Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 16/01/2003
Verenigde Commissies voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, en voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 16/01/2003
Interpellatie van de heer Johan De Roo tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over maatregelen om de wateroverlast aan te pakken, specifiek in de omgeving van Gent
Interpellatie van de heer Wilfried Aers tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de recente wateroverlast in het Gentse
Interpellatie van mevrouw Isabel Vertriest tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, en tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de waterbeheersingsproblematiek in het Leiebekken
Vraag om uitleg van mevrouw Isabel Vertriest tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de Zeescheldearm te Gentbrugge
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer De Roo tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over maatregelen om de wateroverlast aan te pakken, specifiek in de omgeving van Gent, van de heer Aers tot minister Stevaert, over de recente wateroverlast in het Gentse, van mevrouw Vertriest tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, en tot minister Stevaert, over de waterbeheersingsproblematiek in het Leiebekken, met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van mevrouw Vertriest tot minister Stevaert, over de Zeescheldearm te Gentbrugge.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mevrouw de voorzitter, uit respect voor de collega's en de ministers, zal ik me beperken tot mijn concrete vragen over de wateroverlast in de omgeving van Gent.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken bij het afbakenen van risicogebieden in de provincie Oost-Vlaanderen? In welke maatregelen voorziet het ontwerp van decreet over integraal waterbeleid voor de provincie? Ik hoop dat u meer zult antwoorden dan dat ze tot de algemene regeling zullen behoren.Welke Oost-Vlaamse gemeenten zijn ingeschreven voor het DULO-waterplan in de nieuwe milieuconvenant? Welke kredieten zullen hiervoor ter beschikking worden gesteld?
Strenge milieunormen bemoeilijken het hergebruik van baggerspecie. Er is een nijpend gebrek aan stortplaatsen voor baggerslib. In het Gentse zijn er twee en die kunnen het slib uit de Ringvaart opbergen. Door acties van tegenstanders vallen de baggerwerken echter dikwijls stil.Wat is uw mening hierover? Wordt in bijkomende bergingsmogelijkheden voor baggerspecie voorzien in Oost-Vlaanderen? Welke bepalingen zijn opgenomen in het sectoraal uitvoeringsplan baggerslib?
Werd reeds overleg gepleegd met de getroffen Oost-Vlaamse gemeenten? Op initiatief van de eerste minister en de gouverneur van Oost-Vlaanderen vond een overlegvergadering plaats. Heeft ook de Vlaamse regering overleg gepleegd met de Oost-Vlaamse gemeenten? Zo ja, wat is de stand van zaken inzake dit overleg?
Welke afspraken werden en worden gemaakt met Frankrijk over de Leie? Kunt u een stand van zaken geven inzake een eventueel bijkomend overstromingsgebied in Maldegem-Kleit? U werd hierover begin vorig jaar al geïnterpelleerd. Het antwoord luidde dat de studie in april 2002 klaar zou zijn. In elk geval zijn maatregelen noodzakelijk tegen de aanhoudende wateroverlast.Waar zal dat gebied komen? Zal het bestaand bufferbekken worden vergroot? Ik weet dat hierover contact werd opgenomen met de Vlaamse Landmaatschappij.
Kunt u een overzicht geven van de uitgevoerde baggerwerken in de provincie Oost-Vlaanderen?
Ik denk met name aan de Ringvaart, de Bovenschelde, de Leie, het Schipdonkkanaal en het kanaal Gent-Terneuzen. Ik ken de situatie het best van het afleidingskanaal van de Leie, met name het Schipdonkkanaal. Dat werd vele tientallen jaren geleden gegraven, met als hoofdreden de vrijwaring van de wateroverlast van de Gentse regio. Ik vraag me af hoe lang het is geleden dat er nog werd gebaggerd. Of zal dat misschien nooit meer gebeuren? Niet meer baggeren zal grote gevolgen hebben voor het waterpeil en voor de Gentse regio.
De afwateringscapaciteit in Terneuzen is te gering gebleken. Diverse mogelijkheden dienen zich aan. De bouw van een bijkomende zeesluis zou de afwateringscapaciteit zeker verhogen. Deze vraag heeft natuurlijk ook een economisch belang. Het is logisch dat Gent de vraag opnieuw stelt. De eerste vraag dateert trouwens van het begin van de jaren tachtig. Ook ik laat geen enkele gelegenheid onbenut om de vraag opnieuw te stellen. Er wordt ook gedacht aan de bouw van een stuw die in alle omstandigheden de afvoer van het overtollige water kan garanderen. Voor de bouw van een stuw zou wellicht een grote oppervlakte worden ingenomen, maar die mag de bouw van een sluis natuurlijk niet hypothekeren. Zal worden ingegaan op de vraag van de stad Gent voor de bouw van een bijkomende sluis en een stuw?
In welke kredieten wordt jaarlijks voorzien voor het onderhoud van grachten langs de Oost-Vlaamse gewestwegen? Zijn ze toereikend? Wat moet gebeuren met het geruimde slib uit die grachten? Hoe verloopt de berging in Oost-Vlaanderen? Heeft het Vlaams Gewest een evaluatie gemaakt van de reeds geplande maatregelen naar aanleiding van de wateroverlast in 1999?
De voorzitter : De heer Aers heeft het woord.
De heer Wilfried Aers : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, bij wijze van inleiding keer ik even terug in de tijd. Bij de jaarovergang van 1993 naar 1994 en in februari 1995 kreeg het Gentse af te rekenen met overstromingen. Vooral Sint-Martens-Latem werd toen getroffen. Een directeur-ingenieur van de afdeling Bovenschelde van de administratie Waterwegen en Zeewezen verklaarde op 21 oktober 1995 in De Gentenaar : 'Deze situatie zal zich voortaan om de vijf jaar herhalen.'
In februari 1996 stelde ik hierover een schriftelijke vraag aan de bevoegde minister. Ik vroeg welke maatregelen zouden worden genomen om nieuwe rampen te voorkomen. De minister antwoordde dat in die gemeenten overstromingen niet te vermijden zijn. Het waterpeil zou lager worden gehouden omdat bijkomende afvoermogelijkheden zouden worden gecreëerd via de Ringvaart te Gent en de nieuwe sluis in Evergem. Die sluis werd eind 1993 operationeel. In het strategisch plan voor de waterwegen zouden een aantal maatregelen worden voorgesteld om de waterafvoer naar de zee via het afleidingskanaal van de Leie nog te vergroten.
Voor de woningen die in de winterbedding van de Leie werden gebouwd op een lager niveau dan de waterhoogte die reeds herhaalde malen werd overschreden, stelde de toenmalige minister herinrichtingen van de tuinen voor, bijvoorbeeld door de aanleg van bermen rond de woningen. Het onder water lopen van diverse woningen langs de Leie zou in de eerste plaats te wijten zijn aan een technische fout in het concept van de woningen. Dit was in 1996 de uitleg waarmee de slachtoffers van de watersnood het moesten doen.
We zijn nu zeven jaar later, en opnieuw werd de streek rond Gent heel zwaar getroffen door wateroverlast. Vooral de inwoners van Sint-Martens-Latem, Afsnee, Sint-Denijs-Westrem en Drongen hadden het heel zwaar te verduren.Van alle mooie plannen is weinig in huis gekomen. Mijnheer de minister, is het daarom dat u zich zo bescheiden op de achtergrond hebt gehouden en eigenlijk een beetje minister Dua naar voren hebt geschoven? We zijn dit van u niet gewoon.
In Sint-Denijs-Westrem zijn er inderdaad twee prinsen komen wandelen, die slecht met elkaar hadden afgesproken, maar ook daar hadden de mensen eigenlijk geen boodschap aan. De laatste grap in de streek is nu dat men de Beukenlaan van Sint-Denijs-Westrem wil herdopen tot Prinsenlaan. Ik ben geen specialist terzake, maar ik ben in de getroffen gebieden wel met de mensen gaan praten. Ik wil me dus wel beperken tot mijn eigen streek. Op korte termijn zou voor dit gebied het volgende moeten gebeuren.
In Drongen was de aanleg van een binnendijk beloofd. Voor zover ik weet, is er tot op heden niets gedaan. Er moet dringend worden voorzien in het regelmatig uitbaggeren van de Schelde, de Leie en de Ringvaart. Op sommige plaatsen in de streek van Gent is de Schelde immers een moddervlakte. Het overleg met de buurlanden moet in de toekomst vlotter gebeuren. Ik denk hier bijvoorbeeld aan het afwateren via de sluis van Terneuzen.
We hadden te maken met een door het water verzadigde bodem, zware regenval en hoge waterstanden van de waterlopen. Dergelijke overstromingen zullen niet kunnen worden opgelost door maatregelen die het infiltreren van water in de bodem bevorderen. Een verhoging van de dijken dringt zich dus op. Een aantal plannen zijn klaar, maar wachten reeds te lang op een goedkeuring van het Vlaams Gewest. Ik geef als voorbeeld Sint-Martens-Latem, waar dringend een overstromingsgebied moet komen om de wijk Hooglatem te beveiligen.
In de streek rond Gent is het Rampenfonds berucht. Er wordt gezegd dat het een ramp op zichzelf is. Zo hebben enkele getroffen inwoners van Sint-Denijs-Westrem nog maar onlangs de vergoeding ontvangen voor de schade van een overstroming van 3 jaar geleden. Men zegt dat het nu allemaal veel beter zal gaan. Met het oog op de verkiezingen zal dat waarschijnlijk ook wel zo zijn. Het Rampenfonds is nog altijd een bevoegdheid van de federale regering. Zou een Vlaams rampenfonds niet zinvol zijn?
De uitspraak van minister Stevaert 'geen solidariteit met wie illegaal gebouwd heeft' werd hem zeer kwalijk genomen in het rampengebied. Die uitspraak is voor veel mensen niet gemakkelijk in deze moeilijke periode. Het ondermijnt eigenlijk de draagkracht van de getroffen bevolking. In het Gentse betrof het volledig vergunde verkavelingen. Heeft de overheid dan niet een zware verantwoordelijkheid in deze? Ik zou trouwens graag vernemen welk percentage van de getroffen eigendommen illegaal zijn gebouwd. Wie is waarvoor bevoegd? Dit moet ook duidelijk worden vastgelegd.
Op lange termijn stellen ingenieurs dat de beste oplossing voor het Gentse erin bestaat het Schipdonkkanaal, dat het water van de Leie afvoert naar de zee, te verbreden. Deze verbreding is reeds dertig jaar gepland en de gewestplannen laten het toe. Wanneer zal de overheid eindelijk beslissen dit werk uit te voeren? Ook de nieuwe sluis in Terneuzen is voor Gent zeer belangrijk, maar ook hier blijft het tot op heden bij plannen.
- De heer Jacques Timmermans treedt als voorzitter op.
Mijnheer de minister, er zal in elk geval veel geld op tafel moeten komen om overstromingen te voorkomen. Ik las dat het Waals Gewest onmiddellijk 3 miljoen euro heeft vrijgemaakt om snel werken uit te voeren in de getroffen gemeenten. Ik denk dat Vlaanderen best dit voorbeeld zou volgen.
De voorzitter : Mevrouw Vertriest heeft het woord.
Mevrouw Isabel Vertriest :Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, ik wil het nu vooral hebben over het Leiebekken. Ik wil duidelijk maken dat ik in mijn interpellatie vooral geprobeerd heb om te kijken naar de toevoer. Ik heb de indruk dat de meesten van mijn collega's het vooral hebben over de vraag hoe we het water zo snel mogelijk kunnen wegkrijgen. Mijns inziens is de essentie van integraal waterbeheer echter juist om te proberen ervoor te zorgen het water zo lang mogelijk ter plaatse te houden zodat het niet onmiddellijk in de Leie komt, maar wel in die bovengebieden blijft.
Voor het Leie- en Scheldebekken is dat enorm belangrijk omdat men aan de andere kant in dat bekken ook met verdroging te maken krijgt. Ik kan u zo een aantal limonadefabrieken aanduiden die nu al kampen met een gebrek aan bronwater dat ze altijd al gebruikt hebben. Daarom ook heb ik mijn interpellatie dus opgebouwd vertrekkend van de bron, waarna ik dan verder naar beneden ga.
