Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 16/01/2003
Vraag om uitleg van de heer Dany Vandenbossche tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de ondergrens voor de leensubsidie
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vandenbossche tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de ondergrens voor de leensubsidie.
De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, het boek stond op zijn zachtst gezegd de jongste dagen in de belangstelling. Dat is ook al iets.
We hebben in de cultuurbegroting van de Vlaamse Gemeenschap een krediet vastgelegd voor een voorlopige oplossing in afwachting van het veel besproken, maar nog niet tot stand gekomen, leenrecht. Dat krediet werd goedgekeurd in het parlement. Daarop volgend is een reglement gemaakt voor de toepassing van die leensubsidie. We hebben daar al eens over gedebatteerd naar aanleiding van de begroting. Het debat ging over de vraag welk systeem we zouden hanteren om die leensubsidie naar de auteurs te laten vloeien. We hebben toen al een kleine aanwijzing gekregen. We zouden uitgaan van de aanwezigheid van werken in bibliotheken om auteurs te vergoeden in het kader van een leensubsidie. We verwachtten dat de Vlaamse auteurs wild enthousiast zouden zijn over deze voorlopige maatregel in afwachting van de verwezenlijking van het leenrecht, en betogingen zouden houden ten voordele van u, mijnheer de minister. Dat blijkt echter helemaal niet zo te zijn. Integendeel, in diverse publicaties leveren de auteurs nogal wat kritiek op het ingevoerde reglement. Dat vormt de aanleiding voor mijn vraag. Ook werd de manier van onderhandelen van kabinetsleden aangekaart. Maar dat laat ik voor de rekening van de schrijvers.
De opmerkingen die de auteurs hebben geformuleerd in hun open brief aan u bevatten elementen die kunnen leiden tot de vraag om dat reglement nog eens te bekijken. Vanuit administratiefrechtelijke overwegingen begrijp ik dat u een ondergrenswaarde hebt ingevoerd. De auteurs begrijpen dat echter niet goed. In hun brief vragen een vijftigtal schrijvers zich af of ze, als ze een boete van minder dan 500 euro krijgen, die beter niet zouden betalen, aangezien dit meer administratieve inspanningen vergt dan het opbrengt. U hebt dus een ondergrenswaarde van 500 euro bepaald. Verder is gesteld dat een subsidie voor een bedrag kleiner dan 500 euro, niet wordt vergoed. Ik ben het met de ondergrenswaarde niet eens omdat u juist degenen treft die u via een leensubsidie wou bevoordelen. De ondergrenswaarde is dus een reëel probleem. Moeten we de ondergrenswaarde aanhouden?
De Vlaamse auteurs zouden bovendien niet zijn ingelicht over het bestaan van de leensubsidie. 'Geen enkele auteur is door een Vlaamse instantie ingelicht over het bestaan van een leensubsidie en een mogelijkheid om deze aan te vragen.' Het Vlaams Fonds voor de Letteren heeft daar niets over laten weten. De auteurs hebben wel een brief van het Nederlands Fonds voor de Letteren ontvangen, waarin werd gesteld dat de leensubsidie voor 31 januari moest worden aangevraagd. Het Nederlands Fonds is blijkbaar beter op de hoogte dan zijn Vlaamse tegenhanger.
Een derde punt van kritiek betreft het volume. Boeken met minder dan 48 bladzijden komen immers niet in aanmerking voor leensubsidie. Zo wordt een bepaald soort literatuur getroffen, namelijk de poëzie. Dichtbundels bedragen soms minder dan de voorgeschreven 48 pagina's.
De kritieken op het reglement houden steek omdat degenen die het meest van de leensubsidie zouden kunnen genieten, uiteindelijk het minst worden toebedeeld.
