Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 16/01/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de conclusies van de Rondetafelconferentie Nederlands Tweede Taal
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de conclusies van de Rondetafelconferentie Nederlands Tweede Taal.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vorig jaar stelde ik een schriftelijke vraag over de conclusies van de Rondetafelconferentie Nederlands Tweede Taal. Begin november 2002 antwoordde de minister dat het verslag van die rondetafelconferentie 'weldra' ter beschikking zou zijn van het Vlaams Parlement en als aanvulling op mijn vraag aan mij zou worden bezorgd. Tot nog toe verscheen dit verslag blijkbaar nog niet, zo blijkt uit navraag via verschillende kanalen. Net voor het Kerstreces heb ik dit nog gevraagd in de Informatheek van dit Vlaams Parlement, omdat ik ervan uitga dat men daar misschien aan meer stukken kan komen.
Mevrouw de minister, ik stel deze vraag nu omdat we dit verslag toch wel dringend nodig hebben in het licht van de bespreking van het inburgeringsdecreet, waarvoor Nederlands tweede taal een belangrijke peiler is. Hoorzittingen en adviezen, ook aangebracht door deze commissie ter ondersteuning van het inburgeringsdecreet, zijn telkens gebaseerd op een goed uitgebouwd aanbod Nederlands Tweede Taal. Mevrouw de minister, u hebt zelf reeds dikwijls gewezen op het belang van deze rondetafelconferentie voor het bijsturen van het beleid. Zoals ik heb opgemaakt uit de begrotingsbesprekingen in deze commissie, werd ook de start van de Huizen voor het Nederlands gedeeltelijk hierop gebaseerd.
Ik zou u dan ook graag het volgende vragen, mevrouw de minister. Ik wil graag weten waarom de publicatie van dit verslag van de Rondetafelconferentie Nederlands Tweede Taal, dat volgens mij moet dateren van mei of juni 2002, zo lang uitblijft. Hoe verloopt de doorstroming van dergelijke verslagen naar het parlement normaal gezien? Welke concrete voorbereidingen hebt u reeds genomen om Nederlands als tweede taal zowel kwalitatief als kwantitatief te ondersteunen met het oog op het inburgeringsdecreet?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, ter voorbereiding van de Rondetafelconferentie Nederlands Tweede Taal van 24 mei 2002 werd in zeven werkgroepen intens overlegd tussen de overheid en de ruime groep van betrokkenen die vandaag professioneel bezig zijn op het terrein van Nederlands voor anderstaligen en de inburgering van nieuwkomers.
De resultaten van de discussies leidden tot een aantal beleidsaanbevelingen die tijdens de tweede rondetafelconferentie officieel werden voorgesteld. Hierover werd een verslagboek gemaakt dat ik aan de leden van de commissie zal laten bezorgen. Ik zou echter niet kunnen zeggen van wanneer dat verslag dateert, ik veronderstel dat het wel reeds enkele maanden oud is. U hebt gelijk wanneer u zegt dat het u eigenlijk reeds eerder moest worden bezorgd, maar ik zal het u nu laten bezorgen.
Ik heb reeds verschillende initiatieven genomen, zoals de oprichting van de ´uizen van het Nederlands´ In het programmadecreet werd hiervoor de wettelijke basis opgenomen. Hierdoor kan worden tegemoetgekomen aan de enorme behoefte van het werkveld aan een betere afstemming tussen vraag en aanbod van Nederlands Tweede Taal. De nood aan een herkenbaar informatiepunt, waar cursisten ook terechtkunnen voor testen, niveaubepaling, opvolging en oriëntering, zal op die manier kunnen worden gelenigd. Het was ook een van de belangrijkste vragen van de rondetafelconferentie om tot een bundeling te komen van de krachten op regionaal vlak.
Een tweede initiatief is het wegwerken van de wachtlijsten Nederlands Tweede Taal. Hiertoe krijgen de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs gezamenlijk 3 miljoen euro extra voor bijkomende opleidingen.
Aan deze beslissing is de maatregel gekoppeld die is voorzien in onderwijsdecreet XIV, dat de uren die worden toegekend voor Nederlands Tweede Taal ook daadwerkelijk moeten worden gebruikt voor Nederlands Tweede Taal en niet kunnen worden overgeheveld naar andere opleidingen. Tot nog toe was dat vaak wel het geval, waardoor belangrijke middelen verloren gingen. Samen met de maatregel betreffende de Huizen van het Nederlands moeten deze twee maatregelen een gunstig effect hebben op het verminderen of zelfs wegwerken van de wachtlijsten. Het is een kwestie van screening, registratie en dergelijke.
Dan zijn er ook een aantal kwaliteitsbevorderende projecten. In het nascholingsaanbod van het departement Onderwijs is een belangrijk onderdeel ingeschreven voor de nascholing van leerkrachten Nederlands Tweede Taal en voor het ontwikkelen, evalueren en aanpassen van taaltesten, studievaardigheidsproeven en lesmateriaal.
Ten slotte werden meer instapmomenten voorzien voor de opstart van cursussen Nederlands Tweede Taal. Natuurlijk is daarmee het werk nog niet af. De concrete beleidsaanbevelingen tonen ook aan dat er nood is aan een duidelijk en hernieuwd afsprakenkader, een betere afstemming van vraag en aanbod en het bevorderen en uitwisselen van deskundigheid. Ik heb me dan ook ertoe geëngageerd om in 2004 een opvolgingsconferentie te organiseren om de genomen maatregelen te evalueren en om nieuwe initiatieven te ontwikkelen.