De Leie heeft eigenlijk een vrij smal winterbed. Vooral tot Kortrijk is de vallei bijzonder smal. Daardoor stijgt het wassende water bij hevige regenval sneller dan in de Bovenschelde. Het is in die zin niet toevallig dat we deze keer vooral in het Leie- en het Denderbekken problemen hebben gehad. Daarom is het ook belangrijk om het water zo veel mogelijk op te houden in beken en grachten. Vanaf Deinze vertraagt de stroom en waaiert de vallei breed open. Daar zijn de problemen deze keer ook begonnen.
Een eerste vraag die ik wil stellen, is de volgende.
Tijdens de overstromingen deden heel wat geruchten de ronde dat de bevoegde diensten - vooral AWZ - blijkbaar toch wel verrast zouden zijn geweest over de omvang van het probleem van het wassende water dat aankwam. Ik had de indruk in de pers dat er wel voldoende informatie was vanuit Frankrijk. Mijn vraag is nu of dit inderdaad zo was. In Gent doet immers het gerucht de ronde dat AWZ niet op tijd was. Daarom wil ik weten of de mensen al dan niet op tijd verwittigd waren.
Dan is er een tweede punt, dat trouwens een van de grote redenen is waarom ik vorige week zo kwaad was. In Deinze is er een groot overstromingsgebied van ongeveer 3 vierkante kilometer, maar blijkbaar is dat niet gebruikt. Dat gebied wordt traditioneel opgedeeld in twee stukken met een dijk met zandzakjes van een halve meter. Er zou zijn beslist om de dijk op te hogen zodat de Oude Leie en dat overstromingsgebied droog gebleven zijn en zodat op die manier de grote massa van het water doorgestuwd is naar beneden, dus richting Gent. Dat zou er mede de oorzaak van zijn dat Sint-Martens-Latem, Drongen en Afsnee onder water zijn gelopen.
Ik vind dat niet onbelangrijk. Ik wil wel weten hoe het komt dat die beslissing werd genomen om die dijk toch te verhogen, waardoor dat groot gebied droog is gebleven, en waardoor de overstromingen zich gesitueerd hebben tussen Astene en Gent. Ook daar doet het gerucht de ronde dat AWZ zou hebben gezegd om het te verhogen, zodat het gebied waar een manege staat - de River Ranch, die blijkbaar hoog genoeg staat om niet onder te lopen - en waar twee huizen staan, gevrijwaard zou zijn. Daartegenover zouden 435 huizen wel overstroomd zijn. Ik denk dat dit wel een verklaring vraagt.
Mijn vraag is dus of men alle mogelijkheden heeft gebruikt om die overstromingen te voorkomen of minder erg te maken.Welke overwegingen werden gemaakt om ter hoogte van Astene die dam toch nog te verhogen boven de gebruikelijke halve meter hoogte, die dus gebruikt wordt om die twee overstromingsgebieden te scheiden?
Een derde punt is dat we in Gent ook de Bourgoyen-Ossemeersen hebben, een natuurgebied dat ook vroeger reeds meermaals werd gebruikt om overtollig water op te vangen, maar nu niet werd gebruikt. Wie beslist er uiteindelijk over om die gebieden al dan niet te gebruiken op een moment dat er wateroverlast is? Hoe komt het dat het deze keer niet gebruikt is?
Een volgende vraag gaat over de onteigeningen. Tijdens de overstromingen hoorden we verschillende mensen vragen om onteigend te worden. Andere mensen stellen echter dat ze daar absoluut willen blijven wonen. Dat zorgt natuurlijk voor een immens probleem, want het heeft geen zin om drie mensen te onteigenen en twee mensen daar dan te laten blijven wonen. Dan blijft men met hetzelfde probleem zitten. In hoeverre wordt er bij onteigeningen voorrang gegeven aan bepaalde plaatsen? Welke prioriteiten zal de overheid daarin leggen? Het heeft geen zin om maar een gedeelte te onteigenen, dat moet gebeuren voor het volledige overstromingsgebied.
Dan komen we stroomafwaarts in Hoog-Latem. Ik heb daar naar aanleiding van een interpellatie over de afbakening grootstedelijk gebied al een vraag over gesteld. Kunnen we Hoog-Latem blijven behouden als woonuitbreidingsgebied? Ik denk van niet. De watertoets moet dringend verplicht worden gemaakt.
In Sint-Denijs doet zich hetzelfde probleem voor. Het zijn gemeenten gelegen in de brede Leievallei. Deze vallei vraagt meer dan ooit een geïntegreerde aanpak. Er kan worden nagegaan waar het best ruimte voor water wordt geschapen. Waarom wordt de beschikbare ruimte onvoldoende gebruikt bij wateroverlast?
Er waren plannen voor de Assels om een winterbekken aan te leggen rond de Oude Leie. Dat is in 1999 na de overstromingen beloofd. Tot nu toe is dat niet gebeurd. De AWZ zou daar tegen zijn. Klopt dat? Wat zijn de bewaren van de AWZ?
- Mevrouw Wivina Demeester-De Meyer treedt opnieuw als voorzitter op.
Een ander probleem typisch voor de Leie is dat de overheid niet aan alle oevers kan. Dergelijke situatie is onhoudbaar. De bewoners vragen bescherming, maar de overheid, brandweer en civiele bescherming kunnen hun taken onvoldoende doen.
Minister Steve Stevaert : Eigendom is heilig in dit land.
Mevrouw Isabel Vertriest : Heilig tot het water aan de lippen staat of vooral tot het aan de lippen van de buren staat. Moeten niet alle oevers van rivieren zoals de Dender en Leie betreedbaar zijn voor de overheid? Hoe kan anders worden opgetreden? Hoe zal de Vlaamse regering dit op korte termijn oplossen?
Ten slotte blijken er ook klachten over de watering van de Assels. In plaats van de grachten te herwaarderen, worden ze overwelfd. Er is dringend nood aan een geïntegreerde aanpak en aan een dienst Waterschappen in plaats dat elke baronie op zijn eigen terreintje bezig is.
De voorzitter : Kunt u uw vraag om uitleg daaraan koppelen?
Mevrouw Isabel Vertriest : Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, ik heb vorig jaar al een vraag om uitleg gesteld over de Zeescheldearm in Gentbrugge. Die getijdearm heeft een belangrijke kombergingsfunctie. Dat is nodig bij wateroverlast.
In zijn antwoord stelde minister Stevaert : 'Buiten het kombergend vermogen, heeft dit riviervak thans nog twee bijkomende functies. Ten eerste is er de afvoer van waswaters uit de Gentse regio bij hoge bovendebieten op de Leie en Schelde'. Het ging nu net om dergelijke overstroming.Wanneer zal het kombergend vermogen van deze Zeescheldearm worden hersteld? De combinatie van de 210 hectare Bourgoyen-Ossemeersen, de meer dan 300 hectare in Deinze en de 2 miljoen kubieke meter komberging in Gentbrugge die niet worden gebruikt, zou een heel ander plaatje kunnen opleveren en zou voor veel minder overstromingen in Gent hebben gezorgd.
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mevrouw de voorzitter, dames en heren, we hebben daarnet al voldoende geduid waar en hoe het bijzonder financieringsfonds tot stand zal komen. Het spreekt voor zich dat als het operationeel is, we niet lichtzinnig met de aankooppolitiek mogen omgaan. Het moet gebaseerd zijn op het studiewerk van beide bevoegde ministers inzake de fysische, hydraulische en hydrologische kenmerken van het watersysteem. Op basis van die kaarten kunnen dan conclusies worden getrokken.
Als in een bepaald gebied het water onmogelijk kan worden weggepompt, dan moet de knoop worden doorgehakt en gebouwen aangekocht of onteigend. Inzake de concrete situatie in Sint-Denijs-Westrem kan ik me moeilijk inbeelden dat er een maatschappelijk draagvlak is om de hele wijk te onteigenen.
U stelde nog een vraag over Hoog-Latem.Volgens het gewestplan is dit bestemd als woonuitbreidingsgebied. Er is nogal wat gediscussieerd in de werkgroep 'afbakeningsproces van het stedelijk gebied Gent'. Iedereen kwam tot dezelfde conclusie : Hoog-Latem had nooit gebouwd mogen worden. Vooral de delen beneden de 7,5 meter hoogtelijn zijn bebouwd, terwijl de hoger gelegen delen braak liggen. Het is logisch dat het water naar het bebouwd gebied stroomt. Gedane zaken nemen echter geen keer.
In het gebied lopen twee beken : de Hoog-Latembeek en de Nazarethbeek. Zowel het deel stroomopwaarts als het deel stroomafwaarts van het bebouwde deel hebben de bestemming agrarisch gebied. Binnen het afbakeningsproces werd dan ook tussen de verschillende instanties overeengekomen dat de beste oplossing is om zowel stroomop- als stroomafwaarts van het huidig bebouwde deel een dijk aan te leggen, dwars op de valleien tot een hoogte van ongeveer 7,5 meter. Beide delen zullen dan worden ingekleurd als randstedelijk groen- én overstromingsgebied. Via het RUP worden de voorwaarden gecreëerd om een bouwvergunning te kunnen afleveren voor de dijken. Het onbebouwde gebied ligt boven de 7,5 meter hoogtelijn. Harde randvoorwaarden ter beveiliging van de bestaande bebouwde delen en het beperken van de nieuwe bebouwing boven de hoogtelijn van 7,5 meter zullen in de stedenbouwkundige voorschriften worden verankerd.
De voorzitter : De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Mijnheer de minister, ik heb nog een vraag over de prefinanciering. Dienaangaande heeft de minister gezegd dat de directeur-generaal van Financiën op zijn administratie daaromtrent een initiatief aan het voorbereiden is.
Het gaat op zich om een lovenswaardig initiatief, maar toch heb bedenkingen bij het feit dat u de gemeenten voor alles en nog wat blijft inschakelen. Het pact dat eerder afgesloten was tussen de Vlaamse regering en de gemeenten, wordt nu systematisch van de kaart geveegd. Ik heb er een fundamenteel probleem mee dat de Vlaamse en federale overheden de gemeenten voortdurend blijft beschouwen als een verleng- of uitvoerarmpje.
U mag niet blijven geloven dat de gemeenten alles aankunnen op dat gebied.Vooral kleinere gemeenten kunnen die problemen niet altijd zelf aan.Als de federale overheid haar dossiers niet tijdig rond krijgt en niet tijdig kan betalen, dan is dit eigenlijk toegeven dat het zogenaamde beter bestuurlijk beleid dat we van deze regering mochten verwachten, niet werkt.
Ik herhaal nogmaals dat ik het initiatief op zich lovenswaardig vind, maar wat moet een gemeente doen als er nog erkenningen als ramp in behandeling zijn? Ik denk aan mensen die na 2 jaar nog steeds geen frank hebben gezien. Hoe kan een lokale entiteit, een gemeente of een burgemeester dat verantwoorden aan de mensen in het licht van het gelijkheidsprincipe? De overheid creëert daardoor bij de bevolking voortdurend valse verwachtingen.
Wat wordt eigenlijk verwacht van de gemeenten? Verwacht de overheid dat de gemeenten een bepaald percentage prefinancieren? Indien dit inderdaad het geval is, dan zullen de gemeenten zelf de schade moeten ramen. Beschikken de gemeenten daartoe wel over de nodige experts? Of zal daarvoor toch een beroep worden gedaan op de federale inspecteurs? Moeten de gemeenten als prefinanciering een gelijk bedrag uitkeren aan de mensen, hoewel de schade van geval tot geval sterk kan variëren?
Ik heb het er bijzonder moeilijk mee dat de regering met zo'n eenzijdig verhaal komt aanzetten. Het Rampenfonds en de snelle uitbetaling vormen eigenlijk de procedure aan het einde van de keten van maatregelen die we als overheid willen treffen. Dit gebeurt dus pas als alle schade geleden is en als alle hulpmiddelen ingezet zijn door de gemeente, de brandweerkorpsen, enzovoort.