Er is ook een bovengrenswaarde bepaald. Op die manier worden auteurs die veel werken in bibliotheken hebben staan, bevoordeeld. Er wordt bovendien een beperkte meting uitgevoerd. Niet alle bibliotheken worden gescreend, alleen de grote komen in aanmerking. Dat zou een scheeftrekking van het beeld van de aanwezige werken kunnen opleveren. Is het niet mogelijk om het totaal aantal uitgeleende werken in rekening te brengen, gelet op de informatisering van bijna alle bibliotheken?
De voorzitter : Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Intussen is al wat meer bekend geraakt over de toepassing van de leensubsidie. Wij zijn eveneens geschrokken door de berichtgeving in de pers over de reglementering. Er zijn verwijtende bewoordingen in de brief van de auteurs opgenomen. Buiten een schriftelijke vraag, heeft de heer Vandenbossche daarom ook deze vraag om uitleg ingediend.
U wacht op de federale realisatie van het leenrecht. Bij de begrotingsbespreking hebt u gezegd dat de middelen voor de leensubsidie als overgang voor het definitief leenrecht zouden worden vrijgemaakt. De middelen zouden een niet-recurrent karakter hebben, en bedoeld zijn voor één jaar. Ik hoop dat u nog jaren zo optimistisch kunt blijven, mijnheer de minister. U gaat er vanuit dat het leenrecht binnen het jaar gerealiseerd zal zijn en dat de huidige problemen op korte termijn zullen worden opgelost. Ik vrees evenwel dat het leenrecht langer op zich zal laten wachten en dat het huidige reglement nog heel wat vragen oproept. Ik vraag me alleszins af in welke mate het mogelijk is om, indien een verlenging van het huidige reglement noodzakelijk zou blijken, in de nodige bijsturingen te voorzien.
Met betrekking tot andere beleidsdomeinen heb ik steeds de aandacht gevestigd op de manier waarop een ontwerp van decreet tot stand is gekomen. Is er overleg met de sector geweest over de vraag hoe de tijdelijke leensubsidie het best kan worden ingevuld? We mogen niet uit het oog verliezen dat het systeem dat in Nederland al jaren wordt gehanteerd zijn deugdelijkheid reeds heeft bewezen.
De heer Vandenbossche heeft hier al naar de communicatie met de auteurs verwezen. Elke bezoeker van de website van het Vlaams Fonds voor de Letteren wordt onmiddellijk met de mogelijkheden van de leensubsidie en van het huidig reglement geconfronteerd. Het is evenwel niet duidelijk wanneer deze berichten op de site zijn verschenen. Is dit gebeurd naar aanleiding van de commotie door de open brief? De site bevat enkel informatie over de deadline en over de inhoud van het reglement. Er is zelfs een link naar de site van de administratie Cultuur waar geïnteresseerden de volledige tekst van het reglement kunnen inkijken. Ik vermoed dat deze informatie vrij laat op deze site is gepubliceerd.
Heeft het Vlaams Fonds voor de Letteren de opdracht of de uitdrukkelijke vraag gekregen om deze informatie te publiceren? Heeft het Vlaams Fonds voor de Letteren hiervoor het nodige materiaal ontvangen?
Indien het gerucht klopt dat de informatie over de leensubsidiëring heel wat mensen via een Nederlandse omweg heeft bereikt, vraag ik me af waar het fout is gelopen. Tenslotte hanteert het reglement een strakke deadline, 31 januari 2003 is niet ver meer van ons verwijderd.
De heer Vandenbossche heeft daarnet ook naar de bepalingen van het reglement verwezen. De boeken moeten een minimaal aantal bladzijden tellen. Hoewel dit minimaal aantal bladzijden voor kinderboeken lager ligt, vallen heel wat kinderboeken alsnog uit de boot. Indien het huidige reglement nog langer dan een jaar moet meegaan, lijkt de regeling inzake de subsidiëring van aanwezige boeken en de permanente uitlening me alleszins niet eerlijk.