Veel beslissingen die ik zou kunnen nemen, zijn evenwel afhankelijk van de manier waarop het inburgeringsdebat evolueert. Het inburgeringsdecreet zal bepalen welke verplichtingen we kunnen inbouwen en op welke manier we snel op de bal kunnen spelen.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ik zou de minister alvast willen danken voor het rapport dat ze me zal bezorgen. Ik zal het zeer aandachtig lezen en wil graag de geïnteresseerde commissieleden een kopie bezorgen. Toch heb ik nog een aantal aanvullende vragen voor de minister.
De minister heeft daarnet terecht naar de kwaliteit van de opleidingen verwezen. Tijdens de hoorzittingen, die in het kader van het toekomstige inburgeringsdecreet zijn georganiseerd, is dit onderwerp uitdrukkelijk ter sprake gekomen. Momenteel is er eigenlijk geen opleiding. De minister wil de personen die bij NT2 betrokken zijn een bijscholing aanbieden. Ik kan dit enkel toejuichen, maar wil er evenwel iets aan toevoegen. Maakt deze bijscholing deel uit van de basisopleiding van mensen die momenteel een regentaats- of licentie-opleiding volgen? Kan dit een keuzemogelijkheid worden? Zou die keuzemogelijkheid kunnen worden gestimuleerd?
Gezien de maatschappelijke evolutie zou die mogelijkheid er eigenlijk moeten zijn. Dit zou in feite een basisopleiding moeten vormen. Tenslotte komen vooral net-afgestudeerden in dit circuit terecht. Het is zeer uitzonderlijk dat iemand pas op latere leeftijd naar dit circuit overstapt.
In het geplande inburgeringsdecreet wordt melding gemaakt van 120 of van 180 uren Nederlands. Ik heb tijdens het kerstreces het Nederlands van minister Onkelinx gehoord. Ik denk dat zij de resultaten van een opleiding van 120 of van 180 uren momenteel niet evenaart. Veel mensen zijn van mening dat het om te weinig uren gaat.
In het aangekondigde inburgeringsdecreet zal staan dat die opleiding uiteindelijk stopt. Wat de tewerkstelling betreft, is in een opvolgdecreet voorzien. Zal de minister op dit vlak ook in een opvolgdecreet voorzien? Hoe schat de minister het verband met het opvolgdecreet inzake tewerkstelling in?
Ik stel deze vragen omdat mijn fractie niet voor de opsplitsing in aparte decreten gewonnen is. Het geplande inburgeringsdecreet zou breder moeten worden opgevat. Het zou een periode van twee jaar moeten dekken. We zouden ons niet tot 120 of 180 uren mogen beperken. Voorziet de minister, ter aanvulling van het aangekondigd inburgeringsdecreet, in wat ik een inscholings- of een intaaldecreet zou willen noemen? Wordt hieraan momenteel al gewerkt?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : De vraag over de scholing of de vorming van opleiders in basiseducatie is eigenlijk onlosmakelijk verbonden met de discussie die we momenteel met deze mensen voeren over het ontwerp van decreet inzake de lerarenopleiding. De basiseducatie maakt momenteel deel uit van deze opleiding.
Het probleem is uiteraard dat een initiële opleiding niet in alles kan voorzien. Het onderwijsveld is zeer verscheiden. In feite zouden we voor elke nieuwe uitdaging in een voortgezette opleiding of in een nascholing kunnen voorzien. We voeren momenteel een inhoudelijke discussie over de mogelijkheden op dit vlak.
Deze gevoeligheid zal tijdens de initiële opleiding steeds in min of meerdere mate aan bod moeten komen. Er zal evenwel altijd nood zijn aan een voortgezette opleiding of aan een of andere vorm van nascholing. Het gaat hier tenslotte om een zeer specifieke doelgroep. In dit verband vormt basiseducatie slechts een van de elementen. We worden vaak met zeer laaggeschoolden en zelfs met analfabeten geconfronteerd. De vraag of een pakket van 120 of van 180 uren volstaat, is hierbij eigenlijk al beantwoord.
Het spreekt vanzelf dat dit pakket slechts een opstapje vormt. Slechts een aantal mensen, die in hun land van herkomst een goede vooropleiding hebben genoten en die de juiste studiegewoontes hebben aangeleerd, zullen hieraan voldoende hebben. Zij zullen in staat zijn om het afstandsonderwijs te volgen. Analfabeten die in Vlaanderen terechtkomen en die onze taal moeten leren, zullen we natuurlijk niet met afstandsonderwijs kunnen helpen. Hoe we die mensen wel kunnen helpen, moet nog nader worden onderzocht. We mogen ons in dit verband zeker niet blindstaren op het Nederlandse voorbeeld. In Nederland wordt een pakket van 600 uren aangeboden. De Nederlandse overheid komt hierop evenwel langzamerhand terug. Heel wat mensen hebben immers geen 600 uren nodig.
We moeten een flexibel systeem uitwerken. We moeten iedereen die daaraan behoefte heeft een haast op maat gesneden traject kunnen aanbieden. Hoe we dit best aanpakken, wordt momenteel met de sector besproken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.