Er moet meer aandacht gaan naar preventie. Ik verwijs naar de overstromingsgebieden, de wachtbekkens, het optrekken van kaaimuren, het baggeren, enzovoort. De Vlaamse overheid moet haar aandacht in de eerste plaats op die zaken richten.
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen :We zijn hier sinds vorige week aan het praten over wat Vlaanderen structureel heeft gedaan en doet om een historisch gegroeid probleem op te lossen.
Er is inderdaad een financieel probleem. In dat kader is de federale overheid via het Rampenfonds ten volle bevoegd voor de uitbetaling van de geleden schade.
Ik meen begrepen te hebben dat de burgemeesters de prefinanciering een heel goed voorstel vonden. Zij voegden daar evenwel aan toe dat zij daardoor een aantal projecten moesten uitstellen in hun begroting omdat die financieel niet langer draagbaar waren. Die prefinanciering door het Vlaams Gewest - die ons 3,7 miljoen euro extra kost - moet gezien worden als een vorm van solidariteit. Ik denk dat het parlement dit zal goedkeuren. Immers, via een doodsimpel systeem van een kredietlijn die we aanbieden, geven we u een prefinanciering. Als u nu op het Vlaams Gewest gaat schieten omdat die prefinanciering geboden wordt, dan is dat toch de zaak op zijn kop zetten. Niemand zal u tegenhouden om die interpellatie op federaal niveau te houden. Het enige wat de Vlaamse regering wil doen, is de gemeenten helpen.
De voorzitter : De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Ik heb duidelijk gezegd dat ik de prefinanciering in wezen een geloofwaardig een lovenswaardig initiatief vind.Toch is het de overheid die zelf de zaken op hun kop heeft gezet.
Ik wil echter benadrukken dat niet alle burgemeesters daar achter stonden.Trouwens, niet alle burgemeesters waren uitgenodigd. Ik heb zelfs het sterke vermoeden dat de federale overheid juist die burgemeesters heeft samengeroepen waarmee ze een forum kan creëren om aan te tonen dat de premier de zaken aanpakt. Bepaalde burgemeesters werden niet uitgenodigd!
Minister Steve Stevaert : Het is goed dat de burgemeesters dit kunnen aanpakken. Ik besef evenwel dat dit bijzonder complex is. Daarom is de minister van Binnenlandse Aangelegenheden genoodzaakt om een dergelijk instrument te creëren, zo niet kunnen de burgemeesters dit niet aanpakken. Ik kan aannemen dat dit debat op federaal niveau hard gevoerd wordt, maar hier moeten we streven naar een consensus over die aanpak. Doen we dit niet, dan zouden we vanuit Vlaamse invalshoek onze inwoners en gemeentebesturen wel eens kunnen schaden.
Ik begrijp uw vraag of dit wel een taak kan blijven van de gemeenten. Dit debat moeten we echter hier niet voeren.Wat we nu vooral moeten doen, is ter hulp schieten. De burgemeesters staan immers onder bijzonder grote druk.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Het mag dan nog een afzonderlijke discussie vormen, toch heeft de heer Van der Poorten een belangrijk punt aangehaald. Hij heeft onder meer willen wijzen op het onderscheid dat moet worden gemaakt tussen de oude dossiers die nog niet geregeld zijn en waarvoor nog geen enkele prefinanciering is gebeurd, en de nieuwe dossiers.
Nu hebben we begrepen dat de eerste minister, teneinde een oplossing te krijgen voor de urgente problemen van begin januari, pleit voor een vorm van prefinanciering via de gemeenten. De heer Van der Poorten stelt zich daarbij de vraag wat er dan gaat gebeuren met die burgers die 2 jaar geleden werden getroffen en van wie het dossier nog steeds niet door het Rampenfonds vereffend is. Zal men die in de kou laten staan, terwijl de slachtoffers van een enkele weken geleden wel snel geholpen zullen worden via prefinanciering?
Het probleem is dat het federale Rampenfonds blijkbaar heel traag werkt. De experts komen traag ter plaatse en zeuren over alles en nog wat. Ze komen pas ter plaatse wanneer de mensen reeds de nodige herstellingen hebben uitgevoerd. Er zijn wel voorstellen om dit op Vlaams niveau aan te pakken, maar wettelijk gezien kan dit niet.
De voorzitter : Als ik het goed begrijp, gaat het over de toelating om een kredietlijn te openen voor de recente dossiers, hoewel er nog oude dossiers zijn waarvoor nog steeds geen oplossing werd gevonden. Dit leidt eigenlijk tot een tweespalt tussen de burgers die de vorige keer werden getroffen en de burgers die nu werden getroffen. Dat zou wel eens een groot probleem kunnen vormen.
De heer Mark Van der Poorten : Het is toch denkbaar dat een inwoner 1 miljoen frank schade heeft geleden, terwijl zijn buurman 'slechts' 100.000 frank schade heeft geleden.Wie gaat dat bepalen? De gemeenten? Voor welk bedrag moeten ze prefinancieren? Hoe zal de overheid dit achteraf kunnen recupereren? Laat ons dat allemaal wat diepgaander bekijken. Op de televisie worden er telkens weer op lichtzinnige wijze verwachtingen gewekt.
Minister Steve Stevaert : Ik dring erop aan dat we proberen daar in Vlaanderen een consensus over te bereiken. Een van de mogelijke manieren is dat er snel een ruwe schatting komt, en dat er dan een percentage mag worden afgesproken. De gemeenten kunnen iemand aanstellen om die ruwe schattingen te doen.Veel mensen kunnen het zelfs niet betalen. In Maldegem hebben ze zes maal na elkaar een overstroming gehad. Er is dan wel een ongelijke behandeling van de vroegere gevallen en die van nu, maar we doen dan ten minste al iets voor de nieuwe.
Dat zal natuurlijk weer de verzuring in de hand werken bij de vroegere getroffenen. Die zullen zeggen dat ze 3 jaar op hun geld hebben moeten wachten. Het zal weer op de schouders van de burgemeester komen om uit te leggen waarom de ene voor een deel direct betaald wordt, terwijl de andere 3 jaar heeft moeten wachten. Maar wat minister Van Mechelen voorstelt, is schitterend.
De voorzitter : Deze discussie is niet afgelopen. Als voorzitter en als buitenstaander - vermits ik geen burgemeester ben - kan ik dat stellen. Het systeem is niet helemaal af. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat voorschotten die de gemeenten hebben gegeven, nooit meer worden terugbetaald. Dat stelt ons voor onnoemelijke problemen.Terugvorderingen kunnen de verzuring nog verergeren. Het dossier van de vliegtuigramp in Oostende is hiermee vergelijkbaar. Onder druk van de toenmalige meerderheid heb ik dingen moeten doen, waar nu nog altijd discussie over bestaat. Het ging toen om voorschotten in een heel beperkt aantal gevallen.
Ik suggereer dat er opnieuw een discussie wordt gevoerd in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, samen met de commissie voor Financiën en Begroting, om dit uit te klaren. Het is inderdaad goed dat Vlaanderen iets doet, maar het moet sluitend zijn, zodat na 2 jaar, in 2005, de problemen niet neerkomen op het hoofd van de burgemeesters. Dat zou pas opnieuw verzuring teweegbrengen, en een nieuw politiek probleem opleveren. Het moet dus beter worden uitgebouwd dan het openen van een kredietlijn alleen.
Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, collega's, ik zal een uitgebreide inleiding geven en antwoord geven op de drie interpellaties.
Mijnheer De Roo, u stelde een vraag over het baggeren van het Schipdonkkanaal. Dat kanaal is nooit gebaggerd omdat daar genoeg verval is, zodat het zich bij wijze van spreken zelf baggert. Dat is althans de stelling van de specialisten. De afvoercapaciteit is recentelijk geoptimaliseerd, zij het in lichte mate, door de inschakeling van de oude scheepvaartsluizen op het kanaal te Schipdonk en te Balgerhoeke.
Mevrouw Vertriest, het is van belang, bijvoorbeeld bij komberging, dat bij een uitdieping de nieuw gecreëerde ruimte vaak ten onrechte wordt beschouwd als nieuwe bergingscapaciteit. Dat strookt immers niet met de realiteit. Het betekent niet altijd extra capaciteit, want het vult zich op met water.
Een andere interessante discussie betreft de natuurgebieden. We hebben het altijd over ruimte, maar we moeten het ook over tijd hebben. Als er een druppel water valt in een bos, dan duurt het gemiddeld 50 dagen voor die druppel van het bos naar de rivier geraakt. Als een druppel water op een verhard oppervlak valt, dan is hij binnen de vijf uur op zijn bestemming.Dat betekent dat er te veel water op te korte tijd op eenzelfde plaats samenkomt. Vandaar de problemen van overlast.
Daarom ga ik opnieuw in op de gebeurtenissen tussen 20 december en 3 januari vanuit meteorologische invalshoek. Het najaar van 2002 kan als zeer nat worden beschouwd. Dat had tot gevolg dat de bodem in hoge mate verzadigd was, en dat de grondwatertafel op de meeste plaatsen heel hoog was. Dat heeft zijn belang, want bij regen is het van belang of de periode daarvoor droog of nat was. De capaciteit van de bodem om het water te capteren was eind december 2002 vrij gering, zodat heel veel water oppervlakkig moest wegstromen.
Daarbij komt dat de regenval in de periode tussen 21 december 2002 en 3 januari 2003 gemiddeld rond de 120 liter per vierkante meter bedroeg. Dat is ongeveer een zesde van de gemiddelde totale neerslag in Vlaanderen per jaar. De uitschieter werd genoteerd op 30 december 2002, gevolgd door een drogere periode.Vanaf de nacht van 1 op 2 januari en tot 3 januari is er nog een aanzienlijke hoeveelheid gevallen.We kunnen stellen dat het in de beschouwde periode nagenoeg dagelijks heeft geregend.
Bovendien werden Noord-Frankrijk en Wallonië vooral in de week vanaf Kerstdag tegelijk geconfronteerd met nog heviger neerslag. Dat veroorzaakte een grote aanvoer van water naar de Leie, de Bovenschelde en de Dender, en later ook naar de Maas. Ondertussen waren de kleine waterlopen door de plaatselijke neerslag in Vlaanderen ook gezwollen, wat mee een aanleiding was tot de overlast en de overstroming op de bevaarbare waterwegen en grote rivieren. Grote delen van de alluviale vlakten, zijnde de natuurlijke overstromingsgebieden van de Dender, de Leie, de Demer, de IJzer, de Maas, de Nete en de Schelde zijn permanent onder water gekomen.
Het is niet zo eenvoudig om deze gebieden concreet af te bakenen, tenzij de informatie wordt verzameld door luchtopnames op het hoogtepunt van de wateroverlast. Voor sommige gebieden is dat ook gebeurd. De overstromingen in woon- en industriegebieden waar de schade aanzienlijk is, zijn beter gedocumenteerd.
Er kan worden gesteld dat op maandag 30 december de problemen in Overboelare en op de linkeren de rechteroever van de Dender acuut zijn geworden. Vervolgens is vanaf dinsdag 31 december vooral het gebied Sint-Denijs-Westrem, Afsnee, Sint-Martens-Latem en Drongen in de problemen gekomen. Dat zijn allemaal woonzones in die vlakte. De problemen langs de Maas en de Demer zijn pas vanaf donderdag opgetreden.
Ten gevolge van overstromingen van de Ringvaart en het Kanaal Gent-Oostende moest de ring rond Gent en de rijksweg naar Eeklo tijdelijk worden afgesloten. Enkel de ontwatering van de Begijnendijkbeek in de Demer stelde reeds in het begin van de week problemen. Langs de Demer afwaarts van Diest zijn op donderdag nog kunstmatig een aantal gebieden onder water gezet, om andere gebieden te beschermen.
In de loop van de week zijn de problemen met de Dender steeds verder noordwaarts opgetreden. Na Overboelare en Zandhoven vanaf maandag, kwamen Ninove, Liedekerke en Denderleeuw tussen donderdag en zaterdag in de problemen. Langs de ringvaart rond Brugge werden de hele week problemen genoteerd, met het tijdelijk afsluiten van de ring van Brugge tot gevolg.