Ik wil hier ook nog even wijzen op het feit dat alle ankerpunten in de telling stedelijke bibliotheken zijn. Wat de groei van de collecties betreft, is er nochtans een aanzienlijk verschil tussen stedelijke bibliotheken en bibliotheken in landelijke gemeenten. Zowel de aanwezigheid als de uitlening van boeken zal in beide soorten bibliotheken anders worden ingevuld. Stedelijke bibliotheken worden tenslotte door een heel ander publiek bezocht.
Een ander probleem betreft het verband tussen het subsidiebedrag en het aantal geregistreerde boeken. Indien dit reglement nog een aantal jaren moet meegaan, zal dit een daling van de subsidies met zich meebrengen. Indien de budgetten niet worden aangepast, zullen de auteurs immers minder subsidies voor meer gepubliceerde titels ontvangen.
Ik heb in verband met het reglement nog iets zeer eigenaardigs gelezen. Ik vraag me af of een auteur een leensubsidie kan ontvangen indien de uitgever geen aanvraag heeft ingediend. In het reglement staat dat het indienen van de aanvraag tot de verplichtingen van de uitgever behoort. Hebben de auteurs recht op een leensubsidie indien de uitgever geen aanvraag heeft ingediend?
Aangezien de heer Vandenbossche het al uitgebreid over het minimumbedrag heeft gehad, zal ik hier niet dieper op ingaan. Ik sluit me volmondig aan bij de door hem gestelde vragen.
De vraag blijft evenwel hoe lang dit reglement zal moeten meegaan. Weet u, mijnheer de minister, wanneer de federale regering, die overigens zelf niet lang meer zal meegaan, voor een definitieve oplossing wil zorgen? Indien u hier geen zicht op hebt, zou ik u willen vragen om het overleg over een tijdelijke verlenging van het huidige reglement op te starten. Dergelijke verlengingen zouden, zoals in het arbeidsrecht, uiteindelijk in een soort contracten van onbepaalde duur kunnen resulteren. U moet, in overleg met de sector, de beste oplossing voor het probleem van de leensubsidie zoeken.
Ik wil hier nog even benadrukken dat de Vlaamse inspanningen op dit vlak te weinig in beeld komen. Door middel van de leensubsidies tracht de Vlaamse overheid het hiaat in te vullen dat door het ontbreken van een leenrecht is ontstaan. Alvorens een betere invulling van de leensubsidie te vragen, hadden de protesterende auteurs hier beter even de aandacht op gevestigd. Als lid van de oppositie betreur ik het gebrek aan expliciete waardering voor de inspanningen die door de Vlaamse overheid zijn geleverd.
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, hoewel iedereen beweert dat er over dit onderwerp niets te lezen valt, is er in de media haast nog nooit zoveel over een onderwerp gepubliceerd. Ik vind dit bijzonder frappant.
Ik zou me eigenlijk willen aansluiten bij mevrouw Van Hecke. Op de websites van de Stichting Lezen, van het Vlaams Fonds voor de Letteren en van de Vlaamse Gemeenschap is heel wat informatie over de leensubsidies te vinden. We moeten evenwel durven toegeven dat het geheel geen schoonheidsprijs verdient. Zoals mevrouw Van Hecke al heeft gezegd, gaat het om een noodoplossing.
We worden met een federaal probleem geconfronteerd. Wat het uitblijven van het leenrecht betreft, moet ik zelf overigens ook schuld bekennen. Het huidige probleem heeft twee fundamentele oorzaken. Het is in eerste instantie een financiële kwestie. Het is evenwel ook een kwestie van visie. In Wallonië leeft een andere mening over het vergoeden van intellectuele arbeid en over het betalen van intellectuele auteursrechten op mediadragers en op gedrukt papier. Wallonië hanteert eenvoudigweg een andere visie.
