Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 16/01/2003
Vraag om uitleg van de heer Eddy Schuermans tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over een compensatiemaatregel voor de afschaffing van de fiscale aftrekbaarheid van de milieuheffingen
Vraag om uitleg van de heer Johan De Roo tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over een compensatiemaatregel voor de afschaffing van de fiscale aftrekbaarheid van de milieuheffingen
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heren Schuermans en De Roo tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over een compensatiemaatregel voor de afschaffing van de fiscale aftrekbaarheid van de milieuheffingen.
De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, we hebben met de regelmaat van een klok aandacht gevraagd voor dit thema, ook voordat de federale Kamer definitief besliste tot een hervorming van de vennootschapsbelasting.
Op 11 december is dus het kwaad geschied. Tot dan liet men ons altijd in de waan dat op het Overlegcomité de maatregel dat de milieuheffingen niet langer aftrekbaar zijn, kon worden weggewerkt, ofwel dat, indien dat niet zou lukken, de milieuheffingen zouden worden omgevormd tot een milieubijdrage, zodat ze de facto toch aftrekbaar zouden zijn. Noch het ene noch het andere werd gerealiseerd. De federale overheid heeft haar standpunt gehandhaafd, en de Vlaamse regering heeft het overgenomen. Ze zegt nu zelfs dat het niet langer wenselijk is dat de milieuheffingen aftrekbaar zijn. Het kan op korte tijd verkeren.
Naar aanleiding van een vraag van de heer Vandenbroeke hebben we deze week de kans gehad de heer Van Mechelen te ondervragen. Hij antwoordde toen in de plaats van minister-president Dewael over de fiscale en budgettaire aspecten van een eventuele compensatiemaatregel.
Mijnheer de minister, we hebben begrepen dat er een maatregel zou worden genomen voor de textiel- en wasserijsector ter compensatie van de weggevallen aftrekbaarheid van de heffingen. Dat zou gelden voor een periode van 4 jaar. Op die korte termijn zou de sector volledig verantwoordelijk worden zonder dat de overheid nog een tegemoetkoming zou toekennen.
De compensatie voor de textiel- en wasserijsector is een goede zaak. Deze maatregel volgt op een nefaste beslissing. De nieuwe maatregel is belangrijk voor deze sectoren. Feit is echter dat bijvoorbeeld de afvalverwerking, waarover nog niet is gesproken, fors duurder wordt. De OVAM heeft becijferd dat er een sterke prijsverhoging zal volgen. Vanaf 1 januari zou de prijs voor de verwerking met 25 tot 60 percent zullen stijgen. De reden is natuurlijk dat milieuheffingen niet langer aftrekbaar zijn.
Dit houdt in dat milieubedrijven verplicht zullen zijn de prijsverhoging af te wentelen op hun klanten -iemand moet uiteindelijk immers betalen. Dit is een zoveelste maatregel op de kap van de gemeenten. Vanaf dit jaar zullen een aantal gemeenten met sterk verhoogde milieukosten geconfronteerd worden. Alles hangt uiteraard af van de mate waarin ze met die bedrijven moeten werken. De textiel- en wasserijsector wordt om evidente redenen zwaar getroffen. Daarmee houdt het echter niet op.
Mijnheer de minister, als er al compensaties worden toegekend, blijven die dan beperkt tot bepaalde sectoren? Indien wordt aangetoond dat in een andere sector de maatregel een negatief effect heeft, komt die dan ook in aanmerking? Voor de textielverzorging dient gemiddeld 24 percent meer belasting te worden betaald. In de plaats van een vermindering van de vennootschapsbelasting moeten de bedrijven meer betalen. Ook andere sectoren hebben met deze problemen te maken. Het zou niet meer dan billijk zijn indien ze ook kunnen genieten van maatregelen die nu voorliggen.
Deze hervorming van de vennootschapsbelasting en de aanpassing van de nominale tarieven is voor de federale overheid budgettair neutraal. Dat was in elk geval het uitgangspunt. Dit houdt in dat indien er winnaars zijn, er ook verliezers zullen zijn, want anders is de maatregel budgettair niet neutraal. Het gaat dus om een vestzak-broekzakoperatie. De compensatie die Vlaanderen desgevallend toekent, wordt gefinancierd uit eigen middelen. De federale maatregel wordt eigenlijk betaald door de regionale overheid, in casu de Vlaamse belastingbetaler. Dat is een slechte zaak.
