Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 16/01/2003
Verenigde Commissies voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, en voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 16/01/2003
Interpellatie van de heer Johan De Roo tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over maatregelen om de wateroverlast aan te pakken, specifiek in de omgeving van Gent, en de stand van zaken inzake het decreet op het integraal waterbeleid
Interpellatie van de heer Johan Sauwens tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de financiering van rioleringswerken, naar aanleiding van de overstromingen van de afgelopen weken
Interpellatie van de heer Johan Malcorps tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over milieunormen als voorwaarde of hinderpaal voor noodzakelijke baggerwerken
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer De Roo tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over maatregelen om de wateroverlast aan te pakken, specifiek in de omgeving van Gent, en de stand van zaken inzake het decreet op het integraal waterbeleid, van de heer Sauwens tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de financiering van rioleringswerken, naar aanleiding van de overstromingen van de afgelopen weken en van de heer Malcorps tot minister Dua, over milieunormen als voorwaarde of hinderpaal voor noodzakelijke baggerwerken.
Minister Dua antwoordt tevens in naam van minister-president Dewael.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, ik heb als eerste een interpellatieverzoek ingediend in de memorabele dagen kort na nieuwjaar. Vlaanderen was toen aan het verzuipen, en was zowat het Verdronken Land van Saeftinghe geworden, maar dan veel groter dan het echte. Die periode van de nieuwjaarsdagen 2003 en kort ervoor, zal in het geheugen blijven leven, sterk getekend door de rampspoed in tal van streken in Vlaanderen.Veel families en personen werden getroffen door de wateroverlast door de regen die met bakken uit de hemel viel. We herinneren ons de televisiebeelden, zowel van de regionale als de Vlaamse zenders, van de talloze verkleumde, doorweekte, soms radeloze en zwaar ongeruste bewoners met hoge laarzen aan, zich voortbewegend op een tractor, in een bootje of tot aan de knieën door het water wadend. Toen was al duidelijk hoe immens de schade aan de woningen zou zijn.
We herinneren ons ook de meevoelende kroonprins en zijn broer-prins, begeleid door zwijgende ministers. Ik heb zeer sterk meegevoeld omdat ik in mijn gemeente al 6 jaar lang elk jaar een gelijkaardige overstroming meemaak in een aantal straten. Ik voelde me echt betrokken bij de machteloze burgervaders, die steeds weer te pas en te onpas werden geïnterviewd en noodgedwongen hun onmacht moesten tentoonspreiden. Ik breng hun hulde, want ze hebben met de middelen waarover ze beschikten alles gedaan wat mogelijk was.
Ik denk aan de enorme schade aan woningen, meubelen en goederen, zowel in huizen als in bedrijven. Ik heb de gelegenheid gehad een aantal gezinnen te bezoeken die nog altijd hun miserie aan het verwerken waren.
Ik verwijs naar het actualiteitsdebat, want het is de bedoeling om vandaag concreter te zijn en niet te herhalen wat toen is gezegd. Ik som toch enkele diverse algemene oorzaken op van de problemen waarmee we werden geconfronteerd.
Ten eerste worden tal van rivieren blijkbaar niet meer gebaggerd omdat er een tekort is aan storten voor het slib. Er is ook een gebrek aan slibverwerking.
Ten tweede werden hier en daar woningen, en soms ook bedrijven, gebouwd op plaatsen die daar niet geschikt voor zijn, namelijk in de nabijheid van rivieren en beken, kortom in het overstromingsgebied.
Er is ten derde in sommige streken een gebrek aan natuurlijke overstromingsgebieden en meersen. De overstromingen die ik als burgemeester van Maldegem elk jaar meemaak, worden nog enigszins in de hand gehouden omdat wij een groot gebied van meersen en een groot overstromingsgebied hebben.
Ten vierde werden de dijken op bepaalde plaatsen onvoldoende verhoogd.
Ten vijfde zitten we met het probleem dat we soms de sluizen niet kunnen openen, zeker wanneer zich tegelijk het probleem van springtij voordoet, op plaatsen waar het water in de zee terechtkomt, zoals Zeebrugge of het kanaal Gent-Terneuzen.
Ten zesde zijn er de hydrologische problemen tengevolge van enorme hoeveelheden water die plots uit de hemel vallen of die uit Wallonië en Frankrijk komen.
Wat zijn de oplossingen? Er zijn zeker oplossingen aangereikt, deels door de regering. Ik analyseer de betogen in het actualiteitsdebat, en som enkele zaken op.
Ten eerste hebben we nood aan meer baggerprogramma's die effectief kunnen worden uitgevoerd. Dit veronderstelt hoogstwaarschijnlijk een wijziging van de leefmilieuwetgeving omdat er nood is aan een oplossing voor het slib.
Ten tweede moeten er waar nodig hogere dijken worden gebouwd.
Ten derde moeten er permanente pompsystemen komen, liefst gesitueerd voor de sluizen, om het waterpeil permanent lager te houden. Deze stelling heb ik vorige week nog horen verkondigen door burgemeester Lippens van Knokke. Hij zei dat we permanent moeten kunnen pompen, ook al zijn er sluizen die een eigen werking hebben, zodat in bepaalde kanalen en rivieren het peil bij problemen lager kan worden gehouden. In de omgeving waar ikzelf verantwoordelijkheid draag, heb ik het peil op het afleidingskanaal op de Leie nooit zo hoog zien staan, ook al hebben we in de loop van de voorbije jaren ernstige overstromingen gekend. Dit kwam omdat op een bepaald ogenblik de sluizen dicht moesten blijven.
Ik heb me geïnformeerd bij collega's uit Zeeland. Zij hebben een oplossing uitgedokterd en er waren veel minder problemen.Wij worden met grote problemen geconfronteerd vanaf 20 liter regen per vierkante meter, in Nederland ligt de norm op 40 liter per vierkante meter. Dat komt doordat er meer wordt gewerkt met bestendige pompen.
Er is de benadering van de ramp nadien, namelijk de verplichte verzekering voor rampenschade mits afbakening van de risicozones en meer experts die tijdig instaan voor het Rampenfonds. Ik stel vast dat mensen die twee jaar geleden een aanvraag indienden bij het Rampenfonds nog altijd niet vergoed zijn. Ik heb mijn twijfels bij het beate woordgebruik van premier Verhofstadt als hij praat over 'snel en efficiënt afhandelen'. Er wordt beloofd dat de afhandeling op 6 maanden zal gebeuren - ik wil het nog zien.
Het bedienen van de sluizen vergt afspraken met Nederland en Frankrijk. Mijn voorstel is om dat preventief te doen zodat duidelijk is wat er gedaan moet worden als het nodig is. Er kan tot een soort samenwerkingsakkoord worden gekomen.
Ik voel mee met de burgemeesters die ter plaatse hun verantwoordelijkheid moesten nemen. Mij interesseert nu wat Vlaanderen zal doen.Welk beleid zal er gevoerd worden om in de toekomst dergelijke problemen te voorkomen? Of moeten de gemeenten en provincies blijven dweilen met de kraan open? Ik ben goed geplaatst om te interpelleren omdat mijn eigen gemeente de voorbije 6 jaar elk jaar met overstromingen te maken heeft gehad.Voordien was er een onderbreking van ongeveer 4 jaar.Deze keer hebben we de problemen enigszins kunnen beperken.We hebben vier keer vergaderd met de AWV, de afdeling Waterwegen, de provincie, Aquafin, het gemeentebestuur enzovoort. We hebben bepaalde oplossingen uitgedokterd. Ik geef enkele voorbeelden.Waterlopen worden twee keer per jaar geruimd in plaats van een keer en we hebben stroomopwaarts bijkomend overstromingsgebied gecreëerd. Oplossingen zijn mogelijk, maar ze moeten op integrale manier tot stand komen.
Ik wil de drie ministers een aantal algemene vragen stellen.Wat is de stand van zaken voor het afbakenen van risicogebieden in Vlaanderen? Klopt het dat dit in april klaar zou zijn? Als dat zo is, juichen we dat toe.Wanneer zullen de gebieden worden aangeduid? Welke criteria worden hiervoor gehanteerd? Wat is de stand van zaken inzake het decreet integraal waterbeleid? Er wordt nogal eens de indruk gegeven dat met dit decreet Vlaanderen gevrijwaard zal zijn van overstromingen, maar ik twijfel daaraan.
Welke concrete maatregelen worden in dat decreet naar voren geschoven om overstromingen van dergelijke omvang te voorkomen? Welke kredieten worden er ter beschikking gesteld van de gemeenten die zich inschrijven voor het DULOwaterplan? Hoe kunnen gemeenten een voortrekkersrol spelen als de Vlaamse regering blijft aarzelen met het voorleggen van het decreet?
Voorziet de minister in een versoepeling in de decreetgeving op het vlak van slibverwerking? In welke bepalingen wordt voorzien in het uitvoeringsplan baggerslib? Wordt hierin een oplossing geboden voor het tekort aan stortplaatsen? Ook hier wijst men mij op belangrijke verschillen tussen Vlaanderen en Nederland. In Nederland wordt er meer gebaggerd en zijn er meer stortplaatsen. Met wie werd tot op heden overlegd inzake deze materie? Welke afspraken worden er gemaakt met onze buurlanden? Waarom lopen de baggerprogramma's vertraging op?
Volstaan de kredieten voor het onderhoud van grachten langs gewestwegen? De gemeente moet dikwijls het werk doen omdat noch het groenafval, noch het slib eruit worden gehaald. Alles loopt vast met alle gevolgen van dien. Hoe zit het met de diverse afdelingen van Bruggen en Wegen? Heeft de Vlaamse regering plannen voor de oprichting van een Vlaams rampenfonds? Het federale Rampenfonds biedt maar traag oplossingen.
Heeft de Vlaamse regering een evaluatie gemaakt van de maatregelen van 1999? Welke maatregelen worden nog uitgevoerd of bijgestuurd naar aanleiding van de recente wateroverlast? Is men bereid om zoals in Nederland pompgemalen te plaatsen waardoor het peil van de achterliggende waterlopen op een permanent niveau wordt gehouden?
Op die manier zou veel overtollig water naar zee kunnen vloeien.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, dames en heren, ik wil het hebben over de subsidiëring van de gemeentelijke rioleringen. Het verheugt me dat de minister vice-president en de minister van Begroting aanwezig zijn omdat dit een budgettair verhaal is. Ik zal dadelijk voorstellen dat de Vlaamse regering snel een budgetcontrole doet om een aantal prioriteiten te herschikken.