Wat de onbevaarbare waterlopen betreft, die in principe onder de bevoegdheid vallen van minister Dua, de provinciebesturen of de gemeentebesturen, al naargelang van de categorie, wil ik hier toch even de aandacht vestigen op het probleem van de Barbierbeek in de Scheldevallei ter hoogte van het in aanleg zijnde overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. Daar werd eveneens kunstmatig een dijk doorgestoken om meer ruimte te geven aan het water om zo bebouwde gebieden te kunnen vrijwaren. In de praktijk werd dus het bewijs geleverd dat het gecontroleerd overstromingsgebied KBR, waar zoveel discussie over is geweest, nodig is. Het is nu visueel heel duidelijk geworden voor de mensen. Jammer dat het in zulke triestige omstandigheden moest gebeuren. Als dit al het geval is voor de Barbierbeek, is het zeker zo voor de Schelde.
Wat is de frequentie van het voorkomen van de fenomenen op de waterwegen? De afdeling Waterbouwkundig Laboratorium en Hydrologisch Onderzoek van de AWZ heeft op basis van de beschikbare meetreeksen op de verschillende rivierbekkens berekend wat de frequentie van voorkomen is van de hoogste waterstanden en debieten die in deze periode van wateroverlast werden genoteerd.
De frequentie van voorkomen, of de zogenaamde terugkeerperiode, geeft aan om de hoeveel jaar dergelijke hoge waterstanden gemiddeld kunnen worden verwacht.Voor de Maas is dit eens om de 60 jaar, voor de Demer eens om de 38 jaar, voor de Dijle kunnen de gemeten hoogwaterstanden eens om de 20 jaar worden verwacht. Voor de Kleine Nete is dat om de 1,8 jaar en voor de Grote Nete eens om de 2,7 jaar, voor de Zenne om het jaar, voor de Dender eens om de 45 jaar, voor de Leie eens om de 12 jaar, voor de Bovenschelde om de 5 jaar, voor het kanaal Gent-Oostende om de 3,5 jaar en voor het afleidingskanaal van de Leie om de 5 jaar.Voor de IJzer kunnen de gemeten waterstanden eens om de 3 jaar worden verwacht.
Volledigheidshalve wens ik hier nog te vermelden dat in de omgeving van Gent op 3 januari 2003 een nieuw record waterafvoer werd vastgesteld. Op de Leie werd toen een afvoerdebiet van 240 m3 per seconde en op de Bovenschelde een debiet van 360 m3 per seconde geregistreerd. In totaal is dit een debiet van 600 m3 per seconde. Dat is een nieuw record.
Alvorens de verschillende interpellaties in detail te beantwoorden, zou ik eerst nog enkele algemene beschouwingen willen maken. De strijd tegen de overstromingen van de bevaarbare waterwegen werd tot voor enige jaren vanuit de overweging gevoerd dat zo weinig mogelijk land mocht overstromen. Hiervoor moesten zoveel mogelijk dijken worden gebouwd, liefst zo dicht mogelijk bij de rivier. De rivier werd in een keurslijf gedrongen. Al wat zich achter de dijken bevond, mocht nooit meer onder water komen en moest degelijk worden beschermd.
De dijken moesten zo hoog worden dat de kans op overschrijding van de dijken minimaal was. De betrokken administratie sprak van een kans van eenmaal om de 10.000 jaar. Ook in Nederland, een land met een enorme reputatie op het gebied van de strijd tegen het water, was deze aanpak gangbaar.
De specialisten zijn momenteel echter heel wat nederiger geworden. De ervaring heeft immers geleerd dat een rivier niet kan getemd worden en dat het water niet tussen twee hoge dijken kan worden gevangen.Water moet als een bondgenoot worden gezien en binnen bepaalde randvoorwaarden worden geleid. Er zijn immers onrustbarende tekenen dat het met de regenneerslag en het rijzen van de zeespiegel de verkeerde kant opgaat. Niet alle wetenschappers zijn doemdenkers, maar het zou zeker fout zijn om geen rekening te houden met een worstcase-scenario.
Beide fenomenen zorgen ervoor dat Vlaanderen zich in de toekomst tegen nog hogere waterstanden moet wapenen. Betekent dit dat in Vlaanderen alle dijken moeten worden verhoogd, zelfs de waterkeringsmuren aan de Scheldeoever te Antwerpen, of de Dijleoevers te Mechelen om zo alle contact met de stroom of de rivier te verbreken? De ervaring heeft ons geleerd dat dit niet de goede manier is. Dit scenario zal dan ook niet worden gevolgd. De laatste jaren is er een kentering merkbaar in de visie op de bescherming tegen wateroverlast. Deze wijziging situeert zich op 2 vlakken.
Er wordt rekening gehouden met de principes van integraal waterbeleid waarbij heel het watersysteem in beschouwing wordt genomen. Het gaat dus niet alleen over het oppervlaktewater, maar ook over het grondwater, de oeverzones en de wetlands, de van nature overstroombare gebieden, maar ook wat er zich van leven beweegt in dit water en op de oevers.We moeten ervoor zorgen dat dit watersysteem zoveel mogelijk functies die door de mens en de maatschappij aan dit water zijn toebedeeld, optimaal kan verzorgen zonder dat het water zelf tekort wordt gedaan.
Alles beschermen door hoge dijken te bouwen is niet mogelijk. In de toekomst moeten wij ons niet meer trachten te beschermen tegen historisch hoge waterstanden, maar tegen mogelijke schade. In sommige interpellaties wordt vermeld dat woongebieden onder water stonden, terwijl weilanden die vroeger wel blank stonden nu volledig droog bleven. Dit kan en mag niet meer gebeuren. Er moeten weer zoveel mogelijk overstromingsgebieden worden ingeschakeld, zodat de rivier opnieuw ruimte krijgt en kan overstromen op plaatsen waar weinig of geen schade wordt toegebracht.Woongebieden mogen alleen nog worden gepland buiten de natuurlijk overstroombare gebieden. Deze gebieden moeten optimaal worden beschermd. Het evenwicht van het natuurlijk watersysteem is inderdaad verstoord. Dit is het gevolg van onder meer het rechttrekken van rivieren vanaf de tweede helft van de 19e eeuw en het bouwen van dijken dicht bij de rivier. Men was ervan overtuigd dat alles wat zich achter de dijken bevond te allen prijze droog moest blijven.
Ook de uitbreiding van verharde oppervlakten, zoals wegen, opritten en parkings of de versnelde afvoer van regenwater via rioleringen, zijn een mogelijke oorzaak. De middelen voor het aanleggen van rioleringen moeten in de toekomst verhogen, al moeten wij daar in het kader van de waterproblematiek niet te veel van verwachten. Gescheiden systemen en indringingssystemen met grachten kunnen wel soelaas bieden.
De extreme hoeveelheden neerslag in Vlaanderen en in de buurlanden hebben, samen met de verstoring van het natuurlijk watersysteem, tot de gekende wateroverlast geleid. Ik meen dat iedereen ervan overtuigd is dat de overstromingproblematiek een zeer complex fenomeen is dat niet eenvoudig is op te lossen. In ieder geval moeten we streven naar een globale en integrale oplossing en moeten we erover waken dat het uitwerken van een oplossing opwaarts, het probleem niet naar afwaarts verplaatst.
Rekening houdend met deze principes zijn de laatste jaren reeds belangrijke infrastructuurwerken uitgevoerd, zoals de overstromingsgebieden in het Scheldebekken of het gemeenschappelijk Vlaams-Nederlands project Levende Grensmaas. Door de administratie worden plannen gemaakt en projecten voorbereid, zoals het geactualiseerde Sigmaplan, de langetermijnvisie Schelde-estuarium of het rivierherstel Leie.
Het zijn allemaal projecten die getuigen van een integrale visie. Er wordt ook naar een grensoverschrijdende aanpak gestreefd, als het nodig is. De praktijk bewijst dat een dergelijke aanpak inderdaad werkt. Ik verwijs hier bijvoorbeeld naar de situatie aan de Maas. Er is momenteel weinig schade toegebracht dankzij de inspanning van de laatste jaren om de winterbedding van de Maas volledig bouwvrij te maken. Ook in de Blankaart werd, in samenspraak met minister Dua, een eerste oplossing uitgewerkt. Een landbouwbedrijf dat geregeld onder water kwam te staan, werd onlangs aangekocht. Langs de Dender in de Majoor Van Lierdelaan in Geraardsbergen is er een dossier lopende voor de aankoop van een zestal woningen, die onmogelijk voldoende door een waterkeringsdijk kunnen worden beschermd.
Dit overzicht besluit ik met enige positieve bijdragen. Zo is de informatieverstrekking over de waterstanden en debieten sterk verbeterd. Dankzij de inspanningen van de waterwegbeheerders, in het bijzonder van het Waterbouwkundig Laboratorium en het Hydrologisch Informatiecentrum van Borgerhout in samenwerking met River Information Services, gevestigd aan de sluis van Evergem, kon iedereen via de website van de AWZ de waterstanden en debieten opvragen en opvolgen.
Het is mijn bedoeling deze informatieverstrekking verder uit te bouwen zodat daar binnen enkele jaren ook een automatische voorspelling aan kan worden gekoppeld. De baggerwerken zijn de laatste jaren opnieuw aangevat. Ik wil toch even vermelden dat gedurende jaren niet kon worden gebaggerd omdat de nodige bergingslocaties ontbraken. Sinds 1996 werd meer dan 79 miljoen euro aan baggerwerken op de binnenwateren gespendeerd.
De bouw van de nieuwe sluis te Beernem heeft Brugge zonder twijfel tegen overstromingen gevrijwaard. Op 30 december 2002 werd, via een bericht aan de schipperij, prioriteit gegeven aan de waterafvoer en werd de scheepvaart op sommige waterwegen zelfs tijdelijk stilgelegd.
De Maasvallei, waar in 1993 en 1995 nog ernstige wateroverlast voorkwam, heeft nu geen problemen meer dankzij een actief programma van aanleg en versterking van winterdijken. Soms waren zelfs dijkverlagingen mogelijk. Men heeft nevengeulen aangelegd, zomerbeddingen verbreed, woningen in het winterbed aangekocht en nog veel meer. De nieuwe dijken hebben zoveel mogelijk de oude dijktracés gevolgd of werden zodanig aangelegd dat ze een zo ruim mogelijk winterbed beschikbaar maken. Dit is duidelijk de juiste aanpak.
Het Vlaams Gewest zal de schade die zijn waterkeringsinfrastructuur heeft opgelopen, in ieder geval zo spoedig mogelijk herstellen. Het gaat erom de infrastructuur in de oorspronkelijke toestand terug te brengen. De administratie is momenteel nog volop bezig met de nodige opmetingen en vaststellingen zodat spoedig een globaal overzicht van de te herstellen infrastructuur kan worden opgemaakt.
Daarnaast stelden we vast hoe sommige lokale problemen in de toekomst konden worden vermeden door het uitvoeren van beperkte en eenvoudige ingrepen. Hier zal de nodige prioriteit aan worden gegeven. De hydrologische en hydraulische modellen, die nodig zijn om een beter inzicht te krijgen in de problematiek en op basis waarvan de gevolgen van menselijke ingrepen in de waterloop kunnen worden bestudeerd, worden dringend verder afgewerkt.
De nodige inspanningen zullen worden gedaan om de samenwerking met de buurlanden op het vlak van informatieverstrekking over waterstanden en debieten te verbeteren.
Wat van de rivier wordt afgenomen, moet op een andere plaats worden teruggeven. Als we die balans nastreven, dan zijn er mogelijkheden om in de toekomst een aantal overstromingen te voorkomen. In sommige provincies zijn er ingrepen gebeurd, maar het is toch merkwaardig dat bepaalde provincies gespaard zijn gebleven. Had zich met de Maas in Limburg hetzelfde een aantal jaren geleden voorgedaan, dan hadden we andere problemen gehad. Hetzelfde geldt voor West-Vlaanderen.We mogen daaruit geen foute conclusies trekken. De aanpak op de ene plaats kan anders zijn dan op de andere. In West-Vlaanderen kunnen we, doordat het dicht bij de zee ligt, soms 'Lippensoplossingen' suggereren. Elders kan dat niet. Daar moeten we mee oppassen.
