Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 16/01/2003
Verenigde Commissies voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, en voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 16/01/2003
Interpellatie van de heer Mark Van der Poorten tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de overstromingsproblematiek in de Denderregio
Interpellatie van de heer Joris Van Hauthem tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de wateroverlast in Liedekerke
Interpellatie van de heer Karim Van Overmeire tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de watersnood in de Denderstreek
Interpellatie van mevrouw Isabel Vertriest tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, en tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de waterbeheersingsproblematiek in het Denderbekken
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Van der Poorten tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de overstromingsproblematiek in de Denderregio, van de heer Van Hauthem tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de wateroverlast in Liedekerke, van de heer Van Overmeire tot minister Stevaert, over de watersnood in de Denderstreek en van mevrouw Vertriest tot minister Dua en tot minister Stevaert, over de waterbeheersingsproblematiek in het Denderbekken.
De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark van der Poorten : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega's, omtrent de Dender moet ik vooraf melden dat de toestand steeds erger wordt en de overstromingen steeds grotere proporties aannemen.
Minister Stevaert heeft daarnet al op een aantal meteorologische aspecten gewezen. De weersomstandigheden zijn extreem geweest. De regenval heeft zich op een winters piekmoment voorgedaan. Er was op dat ogenblik minder verdamping, en bovendien lag de plantengroei stil.
Desalniettemin zijn er langs de loop van de Dender steeds meer en steeds ernstiger overstromingen. Het overstromingsgevaar is in alle seizoenen groter geworden. Ik heb hierover met heel wat mensen gesproken. Zelfs de bejaarden hebben me verteld dat ze dit nog nooit hadden gezien. De ellende wordt dan ook steeds groter.
Ik zou in dit verband even willen verwijzen naar een brief die de burgemeester van Geraardsbergen aan de minister-president, de minister vice-president en de overige leden van de Vlaamse regering in januari 2001 heeft gestuurd. Naar aanleiding van de overstromingen die zich in de loop van die maand hebben voorgedaan, heeft hij de Vlaamse regering op het gebrek aan buffering van het water op Waals grondgebied gewezen.Volgens hem is dit gebrek waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van de huidige problemen. Hierdoor en door de recente modernisering van de stuwen wordt het water te snel naar Geraardsbergen, Ninove en de aanpalende gemeenten afgeleid, wat op die plaatsen tot overstromingen leidt.
Iedereen weet evenwel dat zich op het grondgebied van Deux-Acren, een deelgemeente van de Henegouwse gemeente Lessines, een overstromingsgebied bevindt. Dit gebied is al sinds het ontstaan van de gewestplannen als een overstromingsgebied ingekleurd. De realisatie van dit overstromingsgebied zou het overstromingsgevaar in de getroffen gemeenten in hoge mate kunnen terugdringen.
Wallonië heeft evenwel geen belang bij de realisatie van dit overstromingsgebied. De afwezigheid van belangen heeft in dit geval blijkbaar ook tot een afwezigheid van belangstelling geleid. De Waalse overheid heeft tot op heden geen enkel initiatief in dit verband genomen. Ik denk overigens niet dat we van Waalse zijde een dergelijk initiatief mogen verwachten.
Ik vraag me dan ook af in welke mate de Vlaamse regering de aanleg van dit overstromingsgebied tracht te stimuleren. Ik weet dat hierover in het verleden overleg is gepleegd. Is er nu ook overleg met de Waalse overheid? Kan dit dossier opnieuw ter sprake worden gebracht? Indien nodig zou de Vlaamse overheid de werken aan dit overstromingsgebied kunnen cofinancieren.
Heel wat mensen zijn van oordeel dat de Dender onvoldoende diep is en in hoge mate is dichtgeslibd. Dit blijkt ook uit de ervaringen van de verschillende brandweerkorpsen in de Denderstreek. Het is jaren geleden dat er nog in de Dender is gebaggerd. Er wordt wel regelmatig geploegd.
De Dender is niet langer in staat om een groot volume aan water op te vangen. Dit betekent niet noodzakelijk dat er moet worden gebaggerd. Naar aanleiding van de recente overstromingen heeft de brandweercommandant van Aalst op het uitbaggeren van de Dender aangedrongen. Hij is er ook van overtuigd dat de rivier moet worden uitgediept. Ik weet dat dergelijke baggerwerken ons automatisch naar de specieproblematiek leiden. Dit onderwerp is hier al meermaals aan bod gekomen. De vraag is evenwel of de bestaande regelgeving niet aan een herziening toe is.
Ik zie niet in waarom het slib in het eigen bekken moet worden opgevangen. Zijn er geen andere mogelijkheden? Kan het slib niet naar de zee worden gebracht? Valt deze mogelijkheden te overwegen? Kan dit nader worden onderzocht?
In verband met deze vraag zou ik nog even naar een recent verschenen artikel over de overstromingsproblematiek willen verwijzen. In dit artikel stelt de auteur dat het slib in onze rivieren tegelijkertijd de oorzaak en het gevolg is van de hoge waterstanden, van het uitblijven van de noodzakelijke onderhoudsbaggerwerken op diverse locaties en van de beperkte natte sectie van de waterweg. Op die manier remt het slib de vlotte evacuatie van de wasdebieten af.
Een andere mogelijke oplossing is het oprichten van kaaimuren. Ik heb vernomen dat voor het eerstkomende begrotingsjaar in een kleine uitbreiding op het grondgebied van Ninove is voorzien. De verhoogde kaaimuren te Roosdaal hebben hun efficiëntie recent alleszins bewezen. Zonder die kaaimuren was de ramp in die gemeente zeker groter geweest.
Ik zou hier nog even willen verwijzen naar een element in de discussie dat de heer De Roo daarnet al heeft aangehaald. De huidige regelgeving bevat een aantal zeer restrictieve normeringen die de uitvoering van wateroverlastwerende werken hypothekeren. Soms kunnen veeleer kleinschalige ingrepen het menselijk leed al enigszins verzachten. Wie dergelijke kleine, resultaatgerichte infrastructuurwerken concipieert en uitwerkt, stelt evenwel vast dat ze in een bufferzone of in natuur-, bos- of agrarisch gebied moeten worden uitgevoerd.
De meeste mensen staan zeer kritisch tegenover de strikte regelgeving. Ik vraag me af of die regelgeving onder bepaalde voorwaarden buiten werking kan worden gesteld of soepeler kan worden toegepast, zoals in het verleden in Nederland is gebeurd. Ik besef dat dit geen evidente vraag is. Als het water in de huizen stroomt, hebben de mensen evenwel geen boodschap aan stedenbouwkundige of milieuvriendelijke overwegingen.
Ik zou ook nog enkele vragen willen stellen over het overleg tussen de premier en de burgemeesters van negen getroffen gemeenten. De premier heeft verklaard dat deze gemeenten door het Rampenfonds zouden worden erkend. Mijns inziens moet het Rampenfonds pas aan het einde van een hele rij maatregelen in werking treden.Weet de minister wat tijdens dit overleg is gezegd? Wat is er precies uit de bus gekomen? Werden concrete afspraken gemaakt?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem :Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik zal mijn interpellatie kort houden, want ik wil het in het bijzonder hebben over Liedekerke.
De heer Van der Poorten heeft reeds de ruimere situatie aangekaart. Ook Liedekerke heeft overlast aan water gekend - en geen klein beetje. Ongeveer 40 woningen in de stationsbuurt, meer bepaald in de Stationsstraat en de Appelboomstraat, werden getroffen. Het merkwaardige aan de zaak is dat het de eerste maal is dat die gemeente zo zwaar werd getroffen. Dat is verwonderlijk, want de gemeente heeft een aantal gebieden die overstroomd kunnen worden door de Dender. De Dender is nu echter zo ver uit haar oevers getreden dat het water zelfs in de stationsbuurt terechtkwam.
Ik beweer niet dat Liedekerke een voorbeeld is op het vlak van ruimtelijke ordening, want in het verleden is heel wat fout gelopen. Het element van verkeerd verkavelde gronden is er echter niet aanwezig. Het gemeentebestuur van Liedekerke zou nu, weliswaar op een beperkte basis, een aantal kaaimuurtjes aanleggen en daarbij gebruik maken van het recht van opstal.
Ik wil de Vlaamse regering confronteren met de analyse van de burgemeester van Liedekerke. Hij haalt drie oorzaken aan voor de wateroverlast in zijn gemeente. De eerste is het jarenlang niet uitbaggeren van de Dender. De boutade doet de ronde dat de Dender een soort bak is die halfvol zit en dat er te weinig plaats is om het water eventueel door te laten.