De Vlaamse overheid heeft getracht een voorlopige remediëring te concipiëren. Deze tijdelijke oplossing heeft de verdienste te bestaan. De huidige regeling erkent de intellectuele prestaties en de hieraan verbonden rechten en belangen. Ze verdient echter geen schoonheidsprijs. Dit geldt tevens voor de manier waarop de regeling tot stand is gekomen en is gelanceerd. We mogen evenwel niet vergeten dat het hier om een noodoplossing gaat.
De heer Vandenbossche heeft daarnet een aantal terechte opmerkingen gemaakt. Ik denk hierbij in eerste instantie aan het minimumbedrag, aan de selectie van de bibliotheken en aan de genres. De aard van de constructie mag niet in de uitsluiting van kwetsbare genres als poëzie resulteren. Dit moeten we absoluut trachten te vermijden. Het betreft hier evenwel problemen die door middel van een grondige dialoog kunnen worden opgelost. Een regeling die iedereen tevreden stelt, behoort niet tot de mogelijkheden. Ik ga er overigens van uit dat dit in geen enkele discipline of fundamentele discussie mogelijk is. Dit betekent uiteraard niet dat we het debat niet moeten voeren.
We mogen niet uit het oog verliezen dat we tenminste over een regeling beschikken. De minister van Cultuur heeft eigenlijk pech. Terwijl zijn voorganger 3 welvarende jaren heeft gekend, moet hij nu op een budgettair dieet. Maar zelfs in deze allesbehalve eenvoudige tijden is hij erin geslaagd om een nieuw, fundamenteel beleid op poten te zetten. Hoewel hij de broeksriem moet aanhalen, heeft hij een Vlaamse variant van het leenrecht in het leven geroepen.
Het is in feite een kwestie van rechtvaardigheid. We willen het rechtvaardigheidsprincipe toepassen op een terrein waar het gedurende jaren niet is toegepast. Indien we door middel van gesprekken en aanpassingen de huidige regeling kunnen verfijnen en nog rechtvaardiger kunnen maken, mogen we die inspanning niet uit de weg gaan.
Ik heb heel wat artikels over dit onderwerp gelezen. Haast al deze artikels vangen aan met de stelling dat er over dit onderwerp haast niets wordt gepubliceerd. Ik vind dit eigenlijk een interessant fenomeen. Het is evenwel minstens even interessant dat er eindelijk iets gebeurt. Na jarenlang enkel over het onderwerp te hebben gesproken, zijn nu eindelijk de eerste aanzetten gegeven om tot een concrete regeling te komen. We hebben nooit de ambitie gehad om deze zaak fundamenteel en definitief te regelen. Het is wel onze verdienste dat we fundamentele en onomkeerbare stappen hebben gezet.
De voorzitter : De heer Vermeulen heeft het woord.
De heer Jo Vermeulen : Mijnheer de voorzitter, ik deel de bekommernissen van de vorige sprekers. Ik zou hier enkel aan willen toevoegen dat we in verband met dergelijke aangelegenheden zeer omzichtig moeten omspringen met proefballonnetjes, met onderhandelingen en met het lanceren van nieuwe ideetjes.
Heel wat betrokkenen hebben geen affiniteit met administratieve aangelegenheden, met subsidie aanvragen en met het bijhouden van de juiste papieren. Dit geldt allicht ook voor een aantal andere sectoren.
Indien we door middel van proefballonnetjes of suggesties te lichtzinnig omgaan met de hoogte van de subsidiebedragen of met mogelijke subsidiesystemen, zouden we wel eens heel wat verwarring kunnen veroorzaken. Ik pleit voor een duidelijke besluitvorming en communicatie. Indien we hier geen rekening mee houden, zullen de betrokkenen zich al snel ongemakkelijk voelen. Dit geldt zeker voor een sector die veeleer met het literaire dan met het administratieve taaljargon vertrouwd is.
De voorzitter : Ik zou er nog even op willen wijzen dat het leenrecht er sowieso ooit zal komen. Indien nodig, zal het via de rechtbank worden afgedwongen. Het leenrecht is een afgeleide van het auteursrecht. De Europese regelgeving zal ons uiteindelijk dwingen het leenrecht in te voeren.