In de IJzervallei werden afspraken gemaakt met landbouwers om het waterpeil anders te beheren. Dat heeft veel soelaas gebracht. We moeten ons ook afvragen wat de klimatologische veranderingen zullen brengen. Als we het integraal waterbeheer au sérieux nemen, goed uitvoeren en er de nodige middelen voor uittrekken, dan kan er al veel worden voorkomen. Zelfs tijdens vrij extreme omstandigheden kunnen we tegemoetkomen aan veel problemen. Naast de voorzorg is ook de nazorg belangrijk.
Als in het Leiegebied sommige plaatsen niet goed bereikbaar zijn, dan is dat een algemeen veiligheidsprobleem. Daarom hebben we het dijkendecreet gecreëerd, dat onteigeningen mogelijk maakt. Tot nu toe stuiten we daarbij op de rechtbank. Op beelden was nochtans duidelijk te zien dat sommigen het water dwars door hun tuin afleiden naar andere tuinen.
We mogen niet de indruk geven dat dat probleem zich niet kan herhalen. In Nederland ging men er bij de bouw van het nieuwe provinciehuis te Maastricht van uit dat nieuwe overstromingen maximum eenmaal om de 100 jaar zouden voorkomen. Vijf jaar na de bouw is dat gebouw al twee keer overstroomd. We moeten dus voorzichtig zijn. Bouwen nabij de Maas is zelfs in Maastricht niet verstandig.
Over de situatie te Gent wil ik vooraf opmerken dat de directeur-generaal van de AWZ blijkbaar verkeerd werd begrepen. Hij heeft diverse malen gesteld dat de huidige stand van het onderhoud van de waterwegen geen merkbaar effect heeft gehad op de overstromingen van eind 2002, begin 2003.Trouwens, uitgezonderd enkele zeer singuliere plaatsen, zijn er op de bevaarbare waterwegen momenteel nergens nog echte problemen met de diepgang voor de scheepvaart. Door het verwijderen van aanslibbing wordt de komberging van deze waterweg nagenoeg niet vergroot. Slib is immers water met vaste substantiedeeltjes. Door het verdiepen van de waterweg kan enkel de afvoersnelheid van het water worden vergroot wat dan weer de problemen afwaarts kan doen toenemen.
De vertraging in het baggerprogramma is opgetreden in de periode 1995-1999. In die periode kon niet worden gebaggerd in het stroomgebied van de Leie en de Bovenschelde, door het ontbreken van stortterreinen of bergingslocaties voor de baggerspecie. Sinds 2000 zijn de baggerwerken terug opgestart.
Voor de Bovenschelde en de Ringvaart is dit mogelijk geworden door het afsluiten op 10 november 2000 van een overeenkomst met een privé-aannemer, de tijdelijke handelsvennootschap Dredging International, ten bedrage van 25,1 miljoen euro voor de afname en verwerking van 450.000 ton droge stof baggerspecie. Dit is het zogenaamde project-Fasiver.
In het Leiebekken kon gebaggerd worden door het ter beschikking komen van een stortplaats voor baggerspecie te Wervik. In de toekomst zal de specie van de Leie kunnen worden geborgen in de Kallemoeievijver. We kunnen daar zelfs aan natuurontwikkeling doen. Als we die vijver zouden gebruiken, zouden we een biotoop vernietigen, werd gezegd. De waarheid is dat de biotoop zal verbeteren omdat de afdeklaag water is. Het water wordt dus ondieper en daardoor minder koud. De voorbereidende werken zijn in uitvoering zodat mag worden verwacht dat in 2004 de Kallemoeievijver in gebruik zal kunnen worden genomen.
Sinds 2000 is op de Ringvaart en op de Bovenschelde 250.000 kubieke meter specie verwijderd en uit de Leie en uit het kanaal Roeselare-Leie 275.000 kubieke meter baggerspecie.
De uitgaven voor baggerwerken in het bekken van de Leie en de Bovenschelde bedroegen in 2000 13,5 miljoen euro, in 2001 14,6 miljoen euro, en in 2002 14,5 miljoen euro. Door het uitvoeren van deze baggerwerken kon in november 2002 de diepgangbeperking, die op de Ringvaart om Gent van kracht was sinds januari 2000, namelijk 2,5 meter in plaats van 3 meter, opgeheven worden.
Op het kanaal Gent-Terneuzen werd sinds 1995 onafgebroken gebaggerd. Gemiddeld werd de voorbije jaren jaarlijks 350.000 kubieke meter baggerspecie uit het kanaal en de kanaaldokken verwijderd. Tijdens de huidige legislatuur zullen de baggerwerken op de Bovenschelde, het Leiebekken en het kanaal Gent-Terneuzen in principe in dezelfde zin worden voortgezet.
Het zeekanaal Gent-Terneuzen is in principe geen afvoerkanaal voor overtollig water maar in de eerste plaats een kanaal voor zeeschepen. Bij de voorbije wateroverlast heeft men, dankzij de goede samenwerking met Nederland, heel wat water via dit kanaal kunnen afvoeren, maar het afvoeren van grote debieten is niet verenigbaar met een veilige en vlotte scheepvaart.
Door de bouw van een aparte uitwateringsconstructie te Terneuzen zou de bestaande zeesluis niet langer voor de waterafvoer moeten worden gebruikt. Dit zou gunstig kunnen zijn voor de zeescheepvaart die dan niet meer wordt gehinderd. De afvoercapaciteit zou echter nauwelijks verhogen. Die wordt immers bepaald door het buffervermogen van het kanaal Gent-Terneuzen, waarvan het peil, volgens het verdrag met Nederland, slechts 25 centimeter mag stijgen. Hogere peilen brengen trouwens ook Lokeren in gevaar want de Moervaart moet in ieder geval kunnen blijven uitwateren. Door het getij kan daarenboven niet worden geloosd bij hoog water. De afvoermogelijkheden in deze regio zijn dus zeer complex. Indien men de afvoercapaciteit zou willen verhogen, zou men eerder moeten kijken naar het afleidingskanaal van de Leie.
Het plannen van een nieuwe zeesluis te Terneuzen is een zaak voor de langetermijnvisie Schelde estuarium, waar de toegankelijkheid van de Scheldehavens het voorwerp van uitmaakt. Nu er een coherente langetermijnvisie is over dit Schelde-estuarium kan het niet dat terug op ad-hocoplossingen wordt overgegaan.
Het totale budget voor het reinigen van grachten en duikers langs de Oost-Vlaamse gewestwegen ligt op ongeveer 1 miljoen euro, wat volgens de betrokken administratie voldoende blijkt te zijn.
Ingevolge de vigerende milieuregelgeving werden de afgelopen jaren steeds meer specifieke aanbestedingen gehouden voor het ruimen van grachten. Vroeger werden dergelijke werken opgenomen in de onderhoudscontracten.Vooraleer over te gaan tot berging wordt een grondige analyse doorgevoerd van de te ruimen specie. Indien uit voorgaand onderzoek blijkt dat de specie gecatalogeerd wordt als bodem, dan wordt ze gestapeld of herbruikt binnen het openbaar domein. In ongeveer 80 percent van de gevallen blijkt het echter om vervuilde specie te gaan zodat het geruimde slib moet worden afgevoerd naar een slibverwerkingsbedrijf.
De heer De Roo heeft me gezegd dat dit juist het probleem is en dat we daardoor veel tijd verliezen. We moeten een oplossing vinden.Theoretisch gezien klopt het natuurlijk allemaal.We moeten echter nagaan waarom er tijd wordt verloren.
De heer Johan De Roo : Er wordt gezegd dat het slib en de baggerspecie niet wordt geruimd omdat de instanties niet weten wat ze ermee moeten doen.
Minister Steve Stevaert : Ik zal die zaak samen met minister Dua onderzoeken. Als 80 percent van de specie vervuild is, kunnen we misschien beter alles als vervuild beschouwen en daarop de normering baseren.We zijn er niet voor de labo's.
De Vlaamse regering heeft nog geen plannen voor de eventuele oprichting van een Vlaams Rampenfonds. (Opmerkingen)
Ik zou daarmee oppassen. Ik ben een groot voorstander van het overhevelen van bevoegdheden. Toch wordt iets te snel positief gereageerd als het gaat om de overheveling van de kosten. Als we zeggen dat we de kosten zullen dragen, zouden we die overheveling bij de communautaire onderhandelingen wel eens kunnen binnenhalen. (Gelach)
Na de overstromingen van 1999 werd voor de Gentse regio een reeks van twaalf maatregelen opgesteld. Daarvan zijn er elf volledig uitgevoerd. De meest opvallende was de bouw van een betonnen keermuur in Lovendegem langs het kanaal Gent-Brugge. Deze constructie heeft Lovendegem voor zware wateroverlast behoed.
De twaalfde maatregel betreft het versterken en verhogen van de dijk rond de Assels. De betrokken afdeling heeft hiervoor in 2002 reeds een aanbesteding uitgeschreven. Maar nu is gebleken dat de geplande dijkhoogte onvoldoende is, zodat in een bijkomende verhoging wordt voorzien.
Mijnheer Aers, de aanleg van de binnendijk te Drongen past in een landinrichtingsproject van de VLM in samenwerking met de stad Gent.Voor het antwoord verwijs ik dan ook naar minister Dua.
De problematiek van de baggerwerken op de Zeeschelde aan de Delvinlaan in Gent staat volledig los van de waterafvoerproblematiek. Het betreft hier de afgesneden Scheldearm waarlangs geen water meer wordt afgevoerd sedert het graven van de Ringvaart.
Sinds 2000 zijn de onderhoudsbaggerwerken in de Bovenschelde, de Ringvaart en de Leie opnieuw opgestart. Inmiddels werd er reeds ongeveer 550.000 kubieke meter baggerspecie verwijderd.
Zoals reeds werd aangehaald, is de waterafvoer via Terneuzen optimaal verlopen. De samenwerking met Rijkswaterstaat kan met de bestaande infrastructuur op dit punt niet worden verbeterd.
Mijnheer Aers, in verband met de verhoging van de dijken, verwijs ik naar mijn uiteenzetting van daarnet. De waterbeheersingsproblematiek moet hoe dan ook integraal worden benaderd. Dit betekent onder meer het vertragen van de wateraanvoer door een reeks van maatregelen enerzijds en het vergroten van de afvoercapaciteit en zo nodig het versterken en verhogen van beschermingsdijken in de afwaartse gebieden anderzijds. U mag echter niet uit het oog verliezen dat 90 percent van het Bovenscheldebekken en 68 percent van het Leiebekken niet in Vlaanderen gelegen zijn.
In Hoog-Latem gaat het om een onbevaarbare waterloop. Voor het antwoord verwijs ik u naar minister Dua.
Mijnheer Aers, u zegt dat mijn uitspraken over de illegale constructies hard zijn aangekomen bij de bevolking. Ik blijf hoe dan ook achter mijn uitspraak staan.We moeten geen solidariteit betonen met eigenaars van illegale gebouwen. Het kan toch niet dat een vergoeding wordt betaald aan iemand die de wet niet heeft gerespecteerd en een gebouw heeft opgetrokken zonder vergunning in een zone waar dit verboden is.
Als de overheid echter zowel via de bestemmingsplannen als via de bouwvergunning toelating heeft verleend voor het oprichten van een constructie, komen de eigenaars uiteraard wel voor vergoeding in aanmerking. U had het daarnet over een 'volledig vergunde verkaveling'. Ik begrijp uw opmerking dan ook niet goed. In een volledig vergunde verkaveling is het optrekken van een gebouw in principe niet illegaal.We moeten echter zeer duidelijk zijn ten opzichte van de burgers. Er kan geen vergoeding worden gegeven aan eigenaars van onvergunde gebouwen. Indien er echter wel een vergunning werd afgeleverd, zelfs indien dat beter niet was gebeurd, kunnen we de burger niet in de kou laten staan. Als minister van Openbare Werken heb ik geen zicht op het percentage van de getroffen eigendommen die illegaal gebouwd zouden zijn. Minister Van Mechelen heeft gezegd dat het aantal zeer klein is.
