. Na een aantal maanden moet worden vastgesteld dat het bedrag totaal niet meer klopt. Dat is een van de redenen van de problemen. Ondertussen weten we dat het tekort op het programma gegroeid is tot 100 miljoen euro. Als alle projecten die zijn opgenomen in het investeringsprogramma, onmiddellijk zouden worden gehonoreerd, dan is 100 miljoen euro extra nodig. Het aantal projecten dat door gemeenten werd ingediend, ken ik niet precies, maar u kunt dat makkelijk opvragen in een schriftelijke vraag.
We stellen twee zaken vast. Het aantal dossiers dat door gemeenten wordt ingediend voor subsidie is veel groter dan het beschikbare subsidiebedrag. De kredieten die jaarlijks ter beschikking staan voor het RIO-besluit zijn noemenswaardig gestegen. We leverden al heel wat inspanningen, maar blijkbaar voldoen die niet. Ik ben het ermee eens dat veel meer kredieten ter beschikking moeten worden gesteld voor de subsidiëring van het rioleringsprogramma.
In het verleden werden ook heel wat dossiers opgenomen in een subsidieprogramma, hoewel ze nog niet waren goedgekeurd door de ambtelijke commissie. Dat is het geval voor dossiers die in de algemene context goed worden bevonden, maar die technisch nog moeten worden uitgewerkt. Heel wat projecten werden nog niet aanvaard door de technische commissie, omdat er nog iets mis is. Hiervoor zijn tal van redenen zoals het niet voldoen aan bepaalde voorwaarden, de gewijzigde wetgeving of de extra eisen van andere overheden.
In veel gevallen gaat het over dossiers die nog stammen uit de periode van mijn voorgangers en zich nu opstapelen. De dossiers bleven in de behandelingsprocedure zitten en de subsidie kon in het verleden niet worden vastgelegd. Positief is dat de gemeenten nu beter zijn gesensibiliseerd over rioleringsdossiers. Daardoor diepen ze oude dossiers terug op en passen ze aan. Die dossiers worden nu tijdens het ambtelijk overleg als goed beschouwd. Ik zit dus met een grote erfenis uit de periode van voormalig minister Kelchtermans. Die dossiers verzwaren mijn vastleggingskredieten. Het gaat voor een groot deel om projecten die in 1998 en zelfs vroeger werden goedgekeurd en werden opgenomen in een subsidieprogramma.
Een groot deel van de projecten kon dan toch technisch worden goedgekeurd. Wegens de sterke toename van de kostprijzen tegenover de in de voormelde programma's gehanteerde kostprijzen, zijn er nu onvoldoende middelen om alle technisch goedgekeurde projecten vast te leggen ten laste van het MINA-fonds. Bij de vergelijking van de schatting van kostprijs door de gemeenten bij de indiening van de aanvraag en van de kostprijs op het ogenblik dat ik de vastlegging onderteken, merken we een verschil met gemiddeld factor 1,8. Een dossier dat door de gemeenten werd ingediend met een schatting ten belope van 100 miljoen euro, zal dus uiteindelijk 180 miljoen euro kosten.
Voor dat grote verschil tussen het subsidiëringsprogramma en het vastleggingsprogramma zijn er twee oorzaken. Ten eerste gaat het over heel oude dossiers en natuurlijk stegen de prijzen in tussentijd, maar ten tweede maken de gemeenten te vaak een te lage inschatting van de kosten. Het schijnt dat gemeenten ervan uitgaan dat ze op die manier meer kans maken op een goedkeuring, maar dat klopt helemaal niet. Het gevolg is dat een enorm probleem ontstaat op het ogenblik dat de vastlegging moet gebeuren op basis van het subsidieprogramma. Een aantal technisch goedgekeurde dossiers voor vastlegging moeten daardoor worden doorgeschoven naar de volgende kredietjaren of er moet worden gezocht naar bijkomende middelen.