Aangezien het hier een culturele aangelegenheid betreft, is de vraag of het leenrecht in de verschillende gemeenschappen op dezelfde wijze moet worden ingevuld. Ik veronderstel dat de gemeenschappen dit zelf eens moeten onderzoeken.
De vorige minister van Cultuur heeft steeds verklaard dat de bibliotheekgebruikers niet voor het leenrecht zouden moeten opdraaien. Hij heeft zich steeds voorgenomen om het leenrecht in de begroting in te schrijven. Het spreekt vanzelf dat hij die stelling in tijden van welvaart heeft gelanceerd. Inhoudelijk komt deze invulling van het leenrecht op een leensubsidie neer. Ik weet niet wat de huidige minister van Cultuur hiervan vindt. Gezien de evoluties in de conjunctuur zal hij dit budgettair allicht in een ander licht willen plaatsen.
De grote vraag is hoe lang de huidige regeling in voege zal blijven. Betreft het hier een tijdelijke oplossing voor één jaar of een regeling die langer zal meegaan? Mevrouw Van Hecke heeft daarnet terecht opgemerkt dat de tijdsduur van de maatregel de omgang met de bestaande problemen in grote mate bepaalt.
Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, aangezien ik me aan de geplogenheden wil houden, zal ik beginnen met een captatio benevolentiae. Ik vind dat kunstenaars voorkomend moeten worden behandeld. Mijn eerbied voor kunstenaars is vergelijkbaar met mijn eerbied voor grijze haren. (Gelach)
Ik meen dat echt. Dit betekent evenwel niet dat kunstenaars het pauselijk voorrecht van een onfeilbaar oordeel hebben.
Mevrouw Van Hecke heeft gelijk wanneer ze stelt dat we, ondanks de moeilijke budgettaire situatie, alles in het werk hebben gesteld om 2,5 miljoen euro uit te trekken voor het vergoeden van Nederlandstalige schrijvers wiens werk in onze bibliotheken aanwezig is. Op die manier trachten we hen een vergoeding te geven voor hun intellectueel eigendom en voor hun creatieve inspanningen.
We hebben die verantwoordelijkheid opgenomen, hoewel we dat niet moesten doen. Dit is immers een federale aangelegenheid. Vervolgens zouden we natuurlijk ook nog een deel van de verantwoordelijkheid kunnen opnemen. Aangezien er geen federale oplossing was, hebben we dit gedaan. Daarvoor hoeven we niet te worden gelauwerd. Ik dacht dat dit zou worden geapprecieerd. Enige bitterheid is me echter totaal vreemd.
Er moet een dialoog mogelijk zijn. Ik ben blind noch doof voor de opmerkingen van de schrijvers. Over de manier van dialogeren kunnen we van mening verschillen. Als de auteurs wil dialogeren op een positieve wijze, kunnen ze als groep een afspraak met mij maken om de opmerkingen over het reglement te belichten. Een andere mogelijkheid is dat ze meteen mobiliseren en een open brief schrijven. Iedereen kiest zijn manier. Ik heb er wel wat bedenkingen bij, vooral daar er luisterbereidheid van mijn kant is.
Het huidige dossier van de leensubsidie betekent niet dat het gevecht voor het leenrecht voorlopig moet worden gestaakt. Integendeel, voor mij is het essentieel dat er een federale oplossing komt voor het leenrecht. Mijn medewerker heeft aan de onderhandelingstafel met premier Verhofstadt een voorstel tot oplossing geformuleerd. Het is een eenvoudig voorstel. We stellen voor dat de federale overheid de helft van het nodige bedrag geeft, en de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap samen de andere helft. De onderlinge verdeling daarvan moet dan nog worden onderzocht. Binnen de Vlaamse Gemeenschap zou dit dan voor de helft worden gedragen door het departement Onderwijs en voor de helft door het departement Cultuur. Dat zijn immers de twee grote gebruikers van het bibliotheeksysteem. Eerstdaags ontmoet ik de heer Miller, de Franstalige minister van Cultuur, om na te gaan of de Franse Gemeenschap het eens kan zijn met die benadering en die verdeelsleutel.
