Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 28/01/2003
Vraag om uitleg van de heer Dirk De Cock tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de interne audit bij de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Cock tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de interne audit bij de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij.
De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik val de jongste tijd van de ene verbazing in de andere. Op 13 januari las ik in mijn krant een uitgebreid artikel over de inhoud van de tweede interne audit van de VHM. Het krantenartikel verscheen vóór het parlement werd ingelicht over de afronding van de audit.Wij waren er nog niet van op de hoogte dat het rapport klaar was. Later vernam ik bovendien dat de audit al in e-mailversie circuleerde op de redacties van dag- en weekbladredacties. Als parlementsleden kregen we de documenten helemaal niet te zien.
Mijnheer de minister, deze voormiddag, op de dag dat mijn vraag is geagendeerd, was mijn verbazing opnieuw groot, want ik ontving per post een verslag over het auditrapport. Ik heb het gewoon meegebracht naar Brussel. Het is voor ons parlementsleden onmogelijk om op zo'n korte tijd, ter voorbereiding van deze commissievergadering, de bevindingen uit het rapport te toetsen aan de inhoud van het eerder verschenen krantenartikel. Deze werkwijze zint me niet. Ik vermoed dat een aantal collega's het met me eens zal zijn.
Uit het krantenartikel valt af te leiden dat de grootste fout in het hele VHM-verhaal te wijten is aan een gebrek aan professionalisme van een aantal plaatselijke maatschappijen en aan de onduidelijke verhouding tussen de VHM en de lokale maatschappijen. Ook de voorzitter van de VHM, de heer De Ridder, is die mening toegedaan. Hij zegt dat veel maatschappijen door hun kleine schaal te weinig professionalisme in huis hebben. Dit zou zowel gelden voor het management als voor de raden van bestuur. Het is schrijnend dat een aantal vermoedens over de professionaliteit van de lokale maatschappijen en de nood aan schaalvergroting die ik de afgelopen drieëneenhalf jaar herhaaldelijk naar voren heb geschoven, bewaarheid worden door de audit.
Ik verwijs naar twee moties die in dit parlement werden goedgekeurd waarin wordt verwezen naar een screening van de maatschappijen. Ik verwijs ook naar mijn actuele vraag van begin januari jongsleden, waarop de minister antwoordde dat het veel beter zou zijn om een reductie van het aantal socialehuisvestingsmaatschappijen door te voeren. De minister gaf het voorbeeld van Limburg : daar zijn er slechts 9 socialehuisvestingsmaatschappijen. In de rest van Vlaanderen zijn 109. In Limburg werkt de zaak blijkbaar beter.
Na mijn vraag om uitleg van begin maart 2002 werd ook al gezegd dat een sanering nodig was. Eén jaar later tellen we welgeteld één socialehuisvestingsmaatschappij minder. We hebben ook de consensus bereikt dat een zachte druk moet worden uitgeoefend om de fusie of samenwerking van de socialehuisvestingsmaatschappijen op touw te zetten op een meer begeleide manier.
Mijnheer de minister, ondanks het feit dat u tot op heden geen groot voorstander was van een doorlichting, blijft die volgens mij essentieel om te weten waarover we praten. Zijn de maatschappijen financieel gezond? Wat zijn de geplogenheden van de maatschappijen? Hoe kunnen we de fusie operaties op het getouw zetten? Hoe willen we andere initiatieven, zoals het succesvol afsluiten van de beheersovereenkomsten, laten slagen? Ook de voorzitter van de VHM benadrukt dit laatste. Een beheersovereenkomst moet immers rekening houden met de specifieke situatie van de maatschappij.
Mijnheer de minister, zult u werk maken van een doorlichting en van het verder in kaart brengen van de diverse plaatselijke maatschappijen om op basis van objectieve gegevens te kunnen overgaan tot eventuele fusies en om een toenemende professionalisering teweeg te brengen van de socialehuisvestingsmaatschappijen, waar het volgens het krantenartikel nog steeds aan een efficiënte en effectieve werking ontbreekt?