In zijn poging van analyse over hoe het zo ver is kunnen komen, wijst de burgemeester ook met een beschuldigende vinger naar het Waals Gewest en naar Aquafin. De heer Van der Poorten heeft er reeds op gewezen dat het Waals Gewest zou vertikken de nodige infrastructuurwerken uit te voeren. Het aanleggen van wachtbekkens kost natuurlijk geld, maar de problemen moeten indien mogelijk bij de bron worden aangepakt. Dat is nodig opdat de problemen zich niet verder zeewaarts verplaatsen.
De derde oorzaak volgens de burgemeester is dat een pompinstallatie van Aquafin die vlakbij de Dender in een overstromingsgebied ligt, zelfs bij wateroverlast onvoldoende watertoevoer zou krijgen. Als dat klopt, dan is iets grondig fout met de werken van Aquafin in Liedekerke.
Hoe staat het met de baggerwerken? Hoe lang is het geleden dat de Dender nog eens werd uitgebaggerd? Welk toekomstprogramma werd opgesteld? Heeft de Vlaamse regering al contact opgenomen met het Waals Gewest om via overleg een aantal infrastructuurwerken te laten uitvoeren? Klopt de bewering van de burgemeester dat de pompinstallatie niet oordeelkundig werd aangelegd waardoor de watertoevoer onvoldoende is?
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega's, ook mijn interpellatie gaat over de watersnood in de Denderstreek, maar meer in het bijzonder over de gebeurtenissen aan de Oost-Vlaamse kant van de Dender.
Vooral de gemeenten Geraardsbergen, Ninove en Denderleeuw werden getroffen. Ook de wijk rond de Molenbeek in Aalst had heel zwaar te lijden onder de overstromingen. De watersnood trof zowel huizen als bedrijven. De waterstand van de Dender was uitzonderlijk hoog, naar verluidt de hoogste in 45 jaar. De minister heeft daarnet reeds opgemerkt dat wat in een niet zo ver verleden als uitzonderlijk werd beschouwd, steeds meer de regel dreigt te worden.Welke maatregelen zullen worden getroffen om een herhaling van de gebeurtenissen te vermijden?
Mijnheer de minister, de heer Van der Poorten heeft het reeds gehad over het bufferbekken dat kan worden aangelegd net over de Vlaams-Waalse grens in Wallonië. Dat bekken zou reeds zijn ingekleurd in het gewestplan, maar de besprekingen terzake slepen al meer dan 30 jaar aan.Wat zijn de exacte knelpunten? Op welke wijze denkt u te kunnen bijdragen tot een snellere realisatie van dit bufferbekken?
Er zouden nog 14 nieuwe collectoren zijn gepland in de Denderregio.Volgens sommigen leiden die collectoren niet tot een merkbare verbetering van de waterkwaliteit, wel tot meer overstromingen. Deelt u dit standpunt? Mogen we een wijziging van het beleid verwachten?
Er werd reeds op gewezen dat de Dender al jaren niet meer werd uitgebaggerd. Ik ben het ermee eens dat het niet opgaat om een klein stukje te baggeren, want daardoor worden de problemen verplaatst. Als we zoiets doen, moeten we dat grootschaliger aanpakken.We moeten ervoor zorgen dat, wanneer de Dender gevrijwaard is, de problemen zich niet verplaatsen naar Dendermonde of naar de Schelde. U kunt natuurlijk zeggen dat we de Dender niet mogen uitbaggeren omdat het dan verder stroomafwaarts overstroomt. Daar hebben de mensen stroomopwaarts natuurlijk niet veel aan. Daarom had ik graag van u een toveroplossing gehoord. U zult me die straks ongetwijfeld geven.
Dan kom ik bij de vijfde vraag. U hebt daar trouwens daarnet al allusie op gemaakt. De regering zou reeds beslist hebben om een aantal huizen langs de Denderoevers te onteigenen. Over hoeveel woningen gaat het reeds? U sprak daarnet van een zestal woningen in de Majoor Van Lierdestraat in Geraardsbergen. Is dit iets uitzonderlijks en zeer lokaal gebonden of past het in een groter project? Welke plannen zijn er terzake?
Mijn zesde vraag is een meer algemene vraag. In welke infrastructurele maatregelen wordt er voorzien? Wat is het tijdsbestek waarin deze gerealiseerd zullen zijn?
Zo kom ik bij mijn zevende en laatste vraag. Ook van de gemeenten worden er nu al belangrijke inspanningen verwacht. Zal er in de toekomst nog meer van hen worden verwacht? Staat daar dan een financiële compensatie tegenover? Ik denk aan noodkredieten. Ik denk aan een nieuwe verdeelsleutel voor de middelen van het Gemeentefonds. Daarbij zou dan ook rekening worden gehouden met het feit dat een gemeente extra lasten heeft omdat ze aan een belangrijke rivier ligt.
De voorzitter : Mevrouw Vertriest heeft het woord
Mevrouw Isabel Vertriest : Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de regering, collega's, mijns inziens is het belangrijk om te kijken naar de specificiteit van elk bekken. De Dender is de enige volledige regenrivier die Vlaanderen rijk is. Mede door het grote verval veroorzaken hevige regenbuien meer dan in de andere Vlaamse rivieren hevige maar kortstondige was met grote snelheid en debiet. Doordat de meeste beken in de regio hoger ontspringen dan het gemiddelde voor Vlaanderen, heeft de Dender een onstuimiger karakter dan de Leie. Daarom is het meer dan in andere bekkens belangrijk dat ook op de hoger geleden delen bosuitbreidingen gebeuren. De bossen fungeren immers als een soort sponsen, zodat het water langer wordt vastgehouden. Minister Van Mechelen is hier momenteel niet, maar ik wil toch vooral ten opzichte van hem zeggen dat het onverstandig zou zijn om geld weg te sassen dat hij beter zou kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor dergelijke bosuitbreidingen.
Bij het opzetten van het nieuwe integraal waterbeleid zal niet alles tegelijkertijd kunnen worden aangepakt. Hoe dan ook, blijkbaar veroorzaken in het Denderbekken vooral de Mark en de Molenbeek als deelbekkens de belangrijkste problemen met betrekking tot de toevoer van hoge debieten en erosieslib, en bijgevolg ook wateroverlast.
Daarmee kom ik meteen bij mijn eerste vraag. Voorziet de minister in prioriteiten voor de integrale aanpak van deelbekkens, vooral wat de bovenlopen betreft, en om meer water in de grond te laten dringen? Omdat we niet alles tegelijk kunnen aanpakken, zouden we kunnen overwegen om vooral de Mark en de Molenbeek prioritair aan te pakken.
De oorsprong van de Dender ligt in Wallonië. In dit verband heb ik de volgende vraag. Is er vanuit Wallonië voldoende en op tijd informatie gekomen over het wassen van de rivier om tijdig maatregelen te kunnen nemen? Ik vraag dat vooral omdat de overstromingen zich in eerste instantie situeerden in Overboelare, Geraardsbergen en Zandbergen, net aan de grens met Wallonië. Omwille van de bevaarbaarheid heeft men het onstuimig karakter van de Dender proberen te temmen. Vanaf Ath is de Dender gekanaliseerd en zijn sluizen geplaatst.
Ik refereer aan het voorontwerp van structuurplan Oost-Vlaanderen. Daarin wordt de toekomstvisie voor de Dender bepaald. Het gaat dan meer bepaald over de Dender als ruggengraat en randvoorwaarde van de stedelijke ontwikkeling. Bij stedelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan de Dender als ecologische verbinding doorheen de stedelijke agglomeratie en als toeristisch-recreatieve verbinding tussen stad en open ruimte.
De functie van de Dender als ruggengraat van een ecologisch systeem, als structurerend landschapselement en als ader voor toerisme en recreatie kan worden versterkt.Verder kan de Dender gebruikt worden als waterfront ten behoeve van de woonomgevingskwaliteit, doch zal hij ook randvoorwaarden opleggen bij de ontwikkeling van nieuwe woonuitbreidingen. Als binnenvaartweg kan de Dender een ondergeschikte rol behouden, doch infrastructurele ingrepen om de transportfunctie te vergroten, en ten koste van de ecologische en landschappelijke waarden, zijn niet wenselijk. Dat komt dus uit het voorontwerp van structuurplan Oost-Vlaanderen, waarin in het analysegedeelte ook nog staat dat de Dender nog weinig belang heeft voor de binnenscheepvaart.