Daarenboven is de termijn van 4 jaar onvoldoende om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Heel wat bedrijven hebben in het verleden al het mogelijke gedaan om zo performant mogelijk te zijn op dit vlak. Technisch en financieel is het voor vele bedrijven niet haalbaar om nog extra inspanningen te leveren. Na 4 jaar worden ze immers geconfronteerd met die heffingen en het feit dat de investeringen terzake niet langer aftrekbaar zijn.
Hoe ecologisch ze ook omspringen met grondwater, toch zal het voor een aantal bedrijven noodzakelijk zijn om deze grondstof te gebruiken. Het probleem zal voor die bedrijven blijven bestaan. Wat de Vlaamse overheid ook doet, toch is er concurrentievervalsing in het spel. In Vlaanderen is er een strenge milieuwetgeving. Hiervoor kan men een aantal redenen inroepen. Het is goed dat we aandacht hebben voor het milieubeleid, maar in Wallonië is dat veel minder het geval. In de ons omringende regio's waar men wordt geconfronteerd met op zich reeds minder hoge heffingen, is er een stelsel van fiscale aftrekbaarheid.
Mijnheer de minister, hoe zal de Vlaamse regering de bedrijven compenseren? Op welke manier zal dit geregeld worden? Ik heb begrepen dat dit op decretale basis zal gebeuren. Wanneer zal de maatregel in voege treden? Welk bedrag zal voor deze maatregel worden uitgetrokken?
Eens te meer zou het budget van Economie worden aangesproken. Er zijn al grote voorafnames toegekend uit het Hermesfonds. Ik denk daarbij aan de opleidingscheques, de steun voor ecologie-investeringen, de bedrijventerreinen, peterschapsprojecten en het verificatiebureau energie efficiëntie. De op zich reeds schaarse middelen voor economie gaan voor een belangrijk deel naar een instrument dat minister Stevaert nodig heeft voor de energie-efficiëntie. Het gaat om 550.000 euro. Dat is toch niet min! Minister Stevaert geeft zelf maar een fractie aan het verificatiebureau. Met het budget voor economie zouden we toch creatiever moeten omspringen! Het is al voldoende aangetoond dat een flankerend beleid tijdens een economisch wat moeilijkere situatie noodzakelijk is, willen we de negatieve economische tendens enigszins keren.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik kan me alleen maar aansluiten bij de vragen van de heer Schuermans. De heer Vandenbroeke en ikzelf hebben de afgelopen weken en maanden gelijkaardige vragen gesteld.
Mijnheer de minister, in dit geval is het de federale overheid die de fiscaliteit aanpast. Ze stelt -terecht -dat er geen uitzonderingen mogelijk zijn. De milieuheffingen zijn niet langer fiscaal aftrekbaar in het kader van de nuloperatie van de vennootschapsbelastinghervorming. De omzetting van milieuheffingen in milieubijdragen, een idee dat op een bepaald moment werd geopperd door de Vlaamse ministers, wordt niet opgenomen in de wet.
De Vlaamse overheid zal nu tijdelijke, compenserende maatregelen in degressieve lijn treffen voor de meest getroffen sectoren gedurende een periode van 4 jaar. Zullen de andere regio's zich daar niet tegen verzetten? Zullen de Waalse en Brusselse bedrijven deze maatregel aanvaarden?
De wasserijsector is bijvoorbeeld prominent aanwezig in Brussel. Daarnaast zijn er enkele bedrijven in de streek van Moeskroen en Verviers. Zullen die zomaar aanvaarden dat de Vlaamse overheid deze tijdelijke maatregelen neemt? Zal er geen tegenwind komen vanuit het zuiden van het land?
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Als ik het goed begrijp, is het de bedoeling om gedurende 4 jaar een compensatiemaatregel toe te passen. Die moet dan de bedrijven die worden getroffen door het niet aftrekbaar maken van de milieuheffing, in staat stellen om investeringen te doen die hun milieubijdrage kan verlagen. Er zijn inderdaad technische beperkingen. We kunnen rationaliseringsinvesteringen doen in die sector. Ik vergelijk het met een verbrandingsmotor : dankzij research en ontwikkeling zijn er nu motoren die veel minder benzine verbruiken dan 20 jaar geleden, maar om hem te doen draaien is er nog altijd benzine nodig. Dat geldt ook voor de sectoren die door die maatregel worden getroffen.