De Vlaamse regering subsidieert sedert geruime tijd de aanleg van gemeentelijke rioleringen. Er moet een net van gemeentelijke rioleringen komen dat de vuilvrachten aanvoert naar de zuiveringsstations. Het is een probleem van optimalisatie van het systeem van de waterzuivering. Intussen zijn de percentages van subsidiëring opgetrokken van 50 percent tot 75 percent om op die manier de gemeenten aan te porren. Er wordt zelfs in bepaalde gevallen voor 100 percent gesubsidieerd als de gemeente erin slaagt de bewoners te doen aansluiten.
In 2000 was voorzien in een bedrag van 66 miljoen euro voor de subsidiëring van de gemeentelijke rioleringen. In 2000 was er een tekort van 11,9 miljoen euro. Er is niet aan alle aanvragen voldaan. In 2001 bleef hetzelfde bedrag in de begroting staan, maar was er een tekort van 51 miljoen euro. Ook voor 2002 was in hetzelfde bedrag voorzien en was er een tekort van 93,5 miljoen euro. Het is nu de grote vraag welke dossiers er in 2003 zullen worden ingediend. Een aantal dossiers wordt nu al stopgezet bij gebrek aan financiering. Minister Dua heeft sinds juni vorig jaar geen vastleggingen meer gedaan. Intussen werkt de ambtelijke commissie verder waarin alle deskundigen samen zitten.
Die commissie brengt voortdurend dossiers aan binnen een bepaalde periode. Intussen heeft zij in de loop van 2002 dossiers goedgekeurd voor een totaal bedrag van 93 miljoen euro. Die zullen echter moeten wachten tot 2003, en sommige zelfs tot medio 2004 vooraleer het geld kan worden vastgelegd, en ze dus uitgevoerd kunnen worden. Dit veroorzaakt uiteraard grote problemen voor de gemeenten die meestal de opdrachtgevende besturen zijn. Zij hebben immers geen echte zekerheid dat die toelage er effectief zal komen.
Ook de prefinanciering - indien mogelijk - zorgt voor grote problemen. Men zit daar immers met de verantwoordelijkheid van de ontvanger en van de toezichthoudende overheid. Dit stelt problemen voor de gecombineerde dossiers. Meestal betreft het daarbij Aquafindossiers waaraan de gemeentelijke riolering gedeeltelijk gekoppeld is. Het gaat vaak om dossiers van fietspaden die aansluiten op de aanleg van rioleringen. Het kan gaan om doortochtdossiers, dus dossiers met betrekking tot de doortocht door dorps- of stadskernen. Ik heb het dan nog niet eens gehad over de belangrijke problematiek van het gescheiden stelsel.
Mevrouw de minister, zelfs indien u vorig jaar dubbel zoveel geld had gehad, zouden we de overstromingen van januari nog niet tegengehouden hebben. Toch wens ik te verwijzen naar de grote effecten op de waterbeheersingproblematiek. U hebt dat trouwens zelf aangegeven in uw beleidsbrief. In de commissievergadering van 10 december 2002 hebt u letterlijk gezegd : 'Goede rioleringen zijn van essentieel belang om overstromingen te voorkomen'.
Ik heb even de lijst doorgenomen van de dossiers die niet vastgelegd kunnen worden omwille van het tekort aan middelen. De meeste van die dossiers hebben betrekking op het gescheiden stelsel. Dit gescheiden stelsel heeft alleszins een vertragend effect op de afvoer van het water. Bovendien wordt in dit soort dossiers vaak extra bufferingscapaciteit gecreëerd. Er zitten projecten in vervat met betrekking tot de afkoppeling van regen- en oppervlaktewater. Een en ander betekent dat die dossiers een rechtstreeks effect hebben op de problematiek van de strijd tegen overstromingen en op de waterbeheersing.
Minister Dua zegt steeds dat een begroting geen gemakkelijke klus is.Toch denk ik dat de regering naar aanleiding van de steeds hogere frequentie van de wateroverlast alle hens aan dek moet roepen. Het gaat hier met name om enkele honderden dossiers waarmee minister Dua niet verder kan omdat ze niet vastgelegd kunnen worden.
Er is verder nog het structureel probleem van de Aquafin-financiering.We moeten trouwens ook toegeven dat de ambitie om een gescheiden stelsel aan te leggen, een bijzonder dure ambitie is. Denk maar aan de huisaansluiting. Het is de regering die de gemeenten ertoe oproept dringend een gescheiden stelsel aan te leggen. Mijns inziens is het dan ook de regering die daartoe in de nodige middelen moet voorzien. De beloofde subsidiëring moet hard worden gemaakt. Gebeurt dit niet, dan is er sprake van onbehoorlijk bestuur. De Vlaamse regering heeft de gemeenten tot vorig jaar steeds met de vingers gewezen : Vlaanderen bouwt collectoren en zuiveringsstations, maar de gemeenten doen hun ding niet. Dat blijkt nu dus niet het geval te zijn. CD&V pleit daarom voor een herschikking van de prioriteiten. De regering zou op korte termijn moeten voorzien in bijkomende middelen voor de subsidiëring van de gemeentelijke rioleringen. Daar zit trouwens een enorm hefboomeffect of een enorme multiplicator in.
Mevrouw de minister, sta me toe in het kader van uw begroting een suggestie te doen. Ik stel immers vast dat er in de begroting 2003 47 miljoen euro gereserveerd werd voor de verwerving van natuurgebieden. Daar zitten onder meer subsidies in aan natuurverenigingen met het oog op de verwerving van die gebieden. Daartegenover staat dat u niet genoeg geld hebt om uw engagement waar te maken ten aanzien van de gemeenten en van de lokale besturen voor de aanleg van rioleringen die nodig zijn voor de waterzuivering en tegelijkertijd ook voor de waterbeheersing. Het lijkt me niet meer dan logisch dat u vrij snel 35 miljoen euro kunt overhevelen naar het gemeentelijke rioleringsprogramma, naar het gescheiden stelsel en naar de afkoppelingsprojecten. Dat lijkt me, gezien de heersende problematiek en gezien de omstandigheden, de logica zelve. Ik pleit voor een herschikking van de prioriteiten waarbij ik me tot de hele regering richt. Het gaat immers om een collectieve verantwoordelijkheid.
In de verslagen heb ik nog andere denksporen gelezen, bijvoorbeeld het rioolrecht waarmee u de burger het programma wil laten betalen. Er worden bedragen genoemd van 100 tot 150 euro per aansluitingspunt. Daar kunnen we principieel niet mee akkoord gaan. Immers, vooraleer u die richting uitgaat, moet u binnen uw budgetten de juiste prioriteiten durven leggen.
Dit is trouwens een win-winsituatie. Het is niet alleen een enorme aanzet voor het programma van minister Stevaert met betrekking tot de doortochten, de fietspaden, enzovoort. Het gaat immers om gemengde dossiers. Het is bovendien duidelijk dat onze dure investeringen in verband met waterzuivering heel snel en op korte termijn een veel hoger rendement gaan krijgen.
Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat u in 2004 geen dossiers of programma's meer zou goedkeuren teneinde een jaar over te slaan en op die manier het structureel tekort wat bij te benen. Ik zou het erg betreuren dat geen dossiers meer vastgelegd zouden worden. Het gaat hier immers om een in alle opzichten bijzonder belangrijk maatschappelijk dossier.
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, ik zal mijn interpellatie beperken tot de problematiek van het baggeren dat bemoeilijkt zou worden of onmogelijk zou worden gemaakt door te strenge milieunormen.
Het uitbaggeren van waterlopen is uiteraard slechts een van de remedies om overstromingen te voorkomen, en niet eens de belangrijkste. Toch is dit noodzakelijk, ook om de ontwikkelingskansen van de binnenscheepvaart op de bevaarbare waterlopen niet in het gedrang te brengen.
De afgelopen weken werd geregeld de indruk gewekt dat baggerwerken vertraging oplopen of zelfs helemaal stilliggen door onredelijke milieunormen voor de verwerking of voor de opslag van de baggerspecie. Vandaar de vraag aan de minister wat daar nu reëel van aan is.
Blijkbaar wordt door sommigen nogal gemakkelijk voorbijgegaan aan het feit dat veel waterbodems en dus ook veel baggerslib intussen sterk verontreinigd zijn en dus niet automatisch voor alle toepassingen in aanmerking kunnen komen, tenzij men de vervuiling van waterbodems wil uitsmeren over heel Vlaanderen. Selectief baggeren - waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen propere en vervuilde specie zodat de verwerking nadien aangepast kan worden - is een noodzaak geworden, net als slibpreventie door bijvoorbeeld erosiebestrijdende maatregelen in de landbouw. Om te vermijden dat hectaren open ruimte moeten aangeslagen worden voor het laguneren of definitief bergen van grote hoeveelheden vervuild slib, is de inzet van nieuwe slibreinigingsmethodes nodig. Ik denk bijvoorbeeld aan hydrocyclonage.
Welke initiatieven zijn op deze punten - selectief baggeren, preventie, ontwatering en reiniging - genomen door de diensten van de minister, al dan niet in overleg met de diensten van minister Stevaert? Ik denk immers dat u op dat vlak de verantwoordelijkheid deelt.
De milieubeweging wil dat voor baggerspecie ook een soort van ladder van Lansink wordt toegepast, net zoals bij het afval : eerst trachten te voorkomen, dan maximale concentratie op scheiding van slibstromen, vervolgens op de verwerking en recyclage en pas in allerlaatste instantie kiezen voor afvoer van een deponie.
Ziet u dit zitten? Wordt dat ook het uitgangspunt van het sectoraal uitvoeringsplan bagger- en ruimingsslib? Wanneer zal dit uitvoeringsplan aan het parlement worden voorgelegd? Daar zal bijzonder veel interesse voor zijn.Wanneer zal er een openbaar onderzoek komen?
Voor de normering van het hergebruik van slib zijn er drie wetgevingen, namelijk het Vlarea, het Vlarebo en het Vlarem. De normen in het Vlarea voor het gebruik van bagger- en ruimingsspecie als bouwstof en als bodem zijn, voor zover ik weet, nog steeds dezelfde als tijdens de vorige regeerperiode. We werken dus nog steeds met de Kelchtermansnormen. Binnenkort zou er echter een aanpassing van deze normen in het Vlarea komen.
Mevrouw de minister, wat is de aard van deze aanpassing? Wordt het mogelijk opnieuw meer baggerslib op te slaan op de oevers? Welke limiet wordt aan de opslag op de oevers gesteld om geen nieuwe problemen van bodemverontreiniging te krijgen? Worden voor de toepassing van baggerspecie als bodem nieuwe parameters ingevoerd. Zo ja, welke, en waarom?