In het geheel van het structuurplan wordt met de waterdynamiek geen rekening gehouden of over bekkenvisie staat er niet veel in het structuurplan.
Gezien het karakter van de Dender, de terugkerende wateroverlast en het vrij geringe belang van de binnenscheepvaart zou ik willen vragen aan de ministers om de omzetting van bevaarbare tot onbevaarbare waterloop van de Dender te overwegen.
Ik stel het voorzichtig omdat ik dat als parlementslid onmogelijk op zo'n korte tijd kan inschatten en vervoer over water een betere energieverhouding heeft. Ik merk alleen dat, willen we de loop bevaarbaar houden, er een aantal maatregelen veel moeilijker of onmogelijk zijn om de preventie inzake wateroverlast te realiseren. Ik denk bijvoorbeeld aan hermeandering.
Ik heb dan ook de volgende concrete vraag. Overweegt de Vlaamse regering om de Dender geheel of gedeeltelijk te veranderen van statuut van bevaarbare naar onbevaarbare waterloop? Of kan er voldoende ruimte voor water worden geschapen met een bevaarbare Dender? Is de studie van de Aminal afdeling Water ter bepaling van de potentiële overstromingsgebieden voor het Denderbekken reeds afgerond?
Stroomafwaarts zien we dat het Denderbellebroek, een overstromingsgebied, dreigt te worden aangetast door plannen voor aanleg van een weg. In het Nieuwsblad van zaterdag 4 januari stond een artikel met als titel 'Bang afwachten of Bellebroek standhoudt'. Ik citeer : 'In Lebbeke was het gisteren bang afwachten of Bellebroek, de watercollector bij uitstek in de regio, stand zou houden.Vanuit het Broek belandt het water via een overvloeidijk in de Dender. De opvangcapaciteit van het Broek is bijna opgebruikt, stelde burgemeester François Saeys vast. Het is bang afwachten of het nog een volgende getij aankan. Met alle mogelijke middelen wordt geprobeerd nog zo veel mogelijk water te spuien. Aan de overkant van de Dender, in Mespelare en Gijzegem, waar de overlast huizen bedreigde, was men gisteren volop bezig met het pompen. De diverse betrokken diensten spraken af bij overlast in Bellebroek de pompen meteen naar de overkant van de Dender te verplaatsen. In Mespelare worden slechts een vijftigtal woningen bedreigd. In Denderbelle en Sint-Gillis-Dendermonde zijn er dat ruim 2.000. Dan is de keuze vlug gemaakt. De laatste vaststellingen in Lebbeke zelf laten vermoeden dat de wachtbekkens nog één dag regen kunnen opslokken.'
Het Denderbellebroek is nog een goed voorbeeld van een overstromingsgebied dichtbij de monding van de Dender dat sinds vele jaren de omliggende gemeenten Dendermonde, Lebbeke en een deel van Aalst, van wateroverlast behoedt. Door zijn oppervlakte van 150 hectare kan meer dan 1 miljard liter water tijdelijk worden opgevangen ter ontlasting van de Dender en de bijhorende beken. Belangrijk is dat de hydrologie van het gebied onder geen beding mag worden verstoord zodat alle overtollige water nog steeds terechtkomt waar het hoort, namelijk in het Broek en niet in omliggende straten en huizen. Dat er zelfs na de recente aanleg van wachtbekkens in Lebbeke nog straten gedeeltelijk blank staan, toont aan dat er niet veel overschot is. Gelukkig zijn er nog enkele natuurlijke overstromingsgebiedjes net buiten het Broek zoals de Steenkouter in Denderbelle, de weiden tussen Denderbelle en Wieze, de zogenaamde Korfkes, een onderdeel van de Wiestermeersch en het weidegebied tussen de Dries en de Krulsstraat in Denderbelle. Dit laatste gebied alsook de Steenkouter liggen echter op het geplande tracé van de N41 zodat elke aantasting van deze open ruimtes absoluut te vermijden is.
Ik hoop dat iedereen beseft dat een aantasting van het Bellebroek alleen maar meer waterellende meebrengt.Waar gaat dat water dan naartoe? Bovendien is een dossier ingediend om het gebied, net zoals de Wiestermeersch, als natuurreservaat te erkennen. Kunnen de ministers ermee akkoord gaan dat deze Broekgebieden ongeschonden moeten blijven zodat ze de omliggende huizen beschermen? Wordt Bellebroek als natuurreservaat erkend? Zo ja, wanneer?
Een volgend dossier is dat van Liedekerke met een ondergelopen station en industrieterrein. Ik interpelleerde minister Van Mechelen daarover op 23 maart 2000. Hij antwoordde dat hij rekening zou houden met mijn opmerkingen en dat het nieuwe station in een overstromingsgebied zou worden opgetrokken. In de gewestplanwijziging is dat toen geschrapt, maar blijkbaar wordt het idee opnieuw geopperd bij het RUP voor grootstedelijk gebied Aalst. Het argument dat een station aan een spoorweg moet liggen, is natuurlijk valabel. De spoorlijnen zijn echter lang en er kunnen op veel plaatsen stations worden gebouwd. Vraag hierbij is dan in hoeverre het RUP van Aalst watergevoelig is. Zal de minister het RUP van Aalst bijsturen met meer respect voor de waterproblematiek?
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, dames en heren, ik antwoord eerst op de interpellatie van de heer Van der Poorten. Ik geef een opsomming van de initiatieven welke op korte en middellange termijn zullen worden genomen in de regio van de Dender. Op korte termijn zal in Geraardsbergen de Denderdijk worden verhoogd en versterkt ter bescherming van de woningen in de Gaverstraat en omgeving. Een zestal woningen in de Majoor Van Lierdelaan zullen worden aangekocht. Het betreft woningen die niet op een realistische manier te beschermen zijn door waterkeringen. De aankoopprocedure is lopende. De onteigeningscommissaris is met haar onderhandelingen gestart.
Op halflange termijn kan worden getracht om in overleg met Wallonië, een bufferbekken te bouwen juist over de grens in Deux-Acren waar de geografische omstandigheden zich daartoe uitstekend lenen. Langs de afwaartse kant zou het bouwen van een krachtig pompstation een oplossing kunnen bieden. Hierdoor zou het afwaarts gelegen bufferbekken Denderbellebroek, tussen twee getijden leeggepompt worden naar de Zeeschelde.
Dan ga ik even dieper in op de baggerwerken. Op de Dender zijn de problemen van aanslibbing van de rivier beperkt. Dit komt door het specifieke karakter van de Dender die een groot verval heeft en een grote variatie van debieten. Daardoor onderhoudt de rivier zichzelf. Enkel in de toegangsgeulen van sommige sluizen zijn er problemen met afzettingen van slib. Op de waterafvoer heeft dit geen impact, omdat de geulen van de stuwen vrij zijn. Er is ook een vrij belangrijke slibafzetting juist opwaarts de sluis van Dendermonde op de rechteroever. Deze is vooral hinderlijk voor de scheepvaart en niet zozeer voor de waterafvoer. De aanslibbingen worden met agitatiebaggerwerk of ploegen verplaatst. Dit is inderdaad niet de meest efficiënte oplossing en het zou beter zijn de aanslibbing uit de waterweg te verwijderen. Dit kan voorlopig niet omdat op de Dender geen bergingslocaties voor de baggerspecie beschikbaar zijn. In ieder geval zijn er voor de onmiddellijke toekomst geen baggerwerken gepland op de Dender waarbij specie uit de waterweg zal worden verwijderd.
De aanduiding van bergingslocaties voor het slib van de Dender zal moeten volgen uit het Sectoraal Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingspecie dat in opdracht van de Vlaamse regering wordt uitgewerkt door minister Dua. Het Vlaams Gewest is inderdaad nog steeds voorstander van de bouw van een bufferbekken in Wallonië in Deux-Acren. Een kosten-batenstudie zal uitsluitsel moeten geven of deze investering verantwoord is. Uit een eerste benaderende berekening is echter gebleken dat het geplande bufferbekken wellicht te klein zou zijn geweest voor deze recente debieten en waterafvoeren. Moest het bufferbekken in gebruik zijn, dan zouden de overstromingen vermoedelijk korter van duur zijn, maar ze konden zeker niet worden uitgesloten. Daarom blijven meerdere, parallelle oplossingen aangewezen, bijvoorbeeld het nemen van plaatselijke beschermingsmaatregelen of het aankopen van woningen.