Investeringen hebben een invloed op de rentabiliteit van een bedrijf. Zullen ze ook invloed hebben op de kostprijs van het afgewerkt product? Ergens wordt een kritisch punt bereikt, waarop de investering niet meer verantwoord is tegenover het te bereiken resultaat. Ik vrees dat dat voor verschillende bedrijven zo zal zijn. Kunnen de investeringen eventueel worden gesteund vanuit het decreet expansiesteun? België heeft een verlaging van de vennootschapsbelasting doorgevoerd. Jammer genoeg is het een broekzak-vestzakoperatie geworden van Vlaanderen naar België.
Als we in het kader van de expansiesteun de voorkeur geven aan investeringen in die sector, zal Vlaanderen daar nog maar eens voor opdraaien. Maar misschien kunnen we dat geld het best besteden aan de tewerkstelling in Vlaanderen.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, dat men compenserende maatregelen uitdoktert om de verhoogde kosten aan te pakken, getuigt van veel goodwill. Het degressief stelsel gaat uit van meer investeringen in de sector, maar die sector is al heel ver gegaan in het zoeken naar alternatieven. De rondetafelconferentie is dringend nodig.
Het degressief stelsel biedt voor het jaar 2004 het vooruitzicht op hogere kosten. Dat zal storend werken op de concurrentie met andere handelspartners. Het is alleen compenserend voor het jaar 2003.
De voorzitter : De heer Sols heeft het woord.
De heer Guy Sols : Mijnheer de voorzitter, de compensatieregeling is het gevolg van een maatregel die we moeten toejuichen. De betrokken bedrijven vragen om een flankerend beleid en om fiscale stimuli. Dat is ook gebleken uit de hoorzittingen naar aanleiding van het decreet over het economisch ondersteuningsbeleid. Ze vragen ook een vereenvoudiging van het systeem en een verlaging van de belastingen.
De belastingen zijn verlaagd en de aftrekbaarheid van de milieuheffingen is afgeschaft. Dat kan voor sommige bedrijven negatieve gevolgen hebben, maar in vergelijking met Wallonië heeft de hele operatie voor Vlaanderen een positief gevolg. Slechts een klein gedeelte van de economische sector wordt getroffen. Voor het grootste deel van het bedrijfsleven in België is het een goede zaak en voor Vlaanderen een zeer goede zaak.
Het fiscaal aftrekbaar maken van milieuheffingen is een contradictio in terminis. Het moet een stimulans zijn voor bedrijven om de milieuheffingen op nul te brengen. Dat kan niet voor alle bedrijven. Ik verneem dat het onmogelijk zou zijn om die heffingen te verlagen, maar dat geloof ik niet. We moeten de bedrijven aanmoedigen om zoveel mogelijk te investeren om die heffingen laag te houden. Die investeringen zijn dan ook aftrekbaar.
De bedrijven kunnen ook meedoen aan het callsysteem en daar bijkomende middelen uit putten. Zo kunnen de getroffen bedrijven de nadelige gevolgen wegwerken. Gooi dus het kind niet met het badwater weg. Laten we de zaken niet onderschatten, maar ook niet dramatiseren. De verlaging van de belasting en de afschaffing van de aftrekbaarheid is een goede maatregel. De degressieve werking van de compenserende maatregel is een extra stimulans om milieuheffingen te voorkomen. Uiteindelijk zouden die heffingen moeten wegvallen. Daartegenover moeten de aftrekbaarheid van de investeringen en het callsysteem staan.
De voorzitter : Normaal kan men geen twee maal langs de kassa passeren. Als een bedrijf in aanmerking komt voor een gunstige maatregel, komt het dan ook in aanmerking voor steun van het economisch ondersteuningsbeleid voor de investeringen die het zal doen?
Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, de regel is inderdaad non bis in idem. De laagste kosten worden dan van de andere afgetrokken. Twee keer langs de kassa passeren, druist in tegen elke vorm van deugdelijke wetgeving.