Wat zijn de nieuwe normen voor het gebruik van afgegraven gronden, bagger- of ruimingsspecie in het Vlarebo? Hoe verhouden die zich tot de bepalingen in het Vlarea? Zijn deze normen onredelijk streng? Is er voldoende rekening gehouden met de praktische problemen van grondverzet en de afvoer van baggerslib? Wordt anderzijds een uitsmering of verspreiding van vervuilde stoffen afdoende voorkomen?
Hoe staat het met de huidige regelgeving in het Vlarem voor monostorten voor baggerspecie, bijvoorbeeld de opvulling van putten met baggerslib? Zijn de normen even streng als voor andere stortplaatsen? Worden er afwijkingen toegestaan mits er geen problemen worden veroorzaakt voor het grondwater of de menselijke omgeving? Wordt er rekening gehouden met de nabestemming van de gebieden? Welke ruimte laat de nieuwe Europese richtlijn inzake stortplaatsen op dit vlak?
Met deze reglementering voor afvalpreventie, bodemsanering en milieuhygiëne kunnen we een volledig beeld krijgen van de bestaande normen, en kunnen we uitmaken of er al dan niet bezwaren zijn tegen baggeren op grote schaal.
Mevrouw de minister, hebt u een idee van de hoeveelheid baggerslib die omwille van dringende baggerwerken bovenop de onderhoudsbaggerwerken zou vrijkomen en zou moeten verwerkt en geborgen worden? Acht u dit mogelijk met de bestaande normen tegen een schappelijke prijs en binnen een redelijke termijn?
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mevrouw de voorzitter, collega's, ik zal eerst antwoorden op de vragen van de heer De Roo. Mijnheer De Roo, ik heb uw eerste reeks van vragen ontvangen, en heb er een antwoord op klaar, maar door een communicatiestoornis heb ik de tweede reeks nu pas gekregen. Ik zal proberen er zo goed mogelijk op te antwoorden. (Opmerkingen van de heer Johan De Roo)
Gisteren heb ik met de minister-president in Nederland een waterschap bezocht. Ik zal u daar de heel goede resultaten van bezorgen.
U hebt een algemene inleiding gegeven. Het zou niet nuttig zijn hier te herhalen wat ik in de plenaire vergadering al heb gezegd. U kent mijn mening hierover, en u hebt gezegd dat het vandaag veeleer de bedoeling is over concrete dingen te praten. Ik zal mijn antwoord daar ook op toespitsen. U hebt het gehad over de algemene slibproblematiek. De heer Malcorps heeft daar een heel uitgebreide vragenlijst over ingediend, waar ik straks in detail op zal ingaan.
De afdeling Water is voor de onbevaarbare waterlopen begonnen met het versneld ruimen van een aantal waterlopen. In 2002 is hiervoor op het FFEU een budget van 10 miljoen euro ter beschikking gesteld. De betrokken afdeling heeft een compleet urgentieprogramma opgemaakt. Gezien onze bezorgdheid om het overstromingsgevaar, zullen we juist die onbevaarbare waterlopen die van essentieel belang zijn in de problematiek van de overstromingen, vlug ruimen. Dat is een inhaaloperatie. We mogen de problematiek van het baggeren niet onderschatten. Dat zal straks blijken.
Het blijft een erg technische materie. De adviezen over het ontwerp van decreet integraal waterbeleid, waarmee we de basis willen leggen voor de aanpak van het waterbeleid, worden nu verwerkt. Ik hoop dat het volgende week definitief door de regering kan worden goedgekeurd. Als de Raad van State akkoord is met een spoedprocedure, en binnen de drie dagen advies wil verlenen, dan zal het ook hier heel binnenkort worden besproken. Ik hoop dat we er een uitgebreid debat over kunnen voeren.
In de samenwerkingsovereenkomst van het Vlaams Gewest met de gemeenten is inderdaad voorzien in de mogelijkheid om op deelbekkenniveau over te gaan tot het opmaken van DULO-waterplannen of deelbekkenbeheersplannen.Verschillende steden en gemeenten zijn daar al mee begonnen. U vroeg heel specifiek naar het aantal in Oost-Vlaanderen. Ik zal dat samen met de beschikbare kredieten aan de secretaris van de commissie bezorgen en laten opnemen als bijlage.
In het vroegere milieuconvenant was water niet opgenomen. De VVSG had tot voor 2 jaar zelfs geen aparte werking omtrent water en er was geen medewerker voor. We hebben druk uitgeoefend om dat in het samenwerkingsakkoord te zetten. De gemeenten reageren daar heel positief op.Veel gemeenten zijn nu bezig, in plaats van hier en daar curatief op te treden, voor heel hun grondgebied of ruimer een duurzaam waterbeleidsplan op te maken.
In de samenwerkingsovereenkomst is nu expliciet bepaald dat de regeling voor het lokaal waterbeheersplan maar geldt totdat er een definitieve regeling is in het decreet integraal waterbeleid. Het was in feite een voorloper, die we volledig integreren in het ontwerp van decreet integraal waterbeleid.Volgens het ontwerp van decreet wordt het opmaken van deelbekkenbeheersplannen verplicht. In de samenwerkingsakkoorden was het nog een optie, waar de gemeenten vrij konden aan meedoen. De bedoeling daarvan was reeds een basis te creëren.
U vroeg ook naar de afbakening van de risicogebieden, met betrekking tot de discussie die in het federaal parlement wordt gevoerd over een toepassing van de federale wet op de verzekering tegen wateroverlast. Ingevolge onze ingewikkelde staatsstructuur is er een federale wet nodig. Als het echter aankomt op de knowhow en om te weten waar er problemen zijn, wordt uiteraard weer naar de gewesten gekeken.We zijn er dus zijdelings bij betrokken.
We hebben aan de federale overheid het signaal gegeven dat het voorbereidend werk dat door onze diensten, vooral dan door de afdeling Water, werd verricht voor de afbakening van de gebieden, in de eerste plaats werd gedaan om een voorbereidend document te hebben voor het ontwerp van decreet integraal waterbeleid.We dachten op dat moment nog niet aan een verzekering. Het ging erom in kaart te brengen waar zich de historische overstromingen voordoen en waar er potentieel overstromingsgevaar is. Daar werd een waarschijnlijkheidsberekening op toegepast. We moeten voorzichtig proberen uit te maken in hoeverre die kaarten ook gebruikt kunnen worden voor de federale wet.
Onze bedoeling is het kaartmateriaal dat we nu uitwerken, te hanteren voor bijvoorbeeld de watertoets die volgens het ontwerp van decreet integraal waterbeleid verplicht wordt gesteld. Minister Van Mechelen zal daar ook voor Ruimtelijke Ordening gebruik van maken. De kaarten zijn momenteel volledig klaar voor 60 percent van het Vlaams grondgebied. Uit die kaarten kan worden afgeleid in welke gebieden kans bestaat op een jaarlijkse overstroming, waar er een probabiliteit is van een keer op de 20 jaar, een keer op de 50 jaar, enzovoort. Dat is wetenschappelijk onderbouwd. Zeker voor het waterbeleid en voor de ruimtelijke ordening zullen we daar goed gebruik van kunnen maken. Dat gebeurt dus op basis van hydrologische modellering van het stroomgebied en een hydraulische modellering van de waterlopen. De kaart van het totale Vlaamse grondgebied zal tegen 2004 klaar zijn. Intussen kunnen we aan de federale regering allerlei materiaal geven dat bruikbaar is voor de federale wet. Vlaanderen zal zeker niet remmend werken.
Door de afdeling Water wordt eerstdaags de NOG-kaart gepubliceerd, de van nature overstroombare gebieden, alsook de ROG-kaarten, de recent overstroomde gebieden. Die kaarten worden permanent geactualiseerd. De overstroomde gebieden van december 2002 en januari 2003 worden aan de kaart toegevoegd.
Wat de internationale samenwerking betreft, is gisteren door de minister-president en mijzelf een bezoek aan een waterschap in Zeeland gebracht. De afspraak was reeds gemaakt voor de overstromingen plaatsvonden. Het thema overstromingen is er uitgebreid aan bod gekomen. Het waterschap is een administratieve eenheid en is te vergelijken met onze polders en wateringen. Deze administratie beslaat het zuidelijk deel van Zeeland, onder de Westerschelde. Zij werken zeer efficiënt en beslissen vrij autonoom over het te volgen waterbeleid. Hun grote klacht bestond erin dat zij niet weten met wie contact moet worden opgenomen, in geval van een incident. Er zijn een tiental polders en wateringen die aan de grens met Nederland grenzen. Zowel de provincie, de gemeente als diverse administraties binnen het Vlaams Gewest zijn bevoegd. De minister-president zal contact opnemen met de gouverneurs om, in afwachting van het bekkenstructuurplan, ervoor te zorgen dat zij deze functie opnemen en als doorgeefluik voor andere instanties functioneren. Het is een tussenoplossing.
Wat de contacten met Frankrijk en Wallonië betreft, dit thema is uitgebreid aan bod gekomen op het Overlegcomité. We hebben de waterverdragen recent ondertekend. Er is in de commissie uitgebreid over gesproken. Zij vormen geen al te krachtig instrument omdat bepaalde landen zich niet te ver wilden engageren. De verdragen zijn een vertrekpunt voor verder overleg. Het is ook de bedoeling om het ambtelijk overleg over hoogwaterstanden een beter en breder kader te bezorgen. De federale premier wil in dit verband ook initiatieven nemen. Vlaanderen moet in het kader van de samenwerking contacten met de buurlanden opvoeren, zeker ook met Wallonië. Daarover zijn op het Overlegcomité afspraken gemaakt.
Wat de vraag van de heer Sauwens betreft, antwoord ik hetzelfde als vorige week. Het gaat om dezelfde vraag.Wat de onbevaarbare waterlopen betreft, is het zo dat reeds verschillende jaren bijzondere aandacht wordt besteed aan het probleem van de overstromingen. Reeds vanaf 1997 werden modelleringsstudies opgestart om het gedrag van waterlopen en hun omgeving bij uitzonderlijke neerslag beter te begrijpen en in te schatten. Aan de hand van deze studies werden concrete oplossingen uitgewerkt.