Mijnheer Van der Poorten verwees naar het dumpen van slib in zee. Dat is evenwel geen oplossing omdat daarvoor een vergunning is vereist. Bovendien creëert dit een aantal grote mobiliteitsproblemen. Ik wil er nogmaals op wijzen dat we met de Dender geen probleem van slib hebben, maar wel een probleem van bufferingszone. Wallonië zal tot een grote bufferingszone moeten overgaan, zo niet zullen we de problemen niet kunnen oplossen.
Mijnheer Van der Poorten had ook een goede suggestie in verband met de kaaimuren. Hij verwijst daarbij waarschijnlijk naar de New Jersey's. Dat is inderdaad een goed systeem waar we verder werk van maken en waarvoor we in de nodige middelen moeten voorzien.
Voor de interpellatie van de heer Van Hauthem verwijs ik naar het antwoord van collega Dua. Ik kan u wel zeggen dat er in de winter van 1994-1995 nog plaatselijk gebaggerd werd. Ook voor de interpellatie van mevrouw Vertriest verwijs ik naar collega Dua.
De stuwen op de Dender en op de Bovenschelde moeten in de toekomst inderdaad systematisch worden vernieuwd zoals dit trouwens nu reeds gebeurt op de Bovenschelde. Op de Dender moet dit echter gepaard gaan met een verbetering van de waterafvoer naar de Zeeschelde, zo niet zal Dendermonde het slachtoffer worden van de systematische versnelling van de afvoer. Dit zou kunnen door de bouw van een groot pompstation dat het Denderbellebroek leegpompt naar de Zeeschelde toe, tussen twee getijden in.
Zoals hiervoor reeds gezegd, werd er inderdaad beslist een groepje van zes woningen in der minne aan te kopen in de Majoor Van Lierdelaan te Geraardsbergen. Dit gebeurt omdat de kosten van een eventuele bescherming merkelijk groter waren dan de aankoop ervan en omdat door deze aankoop een natuurgebied optimaal als buffer kan ingeschakeld worden.
Op langere termijn moeten meerdere buffergebieden worden aangelegd in het opwaarts gedeelte van de rivier en zijn zijrivieren. In het afwaarts gedeelte moet de afvoer van het water, dat zich in de rivier bevindt, versneld worden afgevoerd naar de Zeeschelde. Het hiervoor, onder punt 4, genoemde pompgemaal zou daarvoor een oplossing kunnen bieden. Tevens moeten, zoals gesteld, de stuwen worden vernieuwd.Vermits hieromtrent nog heel wat moet bestudeerd worden, is het momenteel onmogelijk hier al een tijdpad voor uit te tekenen.
Omtrent uw vraag met betrekking tot een mogelijke ondersteuning aan de gemeenten en het Gemeentefonds, moet ik u verwijzen naar mijn collega van Binnenlandse Aangelegenheden.
Mevrouw Vertriest, in antwoord op uw vraag over de informatie uit Wallonië, kan ik u melden dat het hydrologisch informatiecentrum van het laboratorium de nodige informatie heeft bekomen telkens nadat er telefonisch om verzocht werd. Aan de afdeling Bovenschelde, beheerder van de Dender, werd geen informatie doorgespeeld.
Op het Waalse deel van de Dender werden de afgelopen jaren de stuwen in Lessen geautomatiseerd en werd de afvoercapaciteit bijna verdubbeld. Hierdoor kan vanuit Lessen veel meer water afwaarts worden afgevoerd dan voorheen het geval was. Deze automatische stuwen werden gebouwd zonder voorafgaandelijk overleg met het Vlaams Gewest.
Wel zijn er in 2000 akoestische debietmeters in Overboelare gebouwd, op 1,5 kilometer afwaarts van de grens met het Waalse Gewest, waardoor per minuut de waterpeilen en debieten in Overboelare worden doorgestuurd en waar op adequate wijze wordt gereageerd door het aanpassen van de stuwopeningen in Geraardsbergen.Wanneer evenwel alle schotbalken uit de stuwen in Geraardsbergen zijn verwijderd, kan men op geen enkele andere wijze nog meer water afvoeren naar de afwaarts gelegen gebieden.
De link tussen de overstromingsproblematiek en het al dan niet bevaarbaar zijn van de Dender is onbestaande. Met andere woorden, in geval van was wordt sowieso absolute voorrang gegeven aan de evacuatie van de debieten. Er is dus geen enkele behoefte om het statuut van de Dender te wijzigen. Ook met een bevaarbare Dender kan er voldoende ruimte voor water worden gecreëerd. Door het Waterbouwkundig Laboratorium en Hydrologisch Onderzoek Borgerhout werd in 2002 gestart met de opmaak van het mathematisch model van de Dender.Dit model wordt in 2003 afgerond. Aan de hand van dit mathematisch model kunnen potentiële overstromingsgebieden worden onderzocht en hun positieve invloed op het waterpeil op de Dender worden berekend. Zo zal bijvoorbeeld de invloed van een eventueel spaarbekken op de rechteroever van de Dender opwaarts de sluis in Denderleeuw worden onderzocht.
Overeenkomstig een Europees akkoord van 19 januari 1996 maakt de Dender deel uit van het Europese netwerk van waterwegen. In dit netwerk is de Dender aangeduid als de vertakking E-05-04.
In een samenwerkingsverband met het Waals Gewest heeft het Vlaams Gewest er zich toe verbonden de Dender voor de scheepvaart minstens op het huidige gabariet klasse I te behouden in het vak van de grens van het gewest tot Aalst en een uitbouw te plannen in het vak Aalst-Dendermonde naar klasse IV.Thans is dat klasse II.
In 2001 werden er op de Dender circa 500.000 ton goederen vervoerd, goed voor zo'n 30 miljoen tonkilometer. Een recente studie wees uit dat er nog een potentieel is van ongeveer 3 miljoen ton goederen per jaar door nieuwe kaaimuurprojecten, onder meer voor afval- en bouwmaterialen.Voor zover nodig moet ik eraan herinneren dat het vervoer via de waterweg het ecologisch alternatief bij uitstek is voor het dichtslibbend wegverkeer. Elk schip, hoe klein ook, vertegenwoordigt immers minstens een tiental vrachtwagens.
Sluizen en stuwen zijn zeker niet overstromingsbevorderend. Integendeel, zonder stuwen en sluizen zou er bij wateroverlast geen enkele sturing meer kunnen gebeuren van dit oppervlaktewater. Een Dender zonder stuwen en sluizen zou zware wateroverlast veroorzaken in de stroomafwaartse gebieden en aan de monding van de Dender in de Bovenzeeschelde. Bovendien zouden de stroomsnelheden toenemen en voor zware erosie van bodem en oevers zorgen.
Sluizen en stuwen hebben ook een ecologische meerwaarde omdat door het peilbeheer niet alleen scheepvaart mogelijk is, maar bij middelbare en vooral lage afvoeren ook het water wordt opgehouden. De Aminal en de andere waterbeheerders gebruiken deze techniek in hun waterlopen door bijvoorbeeld schotten te plaatsen om het oppervlaktewater in de grond te laten dringen en het peil van het grondwater te verhogen.
Tot slot is er nog recreatieve en passagiersvaart, die een niet te onderschatten maatschappelijke waarde heeft. Op de Dender zijn er verschillende toeristische trekpleisters en de recreatie- en passagiervaart is er nadrukkelijk aanwezig. Om al deze redenen lijkt een wijziging van het statuut van de Dender mij zeker niet aangewezen.
Door de eventuele aanleg van een nieuwe weg, de N41, die doorheen het Denderbellebroek loopt, zal dit broek inderdaad een beetje verkleinen.Voor de aanleg van deze nieuwe weg moet een brug, met voldoende doorvaarthoogte, over de Dender worden gebouwd. Indien men deze weg door het Denderbellebroek op pijlers verder zou bouwen kan het gedeelte onder de weg in het Denderbellebroek nog steeds overstromen, waardoor de capaciteit van het Denderbellebroek slechts minimaal zou verkleinen.
Een andere mogelijke oplossing zou erin bestaan een pompstation te bouwen op de Dender in Dendermonde met een capaciteit van ongeveer 20 tot 25 kubieke meter per seconde. Dat is een erg grote capaciteit maar hierdoor zou er 24 op 24 uur water vanuit de Dender naar de Schelde kunnen worden gepompt, en kan worden voorkomen dat de gemeenten stroomafwaarts van Aalst nog met wateroverlast te kampen hebben.