We passen hier toe wat we al maanden in de commissie zeggen. Als er op federaal niveau geen vergelijk wordt gevonden om dit probleem, dat vooral bestaat voor twee specifieke sectoren, op te vangen, dan zoekt de Vlaamse regering er een oplossing voor. We hebben dat ook gedaan, zoals minister Van Mechelen al heeft gezegd in antwoord op een vraag van de heer Vandenbroeke. Ik kom straks op de details daarvan terug.
Dat zorgt niet voor problemen met de andere regio's, want de milieuheffingen behoren tot de Vlaamse autonomie. Bovendien liggen ze bij ons veel hoger dan in de andere regio's. Het is dus een specifieke regeling, die we ook met een specifieke maatregel kunnen verzachten. Dat werkt niet concurrentievervalsend, wel integendeel.
Volgens de nieuwe voorzitter van de SERV wordt de begrotingscontrole in de Vlaamse regering een makkie. Er zal dus voldoende ruimte zijn voor een compensatie. We hopen onze mensen te kunnen overtuigen, want het gaat om besluiten van na de begroting en de budgetcontrole. Er moet alleen nog worden uitgemaakt op welke post dit kan gebeuren, zodat we niet met loze beloften naar de sectoren gaan.
We mogen de essentie van de zaak niet uit het oog verliezen. De heer Sols heeft terecht gezegd dat de federale hervorming van de vennootschapsbelasting een uitstekende zaak is voor het bedrijfsleven, ook voor de Vlaamse bedrijven. Het tarief van de vennootschapsbelasting wordt verminderd van 40,17 percent naar 33,19 percent, en voor de KMO's -de laagste schijf -van 28,84 percent naar 24,98 percent. Ik noem ter vergelijking de tarieven uit de ons omringende landen. In Nederland is het 29 percent voor KMO's en 34,5 percent voor de grote bedrijven. In Duitsland is er slechts één tarief van 33,36 percent, wat hoger is dan het tarief voor grote bedrijven bij ons. In het Verenigd Koninkrijk is het 30 percent, dus iets lager, en in Italië 40,25 percent, wat veel hoger is dan bij ons.
Om de concurrentiepositie van onze ondernemingen in een Europese context te verstevigen was een verlaging van de tarieven absoluut noodzakelijk. De hervorming is dus in de eerste plaats een goede zaak voor Vlaanderen, vermits we de grootste ontwikkeling van bedrijven hebben.
Bovendien hebben we ten aanzien van buitenlandse investeerders een eye catcher nodig die de interesse voor ons land kan aanwakkeren. Het nominale tarief is voor buitenlandse investeerders vaak het vergelijkingspunt bij uitstek. In deze optiek moet trouwens ook de promotiecampagne worden begrepen die recent door premier Verhofstadt en federaal minister van Financiën Reynders op gang werd getrokken.
Alhoewel het eigen ondernemerschap belangrijk is, moeten we voldoende realistisch zijn en ook in de toekomst voldoende buitenlandse investeerders blijven aantrekken om zich te komen vestigen in Vlaanderen. Ook daarvoor is de federale vennootschapshervorming een goede zaak, zodat we ook onze tewerkstelling en bijgevolg onze welvaart veilig kunnen stellen.
Het is inderdaad juist dat de federale regering heeft geopteerd voor het uitwerken van een aantal compenserende maatregelen om de hervorming voor de federale overheid budgettair neutraal te houden. Als de budgettaire marge groter was geweest, dan hadden we een nog grotere verlaging gewild, zodat de voordelen voor iedereen nog veel beter voelbaar zouden zijn.
U hebt intussen de begrotingscijfers van de ons omringende landen via de pers kunnen vernemen. Omwille van de budgettaire neutraliteit moesten de afschrijvingsregels worden aangepast. Zo kunnen machines niet meer forfaitair voor het hele jaar worden afgeschreven, zelfs al werden ze bijvoorbeeld in december aangekocht.
Het systeem van de definitief belaste inkomsten is gewijzigd, wat voornamelijk repercussies heeft voor holdingmaatschappijen, en de aftrekbaarheid van de gewestelijke belastingen is beperkt. Dat moest mee in rekening worden gebracht om de operatie te kunnen doorvoeren met het oog op budgettaire neutraliteit, al hadden we het liever anders gezien indien daar meer ruimte voor was geweest.