Voor het antwoord op de vraag in verband met een nieuwe zeesluis in Terneuzen, verwijs ik naar mijn vorige uiteenzetting. De kosten van structurele oplossingen zoals de eventuele verbreding van het afleidingskanaal of het bouwen van een nieuwe zeesluis met afwateringsconstructie te Terneuzen dienen in ieder geval te worden afgewogen tegen de baten.
Nadat de ramingen bekend zijn voor het herstellen van de waterkeringsinfrastructuur, zal ik met de minister van Begroting nagaan waar de kredieten gevonden kunnen worden voor de nodige herstellingswerken.
Mevrouw Vertriest, het Hydrologisch Informatiecentrum, een onderdeel van het Waterbouwkundig Laboratorium van de AWZ, heeft enkel de officieel toegankelijke informatiebronnen geraadpleegd. Dit zijn de beschikbare websites en Météo France. Verder is er geen contact geweest met de Franse administratie. De door de Franse administratie opgegeven telefoonnummers waren, vermoedelijk wegens de vakantieperiode, trouwens niet bereikbaar. Dit maakt echter niet zoveel uit vermits mijn administratie over een debietmeter beschikt aan de grens in Menen en een wasdebiet 15 tot 20 uur nodig heeft om vanaf de grens Gent te bereiken.
Overigens is de uitbreiding van de bevoegdheden van de Internationale Commissie voor de Bescherming van de Schelde door het verdrag van Gent van 3 december 2002 voor wat de 'kwantiteit' betreft een goede zaak. De landen en gewesten zullen verdragsrechterlijk moeten samenwerken, ook op het gebied van uitwisseling van gegevens over de waterstanden.
De afdeling Bovenschelde van de AWZ heeft op 14 januari 2003 met de betrokken Franse administratie al rond de tafel gezeten om de waterproblematiek te bespreken en de communicatie te verbeteren. Ook de Franse administratie is denkwerk aan het doen om in wachtbekkens te voorzien en andere maatregelen te nemen die de waterafstroom op haar grondgebied kunnen vertragen.
Ik heb er derhalve goede hoop op dat de communicatie met Frankrijk in de nabije toekomst zal verbeteren. Mijn administratie heeft in ieder geval de intentie om onderhandelingen te starten met Frankrijk met als doel het afsluiten van een verdrag dat de waterverdeling vanuit Frankrijk over al de grensoverschrijdende waterwegen regelt, en dit niet alleen bij een teveel maar ook bij een tekort aan water.
De reden dat het mis liep, is dat de brandweer van Deinze steeds opnieuw een dijkje bouwt aan de oude Leiearm van Vosselareput om overstroming van woningen langs de Rekkelingenbeek te voorkomen. Daardoor stroomde het gebied langs deze oude arm aanvankelijk niet onder. Op 31 december 2002 heeft dit dijkje met zandzakjes het toch begeven en is het gebied ondergelopen tot een 15-tal centimeter onder het niveau van de Leie zelf. Het is echter klaar dat hierover duidelijke afspraken moeten worden gemaakt met de stad Deinze.
De voorzitter : Mevrouw Vertriest heeft het woord.
Mevrouw Isabel Vertriest : Mijnheer de minister, het probleem is dat die dijk normaal altijd een halve meter hoog is. Nu werd die verhoogd. Het debiet dat er naartoe stroomde, was dan ook veel lager.
Minister Steve Stevaert : De ingenieur, de heer Balduc, is hier aanwezig. Hij kan hier op antwoorden.
De heer Balduc, medewerker van minister Stevaert : Het is zo dat dit dijkje steeds door de brandweer wordt gebouwd. Het is doorgebroken op een gunstiger ogenblik dan wanneer het bij het begin van het wassen zou zijn ondergestroomd. De natuur heeft immers de neiging om de overstromingsgebieden onmiddellijk in te nemen, van zodra het waterpeil boven de rivieroever komt.
Wanneer men dat dijkje daar bouwt, wat de brandweer doet om enkele huizen te beschermen, en het breekt toch op het ogenblik dat het water een halve meter hoger komt, dan is dat eigenlijk beter voor het afwaarts gelegen gebied. Daarom zijn we van plan om het stuwtje dat zich naast de manege bevindt te gebruiken bij de waterbeheersing. Dat is trouwens al aanbesteed.We gaan dit stuwtje opentrekken op het ogenblik dat dit het best geschikt is, om problemen stroomafwaarts te beperken. Het zal echter waarschijnlijk niet eenvoudig zijn om dat te doen zonder politiebegeleiding of hulp van het leger. Als de brandweer daar 10 uur aan een dijkje heeft gebouwd en wij daarnaast het stuwtje opentrekken, dan zal al hun werk voor niets zijn geweest. We kennen dit probleem. Dat gebied moet worden ingeschakeld. Dat is altijd al onze keuze geweest. Maar dat moet gebeuren op het meest geschikte ogenblik. Dat is niet altijd eenvoudig.
Minister Steve Stevaert : In het kader van het integraal waterbeleid hoor ik minister Dua zeggen dat zij ook het leger gaat inschakelen. (Gelach)
Mevrouw Isabel Vertriest : Ik vind toch dat daar te weinig gebruik werd gemaakt van het bergingsvermogen. Over het technische aspect spreek ik me niet uit. Maar dat gebied had eigenlijk veel meer water kunnen bergen dan er uiteindelijk geborgen is. Ik begrijp dat men een geschikt ogenblik moet afwachten. Maar ik heb de indruk dat dit nu helemaal niet zo gecontroleerd is gebeurd.
De heer Balduc, medewerker van minister Stevaert : Mevrouw, ik stel voor dat ik, nu het water toch geweken is, samen met u het hele gebied zou bezoeken. In de mate van het mogelijke wil ik alle vragen beantwoorden over de manier waarop wij daar werken. Hopelijk vinden we samen nog wat oplossingen om de toestand nog wat te verbeteren.
Minister Steve Stevaert :U ziet dat de ambtenaren veel vriendelijker zijn dan de minister. (Gelach)
Het inschakelen van de Bourgoyen-Ossemeersen, die binnen de Ringvaart liggen, is met de bestaande infrastructuur niet mogelijk zonder de binnenstad van Gent in gevaar te brengen.
Wat de vraag om onteigening betreft kan ik u melden dat dit volgens mijn administratie momenteel nog niet aan de orde is.Wel kan een aankoop in der minne worden overwogen, uiteraard binnen de budgettaire mogelijkheden, wanneer daardoor een volledig overstromingsgebied kan worden vrijgemaakt. Dat probleem deed zich ook voor in de Maasvallei, maar dat is uiteindelijk opgelost.
Wat de opeenvolgende probleemgebieden stroomafwaarts in Hoog-Latem betreft : overstroombare gebieden moeten uiteraard volledig bouwvrij worden gehouden. Dit probleem betreft echter een onbevaarbare waterloop, zodat ik hier verwijs naar de minister van Leefmilieu. Na 1999 werd de dijk rond de Assels overal op dezelfde hoogte gebracht. Inmiddels werd door de AWZ een project aanbesteed in november 2002, dat de versteviging van dit dijkje inhoudt. Naar aanleiding van de recente problemen zal het worden verhoogd tot 30 centimeter boven de hoogst opgetreden waterstanden. De Assels zelf wateren af via sifons naar de binnenstad en van daar naar het kanaal Gent-Terneuzen.
Het dijkendecreet laat onder bepaalde voorwaarden toe werken uit te voeren op privé-gronden langs de waterwegen. Dit decreet zal in de toekomst worden toegepast op de Leie voor het uitvoeren van opmetingen en mogelijke infrastructurele maatregelen in de Assels en aan de Beukenlaan. Ik verwacht echter dat dit niet van een leien dakje zal lopen, aangezien dit gebied behoort tot wat ik het 'schoonheidspatrimonium van Vlaanderen' zou willen noemen. Het werd bezongen door dichters en op doek werd vastgelegd door onze grootste schilders. Kan de Leie van zijn oevers worden afgesneden? Het bouwen van dijken is hier echt niet zo vanzelfsprekend. In elk geval zullen de gemeenten aan de Leie nauw moeten worden betrokken bij het uitwerken van een definitieve oplossing.
Dan ga ik nog even in op de vraag om uitleg van mevrouw Vertriest over de Zeescheldearm in Gentbrugge. De studie over de actualisatie van het Sigmaplan is ondertussen dermate gevorderd dat er wel al meer inzicht is verkregen in de mogelijkheden voor de Zeescheldearm in Gentbrugge, maar er is nog geen eindoplossing.Wat het uitbaggeren van deze getijdearm betreft moet ik melden dat er tot op heden geen enkele mogelijkheid gevonden is om die vervuilde specie te bergen. De nabijgelegen zandwinningsput, die overigens nog enkele jaren in exploitatie is, is een mogelijke locatie. Die put zou eventueel kunnen worden onteigend en geheel of gedeeltelijk gevuld.
De bouwvergunning die in het kader van het Sigmaplan verleend werd voor de dijkverhogingen op het grondgebied van Melle, dus in de onmiddellijke omgeving, legt overigens op dat deze zandwinningsput op termijn moet worden geïncorporeerd binnen de Schelde. Nader onderzoek moet nog uitwijzen of dit als overstromingsgebied of als schor na een gehele of gedeeltelijke aanvulling kan worden ingericht. Dit zou, afhankelijk van de kwaliteit van de gronden en de nabestemming van de put, misschien wel gecombineerd mogelijk zijn.
Het kombergend vermogen van deze arm, die in belangrijke mate is aangeslibd, wordt weliswaar verhoogd door het uitbaggeren. Maar deze hoeveelheid is echt heel beperkt en is in elk geval niet gelijk aan de hoeveelheid slib die op dit ogenblik in de arm aanwezig is. Inderdaad, een groot gedeelte van de aanwezige aanslibbing wordt eenvoudigweg vervangen door de watermassa van het laagwaterpeil. Uitbaggeren zal, bij afwezigheid van bovendebiet en afwezigheid van scheepvaart, evenwel onmiddellijk leiden tot nieuwe aanslibbingen. Er zal dus ook voor bovendebiet moeten worden gezorgd, via de stuw van Gentbrugge. Dat vergt dan een volledige studie voor de waterhuishouding rond Gent en een aanpassing van de betrokken stuw, die al zeer lang buiten dienst is.
Een wetenschappelijk onderbouwde strategie voor deze Scheldearm wordt pas gepland en opgesteld na de voltooiing van de actualisatie van het Sigmaplan. Daarbij zullen, naast de vermindering van de kans op overstroming en de bestrijding van geur- en zichthinder, eveneens de kansen voor de beroeps- en pleziervaart worden uitgewerkt.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : De heer De Roo stelde een vraag over de risicogebieden en de expliciete gevolgen van het decreet voor Oost-Vlaanderen. Dan gaat het over die kaart die hier al deels circuleert. Het is niet zo dat 60 percent van Vlaanderen onderzocht is, en 40 percent niet. De gegevens worden systematisch aangevuld naargelang de resultaten van alle studies binnenkomen. De rest wordt voornamelijk ingevuld op basis van de gegevens van de recent overstroomde gebieden. Mijn administratie vestigt er mijn aandacht op dat het misschien niet zo verstandig is om nu die kaart te laten circuleren : bijvoorbeeld de recente overstromingen zijn er immers nog niet in opgenomen. Mensen zouden kunnen merken dat hun huis er niet opstaat terwijl het net is ondergelopen.
De voorzitter : Ik wou net hetzelfde suggereren. In Zoersel hebben we recent, in augustus, tweemaal een zeer ernstige overstroming gekend. Die staat daar niet op.We zullen dus voorlopig die kaart opbergen.
Minister Vera Dua : De administratie bevestigt me dat is afgesproken met de federale overheid dat de kaarten tegen het einde van maart afgerond worden. Ondertussen gaat het debat in het federale parlement verder en zullen we het kaartmateriaal leveren.