Na de belangrijke overstromingen in 1998 werd vanaf 1999 bovendien een nieuw programma in het leven geroepen onder de naam integraal waterbeheer. Zowel voor de bevaarbare als voor de onbevaarbare waterlopen konden bijkomende investeringen worden uitgevoerd.Voor de onbevaarbare waterlopen wordt jaarlijks meer dan 5 miljoen euro gereserveerd. Bovendien werd in 2002 beslist om binnen het bedrag dat vanuit het FFEU aan het bevoegdheidsdomein Leefmilieu werd toegekend, 7,5 miljoen euro uit te trekken voor specifieke investeringen in overstromingsgevoelige gebieden. Ook de komende jaren zullen we telkens 10 miljoen euro vrijmaken voor het verder uitbouwen van overstromingsgebieden. Het zal een zware inspanning van de administratie vergen. Ik hoop dat wij over het nodige personeelsbestand en de nodige middelen zullen beschikken.
Wat de rioleringen betreft, zijn de gemeenten een zeer belangrijke partner bij het uitbouwen van een goed rioleringsstelsel. Iedereen is het erover eens dat we naar gescheiden stelsels moeten gaan. Het gaat om een doorgedreven scheiding tussen afvalwater en niet verontreinigd water, waarbij de afvoer van regenwater zo veel mogelijk wordt vertraagd en gebufferd. Binnen de begroting Leefmilieu wordt jaarlijks een budget van iets meer dan 65 miljoen euro ter beschikking gesteld om gemeenten voor 50, 75 of 100 percent te subsidiëren, afhankelijk van de mate waarin de waters worden gescheiden. Het afgelopen jaar werd niet één project voor 100 percent betoelaagd. De grote steden kunnen daar moeilijk aan voldoen. Het aantal dossiers met gemengde stelsels stelt echter in de praktijk niets meer voor.
De VMM hanteert een aantal criteria, zoals de gescheiden stelsels of gecombineerde projecten. De sensibilisering van de gemeenten is ten aanzien van de waterproblematiek zeer sterk geëvolueerd omdat de subsidiëring is opgetrokken. Er wordt nu een massa dossiers ingediend. Dat is een probleem. U mag niet vergeten dat riolering een gemeentelijke bevoegdheid is. Mijn voorganger heeft de Rioprogramma's geïntroduceerd om de gemeenten te stimuleren. De gemeenten krijgen geld via het Investeringsfonds, maar moeten zelf rioleringen aanleggen. Ik wil mij niet onttrekken aan de verantwoordelijkheid van het Vlaams Gewest terzake, maar u mag de verantwoordelijkheid van de gemeenten niet vergeten. De Rioprogramma's zijn met 5 jaar verlengd en de subsidies verhoogd. Het vraagt alles samen veel geld.
Mevrouw Demeester kan dat beter uitleggen dan ik. Blijkbaar was het vroeger de gewoonte dat men vastleggingen, maar geen uitbetalingen deed. Ik heb een situatie geërfd waarin alle vastleggingen waren gerealiseerd. Minister Van Mechelen heeft me de nodige speelruimte gegeven, en we hebben alles op peil gebracht, zodat de gemeenten hun geld kregen.
Als we alle vragen willen honoreren, zou dat ongelooflijk veel inspanningen vragen van de Vlaamse regering, maar ik ben daar vragende partij voor. Het is ook een terechte vraag.Voor 2003 wordt in het FFEU 25 miljoen euro gereserveerd voor water, niet alleen voor rioleringen, maar ook voor overstromingsgebieden. Zo kunnen we een half miljard frank extra geven om een aantal van die vragen te honoreren.
Mijnheer Sauwens, ik ben verheugd dat u me steunt in mijn vragen bij de begrotingsonderhandelingen. Deze morgen werd in de commissie voor Leefmilieu het MIRA-rapport voorgesteld.We zitten in een stijgende lijn van aankopen, maar ik kreeg toch een negatief rapport omdat we met die kredieten en dit aankoopritme nooit de doelstellingen zullen halen. Als we hierin met geld schuiven, dan schuiven we ook in de resultaatsverbintenissen in andere domeinen.
De heer Johan Sauwens : De bossen lopen niet weg.
Minister Vera Dua : Het is niet zo simpel. Als we natuur kunnen combineren met een natuurlijk overstromingsgebied is dat een dubbel goed dossier. Dat moeten we prioriteit geven. Dat gebeurt al in de praktijk. Zo kunnen de aankopen van natuurgebieden een rol spelen in het waterbeleid. Het is niet zo simpel dat we alles zouden oplossen door geen natuur meer aan te kopen en alleen nog rioolbuizen in de grond te stoppen. Ik heb de garantie voor een bepaald bedrag uit het FFEU. Ik kies ervoor om dat in de eerste plaats te gebruiken voor de honorering van de aanvragen uit de gemeenten. Dat is een betere optie.
In het kader van het Sectoraal Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie wordt intensief overleg gepleegd tussen de Aminal, de AWZ en de OVAM om te komen tot een langetermijnaanpak van deze problemen.
Inzake preventie zijn er twee belangrijke initiatieven genomen.Ten eerste is er een coherent erosiebeleid uitgewerkt. Door het erosiebesluit van 7 december 2001 kunnen gemeenten subsidies ontvangen voor het uitvoeren van kleinschalige erosiebestrijdingswerken en voor het opmaken van gemeentelijke erosiebestrijdingsplannen. Dat heeft een enorm succes en de resultaten op het terrein zijn zeer goed.Ten tweede moeten we brongericht werken en beheersovereenkomsten afsluiten met de landbouwers. De teksten daarover liggen ter goedkeuring voor bij de Europese Commissie. Elke vorm van steun aan landbouw moet het fiat krijgen van Europa. Het vervelende is dat dit dikwijls maanden duurt. Dat zit in onze wijziging van het plattelandsontwikkelingsprogramma.
In het ontwerpdecreet integraal waterbeleid worden verschillende doelstellingen geformuleerd die erop gericht zijn om de afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater te vertragen en het water meer ruimte te geven. Hierdoor zal de erosie en de afspoeling verminderen en zal geërodeerd materiaal minder snel de waterloop bereiken. In zijn advies heeft de MINA-raad er trouwens op gewezen dat het aspect erosie en sedimenttransport niet voldoende aan bod komt in het decreet. Dit zal in de nieuwe versie van het decreet worden versterkt.
Selectief baggeren is nuttig indien er een onderscheid gemaakt kan worden in de kwaliteit van de specie binnen het te baggeren systeem. Een goede en representatieve analyse van de kwaliteit van de in situ specie is daarom noodzakelijk. In het nieuwe Vlarea is er in dit verband sprake van staalname en analyse volgens de code van de goede praktijk. Het selectief baggeren wordt momenteel al toegepast door de Aminal in het kader van het Interreg-project in de Avrijevaart. Hierbij werd 10.000 kubieke meter minder verontreinigde specie geborgen in een depot van de AWZ, terwijl 25.000 kubieke meter meer verontreinigde specie werd verwerkt met behulp van de best beschikbare technieken. In de praktijk is dat niet altijd gemakkelijk.
In het kader van het sectoraal uitvoeringsplan is er een uitgebreide inventarisatie gebeurd van de beschikbare technieken voor bagger- en ruimingsspecie. Hierbij is er rekening gehouden met de technische realiseerbaarheid en economische haalbaarheid. In het kader van het sectorplan wordt er momenteel nagegaan hoe de toepassing van de best beschikbare technieken gestimuleerd kan worden. We moeten ervoor zorgen dat de normen realistisch zijn en dat we de problemen niet verplaatsen.
Bij de bepaling van de voorkeursbestemming voor de specie wordt rekening gehouden met de voorkeursvolgorde zoals die bepaald is in het afvalstoffenbeleid. Eerst komt preventie, dan nuttige toepassing als bodem of bouwstof, en ten slotte storten, al dan niet na verwerking. Dat is de volgorde van ons plan en dat komt overeen met de ladder van Lansink.
Volgens de planning zullen we een eerste tekst kunnen voorleggen aan de regering in de loop van de maand maart. Vervolgens moet de procedure van openbaar onderzoek worden opgestart.
Op basis van de kwaliteitsgegevens van ongeveer 2.400 meetplaatsen, aanwezig in de waterbodemdatabank van de VMM, kan worden geconcludeerd dat er volgens het huidige Vlarea 18 percent in aanmerking komt voor deponie op de oever, binnen een zone van 5 meter van de waterloop. Hiervoor moet altijd een gebruikscertificaat worden aangevraagd bij de OVAM. Op basis van het nieuwe Vlarea, waarin een koppeling wordt gemaakt naar het Vlarebo mag 47 percent op de oevers worden gedeponeerd zonder gebruikscertificaat - daarover is nog een technische discussie gaande - mits een code van goede praktijk wordt gevolgd. Via staalnames wil men nagaan of de inschatting van de percentages juist is.
Bagger- en ruimingsspecie die niet voldoet aan de normen, maar waarvan de verontreiniging lager is dan 80 percent van de geldende saneringsnormen, zoals bepaald in bijlage 4 van het Vlarebo mag in functie van de ontwatering ervan en in afwachting van de afvoer ervan op de oevers van de waterloop worden gedeponeerd, op voorwaarde dat de nodige maatregelen worden getroffen opdat de baggeren ruimingsspecie niet wordt vermengd met de onderliggende bodem, en op voorwaarde dat de specie binnen de 2 maand vanaf de bagger- en ruimingswerken wordt afgevoerd naar een daartoe vergunde inrichting.Voor de toepassing van baggerspecie als bodem wordt in het nieuwe Vlarea verwezen naar het Vlarebo, zodat er zowel voor het hergebruik van baggerspecie als uitgegraven bodem voor eenzelfde bestemming rekening moet worden gehouden met dezelfde parameterlijst. De parameterlijst in het Vlarebo is uitgebreider dan in het Vlarea. Het aantal PAK's is uitgebreid.
Mijnheer Malcorps, voor een aantal zaken is er een versoepeling, waardoor er meer mogelijkheden zijn om te ruimen.Wel zijn er nieuwe parameters opgenomen op het gebied van PAK's en PCB's. De normen voor het gebruik van afgegraven gronden, bagger- of ruimingsspecie zijn opgenomen in het Vlarebo, meer bepaald in de bijlagen. Mijnheer Malcorps, ik verwijs u daarvoor naar de website van de OVAM.
In het nieuwe Vlarea wordt een kruisverwijzing gemaakt naar het Vlarebo.Voor het gebruik van afvalstoffen met name bagger- en ruimingsspecie als bodem, gelden in het nieuwe Vlarea de overeenkomstige definities en voorwaarden voor het gebruik van uitgegraven bodem als bodem zoals bepaald in hoofdstuk 10 van het Vlarebo. In het Vlarea wordt voor bagger- en ruimingsspecie nog wel een norm voor chloorhoudende bestrijdingsmiddelen en polychloorbifenylen aan toegevoegd.