Professor Blanpain was aanwezig toen dit voorstel werd geformuleerd en heeft er geen opmerkingen over gemaakt. Ik weet dat professor Blanpain terzake ondertussen andere initiatieven heeft genomen. Zo zou hij juridische middelen gebruiken om dit leenrecht af te dwingen. Dat is zijn goed recht.
Ik heb het over een voorstel om de komende maanden een politieke oplossing te bereiken. Voor de realisatie van het leenrecht had ik berekend dat er door de federale overheid en door de gemeenschappen samen ongeveer 12 miljoen euro zou moeten worden gereserveerd, waarvan 6 miljoen euro ten laste van de federale overheid en 6 miljoen euro ten laste van de gemeenschappen. Ik baseerde mij op het aantal van 3 miljoen gebruikers van de bibliotheek, waarvan 2 miljoen ouder dan 18 jaar, a rato van 5 euro per jaar en 1 miljoen jonger dan 18 jaar, aan 2 euro per jaar. Men moet dit immers op een of andere manier berekenen. Ik zeg niet dat dit de ultieme formule zal zijn, maar dit is ons voorstel.
Ik ben bereid om drie correcties aan te brengen op het reglement. Het uit te keren subsidiebedrag wil ik laten vastleggen op 125 euro of 5.000 frank. Dat is dan de ondergrens. Verder lijkt het me zeer redelijk dat poëzie niet uit de boot valt. Het aantal pagina's wordt dus verlaagd, tot 24. Ook over de aanmeldingsdatum waren er opmerkingen. Ik zal die registratieperiode verlengen tot 30 maart, hoewel ik er van overtuigd ben dat iedereen nu wel op de hoogte is, als gevolg van de heisa. Ik heb aan mijn administratie de opdracht gegeven om het reglement zo aan te passen. Ik ervaar het niet alsof ik heb moeten plooien. Goede ideeën moeten we uitvoeren. Als we onze beoordeling moeten bijstellen, dan doen we dat. Dat is op een correcte wijze politiek bedrijven. Hier is geen plaats voor hooghartigheid. Hooghartigheid is fout.
De indruk wordt gewekt dat er niets is gebeurd om dit bekend te maken. De bekendmaking gebeurde onder meer via de letterenverenigingen en de fondsen. Er verschenen persmededelingen over en er bestaat een webstek. Mevrouw Van Hecke, ik moet laten navragen wanneer die webstek werd opgestart. Wegens een tekort aan financiële middelen heb ik geen advertenties laten plaatsen.
Dan was er de opmerking over de knop die er zou moeten zijn in bibliotheken. Het is onze bedoeling om bibliotheken optimaal uit te rusten met de nieuwe systemen. Momenteel is het echter onmogelijk om een informaticasysteem te installeren dat precies weergeeft welk boek waar is uitgeleend in alle bibliotheken van het Nederlandse taalgebied. Mocht ik dit eerst willen doen, dan heb ik daar het hele bedrag van 2,5 miljoen euro voor nodig. Materieel gezien kan dit niet.