We mogen aan deze beperkende maatregel geen overdreven draagwijdte toekennen. De oneigenlijke gewestelijke belastingen, belastingen die van origine federaal zijn maar ingevolge de staatshervorming aan de gewesten werden overgedragen, blijven aftrekbaar. Deze belastingen werden opgesomd in de bijzondere financieringswet. Voor de bedrijven gaat het hier in het bijzonder om de registratierechten op verkopen van onroerende goederen, de verkeersbelasting, de belasting op inverkeersstelling en de onroerende voorheffing. De gemeentelijke en provinciale heffingen blijven eveneens aftrekbaar.
De eigenlijke, autonome gewestbelastingen, heffingen en retributies worden daarentegen uitgesloten en zijn dus niet langer aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. In deze beslissing zit uiteraard een logica. De gewestelijke belastingen en heffingen hebben bijna altijd een regulerend karakter. Als ze aftrekbaar zijn in de vennootschapsbelasting, wordt het regulerend karakter tenietgedaan. Het is niet logisch dat een beleidsdoelstelling van de Vlaamse overheid geheel of gedeeltelijk wordt geneutraliseerd op federaal niveau.
De Vlaamse regering is er zich terdege van bewust dat een aantal Vlaamse bedrijven of sectoren bijzonder nadeel kunnen ondervinden van deze compenserende maatregel. Dat zijn vooral de bedrijven die, in verhouding tot hun belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting, een aanzienlijk bedrag aan milieuheffingen betalen.
Om die reden heeft de Vlaamse regering op 22 november het dossier aanhangig gemaakt bij het Overlegcomité. Op de vergadering van het Overlegcomité van 20 december werd beslist de hervorming van de vennootschapsbelasting ongewijzigd door te voeren. Het project is namelijk te belangrijk voor het bedrijfsleven in het algemeen en zou daardoor op de helling kunnen komen. Daarom wou de federale overheid de hervorming op dat ene specifieke punt niet aanpassen.
Het omzetten van milieuheffingen in milieubijdragen werd niet als een valabele mogelijkheid beschouwd. Door deze techniek zouden de milieuheffingen de facto wel aftrekbaar blijven. Omdat hiermee de budgettaire neutraliteit en bijgevolg het hele opzet van de federale hervorming van de vennootschapshervorming evenzeer op de helling wordt gezet, werd van dit idee afgestapt.
Bovendien is het niet duidelijk of het systeem inderdaad een minder zware belasting voor de ondernemingen tot gevolg zou hebben. Op basis van een eerste onderzoek blijkt namelijk dat de werkelijke kosten van waterzuivering hoger zijn dan wat bedrijven momenteel in de vorm van milieuheffingen voor die dienstverlening betalen. Momenteel bedragen de heffingen 344 miljoen euro, terwijl de uitgaven 512 miljoen euro bedragen.
Anderzijds werd in de schoot van de Vlaamse regering beslist te voorzien in een overgangsperiode voor de bedrijven die het hardst door deze problematiek worden getroffen. Er werd beslist dat een tijdelijke vermindering van de heffingen voor een aantal sectoren het meest voor de hand ligt. Voor die sectoren moet het bedrag van de verschuldigde heffing worden vermenigvuldigd met een verminderingscoëfficiënt. Op basis van het beschikbare cijfermateriaal kon worden afgeleid dat het bedrag van de verschuldigde heffing met gemiddeld 30 percent moet worden verminderd om de niet-aftrekbaarheid volledig te compenseren. Op deze wijze komen we tot een verminderingscoëfficiënt van 0,7 percent.
Daarnaast werd door de Vlaamse regering ook gesteld dat het niet de bedoeling kon zijn de budgettaire gevolgen van de niet-aftrekbaarheid van de milieuheffingen ten eeuwigen dage door te schuiven naar de Vlaamse overheid. In dit opzicht wordt dan ook voorgesteld een migratiepad uit te tekenen voor de getroffen sectoren in de vorm van een tijdelijke, degressieve vermindering, die de bedrijven in de mogelijkheid moet stellen zich via bijkomende investeringen aan de gewijzigde situatie aan te passen.