Naar aanleiding van een interpellatie van de heer Sauwens, heb ik reeds opgemerkt dat de gemeenten er nu van uitgaan dat de subsidie een recht is in plaats van een gunst. Mijn voorganger, de heer Kelchtermans, heeft gelukkig het RIO-programma opgesteld. Hij zei echter altijd dat het programma na 6 jaar zou worden stopgezet. Wij hebben de termijn verlengd en de middelen verhoogd. Daardoor gaan de gemeenten er te makkelijk van uit dat voor elke aanleg van riolen subsidies worden verleend. Het aanleggen van riolen blijft een gemeentelijke bevoegdheid, maar omwille van de zware financiële implicaties ben ik voorstander van de financiële ondersteuning.
Gelet op het beschikbare krediet kan nu niet aan de volledige vraag worden voldaan. Heel wat projecten staan trouwens nog op een wachtlijst om te worden opgenomen in het subsidieprogramma. Voorlopig heb ik nog geen goedkeuring gegeven, want eerst moeten de problemen worden opgelost.
Mijnheer Maes, u stelt een wijziging voor van artikel 17 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 2002. De woorden 'na toezegging van gewestbijdrage' zouden daarbij worden vervangen door 'na technische goedkeuring door de ambtelijke commissie'. Iedereen is het erover eens dat het technisch comité moet worden geraadpleegd. De wijziging lost het probleem voor de gemeenten inderdaad tijdelijk op in het concrete geval van gecombineerde projecten. Elk dossier dat wordt gecombineerd, bijvoorbeeld met wegenwerken of werken van Aquafin, krijgt sowieso gedeeltelijke voorrang, maar het zou evenmin goed zijn om enkel gecombineerde projecten te subsidiëren. Gecombineerde dossiers vertrekken immers dikwijls vanuit een andere doelstelling zoals de aanleg van een nieuw fietspad, waarbij wordt onderzocht of de aanleg van nieuwe riolen geen goede zaak zou zijn. Een aantal niet-gecombineerde rioleringsaanvragen betreft een veel hogere vuilvracht per inwonersequivalent. We moeten zoeken naar een goed evenwicht.
De gecombineerde dossiers krijgen dus voorrang. Het ontwerp, de aanbesteding en de uitvoering van het project kunnen dan wel worden voortgezet - want ik wil geen verplichte vertragingen opleggen aan mijn collega's en de gemeenten -, maar op voorwaarde van een prefinanciering door de gemeente.
Er zijn enkele bemerkingen bij deze handelwijze. De gemeente heeft immers geen absolute garantie dat de subsidie kan worden toegekend, omdat de budgettaire middelen voor de bijdrage ten laste van de begroting van het Vlaams Gewest nog niet werden vastgelegd. Deze ingreep heeft ook een verschuiving in de tijd tot gevolg. Hierdoor zou de situatie ontstaan dat nog in kredieten voorzien moet worden voor projecten die reeds lang zijn uitgevoerd. Als we dit toepassen, dan zitten we binnen een paar jaar in een scenario waarbij dat ik een vastlegging moet ondertekenen voor een riolering die er al lang ligt. Dit heeft een debudgettering in de toekomst tot gevolg. Ik vraag me trouwens af wat de inspectie van Financiën daarover zou zeggen. Toch vind ik dat we het in een aantal gevallen wel moeten doen.
Het verlenen van subsidie is een tegemoetkoming van het gewest, het gaat dus niet om een recht. De voorgestelde wijziging ontneemt de vrijheid van de Vlaamse regering bij de opstelling van de begroting indien deze kredieten in de toekomst in negatieve zin zouden worden herzien. Bijgevolg moet gezocht worden naar een reeks maatregelen die ervoor zorgen dat er een evenwicht ontstaat tussen de beschikbare middelen en de betoelaging van projecten.
Ik heb dan ook mijn administratie de opdracht gegeven dit probleem te bestuderen en binnen een korte termijn naar een concrete oplossing te zoeken die het probleem in de toekomst moet voorkomen en de huidige situatie eveneens oplost. Er zijn in deze zin verschillende mogelijkheden. Zo kan de subsidiebasis van het decreet en het besluit verengd worden zodat een kleiner aantal projecten nog in aanmerking komt voor subsidie, wat voor de gemeenten uiteraard geen aangename boodschap is. Dit kan wel een oplossing zijn om het probleem in de toekomst te voorkomen. Een andere mogelijkheid bestaat erin om de voor het subsidieprogramma ingediende dossiers voor de goedkeuring ervan door de ambtelijke commissie grondig te onderzoeken - vooral wat de geraamde bedragen betreft -, of zelfs de subsidie te koppelen aan de oorspronkelijk geraamde bedragen.
