Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 28/01/2003
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de preventie in verband met CO-vergiftiging
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Roegiers tot de heer Gabriels,Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de preventie in verband met CO-vergiftiging.
De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, CO-vergiftiging haalt tussen november en april latent het nieuws. Als het spectaculair genoeg is, haalt het zelfs de voorpagina's van de kranten of wordt het opgenomen in de televisiejournaals. Vorige week nog werden in het Brusselse acht mensen gered die op het nippertje aan CO-intoxicatie ontsnapten. Begin december herkende een dokter van wacht de symptomen van de vergiftiging niet bij een twaalfjarig meisje. Hij dacht aan examenstress waardoor het kind overleed.
Ondanks de vaak terugkerende waarschuwingen voor CO-vergiftiging via radio en televisie bij slechte weersomstandigheden, vallen er in ons land nog jaarlijks veertig tot vijftig doden als gevolg van dergelijke vergiftiging. Bovendien maakt CO ook heel wat niet-dodelijke slachtoffers. Uit cijfers van het Antigifcentrum blijkt dat er in 2001 meer dan 1.700 mensen zijn opgenomen met CO-intoxicatie. De meest kwetsbare groep zijn de jong-volwassenen. Ongeveer 60 percent van de slachtoffers is jonger dan dertig jaar, 75 percent is jonger dan veertig jaar.
Ik erger me erover dat CO-vergiftiging blijkbaar maatschappelijk aanvaard is. Mensen kijken er nog nauwelijks van op, en de kranten berichten erover in kleine artikeltjes. CO-vergiftiging heeft nochtans een diepere oorzaak die te vinden is in de kwaliteit van het huizenbestand. Uit cijfers blijkt dat die niet denderend is. In de publicatie 'Vijf jaar Vlaamse Wooncode : het woonbeleid nog niet op kruissnelheid' wordt onder meer het ondersegment van de huurmarkt in beeld gebracht. Uit een analyse die werd uitgevoerd door de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het technisch onderzoek van ongeschiktheid en onbewoonbaarheid van woningen als instrument binnen de kwaliteitsbewaking van woningen, blijkt dat er in 35 percent van de gevallen een gevaar op CO-vergiftiging bestaat door een gebrekkige verwarmingsinstallatie of een slecht werkend warmwatertoestel. Uit studies blijkt ook dat op zijn minst 259.000 woningen in Vlaanderen in slechte staat verkeren. Als de 35 percent daarop wordt getransponeerd, levert dat 85.000 woningen op waar er gevaar is voor CO-vergiftiging. Als we twee mensen per woning tellen, dan lopen niet minder dan 170.000 mensen dagelijks gevaar op CO-vergiftiging.
Een aantal gemeente- en provinciebesturen geeft momenteel subsidies. Er worden ook folders verspreid en er zijn de waarschuwingen in de weerberichten. Er zijn veel goedbedoelde, maar weinig goede preventiemaatregelen. Ik ga ervan uit dat vooral maatschappelijk kwetsbare mensen, vluchtelingen en mensen zonder papieren gevaar lopen. Die bereik je niet met de huidige maatregelen.
Mijnheer de minister, is er voldoende aandacht voor de problematiek van de CO-vergiftiging bij de toepassing van het instrumentarium kwaliteitsbewaking dat wordt gehanteerd door het Vlaams Gewest? Wordt het niet hoog tijd dat het Vlaams Gewest de objectieven inzake de kwaliteitscontrole op woningen drastisch uitbreidt, zodat meer woningen aan een dergelijke controle onderhevig kunnen zijn? Wordt door de afdeling Woonbeleid ook gewerkt aan preventie? Wordt bij het uittekenen van een renovatiebeleid extra aandacht besteed aan het belang van ventilatie als preventiemaatregel? Hoe gebeurt dat? Ziet u vanuit uw bevoegdheid als minister van Huisvesting nog bijkomende mogelijkheden om de preventie op te voeren?
Ik heb zelf mijn licht opgestoken bij enkele diensten die hiermee bezig zijn. Ik wil een aantal suggesties doen waarop u dan kunt reageren. Mensen die professioneel vaak op huisbezoek gaan, zoals dokters, verplegers en maatschappelijke werkers kunnen worden opgeleid om actief op zoek te gaan naar CO-vergiftigingsgevaar. Ze kunnen dan met de betrokkenen aan degelijke preventie doen. Een andere mogelijkheid is om woningen actief te onderzoeken op vergiftigingsgevaar. Indien nodig kunnen ambtshalve maatregelen worden opgelegd. Een andere mogelijkheid is om eigenaars bij het verhuren van een woning te verplichten een attest voor te leggen dat de gasinstallaties gecontroleerd zijn. Dat is een win-winsituatie. De huurder weet dat hij gezond leeft en de verhuurder wordt beschermd bij mogelijke incidenten op het vlak van verantwoordelijkheid.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, collega's, de heer Roegiers heeft een belangrijk probleem ter sprake gebracht. Ik zal trachten een zo concreet mogelijk antwoord op zijn vraag te geven.
De veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen waaraan elke woning moet voldoen, worden bepaald in artikel 5, paragraaf 1 van de Vlaamse Wooncode. Of een woning al dan niet voldoet aan deze vereisten, wordt beoordeeld aan de hand van delen B en C van het technisch verslag dat als bijlage is toegevoegd aan het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen.
De mogelijke veiligheids- en gezondheidsrisico's moeten conform de bepalingen van artikel 6 van het zojuist vermelde besluit worden omschreven in een omstandig verslag. Op basis van dit omstandig verslag kan de gewestelijke ambtenaar de burgemeester adviseren de woning onbewoonbaar te verklaren.
De eventuele indicaties van een ernstig risico op CO-vergiftiging worden in het zojuist vermelde technische verslag bestraft met 15 strafpunten. Eén enkel gebrek aan de gasinstallatie dat eventueel een acuut gevaar op CO-intoxicatie kan inhouden, kan voldoende zijn om de woning onbewoonbaar te verklaren.
Het moge duidelijk zijn dat er allerminst lichtzinnig wordt omgesprongen met de mogelijke veiligheids- en gezondheidsrisico's en met gebreken aan de technische installaties in het bijzonder. Mijnheer Roegiers, dagelijks worden woningen gecontroleerd op de reglementair bepaalde kwaliteitsvereisten door onze controleurs. Deze mensen hebben de nodige vorming gekregen, waardoor ze eventuele veiligheidsrisico's correct kunnen inschatten. Het is echter materieel onmogelijk om alle woningen van mindere kwaliteit binnen een kort tijdsbestek te controleren. Het is trouwens niet de gewestelijke overheid die de uiteindelijke beslissing neemt, maar de gemeentelijke overheid en meer bepaald de burgemeester.
In het kader van de uitbouw van een lokaal woonbeleid wordt dan ook heel wat energie besteed aan het responsabiliseren van de lokale overheden. Vooral de gemeentelijke huisvestingsambtenaar vervult daarbij een cruciale rol, want hij moet oog hebben voor de taken die hem worden opgelegd in de context van de Vlaamse Wooncode. Zo kan hij het onderzoek naar de kwaliteit van de woning coördineren.Vaak is de lokale huisvestingsambtenaar het eerste aanspreekpunt en wordt de vraag om een onderzoek naar de kwaliteit van de woning rechtstreeks aan de ambtenaar gesteld. Op die manier bewaakt hij de vorderingen in het dossier. Daarnaast staat hij ook in voor het maken en bijhouden van een inventaris van leegstand en verkrotting.
Het is volgens mij ook aangewezen dat er in samenwerking met de welzijnssector verdere initiatieven worden ontwikkeld om zowel bewoners als verhuurders attent te maken op de mogelijke gevaren die zijn verbonden aan het blijven gebruiken van gebrekkig onderhouden verwarmings- en gasinstallaties. CO-intoxicatie is één van die gevaren.
Meestal bewonen de meest kwetsbare bevolkingsgroepen noodgedwongen woningen van mindere kwaliteit. Die bevolkingsgroepen zijn het minst mondig en zijn niet steeds op de hoogte van de mogelijkheden om hun rechten als bewoner te effectueren. Welzijnswerkers hebben vaak het best zicht op de algemene situatie van bewoners van woningen van mindere kwaliteit.
Zowel eigenaars als bewoners zullen we moeten duidelijk maken dat gasgeisers of verwarmingstoestellen met een open verbrandingsruimte steeds een risico op CO-intoxicatie kunnen inhouden, omdat ze hun verbrandingswarmte halen uit de ruimte waarin ze staan. We moeten de meeste aandacht daarop richten. Een toestel met een gesloten verbrandingsruimte - van het type C dus - moeten we aanprijzen als enig verplicht alternatief.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik stel vast dat hij mijn bekommernis deelt. Hij acht het mogelijk dat er bepaalde normen worden opgelegd aan installaties die in een huis worden geplaatst. Dat is positief. Misschien moeten we eens nadenken over een decretale verankering daarvan.
We hebben nu goedbedoelde preventiemaatregelen, maar ze zijn niet goed genoeg omdat een aantal mensen niet wordt bereikt.We moeten dus eens nadenken over hoe we die mensen ook kunnen bereiken.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Ik zal een initiatief nemen om de gemeentebesturen en de OCMW's met deze specifieke inzichten te confronteren. U hebt terecht het probleem van de directe controle aangehaald. Gemeenten en OCMW's moeten zaken aanprijzen, anders leggen we van bovenaf zaken decretaal op die niet het beoogde resultaat hebben.
De voorzitter : Het incident is gesloten.