Om te voorkomen dat de woningen in Mespelare en Gijzegem nog met wateroverlast te kampen hebben, zou er naar verluidt in 2003 door de stad Aalst, in samenwerking met het Vlaams Gewest, de stad Dendermonde, de polder van de Beneden-Dender, de VMM en Aquafin, een noodpompstation worden gebouwd waardoor, bij dreigende wateroverlast in de woonwijken, het overtollige water naar de Dender kan worden gepompt.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw Vertriest, als u mij toestaat voeg ik het omstandig antwoord over het omvormen van de Dender van minister Van Mechelen toe aan mijn antwoord.
Dit antwoord van de heer Van Mechelen luidt :
Inzake uw tweede deelvraag deel ik u mee dat de Dender in het structuurplan Vlaanderen niet geselecteerd is als hoofwaterweg. De Dender maakt wel deel uit van het secundair waterwegennetwerk, het richtinggevend deel, maar is net als het IJzerbekken en de Moervaart slechts uitgerust tot een gabariet van klasse 1, dit wil zeggen 300 ton. Als daarenboven rekening wordt gehouden met het belang van de Dender in het totale transport langs waterwegen, blijkt dat de vervoerde vracht langs de Dender beperkt is.
Vanuit de ruimtelijke ordening zou bijgevolg overwogen kunnen worden om de Dender, stroomopwaarts van de sluis in Aalst, inderdaad te klassificeren als onbevaarbare waterloop en zodoende het natuurlijk meanderen en een verhoogde waterberging in de valleigronden mogelijk te maken. De Dender maakt evenwel deel uit van het Europees netwerk van waterwegen. Inzake de bevaarbaarheid op Vlaams grondgebied werden er met het Waals Gewest afspraken gemaakt. In dat opzicht is een eventuele wijziging van het statuut van de Dender dan ook niet aangewezen.
Aan de andere kant zal uit de studies van zowel de AWZ als de afdeling Water moeten blijken of het toch niet mogelijk is de scheepvaart, weliswaar met een beperkt gabariet, te behouden en tegelijkertijd voldoende waterberging mogelijk te maken. Het spreekt voor zich dat een eventuele wijziging van de categorisering van de Dender enkel kan gebeuren wanneer ook het Waals Gewest akkoord gaat.
In antwoord op het eerste deel van uw derde deelvraag inzake de N41 deel ik u mee dat op het gewestplan in een reservatiestrook voor de aanleg van de N41 is voorzien doorheen het Bellebroek en de Steenkouter. Vanuit het Vlaams Gewest is deze N41 niet geselecteerd als hoofdweg of primaire weg in het RSV. In het voorontwerp provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen, versie van december 2002, blijft het provinciebestuur evenwel een keuze maken voor de realisatie van de N41 als secundaire weg type II, aansluitend bij het gewestplantracé, en zal de selectie worden gekoppeld aan de opmaak van een streefbeeld. Het spreekt voor zich dat alle elementen van het waterbeleid een belangrijke randvoorwaarde bij de opmaak van dit streefbeeld zullen vormen. Ik zal er dan ook over waken dat bij de verdere besluitvorming over het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen geen hypotheek wordt gelegd op het integraal waterbeleid met betrekking tot deze weg.
Wat het NMBS-station te Liedekerke betreft, refereert u aan het ontwerp van gewestplanwijziging, strekkende tot het verplaatsen van betreffend station. Tijdens de vorige legislatuur heeft de Vlaamse regering op 2 mei 1999 een besluit genomen houdende de voorlopige vaststelling van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse. Een van de wijzigingen die hierin was opgenomen, was de wijziging van het gewestplan in de stationsomgeving van Liedekerke. De gemeente voorzag in de verplaatsing van het station van de noordzijde naar de zuidzijde van de spoorweg, omwille van een betere situering ten opzichte van de kern van Liedekerke. Hiervoor was een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen gepland in het ontwerp van gewestplanwijziging - een bestemmingswijziging van 1,1 hectare woongebied en 1,2 hectare natuurgebied.
De regionale commissie van advies van Vlaams- Brabant heeft in zittingen van 28 maart en 17 april 2002 hierover het volgende advies gegeven : 'De commissie wijst erop dat de zone aan de zuidzijde van de spoorweg van nature een overstromingsgebied is dat gedurende periodes van langdurige neerslag volledig onder water staat. Het betrokken gebied wordt bovendien als zeer waardevol natuurgebied gecatalogiseerd op de biologische waarderingskaart en in het GNOP van Liedekerke. De principes van integraal waterbeheer stellen dat overstromingsgebieden moeten gevrijwaard worden van harde infrastructuren. De aanleg van het station met parking zal gepaard gaan met een aanzienlijke ophoging van het terrein. Op deze manier zal niet alleen een waardevol natuurgebied verloren gaan, maar ook een natuurlijke buffer tegen overstromingen. Het bergend vermogen van dit gebied zal beperkt worden met gevolgen voor de omliggende woongebieden.
Het argument dat de ruimtelijke relatie met de kern verbeterd wordt is evenmin valabel. Het station schuift enkele tientallen meters op in de richting van de kern die een paar kilometer verder ligt. Bovendien komen de treinreizigers zowel van de zuidzijde als van de noordzijde. We kunnen dus evengoed zeggen dat de ruimtelijke relatie met de kern Teralfene wordt verslechterd.
De commissie kan enkel instemmen met de wijziging van woongebied en natuurgebied naar gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, voor zover de reeds bestaande bouwstrook inderdaad te smal zou blijken voor de nodige accommodatie en van de perrons. De aanleg van een parking wordt echter uitdrukkelijk verworpen."
Op basis van dit advies van de regionale commissie werd het voorstel in de definitieve vaststelling van de gewestplanwijziging niet weerhouden.
Naar aanleiding van de plenaire vergadering over het voorontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst, heeft de gemeente Liedekerke aanvankelijk gesteld dat dit voorontwerp de mogelijkheden beknot om tot een goede oplossing te komen voor de gehele stationsomgeving - inplanting nieuw station, verbeteren verkeersleefbaarheid stationsomgeving, oplossing parkeerproblemen, oplossen van voetgangers- en fietsersproblemen.
In opvolging van de laatstgenoemde stellingname van de gemeente Liedekerke in de plenaire vergadering, is er afzonderlijk overleg gepleegd tussen mijn administratie en de gemeente Liedekerke. Het station van Liedekerke is opgenomen in het ontwerp GEN, waardoor de vraag naar goede accommodatie in de stationsomgeving zal toenemen. In de begeleidingscommissie mobiliteit Liedekerke werd daarom beslist een specifieke commissie, bestaande uit de gemeente, De Lijn, NMBS, afdeling Wegen Vlaams-Brabant, de provincie, op te richten die wordt belast met het uitwerken van de stationsomgeving.
Diverse scenario's voor de verplaatsing van het station en de verdere inrichting werden onderzocht. Een van de scenario's ging uit van het gebruik van een deel van het gebied van de Oude Dender.Ondertussen is deze optie verlaten en werkt de gemeente de plannen uit om het station in het bestaande woongebied te houden, en slechts minimaal erbuiten. De gemeente beoogt hiervoor de opmaak van een bijzonder plan van aanleg.
Voormelde informatie dateert van het voorjaar van 2002. Indien de gemeente de verplaatsing van het station inderdaad in een bijzonder plan van aanleg wenst op te nemen, zal in ieder geval rekening worden gehouden met de vaststelling dat de hele stationsomgeving onbereikbaar was bij de laatste overstromingen. Een goed waterbeheer is daarom onontbeerlijk. Dit kan niet los worden gezien van het overstromingsgebied Oude Dender en het natte gebied ten oosten van de spoorwegonderdoorgang en het Denderbekken in zijn totaliteit. Gezien het station van Liedekerke een potentieel GEN-station is en gezien de problematiek van de wateroverlast, is een planningsinitiatief op Vlaams niveau mogelijkerwijs verantwoord. De betreffende mogelijkheden worden momenteel onderzocht.
Mevrouw Vertriest, u vraagt zich tevens af of er bij het huidige planningsinitiatief van het Vlaams Gewest rekening wordt gehouden met de waterproblematiek. Uw vraag betreft meer specifiek de watergevoeligheid van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst. In het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst is op diverse plaatsen rekening gehouden met de beschikbare kennis over waterbeheer.