Op de vraag of de normen onredelijk streng zijn, antwoord ik ontkennend. De huidige kennis over de risico's van de contaminanten voor mens en milieu is te beperkt om te komen tot een goede onderbouwde normering op basis van een risico evaluatie. De huidige normen zijn opgesteld met als uitgangspunt dat er geen verontreiniging mag optreden van de ontvangende gronden. Op basis hiervan mogen we aannemen dat de uitsmering en verspreiding van vervuilde stoffen afdoende wordt voorkomen. Als de vervuilingsgraad van de ontvangende bodem ongeveer gelijk is, zal er zich geen verspreiding van de vervuiling voordoen.
De praktische problemen van grondverzet en de afvoer van baggerslib zijn niet het gevolg van de normen, maar worden veroorzaakt doordat de verwerkingscapaciteit en de ruimte voor deponie te beperkt zijn. Dit is een van de cruciale punten in het sectoraal uitvoeringsplan. We moeten inderdaad nagaan waar we nog deponieën kunnen vinden en in welke gevallen er eerst moet worden gezorgd voor verwerking.
In het Vlarem worden de milieuvoorwaarden opgegeven voor monostorten voor baggerspecie afkomstig uit de oppervlaktewateren behorende tot het openbaar hydrografisch net. Er is een indelingslijst voor de bedoelde inrichtingen. Ze dienen aan de hierin vastgestelde milieuvoorwaarden te voldoen. Naast algemene bepalingen worden voorwaarden gesteld inzake de aanvaarding van baggerspecie op de monostortplaats, de specifieke bijkomende gegevens van het algemeen werkplan, de inrichting, infrastructuur en afwerking van de stortplaats en de exploitatie, afwerking en nazorg ervan. Er zijn in het Vlarem geen sectorale voorwaarden opgenomen inzake de berging van baggerspecie in onderwatercellen en het verspreiden van baggerspecie in zee. Dit is echter een aparte problematiek.
Volgens de Europese richtlijn inzake stortplaatsen gelden voor baggerstortplaatsen dezelfde voorwaarden als voor andere stortplaatsen. We worden dus sowieso verplicht dezelfde normen te hanteren. Volgens de richtlijn kunnen de lidstaten slechts afwijken van de regel op voorwaarde dat dezelfde milieudoelstellingen inzake grondwaterbescherming worden bereikt. De algemene afwijkingsmogelijkheid die nu nog in het Vlarem staat, kan dus niet meer behouden blijven. De richtlijn maakt inzake voorschriften in principe geen onderscheid op basis van de bestemming.
Eind 2002 zijn de aanvaardbaarheidscriteria voor de verschillende stortplaatsklassen op Europees niveau vastgelegd. Het is nu bijgevolg mogelijk om de kwaliteit van de baggerspecie aan die criteria te toetsen en op basis daarvan aangepaste voorwaarden voor baggerstortplaatsen uit te werken. Dit is mogelijk een van de actiepunten van het sectoraal uitvoeringsplan.
In het sectoraal uitvoeringsplan is er een inschatting gemaakt van de hoeveelheid specie die aanwezig is in de waterlopen en de fractie daarvan die op basis van nautische, hydraulische of ecologische redenen moet worden verwijderd. Deze gegevens worden momenteel geverifieerd en ontbrekende gegevens worden nog verzameld. Er bestaat dus nog geen definitief cijfermateriaal. Op basis van de kwaliteit en de zandfractie wordt vervolgens per stroombekken nagegaan welk deel in aanmerking komt voor de mogelijke verwerkingstechnieken en wat er uiteindelijk geborgen moet worden.
Het is de bedoeling een beleidsplan uit te werken voor de aanpak van de problematiek voor de komende tien jaar op basis van de best beschikbare technieken. In het plan wordt tevens aandacht besteed aan de middelen voor de financiële haalbaarheid. Voor de onbevaarbare waterlopen is een urgentieprogramma vastgelegd. De problemen bij de bevaarbare waterlopen zijn iets complexer, omdat het daar om veel grotere hoeveelheden gaat. Er is echter in elk geval een inhaaloperatie aan de gang.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Mevrouw de voorzitter, geachte leden, ik zal proberen niet in herhaling te vallen en de elementen die vorige week tijdens het debat aan bod zijn gekomen niet opnieuw naar voren te brengen.
We moeten duidelijk maken wat we hebben beslist en wat in uitvoering is. Wat het vergunningenbeleid betreft, wordt de waterput pas ingevoerd via het decreet houdende het integraal waterbeleid. Op dit moment zijn alle nodige instructies in voorbereiding om maximaal te anticiperen op de watertoets. Ik raad iedereen na te gaan wat het advies hierop is van de MINA-raad. Die stelt duidelijk dat we rekening moeten houden met de administratieve haalbaarheid. We moeten ons zo realistisch mogelijk opstellen en een procedure voorleggen die het mogelijk maakt doordachte beslissingen te nemen.
We hebben vorige week aangekondigd dat we op de ministerraad van volgende vrijdag zullen voorstellen de algemene bouwverordening van 29 juni 1999 inzake de verplichting van het bouwen van hemelwaterputten bij nieuwe eengezinswoningen, te wijzigen. Het gaat hierbij om hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden afvoer van afval- en hemelwater. Het is de bedoeling dat dit niet alleen zou gelden voor nieuwe eengezinswoningen, maar ook voor alle types van gebouwen en niet waterdoorlatende verhardingen groter dan 100 vierkante meter.
Er zijn een aantal nieuwe mogelijkheden en verplichtingen, waardoor de bouwverordening van 1999 wordt uitgebreid, verbreed en verdiept.We trachten brongericht te werken en een voorkomingsbeleid te voeren.
Inzake het planningsbeleid erkent het Ruimtelijk Structuurplan water nu reeds als een ordenend principe. Bij het opstellen van een nieuw ruimtelijk uitvoeringsplan moet gebruik worden gemaakt van de NOG- en ROG-kaarten. Dit is maximaal gebeurd voor het regionaal stedelijk gebied Aalst en Turnhout en voor de 44 provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen voor openluchtrecreatieve terreinen. U weet dat we inzake het planningsbeleid ook klaar zijn met het gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. De plenaire vergadering terzake zou normaal plaatsvinden op 6 februari 2003, al dan niet met de bescherming van het Belgisch leger.
In de plenaire zitting van vorige week hebben we aangekondigd werk te zullen maken van een vergelijking tussen de ruimtelijke kaart van de woonuitbreidingsgebieden en de ruimtelijke kaart van de recente overstromingsgebieden. Die kaart werd gisteren afgewerkt en opgesteld in samenwerking tussen de Arohm en Aminal. Hierdoor weten we nu perfect welke woonuitbreidingsgebieden gelegen zijn in de zones van de recente overstromingsgebieden van de voorlopige kaarten. Ten laatste volgende week gaat er een nieuwe omzendbrief naar de gemeentebesturen over het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Daar hebben we een bijkomende passus aan toegevoegd, waarin we aandacht vragen voor de waterproblematiek, zeer duidelijk stellen welke toets er moet gebeuren en zeggen waar die kaarten beschikbaar zijn. Momenteel zijn die via het OCGIS-Vlaanderen reeds digitaal geleverd aan de gemeenten. Ze zijn dus te vinden op het internet, maar ik neem aan dat ze ook kunnen worden afgedrukt.Vanuit ruimtelijke ordening hebben we dus maximaal maatregelen genomen om nu reeds te anticiperen op wat onvermijdelijk zal zijn om een zorgvuldig beleid te voeren.
De heer Sauwens had een aantal voorstellen met betrekking tot het financiële aspect. Zo had hij het over een versnelde begrotingscontrole. In de commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting hebben we afgesproken dat we de begrotingsuitvoering voor 2003 zoals steeds minutieus zullen volgen, ook gelet op de grote internationale onzekerheid. Volgende vrijdag staan de instructies voor de versnelde begrotingscontrole van de Vlaamse regering op de agenda van de ministerraad. Na de goedkeuring van de begroting in december jongstleden, beginnen we dus met de voorbereiding van de begrotingscontrole en het meerjarenplan, zodat we daar werk van kunnen maken.
Inzake de verschuiving van kredieten kunnen de collega's terzake hun verantwoordelijkheid nemen en voorstellen indienen. Ik beaam de woorden van minister Dua : bij het opstellen van de begroting is afgesproken dat bij de begrotingscontrole 25 miljoen euro zal worden vrijgemaakt in het financieringsfonds voor een bijkomende inhaaloperatie inzake waterbestrijding.
U weet dat we ook hadden beloofd een bijzonder fonds op te zullen richten, gespijsd met de opbrengsten van de planbatenheffing die zou worden geïnd bij de gewestelijke RUP's, vooral met betrekking van het omzetten van - hoofdzakelijk - landbouwgebied naar bedrijventerreinen. Door middel van dit fonds kunnen we een aantal maatregelen nemen opdat het water de volledige ruimte zou krijgen in de winterbeddingen. In het extreme geval moet dit gebeuren door het opkopen van de woningen, zoals dat gebeurd is in de IJzervallei. Het kan ook gebeuren door het inbufferen van woongebieden en het eventuele plaatsen van nieuwe pompinstallaties. Met het realiseren hiervan creëren we een ecologisch en maatschappelijk draagvlak, doordat we deze middelen bij voorkeur investeren in de aanpak van de waterproblematiek die de volgende jaren in Vlaanderen inderdaad handenvol geld zal kosten.
Op televisie legden enkele burgemeesters verklaringen af over de voorfinanciering van de ondersteuning door het Rampenfonds. De directeur-generaal van Abafin heeft een voorstel terzake. Daarbij zou het Vlaams Gewest de voorfinanciering van deze schade door de gemeenten ten laste nemen in de vorm van het openen van een kredietlijn. Die zou worden afgerekend op het einde van 2004, met betrekking tot het doorstorten van middelen uit het Gemeentefonds. Dat maakt het ons mogelijk een kredietlijn van 150 miljoen euro ter beschikking van de gemeenten te stellen. Op die manier moeten de burgemeesters zich niet meer beklagen over het feit dat zij de lasten van die voorfinanciering moeten dragen. Het Vlaams Gewest zal terzake zijn verantwoordelijkheid nemen. Dit kost maximaal 3,7 miljoen euro, maar ik neem aan dat mijn collega's dit met genoegen mee zullen goedkeuren.