Ik heb trouwens gisteren tijdens een werkbezoek aan de VITO gevraagd al haar technologie in te zetten om deze bedrijven mee te begeleiden. In die overgangsperiode kunnen de bedrijven bijvoorbeeld hun productieprocessen aanpassen om hun waterverbruik te beperken of kunnen zuiverings- en recyclageprocédés worden geïnstalleerd. Dat is eigenlijk altijd de bedoeling geweest : dus niet de instandhouding van milieuheffingen ad vitam eternam, maar wel milieuheffingen om bedrijven er ook toe aan te zetten om te investeren in ecologische sectoren die uiteindelijk het bedrijf en -op lange termijn -de duurzaamheid van het ondernemen ten goede zullen komen.
Om die reden wordt de bedoelde compensatie beperkt tot een als redelijk te beschouwen periode van 4 jaar waarbij de jaarlijkse verminderingscoëfficiënt bepaald wordt op respectievelijk 0,7 gedurende het eerste jaar, 0,775 het daaropvolgende jaar, en 0,85 en 0,925 in de daaropvolgende jaren. Met deze coëfficiënten wordt voorzien in een compensatie ten belope van respectievelijk 100, 75, 50 en 25 percent van het te verwachten nadeel als gevolg van de niet-aftrekbaarheid. Ik wens hierbij te benadrukken dat deze manier van aanpak gelijkaardig is aan de procedure die we aan het uitwerken zijn over de problematiek van het sokkelwater.
Aangezien de federale hervorming van de vennootschapsbelasting van toepassing zal zijn vanaf het aanslagjaar 2004 -dus de inkomsten van het jaar 2003 -kunnen we zo'n maatregel opnemen bij het programmadecreet dat zal worden opgemaakt ter gelegenheid van de komende begrotingscontrole. Daarbij is er een akkoord dat middelen vanuit het departement Economie worden overgeheveld naar het departement Milieu. Meer bepaald zal de kostprijs van de compensatie ten laste worden genomen van het Hermesfonds.
Op de vraag naar de budgettaire consequenties van zo'n maatregel, kan ik antwoorden dat de minister van Financiën op dit ogenblik de kostprijs als volgt inschat : 7.595.463 maal 0,3, dus 2.278.639 euro het eerste jaar ; 7.595.463 maal 0,3 maal 75 percent of 1.708.979 euro het tweede jaar ; 7.595.463 maal 0,3 maal 50 percent of 1.139.319 euro het derde jaar ; en 7.595.463 maal 0,3 maal 25 percent het vierde en laatste jaar, dus 569.659 euro. In deze raming wordt ervan uitgegaan dat de maatregel van toepassing is op de textiel- en textielverzorgingssector. Zoals u kunt zien, valt de budgettaire meerkost al bij al nog mee, en lijkt mij deze aanpak in elk geval te verkiezen boven het blokkeren van de volledige hervorming van de vennootschapsbelasting.
Op dit ogenblik wordt samen met minister Van Mechelen voortgewerkt aan een verfijning van de voorgestelde resultaten. Zodra hier meer nieuws over is, zal ik niet nalaten om u hierover te informeren.
Tot slot wens ik de heer De Roo in verband met zijn specifieke vraag over de financiering van het MINA-fonds te melden dat dit een van de elementen is die aan bod kan komen in het kader van het debat over het milieufinancieringsbeleid. Zonder dieper in te gaan op het voorstel van het milieufinancieringsbeleid, blijven een verhoging van de transparantie van het MINA-fonds en de hantering van het principe 'de vervuiler betaalt' de belangrijkste aandachtspunten.
De voorzitter : Hebben de door u aangehaalde cijfers ook betrekking op de wasserijen?
Minister Jaak Gabriels : Die cijfers hebben juist op die wasserijen betrekking.
De voorzitter : De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : In grote lijnen hebben we hier het antwoord gehoord dat ook door minister Van Mechelen werd verstrekt.
Minister Jaak Gabriels : Dat kan moeilijk anders, want het gaat om een regeringsbeslissing.