Op de plenaire vergadering over het voorontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk Aalst werd voor het aspect water supplementaire aandacht gevraagd door de afdeling Water van de Aminal. Dit resulteerde in bijkomend bilateraal overleg tussen de afdeling Water en de afdeling Ruimtelijke Planning van mijn administratie. De volgende conclusies werden getrokken.
Het computermodel voor water in de Dendervallei is nog niet voltooid. Hierdoor wordt het inschatten van de effecten van een hoog debiet en de ingrepen in de waterhuishouding, zowel binnen het plangebied als daarbuiten bemoeilijkt. Het uitwerken van een concrete aanbeveling voor het ruimtelijk uitvoeringsplan op technisch vlak is bijgevolg voorbarig.
Het is denkbaar dat de inplanting van een bedrijventerrein of woongebied kan worden gecompenseerd door elders in het stroombekken maatregelen te nemen. Gezien de stand van zaken van het model is dit echter nog niet mogelijk. In het ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan is er daarom steeds vanuit gegaan dat ten minste het water- of kombergend vermogen van een bepaald gebied behouden blijft. Er is daarom zoveel mogelijk rekening gehouden met de beschikbare gegevens over bestaande beekvalleien en de kaarten van natuurlijk overstroomde gebieden en recent overstroomde gebieden.
Uit gegevens van de Vlacoro is gebleken dat de afdeling Water en het Denderbekkencomité geen bijkomend advies over het ontwerp RUP hebben geformuleerd tijdens het openbaar onderzoek.
Op het niveau van de stedenbouwkundige voorschriften werd eveneens aandacht besteed aan de waterproblematiek. Dat was zo in het Plan 4 gemengd regionaal bedrijventerrein Siezegemkouter. Voor dat bedrijventerrein is er in de voorschriften zeer veel aandacht geschonken aan het aspect water. Er is aandacht voor het waterbeheer van het bedrijventerrein en voor de beekvallei.Volgende delen van de stedenbouwkundige voorschriften illustreren die aandacht.
Artikel 4.1.3 inzake overige aspecten van inrichting en beheer. Paragraaf 4 : 'Het gebied wordt zo ingericht en de gebouwen worden zo gebouwd dat maximaal de principes van rationeel watergebruik worden toegepast. Het waterbergend vermogen van de Siezegembeekvallei mag door de aanleg van het bedrijventerrein niet worden verminderd. Regen- en afvalwater worden gescheiden afgevoerd. Om te snelle afvoer van regenwater ten gevolge van verharding tegen te gaan worden bufferbekkens aangelegd. Deze bekkens worden gegroepeerd geïntegreerd in het landschap en aangesloten op de beek. Regenwater moet maximaal kunnen infiltreren in de bodem.Verhardingen moeten waterdoorlatend zijn tenzij dit vanuit andere regelgeving niet is toegestaan. Parkeeroppervlaktes op vaste grond moeten met een waterdoorlatende verharding aangelegd worden.'
Artikel 4 1.7. Structurerend groenelement Siezegembeekvallei : 'Dit gebied is bestemd voor het behoud, de aanleg en het beheer van de Siezegembeekvallei als een structurerend groenelement binnen het gemengd regionaal bedrijventerrein. Dit gebied wordt aangelegd in functie van het behoud, de bescherming, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden eigen aan een beekvallei. Aanleg van constructies in functie van waterberging en waterzuivering zijn toegelaten, mits deze landschappelijk geïntegreerd worden.'
Met betrekking tot het randstedelijk groengebied Zomergembeek werd anderzijds via een specifiek voorschrift een activiteitenvrije strook gegarandeerd langsheen de Zomergembeek, die ervoor zorgt dat de bestaande beekvallei behouden blijft en aldus haar waterbergend vermogen behoudt.
Wat het gemengd regionaal bedrijventerrein Erembodegem Zuid IV betreft, werd via de stedenbouwkundige voorschriften bepaald dat de kleine zijbeek van de Molenbeek behouden blijft als open waterloop. Er is geen bijkomend voorschrift voor bufferbekkens, zodat de waterbuffering conform de regelgeving per bedrijf geregeld wordt.Verder stroomafwaarts wordt in het natuurgebied het natuurlijk overstromigsgebied van de Molenbeek en de zijbeek behouden. Betreffend voorschrift luidt als volgt : 'Bij de inrichting van het gebied moet de zijbeek van de Molenbeek als open waterloop behouden blijven en dienen voor de afvoer van regenwater. De loop van de beek kan worden gewijzigd, maar moet aansluiten op de loop stroomopwaarts en stroomafwaarts. Het kombergend vermogen van de beekvallei in het gebied mag niet worden verminderd door de ontwikkeling als regionaal bedrijventerrein. De beek moet een landschappelijke waarde behouden voor het terrein en beheerd worden volgens de principes van de natuurtechnische milieubouw.'
Van het randstedelijk groengebied Oude Dender, dat fungeert als overstromingsgebied, werd de bestemming gewijzigd van landbouwgebied naar een vorm van randstedelijk groengebied waarin waterbeheerswerken mogelijk zijn. Het kombergend vermogen kan eventueel nog vergroot worden, ter compensatie van gebieden waar dit verminderd wordt, bijvoorbeeld gemengd regionaal bedrijventerrein Denderleeuw Oost, zodat andere gebieden in de Dendervallei gevrijwaard worden.
In de voorschriften werd bepaald dat in functie van de periodieke overstromingen van het gebied tevens alle maatregelen voor een integraal waterbeheer mogelijk zijn, voor zover ze conform de principes van natuurtechnische milieubouw worden uitgevoerd. Een verhoging van het kombergend vermogen van het gebied is eveneens mogelijk. Fiets- en wandelpaden moeten worden aangelegd in een waterdoorlatende verharding.
Parkeervoorzieningen moeten aansluiten bij de bestaande bebouwing aan de rand van het gebied en aangelegd worden in waterdoorlatende verharding. In het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is geen ruimte voorzien voor het verplaatsen van het station van Liedekerke.
Tevens werd op systematische wijze in de RUP opgelegd dat in het stedelijk landbouwgebied met bouwvrij karakter en in diverse gebieden waarvoor een voorschrift voor stedelijk natuurgebied of randstedelijk groengebied nodig is, de fiets- en wandelpaden en verharde wegen, bijvoorbeeld landbouwwegen, in waterdoorlatende verharding moeten worden aangelegd.
Bovendien werd in de toelichting bij de opties vervat in de voorschriften ruimschoots aandacht besteed aan water. Zo was dat het geval in het gemengd regionaal bedrijventerrein Denderleeuw Oost, evenals voor het stedelijk woongebied regionaalstedelijk gebied Aalst.
De gemeenten die betrokken waren bij het afbakeningsproces door de afdeling Ruimtelijke Planning van mijn administratie, werden gecontacteerd om te weten te komen of er een probleem van wateroverlast vast te stellen was binnen de deelgebieden van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.Ter zake werd een inventaris opgesteld die ik u desgevallend beschikbaar kan stellen. Onder meer op basis van betreffende inventaris heb ik mijn administratie de opdracht gegeven contact op te nemen met de stad Aalst en de gemeente Denderleeuw om na te gaan of er binnen delen van het stedelijk woongebied een verdere differentiatie moet worden doorgevoerd in functie van het behoud van het waterbergend vermogen van de beekvallei en eventueel bijkomende gebieden voor buffering. Dat is van belang voor Immerzeeldreef, Heuvel en Denderleeuw. Normaliter is het echter de taak van de betrokken gemeente om een verdere verfijning van het woongebied door te voeren via een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg.
Tot zover het antwoord van minister Van Mechelen.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua :De pompinstallatie van Aquatin is zoals overal in Vlaanderen ontworpen om 6 keer het droogweerdebiet te verwerken. Dit is een ontwerpcriterium, dat in het verleden werd gehanteerd en voorzien is in de code van goede praktijk. Het zorgt ervoor dat in regenweeromstandigheden een totaal debiet van ongeveer 0,9 kubieke meter per seconde via het influent van de RWZI kan worden overgepompt. Dat is het debiet van een kleine waterloop.
Bijkomend werden drie noodpompen geïnstalleerd met elk een capaciteit van 0,6 kubieke meter per seconde, die ervoor gezorgd hebben dat de wateroverlast op het industrieterrein beperkt bleef. De overstromingen in Liedekerke waren te wijten aan het feit dat het peil van de Dender een halve meter boven het maaiveld stond en dat het pompstation van de RWZI heeft meegeholpen de wateroverlast te beperken.