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, de heer De Cock heeft overschot van gelijk wanneer hij aanklaagt dat de resultaten van de audit in de pers verschijnen vooraleer het Vlaams Parlement er kennis van kan nemen. De vraag is of we de pers met de vinger moeten wijzen. De pers kan alleen maar over het rapport beschikken wanneer er mensen dat rapport ter inzage hebben doorgespeeld. Het geeft wel aan waar de prioriteiten liggen van degenen die het hebben gegeven. Blijkbaar liggen die eerst bij de pers en pas daarna bij het Vlaams Parlement.
Ik heb gevraagd aan de commissiesecretaris hoe het kwam dat de audit niet in de eerste enveloppe die we ontvingen, stak. Blijkbaar was dit slechts een vergissing. Ik ben echter nog niet in de mogelijkheid geweest de honderden bladzijden door te nemen, maar uit contacten hoorde ik dat het artikel in De Standaard de perfecte samenvatting ervan weergeeft.
Mijnheer de minister, het komt er op neer dat er niets aan de hand is, of toch niets waaraan gevolgen moeten worden verbonden. Het dossier van de beheersovereenkomst is al drie jaar oud. Het HIVA heeft er studies over gemaakt. Er is heel wat materiaal voorhanden.Wanneer zult u er werk van maken?
Ik wil ook graag weten wat die onderzoeken hebben gekost. Het zou me plezier doen als u de resultaten kunt toevoegen aan het verslag. Het benieuwt me hoeveel de Vlaamse overheid heeft uitgegeven zowel aan interne als aan externe mensen om deze audits te maken, zowel de eerste als de tweede, om dan tot een eindresultaat te komen dat zegt dat er niets aan de hand is.
Welke maatregelen zult u zelf nemen in het kader van rationalisatie? U hebt al meermaals gezegd dat dit van onderuit moet komen en u er dus geen maatregelen toe zult nemen. Toch wilde ik enige duidelijkheid want sommige uitspraken zijn nogal tegenstrijdig.
Hoe zal de verhouding tussen de VHM en de lokale huisvestingsmaatschappijen op een andere manier uitgewerkt worden? Het was een fundamenteel probleem dat enerzijds de voogdijoverheid een aantal dingen wil doen. Mensen houden zichzelf graag in stand en doen dan zaken ten aanzien van bouwmaatschappijen waarvoor ze niet bevoegd zijn. Bouwmaatschappijen zitten bovendien ook nog in een juridisch kader. Op welke manier zal er klaarheid komen in die relatie?
Welke maatregelen zult u zelf nemen om de doorzichtigheid en de werking van die bouwmaatschappijen te realiseren? Ikzelf zou willen evolueren naar woonmaatschappijen. Beschikt u zelf over criteria aan dewelke u de performantie van huisvestingsmaatschappijen kunt meten?
De voorzitter : Mevrouw Baeke heeft het woord.
Mevrouw Anne-Marie Baeke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik kan voor 200 percent de voorgaande collega's bijtreden. Het is een zeer eigenaardige gang van zaken bij de interne audit.
Voor wat de professionalisering van de maatschappijen betreft, is de sp.a-fractie altijd voorstander geweest van de fusie van maatschappijen, niet alleen in de huursector maar ook in de koopsector. We hebben herhaaldelijk gevraagd naar een degelijke doorlichting van alle maatschappijen. Het is belangrijk om op basis van objectieve criteria tot een professionalisering en een efficiënte werking van de maatschappijen te komen. Ik treed, wat dat betreft, de heer De Cock bij.Wat bent u in de toekomst van plan aangaande de rationalisering van de maatschappijen?
De voorzitter : Mevrouw De Maght heeft het woord.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Ik doe niet mee aan het opbod door te zeggen dat ik voor 300 percent akkoord ga. Het document heeft ons vandaag bereikt en ik zal de nodige tijd nemen om het door te nemen.
Men stoort zich nu plots zeer zwaar aan het feit dat er iets in een krant verschijnt. We moeten er eens bij stilstaan hoe vaak dat al is gebeurd en bij wie. De pers zoekt naar informatie en als ze die ergens krijgt, zal ze die ook publiceren, zeker als het om een primeur gaat. Ik stoor me er soms ook aan, want we hebben niet alleen onze fierheid maar ook het recht om hier toelichting te krijgen.