Minister Dua wees al op de grote en voortdurende inspanning die het Vlaams Gewest doet inzake rioolsubsidies. Ik geef de bedragen terzake tussen 1996 en 2003. Het gaat hier over een extra inspanning van Vlaanderen voor de gemeenten, om die versnelling en sensibilisering naast het klassieke Investeringsfonds mogelijk te maken. Deze bedragen zijn indicatief. In 1996 ging het over 24,7 miljoen euro, in 1997 over 37,1 miljoen euro, in 1998 over 61,9 miljoen euro, in 1999 over 34,4 miljoen euro, in 2000 over 66,4 miljoen euro, in 2001 over 62,4 miljoen euro en in 2002 over 65,7 miljoen euro. Ook voor 2003 is voorzien in een bedrag van 65,7 miljoen euro. Op 20 december 2002 werden 99,65 percent van deze middelen vastgelegd. De bevoegde minister levert dus goed werk terzake, wat ons al wat hoofdbrekens heeft bezorgd met betrekking tot het behalen van onze normdoelstellingen.
Iedereen is er zich van bewust dat we niet alleen binnen de bevoegdheid van milieu, openbare werken en ruimtelijke ordening, maar ook budgettair onze verantwoordelijkheid moeten opnemen. Het spreekt voor zich dat we na de begrotingscontrole een en ander komen toelichten.
Dan was er de vraag van de heer De Roo over de afbakening van bijkomende locaties voor de berging en verwerking van baggerspecie. Op vraag van het secretariaat van het Vlaams Integraal Wateroverlegcomité vond op 12 september 2002 een overlegvergadering plaats tussen dit comité en de administratie Ruimtelijke Planning. De directeur-generaal heeft trouwens een specifieke ambtenaar aangeduid om deze problematiek te volgen en vooral een en ander sneller te doen verlopen. Er is een eerste reeks afspraken gemaakt. Die hebben geleid tot een nieuwe nota van 2 december 2002. Deze nota bevat een aantal praktische maatregelen en formuleert voorstellen om te trachten versneld de conclusies van de werkgroep Baggerspecie, die functioneert in het kader van het Strategisch Plan Sanering Waterbodems, uit te voeren.
We gaan na hoe we deze problematiek zullen aanpakken. Er is een methodologie ontwikkeld waarbij wordt voorgesteld dat vooral de bekkenbeheerders werk zouden maken van voorbereidende nota's. Op basis daarvan kunnen er onderbouwde voorstudies worden gemaakt per bekken of deelbekken, wat kan leiden tot een nota met de kenmerken van een plan-MER. Op die manier kunnen we, als we een RUP opstellen, voorkomen dat er daarna nog een nieuwe MER moet worden doorgevoerd voor die nieuwe locatie in gebruik kan worden genomen.
Er is een hele reeks principes en afwegingskaders voorgesteld. Zo moet er bijvoorbeeld telkens worden gesteld welke technische alternatieven er zijn qua berging, lagunering en mechanische ontwatering. Ook moeten natuurlijk een aantal locatie-alternatieven tegenover elkaar worden afgewogen. Op basis van deze studies per bekken of deelbekken zou er een soort beheersplan komen. Die voorstudie zou dan integraal worden gebruikt voor het opstellen van de nota voor het RUP, waarvoor wij verantwoordelijk zijn. Hier zou het principe van de subsidiariteit zijn rol spelen. Zo zouden we gewestelijke uitvoeringsplannen maken voor alles wat te maken heeft met zones of nieuwe locaties voor specie uit bevaarbare waterlopen. Daarover zal ik moeten overleggen met minister Stevaert.
Voor alles wat te maken heeft met zones of nieuwe locaties voor specie uit onbevaarbare waterlopen - waarvoor minister Dua verantwoordelijk is - zouden we werken met provinciale en eventueel kleine gemeentelijke RUP's. Zoals u weet, zullen we voor die provincies die niet beschikken over een provinciaal ruimtelijk structuurplan deze provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen tijdelijk overnemen op gewestelijk niveau. Ook het provinciaal ruimtelijk structuurplan van de provincie Limburg ligt vandaag voor ter ondertekening. Zo zullen we die nieuwe locaties versneld kunnen aanduiden. Het is wel de bedoeling om ad hocbenaderingen te verlaten, waarbij een put of een plas wordt omgezet in een nieuwe locatie voor berging.We gaan daadwerkelijk per bekken bekijken waar dit kan gebeuren. Daarbij zullen we proberen rekening te houden met potentiële overstromingsgebieden, waarbij we uiteindelijk een en ander zullen kunnen integreren.
Op uw volgende deelvraag moet ik u jammer genoeg een negatief antwoord geven. Over de aanleg van een bijkomend overstromingsgebied in Maldegem-Kleit heeft de afdeling Ruimtelijke Planning op dit ogenblik nog geen aanvraag of voorstel ontvangen van de AWZ of de Aminal over het opstellen van een RUP. Uw enthousiasme kennende, stel ik voor dat we samen bekijken in welke mate we hierover een tempoversnelling kunnen doorvoeren.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Ik dank beide ministers die uitvoerig hebben geantwoord op deze veeleer algemene vragen. Ik ben me ervan bewust dat niet alles tegelijk kan worden opgelost en er geen mirakeloplossingen bestaan.We zitten echter met een urgent probleem. Indien alles blijft zoals het nu is, kan zich binnen een aantal maanden hetzelfde probleem voordoen. Dat kan Vlaanderen zich in elk geval niet permitteren. De bevolking zou dit niet meer aanvaarden.
We zitten dikwijls met heel ingewikkelde procedures. Het is een ingewikkelde uitleg, hoewel minister Van Mechelen er altijd in slaagt een ingewikkelde zaak vrij eenvoudig voor te stellen. Ik heb genoteerd dat de beheerders van bekkens werk zullen maken van een voorstudie die tegelijkertijd dienst zal doen als MER. Zo hoeft nadien geen MER meer te worden opgemaakt om te komen tot een beheersplan. Uiteindelijk zal men ook een RUP moeten opstellen om specifiek voor bevaarbare waterlopen, wat onder de bevoegdheid van minister Stevaert valt, een oplossing te vinden. Dan zal er nog een andere regeling moeten komen voor de onbevaarbare waterlopen, die onder de bevoegdheid vallen van minister Dua.
Als we alleen nog maar die weg zullen bewandelen, zijn we al een aantal jaren verder vooraleer er effectief een oplossing wordt gevonden. In het kader van de urgente noodsituaties die zich kunnen voordoen voor gezinnen en bedrijven, is dat een levensgroot probleem. Ingeval van nood zou men andere maatregelen moeten kunnen nemen. Men vraagt concrete oplossingen aan de burgemeesters van die natte streken. Men vraagt enorme inspanningen van de brandweer, de civiele bescherming en van andere veiligheidsdiensten. Men doet alles wat men kan, maar men verwijst voor een aantal meer structurele oplossingen naar het Vlaams Gewest. Het Vlaams Gewest moet spijtig genoeg nog voor vanalles plannen opmaken, en dat zal nog enkele jaren duren. Dat is de realiteit waarvoor we staan. Men moet ernstig bekijken of men zelfs in het kader van decreten niet kan voorzien in noodartikelen zodat men in geval van nood urgente maatregelen kan nemen.
Ik geef een concreet voorbeeld. Zelfs om een stortplaats te creëren, misschien zelfs om overstromingsgebieden te realiseren, zijn belangrijke wijzigingen op het vlak van de ruimtelijke ordening nodig. Men moet daarvoor plannen maken, eventueel ook een RUP. Dat duurt allemaal zeer lang. Indien we in de loop van de komende maanden met gelijkaardige problemen te maken krijgen, zal het niet de beste dag zijn van de Vlaamse regering als er geen oplossingen zijn.
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen :We moeten elkaar niets wijsmaken. Er is een gezegde dat bij nood iedereen mag dopen. Dat geldt ook in de politiek. Als er dringende problemen zijn, kan altijd iets meer. Het model van samenwerking tussen wat ik het watercomité zou noemen enerzijds en de ruimtelijke ordening anderzijds, is een model van een planmatige aanpak van de problemen.
Vanzelfsprekend hebben we ook een scenario klaar voor wat we dringende noden noemen, waarbij we niet moeten studeren maar oplossen. We hebben dit in het begin van de legislatuur uitvoerig gedaan. Mijn voorganger minister Stevaert heeft een aantal zaken, in zijn dubbele bevoegdheid voor waterlopen en ruimtelijke ordening, een aantal gewestplanwijzigingen opgestart. Ik denk aan de ons allemaal gekende Kallemoeievijver.Via dit soort ad-hocbenaderingen hebben we een aantal problemen opgelost. Het is de bedoeling dit nu ook te doen voor de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Er zijn plekken waar we snel werk van kunnen maken. Dat beschouwen we dan als een voorafname op de voorstudie die per bekken moet worden gemaakt. Het hoofdprincipe is dat we afstappen van het gebricoleer waarbij bepaalde opportuniteiten worden gebruikt of misbruikt om bepaalde dingen naar voren te halen.
Er moet inderdaad een visie komen, maar daar zijn we al mee bezig. Nu moet de puzzel in elkaar geschoven worden. Dit belet niet dat we op korte termijn een aantal acties kunnen doen ten aanzien van de RUP's. Het is een nieuw instrument dat sinds mei 2000 bestaat. Inmiddels heeft de ARP de methodologie onder de knie. Via het Zomerakkoord hebben we een machtiging gekregen om een aantal nieuwe planologen te zoeken - we moeten ze alleen nog vinden - die het kaartmateriaal zullen leveren.
Het zou interessant zijn de nota die is opgesteld door de ARP voor het watercomité toe te voegen aan het verslag, dan weet iedereen hoe het ding zou moeten werken. Ik laat deze nota dan ook als bijlage voegen bij de Handelingen van deze vergadering. U zegt dat we nog een stap sneller zouden moeten gaan, want de mensen begrijpen niet dat er procedures bestaan. Weet dan dat alles wat te maken heeft met het aanduiden van stortplaatsen bij uitstek onderhevig is aan het Nimby-syndroom en aanleiding geeft tot klachten bij de Raad van State. Er zal een decretale basis nodig zijn in de trant van het Deurganckdok om zo'n initiatief mogelijk te maken.
Ik laat het parlementair initiatief natuurlijk vrij.We hebben ondertussen competentie onder de leiding van de voorzitter van deze commissie om zo'n systeem te ontwerpen. Wel moet hier democratisch worden overwogen of we in een aantal gevallen zover willen gaan om procedures uit te vaardigen. Men moet wel weten dat Europa zeer nauw zal toekijken en ons het leven andermaal niet gemakkelijker zal maken.