Mijnheer Van Overmeire, uw bewering over Aquafin is niet correct. De collectoren die gepland zijn in de Denderregio, werden door Aquafin met een maximale afkoppeling ontworpen en brengen in principe een rioleringsstelsel met maximale afkoppeling van verharde oppervlakte naar het zuiveringsstation. De VMM controleert de programma's en stuurt bij indien nodig. De VMM ziet er ook op toe dat de maximale afkoppeling van verharde oppervlakten gebeurt in het kader van de goedkeuring van de technische plannen van Aquafin en in de gemeentelijke projecten. In het laatste investeringsprogramma hebben we diverse projecten om die reden geschrapt.Van de projecten die overblijven weten we zeker dat er voldoende vuilvracht en afkoppeling is.
De oorzaak van de voorbije wateroverlast was dat de hoofdwaterlopen het water niet konden verwerken. In mindere mate was het een probleem van de riolen. Zelfs met een volledig gescheiden stelsel hadden we met dit soort noodweer problemen gehad. Bij heftige stortregens zijn er vaak overstromingen door de overstortproblemen. Bij de goedkeuring van het investeringsprogramma van Aquafin zullen we dat zeker voorleggen.
De studie van de Aminal over de potentiële overstromingsgebieden voor het Denderbekken kadert in de natuurlijke overstromingsgebieden en de recent overstroombare gebieden. Er is uiteraard een continue aanpassing vereist.Verder zijn in de bekkens van de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie, de Marke, de Bellebeek, de Molenbeek te Zandbergen en de Molenbeek te Erpe-Mere, de potentiële overloopgebieden aangeduid na een modelleringsstudie. In de Marke en de Molenbeek, in Erpe-Mere, leiden die tot het voorzien in gecontroleerde of bijkomende overloopgebieden. De opmaak van de effectieve ontwerpplannen is reeds gepland in de begroting 2003. Op de Bellebeek werden in het verleden reeds de nodige wachtbekkens aangelegd, die met succes hebben gefunctioneerd. Er was wateroverlast, maar die werd beperkt door het feit dat we al een aantal investeringen hebben gedaan.
Het dossier van het natuurreservaat Denderbellebroek heeft de adviesprocedure volledig doorlopen. Hierbij zijn geen fundamentele bezwaren naar voren gekomen. Er werden enkel een aantal randvoorwaarden gesteld met betrekking tot het gefaseerd verwijderen van de populieren op een deel van de ter erkenning voorgedragen percelen, deels voor de omzetting naar een natuurlijk alluviaal bos, deels voor de omzetting naar een dotterbloemgrasland. De uitbreidingszone beperkt zich tot natuur- en reservaatgebieden langs de randen van het visiegebied. Het centrale deel van het gebied wordt gevormd door landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De afdeling Land geeft in haar advies wel aan dat het deel in het agrarisch gebied kwalitatief minderwaardig is en niet behoort tot een landbouwstructuur met hoge kwaliteiten. Ik moet er wel aan toevoegen dat er wat verwarring is. Geldt dit advies voor het gehele visiegebied, of enkel voor de percelen binnen het visiegebied? Zeker is echter dat het erkende perceel landbouwkundig geen waarde heeft.
Volgens onze buitendienst zijn er geen echte bronnen in het gebied aanwezig, maar gaat het om terreinen met een permanent hoge grondwaterstand. Er zijn dus geen echte kwelindicatoren, wel soorten waarvan men weet dat ze grondwatergebonden zijn. Plaatselijk treedt verruiging op, doordat de grondwaterstanden periodiek te ver wegzakken. Het gebied heeft echter belangrijke natuurpotenties, zeker bij herstel van een natuurlijker waterregime, wat hier waarschijnlijk goed mogelijk is. Het hele visiegebied is vrij van bebouwing. Dat is al een zeer positief punt, want dan moet men ook geen rekening houden met bebouwing.
De voorzitter : Mevrouw Vertriest heeft het woord.
Mevrouw Isabel Vertriest : Ik wil nog even terugkomen op die N41. Kan men, gezien het belang van dat gebied voor die wateropslag, toch niet nagaan of er alternatieven mogelijk zijn? Hier is het immers kantje-boordje geweest. We moeten er dus voor zorgen dat we die watercapaciteit zo goed mogelijk behouden.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Uw vraag is genoteerd.
De voorzitter : De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Ik wilde nog even een repliek geven. Toen ik daarnet ter illustratie vroeg waarom dit bij manier van spreken niet in de zee kan, is dat blijkbaar verkeerd overgekomen. Wat ik eigenlijk wil vragen is : waarom houdt men er per se aan vast dat dit binnen het eigen bekken moet blijven? De Denderregio is zeer dicht bevolkt, en dan ontstaat natuurlijk het Nimby-syndroom.
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Mijnheer de minister, als ik het goed heb begrepen, ligt de sleutel tot de oplossing grotendeels bij dat wachtbekken. U hebt het echter over de halflange of lange termijn. U zegt dat wat is gepland, sowieso al te klein is.We mogen dus niet al te optimistisch zijn : dit komt er niet binnen afzienbare tijd.
Minister Steve Stevaert :We moeten al het mogelijke doen om dit te verwezenlijken. Dit moet zo snel mogelijk gebeuren, maar vooral zo goed mogelijk. Het heeft immers geen zin om daar een bekken te creëren dat op piekmomenten niet volstaat. Dan is de periode van de overstroming veel korter, maar wordt de overstroming niet vermeden. Dat is geen grote stap voorwaarts wat de schade betreft.We zouden er dus voor moeten zorgen dat een en ander groot en bergend genoeg is. Bovendien is daar ook een kostprijs aan verbonden. Ook dat moet verstandig worden benaderd.
De heer Karim Van Overmeire :Wat zegt men in Wallonië daarover? Interesseert hen dat helemaal niet? Willen ze dat wel doen, op voorwaarde dat u betaalt?
De heer Carl Decaluwe : De sfeer is goed. (Gelach)
Minister Steve Stevaert : Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Decaluwe.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
BIJLAGE
Plan van aanpak voor de opmaak van RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie
1. Inleiding
Op vraag van het VIWC secretariaat (Koen De Winne) vond op 12 september 2002 een overleg plaats tussen het VIWC en ARP met het oog op het overlopen van knelpunten voor het opmaken van RUP's voor de verwerking en de berging van bagger- en ruimingsspecie uit zowel bevaarbare als onbevaarbare waterlopen.
Er loopt momenteel een strategisch project "sanering waterbodems" vanuit het kabinet van minister Vera Dua. Daarin wordt een analyse gemaakt van de bestaande toestand en van de noodzakelijke maatregelen om tot waterbodems van een aanvaardbare kwaliteit te komen.
Tegelijkertijd wordt er door de werkgroep baggerspecie van het VIWC gewerkt aan de voorbereiding van een sectoraal uitvoeringsplan in het kader van het afvalstoffendecreet. Hierin worden voornamelijk de milieugebonden aspecten (normenkader, typebestek, hergebruik als secundaire grondstof voor bv. baksteenproductie of als materiaal voor het oprichten van bufferdijken …) opgenomen Wat totnogtoe ontbreekt is de ruimtelijke component van het gegeven.
De ruimtelijke component moet uitspraken doen over de plaatsen die in aanmerking komen om de baggeren ruimingsspecie te bergen, te laguneren en mechanisch te ontwateren. Indien de aanleg van deze installaties niet vergunbaar is volgens de huidige bestemming is hiervoor de opmaak van één of meerdere RUP's noodzakelijk.
In de onderhavige nota geeft ARP een overzicht van de noodzakelijke stappen die moeten ondernomen worden om tot dergelijke RUP's te komen.
2. Voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen vanuit het RSV
In de Gewenste Ruimtelijke Structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (blz. 420-422) worden strikte voorwaarden voor de ontwikkeling van stortplaatsen vastgesteld.
"Storten wordt beschouwd als laatste oplossing indien er geen mogelijkheden inzake recyclage en verbranding aanwezig zijn.
Aangezien de stortactiviteit sterk grondgebonden is, zijn stortplaatsen voornamelijk gesitueerd in het buitengebied.