De hele problematiek is echter niet zo eenvoudig en we komen er in deze commissie geregeld op terug. Sommige collega's zeggen dat er geen goede bouwmaatschappijen meer bestaan, dat alles verkeerd loopt of dat het toezicht niet goed verloopt. Op een andere dag zijn de bouwmaatschappijen dan weer allemaal onberispelijk. Wat ik echter belangrijk vind, is dat het niet zozeer om bouwmaatschappijen gaat, dan wel om woonmaatschappijen. Het is een belangrijke inhoudelijke wijziging in wat de bouwmaatschappij moet doen.
Het allerbelangrijkste is echter dat er een samenwerking bestaat. Als we niet de bouwmaatschappijen als belangrijkste speler nemen maar de groep mensen waarvoor wordt gebouwd, dan is het allerbelangrijkste dat er per gemeente en per stad een punt is waar de minder gegoeden die een woning nodig hebben, naartoe kunnen stappen. Alle bouwmaatschappijen zouden verplicht moeten zijn samen te werken. Ik heb dit al eens gesuggereerd. Nu kunnen alle bouwmaatschappijen samenwerken met een gemeente of een OCMW, via een woonwinkel of een centraal punt waar de inschrijvingen en dergelijke worden bijgehouden. Er zijn steden waar dit zeer goed werkt, maar als er ééntje niet meewerkt, ligt het systeem voor de mensen in duigen.
We moeten de tijd nemen om dit rapport kritisch te bekijken vanuit het oogpunt van de behoeftigen, en niet vanuit het oogpunt van de bouwmaatschappijen. Als we stellen dat in die maatschappijen niet altijd goede vertegenwoordigers zitten, dan moeten sommigen naar zichzelf kijken. Iemand die in een gemeentebestuur of in het welzijnswerk werkt, kan ook in een woonraad samen met die bouwmaatschappijen prachtig werk leveren. Dat kan volgens mij verschillen van plaats tot plaats. Het is niet goed opnieuw te beginnen reguleren of herreguleren. De mensen zijn niet dezelfde en hebben niet dezelfde graad van behoefte. Die behoefte kan verschillen in Antwerpen, Gent, De Pinte of Bree. Als we vanuit het standpunt van de mensen vertrekken en iets willen doen voor de mensen die behoeftig zijn en we het systeem niet moeilijker willen maken, dan moeten we de maatschappijen verplichten samen te werken en op één centraal punt de inschrijvingen laten gebeuren. Die samenwerking kan later misschien uitvloeien in een fusie, maar laat de mensen die goed werken, niet verdwijnen.
Als de overheid fusies wil opleggen, geef ik op een blaadje - ik spreek uit ervaring - dat ze veel goedwerkende en betrouwbare maatschappijen in de kou zal laten staan. Het belangrijkste is vereenvoudiging in de procedures en de mensen laten werken voor de mensen. Neem als vertrekpunt alstublieft niet het bepalen hoe de bouwmaatschappijen moeten werken voor de mensen die behoeftig zijn. Ik zie het omgekeerd : het moet werken van beneden naar boven.
De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : Mijnheer de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, vanmorgen hebben we inderdaad het dikke auditrapport ontvangen. Ik heb ook weet van een brief van de Interne Audit die aan de minister-president en minister Gabriels gericht was. Er stonden enkele aanbevelingen uit het rapport in. Het zou interessant zijn die aan de commissieleden over te maken. Het gaat uiteindelijk om zeven pagina's die een analyse van die dikke bundel bevatten. Het volledige rapport kan worden gelezen als een aanvulling daarop.
Ik was een interpellatie aan het voorbereiden, maar de heer De Cock was me voor. Ik zal dus nu mijn gegevens gebruiken om hier het woord te voeren.
De audit werd gemaakt met de bedoeling om alles wat met de VHM te maken heeft, beter te kunnen bijsturen. Uit de synthesenota concludeer ik dat er een aantal aanbevelingen zijn die we in de toekomst kunnen volgen.