Mijn voorstel zou zijn om snel aan te duiden wat waar moet gebeuren en dat via de klassieke weg van de ruimtelijke uitvoeringsplannen vandaag in werking te stellen zodat we aan het probleem kunnen remediëren.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, geachte leden, de invalshoek van de heer De Roo is interessant omdat het er één is van een burgemeester. Hij bekijkt het probleem van een totaal andere invalshoek dan wij die het van bovenuit bekijken. Ik deel zijn bekommernis.
In het verleden hebben we al lang nagedacht over deze aangelegenheid, en we moeten die ingewikkelde procedures proberen te verkorten. Het is ook de bekommernis van minister Dua en minister Van Mechelen om op bepaalde momenten eventuele voorafnames te doen. Het probleem is dat we op dat ogenblik op eigendomsrechten stoten en vervolgens op de Raad van State.We rijden ons altijd vast. Dat is een gigantisch probleem waardoor we bijna nooit tot zeer snelle oplossingen kunnen komen. Een goede manier is een opdeling maken tussen de bevaarbare en de onbevaarbare rivieren, en het ene op het gewestniveau oplossen en het andere op het provincieniveau.
Ik vind het een goede suggestie van de heer De Roo om na te gaan wat op het gemeentelijk niveau mogelijk is. Voor specifieke situaties met zeer kleine ingrepen kan op die manier relatief veel soelaas geboden worden. We moeten nagaan welk instrumentarium hiervoor ter beschikking kan worden gesteld aan de burgemeesters.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Ik wil minister Stevaert nog een vraag stellen. Al maanden heb ik een vrij algemene klacht opgevangen dat de afdeling Wegen en Verkeer minder dan vroeger onderhoud doet van grachten omwille van het slibprobleem waar geen oplossing voor is. Er moeten stalen worden genomen van elke kubieke meter slib die men wil vervoeren vooraleer men weet waar naartoe, met alle gevolgen van dien.
Bij elke overstroming moet de gemeente, samen met de brandweer, de slibproblemen oplossen. Dat gebeurt op kosten van de gemeente, maar dit is in feite een verantwoordelijkheid van de administratie Wegen en Verkeer, zeker langs de gewestwegen.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Ik zal straks uitvoeriger ingaan op deze vraag.Van de specie is 80 percent vervuild. We moeten oplossingen proberen te vinden voor dit probleem. Daarbij komen we sowieso terecht in de discussie over de normen. Zonder afstand te nemen van de striktheid van normen, moeten ook de normen op zich eens onder de loep worden genomen. We moeten ook nadenken over aangepaste verwerkingsinstallaties en een correcte spreiding van de specie.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Sauwens werd tot besluit van deze interpellaties een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.
BIJLAGE
Plan van aanpak voor de opmaak van RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie
1. Inleiding
Op vraag van het VIWC secretariaat (Koen De Winne) vond op 12 september 2002 een overleg plaats tussen het VIWC en ARP met het oog op het overlopen van knelpunten voor het opmaken van RUP's voor de verwerking en de berging van bagger- en ruimingsspecie uit zowel bevaarbare als onbevaarbare waterlopen.
Er loopt momenteel een strategisch project "sanering waterbodems" vanuit het kabinet van minister Vera Dua. Daarin wordt een analyse gemaakt van de bestaande toestand en van de noodzakelijke maatregelen om tot waterbodems van een aanvaardbare kwaliteit te komen.
Tegelijkertijd wordt er door de werkgroep baggerspecie van het VIWC gewerkt aan de voorbereiding van een sectoraal uitvoeringsplan in het kader van het afvalstoffendecreet. Hierin worden voornamelijk de milieugebonden aspecten (normenkader, typebestek, hergebruik als secundaire grondstof voor bv. baksteenproductie of als materiaal voor het oprichten van bufferdijken …) opgenomen Wat totnogtoe ontbreekt is de ruimtelijke component van het gegeven.
De ruimtelijke component moet uitspraken doen over de plaatsen die in aanmerking komen om de baggeren ruimingsspecie te bergen, te laguneren en mechanisch te ontwateren. Indien de aanleg van deze installaties niet vergunbaar is volgens de huidige bestemming is hiervoor de opmaak van één of meerdere RUP's noodzakelijk.
In de onderhavige nota geeft ARP een overzicht van de noodzakelijke stappen die moeten ondernomen worden om tot dergelijke RUP's te komen.
2. Voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen vanuit het RSV
In de Gewenste Ruimtelijke Structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (blz. 420-422) worden strikte voorwaarden voor de ontwikkeling van stortplaatsen vastgesteld.
"Storten wordt beschouwd als laatste oplossing indien er geen mogelijkheden inzake recyclage en verbranding aanwezig zijn.
Aangezien de stortactiviteit sterk grondgebonden is, zijn stortplaatsen voornamelijk gesitueerd in het buitengebied.
Locaties voor nieuwe stortplaatsen of uitbreidingen van bestaande stortplaatsen kunnen onderzocht worden in de voor natuur, landbouw en bos belangrijke gebieden op voorwaarde dat :
de reële behoefte voor bijkomende stortcapaciteit aangetoond wordt ;
de schaal van het stortterrein aansluit bij de schaal van het landschap ;
de omvang van het stortterrein voldoende mogelijkheden en garanties biedt met betrekking tot de realisatie van de geplande nabestemming ;
de omvang van het stortterrein de structuur en de functie van de structuurbepalende component niet aantast op gewestelijk niveau ;
het mobiliteitsprofiel van de locatie (bereikbaarheid, ontsluiting, …) afgestemd is op het bereikbaarheidsprofiel van de stortactiviteit (type vervoerswijze, aantal, frequentie, …).
De nabestemming en herinrichting van stortplaatsen moet worden ingeschreven in het vooropgesteld ruimtelijk beleid voor het gebied. Het nabestemmen en herinrichten van stortplaatsen is in dit opzicht een middel of instrument om de ruimte te structureren met als doel de structuurbepalende functies te versterken en een ruimtelijke kwaliteit te realiseren Vergunningen voor stortplaatsen bevatten steeds voorschriften met betrekking tot de uitbating (diepte, vorm, afwerking, fasering, …) in functie van de te realiseren nabestemming en herinrichting.
Afhankelijk van het type stortmateriaal worden volgende opties vooropgesteld :
Monostortplaatsen
Nieuwe monostortplaatsen (waaronder stortplaatsen voor baggerspecie) zijn slechts mogelijk indien er geen andere mogelijkheden worden geboden voor recyclage, hergebruik of verwerking met toepassing van het BATNEEC principe. De vergunningsvoorwaarden naar inrichting toe worden enerzijds bepaald door de aard en risico's van de verontreiniging en anderzijds door de locatie van de stortplaats.
Bij de ontwikkeling van baggerslibstortplaatsen moet worden uitgegaan van volgende principes :
het drastisch en prioritair verminderen van de waterverontreiniging waardoor, conform het niet afwentelingsprincipe, een ecologisch beheer van de rivier met natuurlijke slibafzetting mogelijk wordt ;
het niet afwentelen van de huidige slibproblematiek buiten het betrokken ruimtelijk systeem, zoals buiten de riviervallei ;
het vooraf beoordelen van de ruimtelijke draagkracht binnen het betrokken ruimtelijk systeem voor die gebieden die in aanmerking komen in het kader van de slibproblematiek ; hierbij wordt aldus rekening gehouden met de ruimtelijke verenigbaarheid met de aangrenzende functies en activiteiten (goed nabuurschap) ;
het aanvaarden dat iedere ruimte een kwaliteit wordt toegekend die bij de beoordeling in rekening wordt gebracht waaronder ruimtelijk-ecologische kwaliteit, potenties voor buffering."
3. Voorbereidende en onderbouwde studies vanuit de waterbeheerders noodzakelijk
Vanuit ARP wordt gepleit voor een planmatige aanpak per bekken (deelbekken) vanuit de initiatiefnemers (de verschillende waterbeheerders :AWZ,AMINAL Water, Provincies, Gemeenten en Polders en Wateringen) aangezien zij vragende partij zijn voor locaties voor verwerking en berging en de nodige expertise hebben. In het verleden werden door AWZ voor een aantal bekkens reeds baggerbeleidsplannen opgesteld. Daarin werd aangegeven welke behoefte er was aan ruimte voor de berging (en lagunering) van baggerspecie, welke locaties voorhanden waren en werden verschillende nieuwe locatie-alternatieven onderling vergeleken. Op basis van die plannen werd reeds, na ruimtelijke afweging, een aantal gewestplanwijzigingen doorgevoerd waardoor een deel van het toen dringend probleem opgelost geraakte. Dit proces is echter stilgevallen, en werden geen nieuwe baggerbeleidsplannen aan ARP voorgelegd, mogelijk omdat de grootste acute nood tijdelijk opgelost is.
Uit de nog op te maken bekkenbeleidsplannen zal op middellange termijn (2006) blijken welke behoefte er nodig is voor berging en verwerking van bagger- en ruimingsspecie. In afwachting daarvan moet op korte termijn toch met een planmatige voorstudie per bekken gewerkt worden. Die planmatige voorstudie en het bekkenbeheersplan moet de kenmerken van een plan-MER bevatten, zodat de RUP's die volgen uit deze voorstudie niet nogmaals de procedure van een plan-MER moeten doorlopen (indien ze opgenomen worden in het uitvoeringsbesluit met vrijstelling van plan-MER). Dat betekent dat :
deze voorstudies worden opgemaakt in overleg met verschillende instanties (o m.AROHM,AMINAL, AWZ en ANRE) ;
er uitgegaan wordt vanuit de voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen en de principes uit het RSV (zie hoger) ;
er een vergelijking wordt gemaakt tussen de behoefte enerzijds en de beschikbare locaties volgens de huidige bestemmingsplannen anderzijds waaruit blijkt dat er bijkomende locaties nodig zijn ;
de verschillende technische alternatieven (berging, lagunering, mechanische ontwatering) en locatie-alternatieven moeten vergeleken worden op niveau van het bekken en ruimtelijk afgewogen worden ;
er een koppeling moet gelegd worden met beschikbare of nog in te richten overstromingsgebieden omdat die preventief kunnen werken door de natuurlijke bezinking van specie buiten de waterlopen ;
andere maatregelen ter preventie van specie in de waterlopen (zelfs buiten de bevoegdheid van de waterbeheerders) mee onderzocht moeten worden.
Op basis van zo'n bekkenbeheersplan / voorstudie / baggerbeleidsplan kan dan vanuit ruimtelijke ordening een RUP opgemaakt worden. De conclusies van die bekkenbeheersplannen / voorstudies / baggerbeleidsplannen zullen de belangrijkste elementen voor de toelichtingsnota (annex motivering) voor de RUP's moeten aanreiken.