Dan kom ik tot de implicaties van het decreet. Dat is natuurlijk overal van toepassing. Het is gebaseerd op de bekkenwerking. Binnen onze provincie zijn we betrokken bij een aantal bekkens, zoals de bovenloop van de Schelde, de Dender, het Gentse kanaal en dergelijke. De provincie zal op de diverse niveaus worden betrokken bij de diverse bekkenwerkingen.
Dan is er de specifieke Gentse situatie van het baggerstort, waarnaar de heer Stevaert al verwees. U weet dat hieromtrent een gerechtelijke procedure liep.Tot ieders verbazing heeft de rechter effectief de vergunning geschorst die in hoger beroep opnieuw toegekend werd. Ik heb me er nooit over willen uitspreken omdat er een gerechtelijk proces liep, maar ik heb wel altijd betreurd dat dit is gebeurd. We moeten in Vlaanderen echter locaties vinden. Inmiddels heb ik gehoord van burgemeester Beke dat de site opnieuw kan worden gebruikt. We hebben dit nodig in het Gentse en het is daarom goed dat de zaak terug is opgestart.
Over de vraag van de heer Aers in verband met het Gentse, heb ik twee kleine aanvullingen. De binnendijk in Drongen past in een landinrichtingsproject van de Vlaamse Landmaatschappij in samenwerking met de stad Gent. Het is een onderdeel van het inrichtingsplan 'recreatieas Deinze-Gent' dat de adviesprocedure heeft doorlopen. Nu ligt het plan bij de afdeling Land. We moeten nog enkel de instemming van de AWV hebben. Misschien kunnen we naar aanleiding van deze discussie nog vlug advies geven zodat het naar de minister kan gaan.Volgende week is er overigens overleg tussen de VLM en de administratie van minister Stevaert, en dan kunnen we van start gaan.
Er komt een binnendijk rond de wijk Keuzemeersen. De stad Gent maakt het ontwerp en de VLM zal dit uitvoeren.Via de geëigende kanalen geven we subsidies voor de uitvoering van die dijk in het kader van het landinrichtingsproject. De stad Gent is bezig met het ophogen van twee straten zodat alles met elkaar in overeenstemming zal zijn.
Het probleem van Hooglatem is al door diverse personen aangehaald. Er is een woonuitbreidingsgebied voorzien op een plek die regelmatig overstroomt, maar dat is niet logisch. Het gaat om een waterloop waarvoor de provincie en de gemeenten bevoegd zijn, wat een bijkomend probleem is.Vanuit mijn bevoegdheid kan ik er alleen maar aan toevoegen dat we deze problematiek hebben besproken in een hoorzitting met de bevolking in verband met de aanleg van het stadsbos van Gent in die buurt.We willen geen massief bos maken, maar een afwisseling van open ruimten en bosgebied. Er zijn plannen om in de omgeving van Hooglatem, zij het in beperkte mate, de overstromingsproblematiek in te brengen in het stadsbosproject.We zullen op een relatief beperkte schaal een natuurlijk overstromingsgebied kunnen creëren. De VLM is al bezig met het inrichtingsplan.
Op de vragen van mevrouw Vertriest heb ik niet veel te zeggen.Wat betreft de overloopgebieden is de Oude Leie ter hoogte van Astene-sas de zuivere bevoegdheid van minister Stevaert. Het natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen is gelegen in de vroegere omschrijving van de watering van de Bourgoyen, maar die is ondertussen afgeschaft. Sindsdien is het een stedelijk natuurreservaat waar een beheerscomité instaat voor het waterbeheer.
In een normale wintersituatie wordt de klep afwaarts het gebied omhoog gezet, zodat het eigen water er in de winter zorgt voor vernatting. In de zomerperiode wordt de klep neergelaten waardoor er een drogere situatie ontstaat met een extensieve begrazing en hooibeheer.
De normale afvoer van het water van de Bourgoyen gebeurt via een sifon onder de Ringvaart richting Meirebeek. De Meirebeek en Caele worden bij was in Vinderhoute in het kanaal Gent-Brugge gepompt. In de beschouwde periode van hoger waterafvoer werden aan het gemaal in Vinderhoute zowel opwaarts als afwaarts kritische waterpeilen bereikt.
Uit inlichtingen die ik heb ingewonnen bij de stad Gent blijkt dat het maximale waterpeil in de Bourgoyen thans 0,35 m lager geweest is dan in januari 1995. Er zou dus inderdaad een bijkomend volume water kunnen worden geborgen, alhoewel we moeten opmerken dat niet heel het natuurreservaat zo laag ligt. Bovendien bestaat er geen constructie om op een gecontroleerde manier water in te laten vanuit de Ringvaart. Men moet immers ook rekening houden met de woningen ten noorden van het natuurreservaat. Als men de Bourgoyen zou gebruiken om de wateroverlast in Sint Denijs-Westrem op te lossen, zou men de hele Brugsepoort onder water zetten. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.
Het feit dat de waterstand in die kritische periode lager lag dan vroeger, moet ons doen nadenken in hoeverre men dit, mits technische ingrepen, toch kan gebruiken voor een maximale buffering. De Bourgoyen is een grote oppervlakte.We moeten dit zeker eens samen met de verschillende afdelingen bekijken.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : De minister heeft nog niet geantwoord op het specifieke probleem van Maldegem.
Minister Vera Dua : Deze vraag was blijkbaar niet tot op mijn kabinet geraakt, mijnheer De Roo. Ik zal de informatie laten opzoeken, die persoonlijk aan u geven en door de commissiesecretaris laten opnemen als bijlage.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
BIJLAGE
Plan van aanpak voor de opmaak van RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie
1. Inleiding
Op vraag van het VIWC secretariaat (Koen De Winne) vond op 12 september 2002 een overleg plaats tussen het VIWC en ARP met het oog op het overlopen van knelpunten voor het opmaken van RUP's voor de verwerking en de berging van bagger- en ruimingsspecie uit zowel bevaarbare als onbevaarbare waterlopen.
Er loopt momenteel een strategisch project "sanering waterbodems" vanuit het kabinet van minister Vera Dua. Daarin wordt een analyse gemaakt van de bestaande toestand en van de noodzakelijke maatregelen om tot waterbodems van een aanvaardbare kwaliteit te komen.
Tegelijkertijd wordt er door de werkgroep baggerspecie van het VIWC gewerkt aan de voorbereiding van een sectoraal uitvoeringsplan in het kader van het afvalstoffendecreet. Hierin worden voornamelijk de milieugebonden aspecten (normenkader, typebestek, hergebruik als secundaire grondstof voor bv. baksteenproductie of als materiaal voor het oprichten van bufferdijken …) opgenomen Wat totnogtoe ontbreekt is de ruimtelijke component van het gegeven.
De ruimtelijke component moet uitspraken doen over de plaatsen die in aanmerking komen om de baggeren ruimingsspecie te bergen, te laguneren en mechanisch te ontwateren. Indien de aanleg van deze installaties niet vergunbaar is volgens de huidige bestemming is hiervoor de opmaak van één of meerdere RUP's noodzakelijk.
In de onderhavige nota geeft ARP een overzicht van de noodzakelijke stappen die moeten ondernomen worden om tot dergelijke RUP's te komen.
2. Voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen vanuit het RSV
In de Gewenste Ruimtelijke Structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (blz. 420-422) worden strikte voorwaarden voor de ontwikkeling van stortplaatsen vastgesteld.
"Storten wordt beschouwd als laatste oplossing indien er geen mogelijkheden inzake recyclage en verbranding aanwezig zijn.
Aangezien de stortactiviteit sterk grondgebonden is, zijn stortplaatsen voornamelijk gesitueerd in het buitengebied.
Locaties voor nieuwe stortplaatsen of uitbreidingen van bestaande stortplaatsen kunnen onderzocht worden in de voor natuur, landbouw en bos belangrijke gebieden op voorwaarde dat :
de reële behoefte voor bijkomende stortcapaciteit aangetoond wordt ;
de schaal van het stortterrein aansluit bij de schaal van het landschap ;
de omvang van het stortterrein voldoende mogelijkheden en garanties biedt met betrekking tot de realisatie van de geplande nabestemming ;
de omvang van het stortterrein de structuur en de functie van de structuurbepalende component niet aantast op gewestelijk niveau ;
het mobiliteitsprofiel van de locatie (bereikbaarheid, ontsluiting, …) afgestemd is op het bereikbaarheidsprofiel van de stortactiviteit (type vervoerswijze, aantal, frequentie, …).
De nabestemming en herinrichting van stortplaatsen moet worden ingeschreven in het vooropgesteld ruimtelijk beleid voor het gebied. Het nabestemmen en herinrichten van stortplaatsen is in dit opzicht een middel of instrument om de ruimte te structureren met als doel de structuurbepalende functies te versterken en een ruimtelijke kwaliteit te realiseren Vergunningen voor stortplaatsen bevatten steeds voorschriften met betrekking tot de uitbating (diepte, vorm, afwerking, fasering, …) in functie van de te realiseren nabestemming en herinrichting.
Afhankelijk van het type stortmateriaal worden volgende opties vooropgesteld :
Monostortplaatsen
Nieuwe monostortplaatsen (waaronder stortplaatsen voor baggerspecie) zijn slechts mogelijk indien er geen andere mogelijkheden worden geboden voor recyclage, hergebruik of verwerking met toepassing van het BATNEEC principe. De vergunningsvoorwaarden naar inrichting toe worden enerzijds bepaald door de aard en risico's van de verontreiniging en anderzijds door de locatie van de stortplaats.
Bij de ontwikkeling van baggerslibstortplaatsen moet worden uitgegaan van volgende principes :
het drastisch en prioritair verminderen van de waterverontreiniging waardoor, conform het niet afwentelingsprincipe, een ecologisch beheer van de rivier met natuurlijke slibafzetting mogelijk wordt ;
het niet afwentelen van de huidige slibproblematiek buiten het betrokken ruimtelijk systeem, zoals buiten de riviervallei ;
het vooraf beoordelen van de ruimtelijke draagkracht binnen het betrokken ruimtelijk systeem voor die gebieden die in aanmerking komen in het kader van de slibproblematiek ; hierbij wordt aldus rekening gehouden met de ruimtelijke verenigbaarheid met de aangrenzende functies en activiteiten (goed nabuurschap) ;
het aanvaarden dat iedere ruimte een kwaliteit wordt toegekend die bij de beoordeling in rekening wordt gebracht waaronder ruimtelijk-ecologische kwaliteit, potenties voor buffering."
3. Voorbereidende en onderbouwde studies vanuit de waterbeheerders noodzakelijk
Vanuit ARP wordt gepleit voor een planmatige aanpak per bekken (deelbekken) vanuit de initiatiefnemers (de verschillende waterbeheerders :AWZ,AMINAL Water, Provincies, Gemeenten en Polders en Wateringen) aangezien zij vragende partij zijn voor locaties voor verwerking en berging en de nodige expertise hebben. In het verleden werden door AWZ voor een aantal bekkens reeds baggerbeleidsplannen opgesteld. Daarin werd aangegeven welke behoefte er was aan ruimte voor de berging (en lagunering) van baggerspecie, welke locaties voorhanden waren en werden verschillende nieuwe locatie-alternatieven onderling vergeleken. Op basis van die plannen werd reeds, na ruimtelijke afweging, een aantal gewestplanwijzigingen doorgevoerd waardoor een deel van het toen dringend probleem opgelost geraakte. Dit proces is echter stilgevallen, en werden geen nieuwe baggerbeleidsplannen aan ARP voorgelegd, mogelijk omdat de grootste acute nood tijdelijk opgelost is.