De heer Eddy Schuermans : Ik meen uit uw antwoord begrepen te hebben dat u uw compensatie beperkt tot de textiel- en wasserijsector. Bedrijven buiten deze sectoren zouden dus niet in aanmerking komen. Is dat juist?
Minister Jaak Gabriels : Dat is juist. Het gaat hier trouwens enkel om een overgangsmaatregel die dus op die beide sectoren gericht is.
Ik weet dat u daarstraks het gelijkheidsbeginsel hebt aangehaald. Ik hoop dan ook dat we er tijdens die overgangsperiode in zullen slagen om dit daadwerkelijk te realiseren.
De heer Eddy Schuermans : Bedoelt u daarmee dat u naar een verruiming streeft tot de andere sectoren die hierdoor ook getroffen worden?
Minister Jaak Gabriels : Ik heb gezegd te hopen dit te kunnen realiseren binnen de door mij geschetste context.
De voorzitter : Bent u op de hoogte van vragen vanwege andere sectoren?
Minister Jaak Gabriels : Neen.
De heer Eddy Schuermans : U hebt eerder zelf geciteerd uit de Financieel-Economische Tijd, met name de becijfering door de OVAM van de effecten van het belastbaar maken van de milieuheffingen voor die particuliere milieubedrijven. Daarbij werd uitgegaan van een prijsstijging voor de afvalverwerking met 25 tot 60 percent. Dit is een aanzienlijke stijging die afgewenteld wordt op de klanten, bijvoorbeeld op gemeentebesturen. Voor die lokale besturen, indien zij niet via intercommunales werken die niet met BTW en vennootschapsbelasting geconfronteerd worden, is dat de zoveelste belasting op rij.
Particuliere bedrijven zijn dus evenzeer slachtoffer als de getroffen sectoren waar ik alle begrip voor heb. We moeten dus een inspanning doen om die slechte maatregel te compenseren. Ik denk trouwens dat de federatie van de bedrijven voor milieubeheer reeds protest heeft aangetekend. Het is dus helemaal niet juist dat er geen vragen zouden zijn vanuit andere sectoren. Dat moet ik met klem tegenspreken, en ik zal er u nog vaak aan herinneren dat ook andere bedrijven getroffen zijn.
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de minister, in uw antwoord zijn me twee zaken sterk opgevallen.
Ten eerste hebt u gezegd dat we een eye catcher nodig hebben voor buitenlandse bedrijven. Ik vrees evenwel dat het bij een eye catcher zal blijven. Er bestaat immers geen enkele CEO die zijn investeringsbeleid zal voeren op basis van een eye catcher.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Van Goethem, we hebben in de Verenigde Staten deelgenomen aan een colloquium. Premier Verhofstadt was op eenzelfde congres 2 jaar geleden. Een van de eerste punten van de Amerikaanse bedrijven was de vraag naar een duidelijk tarief en het afschaffen van de complexe procedures. Alle deelnemers deelden die stelling.
De heer Roland Van Goethem : Daar kan ik best inkomen. Als de simulatie echter wordt gemaakt, zal men tot de conclusie komen dat er niet veel is veranderd.
Minister Jaak Gabriels : U mag niet vergeten dat er een fiscale ruling is, die het mogelijk maakt nog lager te gaan. Er bestaat ruimte voor onderhandelingen om nieuwe bedrijven aan te trekken.
De heer Marc van den Abeelen : Bovendien wordt er fiscale rechtszekerheid geschapen door de ruling. Vroeger konden maatregelen te allen tijde worden veranderd.
De heer Roland Van Goethem : Dat is inderdaad een goede zaak.
Nu hoor ik de meerderheid plots zeggen dat milieuheffingen regulerend moeten werken. Was dat voor die hervorming niet het geval? Toen mocht het bedrag wel worden afgetrokken en was de argumentatie dat die regel nodig was om de nodige milieu-investeringen te doen.
Het heeft toch een tijd geduurd vooraleer men tot de conclusie is gekomen dat die heffingen regulerend moesten werken.
Minister Jaak Gabriels : Meestal komt dat pas bij de hervorming van de fiscale regels ter sprake. Het klopt echter dat het vanaf het begin de doelstelling moet zijn dat een heffing leidt tot een betere toestand. Dat is evident, anders heeft ze geen zin.
De voorzitter : Het incident is gesloten.