4. Opmaak RUP's
a) Taakverdeling in functie van de subsidiariteit
Vooruitlopend op het kerntakendebat wordt in eerste instantie uitgegaan van volgende opdeling volgens het subsidiariteitsprincipe : - RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit bevaarbare waterlopen en de zeehavens : gewestelijke RUP's (ARP) ;
RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit onbevaarbare waterlopen : afhankelijk van de schaal van de bergingslocaties en of de effecten van de ruiming van de waterlopen worden hier provinciale RUP's of gemeentelijke RUP's of BPA's opgemaakt door resp. de provincies (of in afwachting van de goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk structuurplan door ARP) of de gemeenten. Het is momenteel onduidelijk welke RUP's door de provincies en welke door de gemeenten dienen opgemaakt te worden.
b) Inhoud van de RUP's
Ter voorbereiding van deze RUP's dient in elk geval onderzoek te gebeuren over :
Bestemming - lagunering ; - mechanische ontwatering ; - tijdelijke berging ; - definitieve berging ; - … - Inrichting met inbegrip van - (visuele) buffering naar de omgeving toe ; - nabestemming.
- Beheer met inbegrip van - instrumenten zoals onteigening, recht van voorkoop ; - fasering van het gebruik van het betrokken gebied voor de verwerking / berging van de specie.
c) RUP's voor dringende noden In principe kan geen RUP opgemaakt worden voor individuele stort- of laguneringslocaties zonder planmatige aanpak. Rekening houdend met de noodzakelijke termijn voor de procedure van een RUP (grofweg 1 jaar) en de voorbereiding (opmaak voorstudie of baggerbeleidsplan en het informeel overleg met alle betrokkenen) kan voor een beperkt aantal acute problemen een afzonderlijk RUP opgesteld worden op voorwaarde dat de initiatiefnemers ook hiervoor een omstandige motivering en vergelijking van de verschillende (technische en locatie) alternatieven aanleveren.
5. Conclusies
- Een planmatige gebiedsgerichte aanpak is noodzakelijk : daartoe moeten de initiatiefnemers
baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opmaken.
-In het kader van de subsidiariteit worden, vooruitlopend op het kerntakendebat, door ARP gewestelijke RUP's uitgewerkt voor verwerking en berging van baggerspecie uit bevaarbare waterlopen en zeehavens, terwijl de RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie uit onbevaarbare waterlopen door de provincies en/of gemeenten worden uitgewerkt.
- Eens die baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opgemaakt zijn kunnen ARP, de provincies en/of de gemeenten de RUP's opstellen waarin de elementen uit de baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies alsmede een ruimtelijke afweging in de toelichtingsnota worden verwerkt. Die RUP's dienen in ieder geval uitspraken te doen over de bestemming, de inrichting en het beheer van de gebieden.
----------------------------------------
Interpellatie van de heer Johan De Roo aan mevrouw Vera Dua
Antwoorden op aanvullende vragen
Welke Oost-Vlaamse gemeenten hebben zich ingeschreven voor het DULO-waterplan binnen de nieuwe milieuconvenant? Welke kredieten zullen hiervoor ter beschikking worden gesteld?
De inspanning voor DuLo-waterplannen die via de samenwerkingsovereenkomst van de gemeenten gevraagd wordt is afhankelijk van het niveau waarop de gemeenten zich in de samenwerkingsovereenkomst verbinden.
Enkel als de gemeente de samenwerkingsovereenkomst 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling' op niveau 2 heeft ondertekend én daarbij de cluster water aangeduid heeft, is er een volledig DuLo-waterplan vereist.Voor Oost-Vlaanderen geldt dat enkel voor de gemeenten Evergem en Nazareth.
Op niveau 1 dienen enkel de twee eerste stappen (projectorganisatie en doelstellingen nota) van de code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid uitgevoerd te worden. Dit geldt voor Oost-Vlaanderen voor de gemeenten : Aalter, Assenede, Berlare, Bever, Brakel, Buggenhout, De Pinte, Deinze, Dendermonde, Destelbergen, Eeklo, Gavere, Gent, Geraardsbergen, Kluisbergen, Kruibeke, Laarne, Lebbeke, Lovendegem, Maldegem, Merelbeke, Nevele, Ninove, Oosterzele, Oudenaarde, Ronse, Sint-Martens-Latem, Waarschoot,Wachtebeke,Wetteren,Wichelen,Wortegem-Petegem, Zingem, Zomergem, Zottegem, Zulte.
Een DuLo-waterplan wordt niet per gemeente maar per deelbekken opgemaakt. Een deelbekken bestaat uit een verzameling VHA-zones. (VHA : Vlaamse Hydrografische Atlas). Het subsidiebedrag wordt berekend per VHA-zone waarna de som gemaakt wordt van de verschillende VHA-zones die deel uitmaken
van het deelbekken.
Het totale subsidiebedrag per VHA-zone = 12.500 euro x (watcoëfficiënt. + opp/inwonercoëfficiënt.)
De Watcoëfficiënt is afhankelijk van het aantal kilometer waterloop van 2de en 3de categorie. De Oppervlakte/ inwonercoëfficiënt hangt af van de oppervlakte van de VHA-zone en het aantal inwoners.
Dit subsidiebedrag heeft betrekking op de totale VHA-zone. Een opdeling moet dan nog gemaakt worden naar gemeenten en naar provincie(s).
Indien meerdere VHA-zones een deelbekken vormen, dan worden de subsidies samengeteld.Voor de uitvoering van niveau 1 kan men 25% bekomen en voor de uitvoering van niveau 2 de overige 75%. Met het oog op een beter waterbeheer is het vooral belangrijk dat de gemeente kan genieten van een belangrijke
subsidie voor de uitvoering van de maatregelen voorzien in het DuLo-waterplan. (Verdere details in verband met de berekeningswijze zijn beschreven op p. 73 van de Contracttekst van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Vlaams Gewest en gemeenten).
De provincie Oost-Vlaanderen heeft extra geld voorzien voor de opmaak van de DuLo-waterplannen. Het ligt in de bedoeling om mits goedkeuring van de provincieraad per deelbekken 25000 euro te voorzien om op die manier de opmaak van de DuLo-waterplannen te stimuleren.Voor de volledigheid wordt hier de
stand van zaken (januari 2003) weergegeven voor de deelbekkenwerking in Oost-Vlaanderen :
1. Reeds opgestarte of binnenkort op te starten deelbekkenwerkingen in Oost-Vlaanderen : opmaak DULO-waterplan (inclusief actieplan) tegen eind 2004
Deelbekken | Betrokken gemeentebesturen | Stand van zaken | Volgende stappen |
Krekenland (bekken Gentse Kanalen) | Assenede, Kaprijke, Zelzate, Sint- Laureins | Startnota door alle partners goedgekeurd, bestek opgemaakt | Gunning in maart 2003 |
Land van Waas (bekken Beneden-Schelde) | Beveren, Sint-Gillis- Waas, Stekene, Sint- Niklaas | Startnota door alle partners goedgekeurd, bestek opgemaakt; | Gunning in maart 2003 |
Moervaart (bekken Gentse Kanalen) | Gent, Zelzate, Wachtebeke, Lochristi, Moerbeke, Lokeren, Stekene, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Waasmunster | Startnota klaar, bestek besproken | Start opmaak kan pas in maart 2004 |
Durme (bekken Beneden-Schelde) | Lochristi, Lokeren, Zele, Waasmunster, Hamme, Temse, Dendermonde, Evergem, Destelbergen en Berlare | Eerste verkennend gesprek gevoerd; alsook een overleg met alle betrokken gemeenten | Startnota opstellen; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
Naam nog te kiezen (bekken Leie) | Gent, Sint-Martens- Latem, De Pinte, Deinze, Nazareth, Kruishoutem, Zulte, Wortegem-Petegem en een aantal West- Vlaamse gemeenten | Eerste verkennend gesprek gevoerd | Startnota opstellen; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
Scheldeland (bekken Boven-Schelde) | Destelbergen, Laarne, Lochristi, Berlare, Wetteren, Wichelen, Zele, Dendermonde | Ontwerp startnota klaar | Startnota bijwerken; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
Naam nog te kiezen (Bekken Gentse Kanalen) | Evergem, Gent, Eeklo, Assenede, Waarschoot, Kaprijke, Zomergem, Knesselare, Lovendegem, Nevele | - overleg met alle partners; opmaak startnota; start opmaak plan kan pas in maart 2004 | |
Naam nog te kiezen (bekken Boven-Schelde) | Zingem, Nazareth, Gavere, De Pinte, Merelbeke, Gent, Zwalm, Kruishoutem, Wortegem-Petegem, Oudenaarde, Zottegem en Oosterzele | Overleg met alle partners; opmaak startnota; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
2. Voor alle andere deelbekkens zal door de provincie (i.s.m. alle partners) een doelstellingennota worden opgemaakt tegen eind 2004.Voor de twee Molenbeken in Geraardsbergen (waterlopen nr. 5195 en 5.160) is reeds een aanvang genomen voor de opmaak van een doelstellingennota.
Kan de minister een stand van zaken geven in verband met het eventueel aanleggen van een bijkomend overstromingsgebied in Maldegem-Kleit? Maatregelen zijn in elk geval noodzakelijk naar aanleiding van de aanhoudende wateroverlast.Waar zal dit gebied komen? Zal het bestaande bufferbekken vergroot worden?
Als antwoord op deze vraag kan grotendeels verwezen worden naar de vergadering die op 7 november 2002 doorging bij de gemeente Maldegem en waar naast een aantal vertegenwoordigers van de gemeente Maldegem (waaronder de burgemeester, de heer Johan De Roo), ook de PTD Oost-Vlaanderen en de afdelingen
Land en Water van Aminal aanwezig waren.
op de vermelde vergadering werd afgesproken dat de gemeente zou starten met de eerste verkennende gesprekken voor de grondverwerving, gevolgd door de effectieve verwerving. Het ruilverkavelingscomité Maldegem zou, bijgestaan door de VLM, een ontwerper aanduiden. Het ruilverkavelingscomité komt op
vrijdag 24 januari samen om de aanstelling van een ontwerper verder te bespreken. Het is de bedoeling het ontwerp nog in het voorjaar te kunnen opstarten.
na een studie door de VLM kwam naar voor dat de meest voor de hand liggende oplossing enerzijds bestaat uit het verdubbelen van het bergend vermogen van het bestaande wachtbekken op de Ede en anderzijds het aanleggen van een bijkomend wachtbekken nabij de weg Onderdijke.
-----------------------------------------------