Ik wil ook opmerken dat dit niet iets recurrents is. Ik heb het deze maal kunnen bespreken met mijn collega's in de Vlaamse regering, en ze hebben me dit gegeven. Of dat nu al dan niet uit welwillendheid gebeurde, is om het even. Iedereen kan dit zelf beoordelen. Maar ik heb geen enkel engagement van de Vlaamse regering dat, als het leenrecht federaal niet geregeld is, we dit systeem ook volgend jaar kunnen invullen. Ik heb dat ook nooit beloofd aan de literaire wereld en aan het parlement. Ik heb zeer duidelijk gezegd dat dit voor 2003 is, dat we er voor zullen zorgen dat dit voor 2003 wordt betaald en dat we een zo eenvoudig mogelijk reglement zouden hanteren, anders kost de administratieve verwerking te veel tijd en geld. Dit zou dus worden uitbetaald in 2003, op basis van de cijfers die we binnenkrijgen van 2002.
Ik blijf daarbij. Ik kan dus niet zorgen voor die knop. We hebben voor grote bibliotheken gekozen, enigszins vanuit de redenering dat wie het meerdere kan ook het mindere kan. Misschien is dit niet volledig correct voor de landelijke bibliotheken. Ik geef toe dat de landelijke en kleinere bibliotheken er niet bij zitten. We hebben onze gegevens gehaald uit dertien grote bibliotheken. Die hebben immers het meeste informatie over datgene dat wij vragen, hoewel andere bibliotheken van een ander niveau die soms ook hebben.
Dat zijn de wijzigingen die ik wil doorvoeren. Ik denk dat ik daarmee grosso modo een antwoord hebt geboden op de gemaakte opmerkingen.
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat hiermee wordt tegemoetgekomen aan een aantal zielenroerselen met betrekking tot het reglement. Wat die ondergrens betreft zullen de auteurs natuurlijk heel moeilijk tevreden te stellen zijn. Die ondergrens komt nu te liggen op 125 euro. Ik veronderstel dat er een reden is om die ondergrenswaarde te behouden.
Minister Paul Van Grembergen : Ten eerste moet ik zeker zijn dat ik dit kan verwezenlijken met het bedrag dat ik ter beschikking heb. Ten tweede zorgt meer administratieve verwerking van te storten bedragen en dergelijke ook voor meer kosten. Daarom heb ik die ondergrenswaarde zo bepaald. Met de ondergrens wordt meteen aan uw terechte bekommernis om het Mattheuseffect van de maatregel, waardoor degenen die veel hebben nog meer krijgen en anderen niet aan bod komen, tegemoet gekomen.
De voorzitter : Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Ik dank de minister voor de openheid waarmee hij tegemoet komt aan sommige verzuchtingen. Ik heb nog een fundamentele opmerking.
Middelen die slechts éénmaal worden gereserveerd om de leensubsidie uit te keren, zouden niet in functie van het realiseren van het federale leenrecht staan. Het wordt toch moeilijk om dit naar de realiteit te vertalen. In het reglement wordt gewag gemaakt van het woord 'elk jaar'. Het is waarschijnlijk opgesteld voor de lange termijn. De subsidie zou jaarlijks worden berekend en er is geen aanduiding dat het om een eenmalige uitkering gaat. Het volstaat dat iemand met juridische kennis hier een verworven recht uit put. Het gaat om artikel 8 : 'De administratie Cultuur zal elk jaar de oproep tot het indienen van de aanvragen doen.'
Reglementen worden natuurlijk zelden voor één jaar opgesteld. Het blijft moeilijk om de sector ervan te overtuigen dat het leenrecht na een jaar afhankelijk wordt van een eventuele verdere federale regeling.
Ik stel voor om steekproefsgewijs bijvoorbeeld een tiental landelijke bibliotheken te screenen op de aanwezigheid van boeken en deze uitkomst te vergelijken met de stedelijke bibliotheken. Er bestaan immers verschillende categorieën landelijke bibliotheken. Zo zijn er kleine en middelgrote. Op die manier kan het uiteindelijk resultaat worden bijgestuurd en de middelen op een meer rechtvaardige manier worden verdeeld. Alleen de stedelijke bibliotheken als referentie nemen, levert waarschijnlijk een vertekend beeld op.