Algemeen kan worden gezegd dat er bij bepaalde SHM's laakbaar gedrag is vastgesteld. Er bestaat een zeer ambigue verhouding tussen de VHM en de SHM's. De auteurs van het rapport reiken enkele mogelijke oplossingen aan. Ze stellen voor om de SHM's volledig te privatiseren of om hen de rechtspersoonlijkheid te ontnemen, ze te integreren in de Vlaamse administratie en de huidige structuur te behouden. Als de huidige structuur wordt behouden, dringt zich een aantal aanpassingen op. Er moet in dat geval een degelijk kader worden ontwikkeld om de handelingen beter op te volgen.
De auteurs hebben negen aanbevelingen om in de toekomst tot een oplossing te komen. De aanbevelingen hebben betrekking op intern en extern toezicht. Ik som ze even op, want we moeten allemaal op dezelfde lijn zitten en politieke beslissingen kunnen nemen.
Ik overloop eerst de aanbevelingen in verband met het intern toezicht. Integriteit en competentie van de leden van de raad van bestuur zijn onontbeerlijke voorwaarden voor onafhankelijkheid. Fusies om een grotere interne deskundigheid en controle te realiseren, zijn belangrijk. Bovendien zou er een strikte deontologische code moeten komen. In verband met het extern toezicht zijn de aanbevelingen : degelijke beheerscontracten, scheiding tussen beleid en controle, het aanstellen van een commissaris-revisor, een deontologische houding van de VHM-ambtenaren, een informatieve dienstverlening van de VHM en controlemechanismen.
Er is dus heel belangrijk werk geleverd. Op welke manier zullen daaruit politieke conclusies volgen?
De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft gezegd dat ze een interpellatie aan het voorbereiden was, wat te maken heeft met de regeling van de werkzaamheden.
Ik stel voor dat mevrouw De Lobel nu de kans krijgt zich aan te sluiten bij deze vraag om uitleg en dat we vervolgens het antwoord van de minister afwachten. We zullen dan nagaan in welke mate het antwoord van de minister bevredigend is.
Vanmorgen hebben we allemaal het fameuze auditrapport ontvangen. Ik stel voor dat we onszelf de gelegenheid geven het rapport grondig door te nemen en dat we daarna pas verdere parlementaire initiatieven nemen. Dat kan dan een interpellatie zijn die ons de mogelijkheid geeft wat dieper op de zaken in te gaan.
Vandaag hebben we ons moeten baseren op een krantenartikel, dus dit debat is maar een eerste aanzet.
Mevrouw De Lobel heeft het woord.
Mevrouw Hilde De Lobel : Mijnheer de voozitter, wat we nu meemaken, vind ik tamelijk hallucinant. De heer De Cock heeft dit onderwerp op de agenda geplaatst op basis van een krantenartikel.
Hij beklaagt zich - volgens mij helemaal terecht - over het feit dat de pers een samenvatting publiceert van iets wat wij vanmorgen pas in de bus hebben gekregen. Een aantal commissieleden heeft zich bij de heer De Cock aangesloten. Het was niet mijn bedoeling nu zelf aan het woord te komen.
Dan komt er plots een commissielid zeggen dat we over deze kwestie pas moeten discussiëren na een grondige lectuur van het rapport, wat ik niet tegenspreek. Dat neemt echter niet weg dat het een gevoel van onbehagen schept in de krant een samenvatting te moeten lezen van iets dat we pas vanmorgen hebben ontvangen. Vervolgens is het de beurt aan mevrouw De Martelaer. Zij leest een stuk voor uit een tekst die nog niemand heeft ontvangen, en lokt daarover een inhoudelijke discussie uit. Dat is toch een vreemde gang van zaken.
We kunnen de pers geen nieuwsgierigheid verwijten. Het is immers de taak van de pers om nieuws te brengen en gelukkig hebben we alerte media. De pers mag echter niet belangrijker worden dan het parlement.
De voorzitter : Mijnheer Van Der Poorten, er kunnen zich maar vijf sprekers aansluiten bij een vraag om uitleg. Ik kan u dus niet aan het woord laten.
Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik denk dat de vraag van de heer De Cock belangrijk is. Ik deel met hem de verbazing over het feit dat de inhoud van het tweede deel in de pers aan bod kwam voor het door de commissieleden is gelezen en nog voor het in het parlement aan bod is gekomen. De voorzitter van de VHM, de heer De Ridder, is daarover ook bijzonder misnoegd. Het gaat hier immers om een duidelijk geval van gebrek aan beroepsernst.
Wij laten een audit uitvoeren in opdracht van het parlement. Het rapport dat daaruit voortkomt, moet dan ook in eerste instantie bij het parlement terechtkomen.We zullen moeten bepalen wat onze reactie op deze situatie zal zijn.We kunnen dergelijke zaken moeilijk voorkomen en we moeten zeker niet gaan uitzoeken wie in de fout is gegaan en wanneer.
Zowel het detailrapport als het syntheserapport over dit tweede onderzoek zijn inmiddels aan het secretariaat van de commissie overgemaakt en werden verspreid onder de commissieleden. Iedereen kan ze dus lezen. In de toekomst kunnen we dan een aantal relevante personen horen.
Mijn vorige verklaringen in verband met deze kwestie staan ook in mijn beleidsbrief 'Vlaams Woonbeleid 2002-2003'. De plaats en de inhoud van het toezicht en de controle in de socialehuisvestingssector is van groot belang in de reorganisatie van het Vlaams overheidsapparaat. Met het huidig door elkaar lopen van functies die te maken hebben met ondersteuning, financiering, controle en toezicht, is in de nieuwe structuur komaf gemaakt. Dat is een resultaat van de beter-bestuurlijk-beleidoefening.
Er komt één agentschap dat verantwoordelijk is voor de handhaving binnen en het toezicht op het volledige beleidsdomein RWO. Naast het groot belang van het toezicht en de controle in de sociale huisvestingssector, is het uiterst belangrijk een responsabilisering door te voeren van de sector op alle vlakken. Dit geldt zowel ten opzichte van de directeurs, de voorzitters, de raden van bestuur, de regeringscommissarissen als de commissarissen-revisoren. Dit bleek zowel uit de aanbevelingen van de KU Leuven als van de interne audit naar aanleiding van het eerste administratief onderzoek.
Mijnheer De Cock, ik zal de aanbevelingen voorlezen. Niet alleen ik, maar ook de volledige raad van bestuur van de VHM onderschrijft ze. Het verheugt me te kunnen vaststellen dat wat in de audit naar voren wordt geschoven reeds in de beleidsbrief is opgenomen. Een onafhankelijke raad van bestuur bij de SHM's zal voor alle aandeelhouders een waarborg betekenen dat de fundamentele ondernemingsdoelstellingen worden geregeld. Door het creëren van SHM's met grotere werkgebieden en bijgevolg ook een groter personeelsbestand zal de mogelijkheid ontstaan om in de organisatie degelijke interne controlemogelijkheden in te bouwen en grotere deskundigheid in huis te hebben.
Het naleven van een strikte deontologische code die door de SHM's minutieus moet worden nageleefd, moet misbruiken uitsluiten.Wat het toezicht betreft, moet worden gestreefd naar een zo sterk mogelijk intern toezicht binnen de SHM's zelf. Daarnaast dient er bij de SHM's eveneens voorzien te worden in een extern toezicht. Daarbij wordt gepleit voor een verplichte aanduiding van een commissaris-revisor in elke SHM. Alle maatschappijen zouden verplicht moeten worden - zelfs al zijn ze conform de bepalingen in het wetboek van vennootschappen hier niet toe verplicht - een commissaris-revisor aan te stellen. Er moet worden vermeden dat er een te nauwe vertrouwensrelatie ontstaat tussen de SHM's en de toezichthoudende ambtenaren.