Uit de nog op te maken bekkenbeleidsplannen zal op middellange termijn (2006) blijken welke behoefte er nodig is voor berging en verwerking van bagger- en ruimingsspecie. In afwachting daarvan moet op korte termijn toch met een planmatige voorstudie per bekken gewerkt worden. Die planmatige voorstudie en het bekkenbeheersplan moet de kenmerken van een plan-MER bevatten, zodat de RUP's die volgen uit deze voorstudie niet nogmaals de procedure van een plan-MER moeten doorlopen (indien ze opgenomen worden in het uitvoeringsbesluit met vrijstelling van plan-MER). Dat betekent dat :
deze voorstudies worden opgemaakt in overleg met verschillende instanties (o m.AROHM,AMINAL, AWZ en ANRE) ;
er uitgegaan wordt vanuit de voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen en de principes uit het RSV (zie hoger) ;
er een vergelijking wordt gemaakt tussen de behoefte enerzijds en de beschikbare locaties volgens de huidige bestemmingsplannen anderzijds waaruit blijkt dat er bijkomende locaties nodig zijn ;
de verschillende technische alternatieven (berging, lagunering, mechanische ontwatering) en locatie-alternatieven moeten vergeleken worden op niveau van het bekken en ruimtelijk afgewogen worden ;
er een koppeling moet gelegd worden met beschikbare of nog in te richten overstromingsgebieden omdat die preventief kunnen werken door de natuurlijke bezinking van specie buiten de waterlopen ;
andere maatregelen ter preventie van specie in de waterlopen (zelfs buiten de bevoegdheid van de waterbeheerders) mee onderzocht moeten worden.
Op basis van zo'n bekkenbeheersplan / voorstudie / baggerbeleidsplan kan dan vanuit ruimtelijke ordening een RUP opgemaakt worden. De conclusies van die bekkenbeheersplannen / voorstudies / baggerbeleidsplannen zullen de belangrijkste elementen voor de toelichtingsnota (annex motivering) voor de RUP's moeten aanreiken.
4. Opmaak RUP's
a) Taakverdeling in functie van de subsidiariteit
Vooruitlopend op het kerntakendebat wordt in eerste instantie uitgegaan van volgende opdeling volgens het subsidiariteitsprincipe :
RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit bevaarbare waterlopen en de zeehavens : gewestelijke RUP's (ARP) ;
RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit onbevaarbare waterlopen : afhankelijk van de schaal van de bergingslocaties en of de effecten van de ruiming van de waterlopen worden hier provinciale RUP's of gemeentelijke RUP's of BPA's opgemaakt door resp. de provincies (of in afwachting van de goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk structuurplan door ARP) of de gemeenten. Het is momenteel onduidelijk welke RUP's door de provincies en welke door de gemeenten dienen opgemaakt te worden.
b) Inhoud van de RUP's
Ter voorbereiding van deze RUP's dient in elk geval onderzoek te gebeuren over :
Bestemming - lagunering ; - mechanische ontwatering ; - tijdelijke berging ; - definitieve berging ; - … - Inrichting met inbegrip van - (visuele) buffering naar de omgeving toe ; - nabestemming.
- Beheer met inbegrip van - instrumenten zoals onteigening, recht van voorkoop ; - fasering van het gebruik van het betrokken gebied voor de verwerking / berging van de specie.
c) RUP's voor dringende noden
In principe kan geen RUP opgemaakt worden voor individuele stort- of laguneringslocaties zonder planmatige aanpak. Rekening houdend met de noodzakelijke termijn voor de procedure van een RUP (grofweg 1 jaar) en de voorbereiding (opmaak voorstudie of baggerbeleidsplan en het informeel overleg met alle betrokkenen) kan voor een beperkt aantal acute problemen een afzonderlijk RUP opgesteld worden op voorwaarde dat de initiatiefnemers ook hiervoor een omstandige motivering en vergelijking van de verschillende (technische en locatie) alternatieven aanleveren.
5. Conclusies
- Een planmatige gebiedsgerichte aanpak is noodzakelijk : daartoe moeten de initiatiefnemers
baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opmaken.
-In het kader van de subsidiariteit worden, vooruitlopend op het kerntakendebat, door ARP gewestelijke RUP's uitgewerkt voor verwerking en berging van baggerspecie uit bevaarbare waterlopen en zeehavens, terwijl de RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie uit onbevaarbare waterlopen door de provincies en/of gemeenten worden uitgewerkt.
- Eens die baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opgemaakt zijn kunnen ARP, de provincies en/of de gemeenten de RUP's opstellen waarin de elementen uit de baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies alsmede een ruimtelijke afweging in de toelichtingsnota worden verwerkt. Die RUP's dienen in ieder geval uitspraken te doen over de bestemming, de inrichting en het beheer van de gebieden.
Interpellatie van de heer Johan De Roo aan mevrouw Vera Dua
Antwoorden op aanvullende vragen
Welke Oost-Vlaamse gemeenten hebben zich ingeschreven voor het DULO-waterplan binnen de nieuwe milieuconvenant? Welke kredieten zullen hiervoor ter beschikking worden gesteld?
De inspanning voor DuLo-waterplannen die via de samenwerkingsovereenkomst van de gemeenten gevraagd wordt is afhankelijk van het niveau waarop de gemeenten zich in de samenwerkingsovereenkomst verbinden.
Enkel als de gemeente de samenwerkingsovereenkomst 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling' op niveau 2 heeft ondertekend én daarbij de cluster water aangeduid heeft, is er een volledig DuLo-waterplan vereist.Voor Oost-Vlaanderen geldt dat enkel voor de gemeenten Evergem en Nazareth.
Op niveau 1 dienen enkel de twee eerste stappen (projectorganisatie en doelstellingen nota) van de code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid uitgevoerd te worden. Dit geldt voor Oost-Vlaanderen voor de gemeenten : Aalter, Assenede, Berlare, Bever, Brakel, Buggenhout, De Pinte, Deinze, Dendermonde, Destelbergen, Eeklo, Gavere, Gent, Geraardsbergen, Kluisbergen, Kruibeke, Laarne, Lebbeke, Lovendegem, Maldegem, Merelbeke, Nevele, Ninove, Oosterzele, Oudenaarde, Ronse, Sint-Martens-Latem, Waarschoot,Wachtebeke,Wetteren,Wichelen,Wortegem-Petegem, Zingem, Zomergem, Zottegem, Zulte.
Een DuLo-waterplan wordt niet per gemeente maar per deelbekken opgemaakt. Een deelbekken bestaat uit een verzameling VHA-zones. (VHA : Vlaamse Hydrografische Atlas). Het subsidiebedrag wordt berekend per VHA-zone waarna de som gemaakt wordt van de verschillende VHA-zones die deel uitmaken
van het deelbekken.
Het totale subsidiebedrag per VHA-zone = 12.500 euro x (watcoëfficiënt. + opp/inwonercoëfficiënt.)
De Watcoëfficiënt is afhankelijk van het aantal kilometer waterloop van 2de en 3de categorie. De Oppervlakte/ inwonercoëfficiënt hangt af van de oppervlakte van de VHA-zone en het aantal inwoners.
Dit subsidiebedrag heeft betrekking op de totale VHA-zone. Een opdeling moet dan nog gemaakt worden naar gemeenten en naar provincie(s).
Indien meerdere VHA-zones een deelbekken vormen, dan worden de subsidies samengeteld.Voor de uitvoering van niveau 1 kan men 25% bekomen en voor de uitvoering van niveau 2 de overige 75%. Met het oog op een beter waterbeheer is het vooral belangrijk dat de gemeente kan genieten van een belangrijke
subsidie voor de uitvoering van de maatregelen voorzien in het DuLo-waterplan. (Verdere details in verband met de berekeningswijze zijn beschreven op p. 73 van de Contracttekst van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Vlaams Gewest en gemeenten).
De provincie Oost-Vlaanderen heeft extra geld voorzien voor de opmaak van de DuLo-waterplannen. Het ligt in de bedoeling om mits goedkeuring van de provincieraad per deelbekken 25000 euro te voorzien om op die manier de opmaak van de DuLo-waterplannen te stimuleren.Voor de volledigheid wordt hier de
stand van zaken (januari 2003) weergegeven voor de deelbekkenwerking in Oost-Vlaanderen :
1. Reeds opgestarte of binnenkort op te starten deelbekkenwerkingen in Oost-Vlaanderen : opmaak DULO-waterplan (inclusief actieplan) tegen eind 2004
Deelbekken | Betrokken gemeentebesturen | Stand van zaken | Volgende stappen |
Krekenland (bekken Gentse Kanalen) | Assenede, Kaprijke, Zelzate, Sint- Laureins | Startnota door alle partners goedgekeurd, bestek opgemaakt | Gunning in maart 2003 |
Land van Waas (bekken Beneden-Schelde) | Beveren, Sint-Gillis- Waas, Stekene, Sint- Niklaas | Startnota door alle partners goedgekeurd, bestek opgemaakt; | Gunning in maart 2003 |
Moervaart (bekken Gentse Kanalen) | Gent, Zelzate, Wachtebeke, Lochristi, Moerbeke, Lokeren, Stekene, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Waasmunster | Startnota klaar, bestek besproken | Start opmaak kan pas in maart 2004 |
Durme (bekken Beneden-Schelde) | Lochristi, Lokeren, Zele, Waasmunster, Hamme, Temse, Dendermonde, Evergem, Destelbergen en Berlare | Eerste verkennend gesprek gevoerd; alsook een overleg met alle betrokken gemeenten | Startnota opstellen; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
Naam nog te kiezen (bekken Leie) | Gent, Sint-Martens- Latem, De Pinte, Deinze, Nazareth, Kruishoutem, Zulte, Wortegem-Petegem en een aantal West- Vlaamse gemeenten | Eerste verkennend gesprek gevoerd | Startnota opstellen; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
Scheldeland (bekken Boven-Schelde) | Destelbergen, Laarne, Lochristi, Berlare, Wetteren, Wichelen, Zele, Dendermonde | Ontwerp startnota klaar | Startnota bijwerken; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
Naam nog te kiezen (Bekken Gentse Kanalen) | Evergem, Gent, Eeklo, Assenede, Waarschoot, Kaprijke, Zomergem, Knesselare, Lovendegem, Nevele | - overleg met alle partners; opmaak startnota; start opmaak plan kan pas in maart 2004 | |
Naam nog te kiezen (bekken Boven-Schelde) | Zingem, Nazareth, Gavere, De Pinte, Merelbeke, Gent, Zwalm, Kruishoutem, Wortegem-Petegem, Oudenaarde, Zottegem en Oosterzele | Overleg met alle partners; opmaak startnota; start opmaak plan kan pas in maart 2004 |
2. Voor alle andere deelbekkens zal door de provincie (i.s.m. alle partners) een doelstellingennota worden opgemaakt tegen eind 2004.Voor de twee Molenbeken in Geraardsbergen (waterlopen nr. 5195 en 5.160) is reeds een aanvang genomen voor de opmaak van een doelstellingennota.
Kan de minister een stand van zaken geven in verband met het eventueel aanleggen van een bijkomend overstromingsgebied in Maldegem-Kleit? Maatregelen zijn in elk geval noodzakelijk naar aanleiding van de aanhoudende wateroverlast.Waar zal dit gebied komen? Zal het bestaande bufferbekken vergroot worden?
Als antwoord op deze vraag kan grotendeels verwezen worden naar de vergadering die op 7 november 2002 doorging bij de gemeente Maldegem en waar naast een aantal vertegenwoordigers van de gemeente Maldegem (waaronder de burgemeester, de heer Johan De Roo), ook de PTD Oost-Vlaanderen en de afdelingen
Land en Water van Aminal aanwezig waren.
op de vermelde vergadering werd afgesproken dat de gemeente zou starten met de eerste verkennende gesprekken voor de grondverwerving, gevolgd door de effectieve verwerving. Het ruilverkavelingscomité Maldegem zou, bijgestaan door de VLM, een ontwerper aanduiden. Het ruilverkavelingscomité komt op
vrijdag 24 januari samen om de aanstelling van een ontwerper verder te bespreken. Het is de bedoeling het ontwerp nog in het voorjaar te kunnen opstarten.
na een studie door de VLM kwam naar voor dat de meest voor de hand liggende oplossing enerzijds bestaat uit het verdubbelen van het bergend vermogen van het bestaande wachtbekken op de Ede en anderzijds het aanleggen van een bijkomend wachtbekken nabij de weg Onderdijke.
-----------------------------------------------