Voor de reeds technisch goedgekeurde, maar nog niet vastgelegde projecten zou in een mogelijkheid voor prefinanciering door de gemeenten kunnen worden voorzien. Dit kan slechts voor zover de procedure gevolgd wordt, dus via de indiening van een voorontwerpdossier en van een ontwerpdossier, en voor zover de dwingende noodzaak van de verderzetting zonder goedgekeurde vastlegging door het gewest wordt aangenomen. Hiervoor zou het advies van de ambtelijke commissie kunnen worden ingewonnen. Dit voorstel zou een oplossing kunnen zijn voor de strikte timing die voor sommige dossiers geldt. Dit kan natuurlijk enkel als het om echt gecombineerde en dringende dossiers gaat. Indien voor deze oplossing gekozen wordt, zal een strikte beoordeling door bijvoorbeeld de ambtelijke commissie nodig zijn om deze prefinanciering te beperken tot de meest relevante dossiers.
Momenteel onderzoekt de administratie nog een aantal van deze mogelijkheden. Op korte termijn - dus nog voor de begrotingscontrole beëindigd is - zal ze een oplossingenpakket voorleggen. Daarbij is het evident dat bijkomende middelen de meest logische oplossing zou zijn, maar ik heb u reeds de omvang van het probleem omschreven. Sowieso zullen we in het kader van de begrotingscontrole en naar aanleiding van de FFEU-verdeling een mogelijke verhoging van de middelen onderzoeken zodat we die achterstand kunnen inhalen.
De problematiek is in ieder geval door alle leden van de regering gekend en zal bekeken worden in het kader van de begrotingsbespreking. Toch stel ik vast dat we daar met een aantal structurele problemen zitten en dat de gemeenten duidelijk zal moeten worden gemaakt dat ook zij hun deel van de verantwoordelijkheid moeten opnemen. Ik weet dat er reeds gemeenten zijn die een specifiek retributiereglement inzake riolering hebben opgesteld, maar dat is uiteraard beperkt vermits dit voor niemand een aangename zaak is.
Het aanleggen van rioleringen betekent een enorme financiële uitdaging die door de Vlaamse begroting nauwelijks te dragen is. Toch moeten we proberen de middelen voor riolering en voor subsidiëring te verhogen en heel selectief tewerk gaan bij het goedkeuren van projecten.
De voorzitter : De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes : Mevrouw de minister, sta me toe nog enkele bemerkingen te formuleren.
De stijging van de kosten van 1 tot 1,8 heeft in veel gevallen vooral te maken met de langdurigheid van de projecten. Als een gemeente een betoelagingsdossier indient waarvan de raming verkeerd blijkt te zijn, dan zou het gewest inderdaad op het eerste of aanvankelijke bedrag moeten betoelagen. Dat vind ik maar normaal, zolang dit maar binnen het tijdsbestek gebeurt. Ik heb er geen enkele moeite mee dat de gemeenten dienaangaande hun verantwoordelijkheid opnemen.
Als de overheid artikel 17 kan toepassen voor die dossiers waarvan de ambtelijke commissie de hoogdringendheid onderkent, dan moet dat voor die cases ook zo vlug mogelijk gebeuren. Ik - en met mij waarschijnlijk vele anderen - zijn er voorstander van om in het kader van de begroting 2004 meer middelen ter beschikking te stellen. U moet ook begrijpen dat ondergrondse werken voor gemeenten niet altijd interessant zijn. Dat zij ertoe gestimuleerd werden die werken uit te voeren, was vooral het gevolg van de betoelaging. Als we die vandaag zouden terugschroeven, dan zullen de gemeenten er niet langer toe geneigd zijn dat belangrijke aandeel op zich te nemen.
Ik pleit derhalve voor een wijziging of een nader onderzoek door de ambtelijke commissie van artikel 17. Ik vraag ook dat heel snel wordt getimmerd aan een oplossing voor de problematische gevallen.
Er moet in die zin uitgekeken worden naar 2004 met het oog op bijkomende betoelaging. Betoelaging aan de gemeenten mogen we zeker niet terugschroeven, want dat zou een bijzonder slecht signaal zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.