De creatie van de applicatie 'onderlinge positionering' binnen de VHM maakt het mogelijk na te gaan of een SHM goed of minder goed bezig is en waar verbetering of aanpassing mogelijk is. Ook is de VHM bezig met het voltooien van de inventaris van het sociale huurpatrimonium. De initiatieven krijgen mijn volledige steun. Ook zou een applicatie de SHM's moeten toelaten gedetailleerd zicht te krijgen op de eigen thesaurietoestand. Op dit moment schort daar nog iets aan. Deze informatie zou de maatschappijen moeten toelaten om een correcte thesaurieplanning op te maken en beter te kunnen inschatten of bepaalde bouwprojecten van het begin tot het einde financieel haalbaar zijn. Het kan niet dat er in de tussenfase moet worden vastgesteld en aan het brede publiek kenbaar gemaakt dat er geen geld meer beschikbaar is. Controlemaatregelen moeten de garantie bieden dat bij de uitvoering van een door de raad van bestuur van de VHM gegeven opdracht niet wordt afgeweken van de initiële beslissing.
Geachte leden van de commissie, al deze aanbevelingen staan ook in mijn beleidsbrief. Ze werden opnieuw in de audit opgenomen. Dit toont aan dat we op de juiste weg zijn. Bijgevolg meen ik dat het niet aangewezen is tot een verdere doorlichting van de socialehuisvestingsmaatschappijen over te gaan. Ik heb echter zowel de administratie als de VHM de opdracht gegeven bij elke verdere beleidsvoorbereiding terdege met deze aanbevelingen rekening te houden. In de volgende maanden betekent dit concreet dat bij het uitwerken van de oprichtingsregelgeving in het kader van het operationaliseren van het beter bestuurlijk beleid specifiek rekening zal worden gehouden met de reeds aangehaalde aanbevelingen, waarbij meer in het bijzonder een kader voor nieuwe modelstatuten van de SHM's wordt beoogd.
De ondersteuning van de huisvestingsmaatschappijen met financiële problemen - 6.150.000 euro - vertrekt niet alleen van de parameters met betrekking tot het inkomenscoëfficiënt en een aantal verhuurde sociale woningen, maar ook van een evaluatie door de VHM van de werking op basis van objectieve gegevens.
Ten slotte moeten er instrumenten worden uitgewerkt die tendensen ondersteunen die momenteel reeds leven binnen de sector. Ik denk hierbij aan de Antwerpse huisvestingsmaatschappijen en de regio Kortrijk.We willen daar hoe dan ook werk van maken. De maatschappijen zullen worden gegroepeerd zodat de controle over het geheel wordt verbeterd.
Uiteraard kan hierbij ook de aangekondigde grondige bespreking die in één van volgende commissievergaderingen zal worden gevoerd naar aanleiding van het administratief onderzoek bij de VHM, een verder traject bieden voor deze beleidsinitiatieven die in voorbereiding zijn.
Ik wil een tipje van de sluier oplichten. Ik heb in de commissie al verscheidene keren gezegd dat het niet mijn eerste prioriteit is aan institutionele problemen de voorrang te geven. We kunnen er echter niet onderuit dat we die zaak moeten aanpakken. In het kader van het beter bestuurlijk beleid moeten we hierover een debat voeren zodat we het probleem oplossen.
118 of 117 bouwmaatschappijen in Vlaanderen, dat is veel te veel.We zouden het aantal moeten kunnen reduceren tot de helft of een derde. Het gaat me niet om het aantal, wel om de operationaliteit van die maatschappijen. Een aantal parlementsleden heeft al gezegd dat het niet de instellingen zijn die van belang zijn, wel de mensen waarvoor we werken. Daar gaat het om.
Sommigen hechten nog veel te veel belang aan de instellingen. De instellingen zijn bijkomstig, zijn achterhaald. Er zijn er op dit ogenblik te veel en ze zijn te weinig operationeel.We moeten dat durven zeggen. Als we dat niet durven, dan zijn we fout bezig.
In Limburg wordt de stelling van Goethe al lang toegepast : 'In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister'. In Limburg zijn er negen maatschappijen. Misschien moet zelfs daar die oefening worden gemaakt zodat ook dat aantal wordt verminderd.