Minister Paul Van Grembergen : Het VCOB werkt aan de nodige software-informatica om dit resultaat te verfijnen.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Het VCOB zal hier binnenkort nog worden besproken. Als dit reglement wordt bestendigd, is het misschien nuttig om de resultaten van de landelijke bibliotheken met de stedelijke te vergelijken. U kunt natuurlijk al dan niet rekening houden met deze vraag.
De voorzitter : In het verslag van de begrotingsbespreking 2003 staat vermeld dat het om een eenjarige maatregel gaat. De minister heeft dit reeds verschillende keren meegedeeld.
De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Er is niemand tegen goedheid en mildheid als leidraad voor bestuur. Mensen van mijn generatie en jongeren lopen misschien niet meer warm voor de communautaire hocus pocus, wel voor de notie goed bestuur. Culturele materies, zoals de vaste boekenprijs of de auteurswetgeving die nog tot de federale bevoegdheid behoren, krijgen niet de nodige aandacht omdat de desbetreffende commissies met andere, prioritaire zaken bezig zijn. Deze materies halen moeilijk de agenda. Ik pleit voor een homogeniteit van deze bevoegdheden. Cultuur, toch de oudste gemeenschapsbevoegdheid, zou een volledig Vlaamse materie moeten zijn. Dat heeft te maken met goed bestuur en recht doen aan mensen die in de sector actief zijn, namelijk aan de kunstenaars.
Het leenrecht moet de ultieme target zijn, het is een zaak van rechtvaardig bestuur. Eerst een leensubsidie uitvaardigen en daarna afwachten of het leenrecht wordt gerealiseerd, is moeilijk te verkopen. Continuïteit is hier van belang. Een weg terug is niet haalbaar. De leensubsidie moet worden gecontinueerd.
Minister Paul Van Grembergen : Als wij het signaal geven dat we bereid zijn om de leensubsidie voort te zetten tot er een federale oplossing komt, daalt de druk op de federale regering. Ik heb juist een tegenovergesteld signaal willen geven, namelijk dat we iets voor de literaire wereld over hebben en alles doen om de federale overheid daar eveneens toe aan te sporen. Ik wil de besprekingen van volgend jaar niet op voorhand belasten.
Ik ben eveneens voorstander van een homogeen bevoegdheidspakket en wens geen signaal te geven dat het Vlaams niveau deze subsidie zal voortzetten tot er eventueel federaal een oplossing wordt geboden. Ik ga ervan uit dat er volgend jaar een federale oplossing zal zijn. Professor Blanpain verzorgt de juridische procedure en verhoogt zo mee de druk op het federale vlak.
De heer Jo Vermeulen : Ik wil het belang van de eerste opmerking benadrukken. Het is opvallend hoe snel ieder mailtje, elke suggestie, aanleiding geeft tot eindeloze tribunes en opiniestukken in de pers. Er is nochtans veel bereidwilligheid bij het bestuur. De mensen moeten er blijkbaar leren mee omgaan. De overheid moet natuurlijk helder communiceren, dat is haar opdracht, maar het wantrouwen bij de bevolking blijft bestaan. Ieder woord kan aanleiding geven tot discussie.
Minister Paul Van Grembergen : Ik weet dat er bijvoorbeeld literatoren de lijst hebben ondertekend en toch zeggen dat zij van niets weten.
De heer Jo Vermeulen : Het is een houding die in alle sectoren voorkomt. In dit concrete geval is juist een zeer tegemoetkomend beleid gevoerd. De overheid heeft hier al veel gerealiseerd.
Minister Paul Van Grembergen : Ik zal die opmerking onthouden. De kunstenaars waarvoor ik erg veel respect heb, moeten erkennen dat de overheid democratisch werkt en dat ze met de overheid in gesprek moeten gaan.
De voorzitter : Dit was een goed debat. De auteursrechten kunnen het best naar de gemeenschappen gaan, maar de prijsbepaling blijft een moeilijke materie.
Het incident is gesloten.