Locaties voor nieuwe stortplaatsen of uitbreidingen van bestaande stortplaatsen kunnen onderzocht worden in de voor natuur, landbouw en bos belangrijke gebieden op voorwaarde dat :
de reële behoefte voor bijkomende stortcapaciteit aangetoond wordt ;
de schaal van het stortterrein aansluit bij de schaal van het landschap ;
de omvang van het stortterrein voldoende mogelijkheden en garanties biedt met betrekking tot de realisatie van de geplande nabestemming ;
de omvang van het stortterrein de structuur en de functie van de structuurbepalende component niet aantast op gewestelijk niveau ;
het mobiliteitsprofiel van de locatie (bereikbaarheid, ontsluiting, …) afgestemd is op het bereikbaarheidsprofiel van de stortactiviteit (type vervoerswijze, aantal, frequentie, …).
De nabestemming en herinrichting van stortplaatsen moet worden ingeschreven in het vooropgesteld ruimtelijk beleid voor het gebied. Het nabestemmen en herinrichten van stortplaatsen is in dit opzicht een middel of instrument om de ruimte te structureren met als doel de structuurbepalende functies te versterken en een ruimtelijke kwaliteit te realiseren Vergunningen voor stortplaatsen bevatten steeds voorschriften met betrekking tot de uitbating (diepte, vorm, afwerking, fasering, …) in functie van de te realiseren nabestemming en herinrichting.
Afhankelijk van het type stortmateriaal worden volgende opties vooropgesteld :
Monostortplaatsen
Nieuwe monostortplaatsen (waaronder stortplaatsen voor baggerspecie) zijn slechts mogelijk indien er geen andere mogelijkheden worden geboden voor recyclage, hergebruik of verwerking met toepassing van het BATNEEC principe. De vergunningsvoorwaarden naar inrichting toe worden enerzijds bepaald door de aard en risico's van de verontreiniging en anderzijds door de locatie van de stortplaats.
Bij de ontwikkeling van baggerslibstortplaatsen moet worden uitgegaan van volgende principes :
het drastisch en prioritair verminderen van de waterverontreiniging waardoor, conform het niet afwentelingsprincipe, een ecologisch beheer van de rivier met natuurlijke slibafzetting mogelijk wordt ;
het niet afwentelen van de huidige slibproblematiek buiten het betrokken ruimtelijk systeem, zoals buiten de riviervallei ;
het vooraf beoordelen van de ruimtelijke draagkracht binnen het betrokken ruimtelijk systeem voor die gebieden die in aanmerking komen in het kader van de slibproblematiek ; hierbij wordt aldus rekening gehouden met de ruimtelijke verenigbaarheid met de aangrenzende functies en activiteiten (goed nabuurschap) ;
het aanvaarden dat iedere ruimte een kwaliteit wordt toegekend die bij de beoordeling in rekening wordt gebracht waaronder ruimtelijk-ecologische kwaliteit, potenties voor buffering."
3. Voorbereidende en onderbouwde studies vanuit de waterbeheerders noodzakelijk
Vanuit ARP wordt gepleit voor een planmatige aanpak per bekken (deelbekken) vanuit de initiatiefnemers (de verschillende waterbeheerders :AWZ,AMINAL Water, Provincies, Gemeenten en Polders en Wateringen) aangezien zij vragende partij zijn voor locaties voor verwerking en berging en de nodige expertise hebben. In het verleden werden door AWZ voor een aantal bekkens reeds baggerbeleidsplannen opgesteld. Daarin werd aangegeven welke behoefte er was aan ruimte voor de berging (en lagunering) van baggerspecie, welke locaties voorhanden waren en werden verschillende nieuwe locatie-alternatieven onderling vergeleken. Op basis van die plannen werd reeds, na ruimtelijke afweging, een aantal gewestplanwijzigingen doorgevoerd waardoor een deel van het toen dringend probleem opgelost geraakte. Dit proces is echter stilgevallen, en werden geen nieuwe baggerbeleidsplannen aan ARP voorgelegd, mogelijk omdat de grootste acute nood tijdelijk opgelost is.
Uit de nog op te maken bekkenbeleidsplannen zal op middellange termijn (2006) blijken welke behoefte er nodig is voor berging en verwerking van bagger- en ruimingsspecie. In afwachting daarvan moet op korte termijn toch met een planmatige voorstudie per bekken gewerkt worden. Die planmatige voorstudie en het bekkenbeheersplan moet de kenmerken van een plan-MER bevatten, zodat de RUP's die volgen uit deze voorstudie niet nogmaals de procedure van een plan-MER moeten doorlopen (indien ze opgenomen worden in het uitvoeringsbesluit met vrijstelling van plan-MER). Dat betekent dat :
deze voorstudies worden opgemaakt in overleg met verschillende instanties (o m.AROHM,AMINAL, AWZ en ANRE) ;
er uitgegaan wordt vanuit de voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen en de principes uit het RSV (zie hoger) ;
er een vergelijking wordt gemaakt tussen de behoefte enerzijds en de beschikbare locaties volgens de huidige bestemmingsplannen anderzijds waaruit blijkt dat er bijkomende locaties nodig zijn ;
de verschillende technische alternatieven (berging, lagunering, mechanische ontwatering) en locatie-alternatieven moeten vergeleken worden op niveau van het bekken en ruimtelijk afgewogen worden ;
er een koppeling moet gelegd worden met beschikbare of nog in te richten overstromingsgebieden omdat die preventief kunnen werken door de natuurlijke bezinking van specie buiten de waterlopen ;
andere maatregelen ter preventie van specie in de waterlopen (zelfs buiten de bevoegdheid van de waterbeheerders) mee onderzocht moeten worden.
Op basis van zo'n bekkenbeheersplan / voorstudie / baggerbeleidsplan kan dan vanuit ruimtelijke ordening een RUP opgemaakt worden. De conclusies van die bekkenbeheersplannen / voorstudies / baggerbeleidsplannen zullen de belangrijkste elementen voor de toelichtingsnota (annex motivering) voor de RUP's moeten aanreiken.
4. Opmaak RUP's
a) Taakverdeling in functie van de subsidiariteit
Vooruitlopend op het kerntakendebat wordt in eerste instantie uitgegaan van volgende opdeling volgens het subsidiariteitsprincipe :
RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit bevaarbare waterlopen en de zeehavens : gewestelijke RUP's (ARP) ;
RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit onbevaarbare waterlopen : afhankelijk van de schaal van de bergingslocaties en of de effecten van de ruiming van de waterlopen worden hier provinciale RUP's of gemeentelijke RUP's of BPA's opgemaakt door resp. de provincies (of in afwachting van de goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk structuurplan door ARP) of de gemeenten. Het is momenteel onduidelijk welke RUP's door de provincies en welke door de gemeenten dienen opgemaakt te worden.
b) Inhoud van de RUP's
Ter voorbereiding van deze RUP's dient in elk geval onderzoek te gebeuren over :
Bestemming - lagunering ; - mechanische ontwatering ; - tijdelijke berging ; - definitieve berging ; - … - Inrichting met inbegrip van - (visuele) buffering naar de omgeving toe ; - nabestemming.
- Beheer met inbegrip van - instrumenten zoals onteigening, recht van voorkoop ; - fasering van het gebruik van het betrokken gebied voor de verwerking / berging van de specie.
c) RUP's voor dringende noden
In principe kan geen RUP opgemaakt worden voor individuele stort- of laguneringslocaties zonder planmatige aanpak. Rekening houdend met de noodzakelijke termijn voor de procedure van een RUP (grofweg 1 jaar) en de voorbereiding (opmaak voorstudie of baggerbeleidsplan en het informeel overleg met alle betrokkenen) kan voor een beperkt aantal acute problemen een afzonderlijk RUP opgesteld worden op voorwaarde dat de initiatiefnemers ook hiervoor een omstandige motivering en vergelijking van de verschillende (technische en locatie) alternatieven aanleveren.
5. Conclusies
- Een planmatige gebiedsgerichte aanpak is noodzakelijk : daartoe moeten de initiatiefnemers
baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opmaken.
-In het kader van de subsidiariteit worden, vooruitlopend op het kerntakendebat, door ARP gewestelijke RUP's uitgewerkt voor verwerking en berging van baggerspecie uit bevaarbare waterlopen en zeehavens, terwijl de RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie uit onbevaarbare waterlopen door de provincies en/of gemeenten worden uitgewerkt.
- Eens die baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opgemaakt zijn kunnen ARP, de provincies en/of de gemeenten de RUP's opstellen waarin de elementen uit de baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies alsmede een ruimtelijke afweging in de toelichtingsnota worden verwerkt. Die RUP's dienen in ieder geval uitspraken te doen over de bestemming, de inrichting en het beheer van de gebieden.
----------------------------------------