Het gaat niet om wie er nu de wijsheid in pacht heeft. Belangrijk is hoe met de huidige middelen aan de behoeftigen, aan degenen die in aanmerking komen, een adequaat antwoord wordt gegeven. Dat is het enige waarover het gaat. Al de rest is niet op zijn plaats, niet de gemeenteraadsverkiezingen, noch de afgevaardigden die men wil dumpen om een mandaat te krijgen dat ze op het gemeentelijk niveau niet krijgen. Dat is niet essentieel. Wat wel essentieel is, is dat er onafhankelijke mensen werken die in functie van de behoeftigen hun taak waarnemen.
Die interne audit kost ons trouwens niets. Er werden wel een aantal externe audits aan toegevoegd. De kosten daarvoor bedragen niet zo veel. Ik zal het juiste bedrag binnenkort geven. In de beleidsbrief had ik reeds aangekondigd dat ik dit zou doen. Als de interne auditeurs niet beschikken over de nodige competentie, dan moeten ze uiteraard andere diensten inschakelen. Alles is wel binnen de perken gebleven. Trouwens, ik wil u ook heel duidelijk zeggen dat ik de waarnemende directeur-generaal op Huisvesting de opdracht heb gegeven om, in samenwerking met de cel Woonbeleid, binnenkort een algemeen voorstel voor te leggen dat heel die herstructurering van die maatschappijen zou bevatten. Ik wil dat voorstel in handen hebben, omdat ik wil uitgaan van een objectieve evaluatie die ik u vanzelfsprekend zo snel mogelijk zal overmaken. U hoeft niet bang te zijn : ik zal niet eerst naar de pers lopen. Ik zal die eerst aan deze commissieleden overmaken omdat ik denk dat daar nuttige discussiestof in vervat zal liggen. Immers, het instrumentarium moet adequaat worden bijgestuurd in het kader van onze uiteindelijke opdracht.
Er was ook de vraag van enkele collega's over de zaken waar we nu mee bezig zijn. In West-Vlaanderen en in Mechelen wordt momenteel gewerkt aan een proefproject om deze operatie voor te bereiden. Daarbij wordt nagegaan hoe we heel concreet kunnen anticiperen op wat ongetwijfeld uit deze voorstelling van zaken door de directeur-generaal zal blijken, namelijk hoe we onszelf kunnen beperken om het instrumentarium operationeler te maken. Zodra deze oefening achter de rug is, zal ik u de resultaten ervan voorleggen.
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik de verontwaardiging van de heer De Cock volledig bijtreed. Ik hoop weldra de gelegenheid te hebben om dit hier, in primeur, onder elkaar te kunnen bespreken, want dit heeft niets meer te maken met de tegenstelling tussen meerderheid en oppositie. Het heeft integendeel te maken met het belang van degenen die ook morgen de garantie op een sociale woning moeten kunnen krijgen. Dat is de essentie van het hele verhaal, en het is precies daarop dat ik deze oefening wil afstemmen.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het is mijns inziens heel belangrijk dat ook u een artikel in de krant ruim op voorhand als een gebrek aan beroepsernst bestempelt.
Ik veronderstel dat we de aanbevelingen, waar ook mevrouw De Martelaer naar verwezen heeft, zullen mogen ontvangen.
Uw antwoord verheugt mij. U somt immers - zij het enigszins verhuld - alle elementen op voor een screening. Als we dan de ontmanteling doorvoeren van alle gebruikte eufemismen - waaronder 'de thesauriematige doorlichting', 'de inventaris van het sociale huurpatrimonium' en 'op basis van een evaluatie door de VHM van de onderscheiden maatschappijen en niet enkel op basis van de inkomenscoëfficiënt' -, dan begrijp ik dat u eigenlijk een volledige screening van die 118 huisvestingsmaatschappijen op het oog heeft. Ik denk dat de commissie daar gelukkig mee zal zijn.
Ik begrijp ook dat u niet over één nacht ijs wilt gaan, maar dat u dat met de nodige deskundigheid wilt laten plaatsvinden. De zachte dwang waarover we allemaal gesproken hebben, zal er inderdaad moeten zijn. Er zijn immers een paar kleine, lokale baronietjes - ik noem de zaken zoals ze zijn -, en we moeten de knowhow die er bij sommige maatschappijen is - maar bij andere minder - veralgemenen door het propageren van gezonde fusies.
De voorzitter : Het incident is gesloten.