Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 16/01/2003
Verenigde Commissies voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, en voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 16/01/2003
Interpellatie van de heer Jan Penris tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de wateroverlast in de Voorkempen
Interpellatie van de heer Frans De Cock tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, en tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de recente overstromingen in het Grote-Netebekken in de Zuiderkempen, de keuze van de overstromingsgebieden en de versteviging van de Netedijken
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Penris tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de wateroverlast in de Voorkempen, en van de heer De Cock tot minister Dua en tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de recente overstromingen in het Grote-Netebekken in de Zuiderkempen, de keuze van de overstromingsgebieden en de versteviging van de Netedijken.
De heer Penris heeft het woord
De heer Jan Penris : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, het is met een zekere schroom dat ik me meng in dit debat. Ik moet vaststellen dat de overstromingen in mijn arrondissement lang niet zo dramatisch waren als in de rest van Vlaanderen. De minister heeft dat bij ons ook al vastgesteld.
Daarvoor zijn misschien meerdere oorzaken denkbaar. Mevrouw Vertriest heeft terecht gezegd dat dit een andere soort overstroming was dan degene die we de voorbije zomer hebben gekend. Deze overstroming heeft vooral de bovenstroomgebieden getroffen. De problemen zijn daar ernstiger geweest dan in de benedenstroomgebieden. Ook waren de weersomstandigheden totaal verschillend. Er was geen sprake van een noordwesterstorm en springtij, zoals dat meestal wel het geval is in mijn gebied. Dat maakte dat de afvoer naar de grote stromen vlotter verliep.
Het is ook mogelijk dat de werkzaamheden die men stilaan begint uit te voeren in mijn regio, daadwerkelijk gunstige gevolgen hebben gehad. De minister heeft dat gesuggereerd. Ik hoop het uit de grond van mijn hart. In Merksem is men met een bang hart de nieuwjaarsdagen doorgekomen, maar men heeft de voeten droog gehouden, waarvoor dank en waarvan akte. Dat moet ik in alle eerlijkheid zeggen. Er is in het arrondissement wel een probleem geweest, op een plaats waar zich problemen blijven voordoen, namelijk in de vallei van de Tappelbeek.Volgens de buurtbewoners is het niet de eerste keer dat daar problemen zijn. Ik heb het zelf niet vastgesteld.
De voorzitter : Ik kan u helpen : ik heb het zelf gezien.
De heer Jan Penris : Dan zijn mijn bronnen zeer betrouwbaar als ook u het hebt gezien, mevrouw de voorzitter. De Tappelbeek moet op een bepaalde plaats onder het Albertkanaal via een aantal kokers. Eén van die kokers is volgens de buurtbewoners al lange tijd verstopt door aanslibbing. Dat heeft in het verleden al voor problemen gezorgd, zeker afgelopen zomer in bepaalde wijken van Zoersel, namelijk De Hulsten, en in Westmalle, en onlangs in de Zandhovenseweg in Oelegem.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van het feit dat één van de collectoren van de Tappelbeek onder het Albertkanaal effectief is verstopt? Is dat al gedurende jaren zo, zoals de buurtbewoners ons melden? Zijn uw diensten op de hoogte van die dichtslibbing? Welke maatregelen worden getroffen om de betrokken koker zo snel mogelijk te reinigen?
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Frans De Cock : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, collega's, bij de recente overstromingen in grote delen van Vlaanderen werd ook het Grote-Netebekken in de Zuiderkempen getroffen, met vooral de gemeenten Geel, Oosterlo, Eindhout, Laakdal,Westerlo, Herselt, Hulshout en Heist-op-den-Berg.
Het ging zoals al voldoende gezegd over een hydrologisch probleem van langdurige zware regenval in de winterperiode. De waterproblematiek is, zoals al ten overvloede gesteld, een zeer complex gegeven.
In de regio Zuiderkempen werden een aantal knelpunten genoteerd die ik voor de goede orde eens wil overlopen. Er zijn verschillende bressen geslagen in de Netedijk vanaf Geel-Stelen tot in Oosterlo. De Rijloop en de Nete zorgden voor problemen in het chaletpark Netevallei in Geel-Oosterlo. Ook werden er woningen bedreigd in de buurt van Trichelhoek in Eindhout-Laakdal. In Westerlo is de Grote Nete buiten haar oevers getreden ter hoogte van het kasteel de Merode maar ook tussen de Marlybrug en de 'Snepkens' overstroomde het water de dijken. Hierdoor liep het natuurgebied de Kwarekken vol, waardoor de Broekstraat overstroomde en een aantal weekendverblijven bedreigd werden. Het water verlaat dit overstromingsgebied via de Zeptloop die ter hoogte van Bergveld in de Kleine Laak loopt. De Zeptloop bedreigde enkele woningen in Bergveld. In Herselt deelde de straat Goorbeek in de klappen en in Westmeerbeek werd de J. Michielsstraat getroffen.
Een versteviging en verhoging van de Netedijken tussen Stelen en Oosterlo dringt zich op. Maar ook verder stroomafwaarts dienen de Netedijken verhoogd en verstevigd te worden, bijvoorbeeld in Westerlo ter hoogte van de Pidpa-waterwinning, ter hoogte van het rusthuis van Westerlo en ter hoogte van het Riet, het park rond het kasteel de Merode.
Ook tussen de Marlybrug en de Snepkensbrug dienen de dijken, vooral de rechteroever langs Westerlo-zijde, verstevigd en verhoogd te worden, enerzijds omwille van de bereikbaarheid van die oevers en anderzijds om te beletten dat een aantal gebieden zouden overstromen.
Er is immers gebleken dat het gecontroleerd laten overlopen van de Nete in het natuurgebied de Kwarekken nadelen kan hebben. Door dit gebied loopt immers de Zeptloop die al het toekomende water afvoert en woningen in de omgeving gaat bedreigen. De Zeptloop, die bijna parallel loopt met de Grote Nete, wordt dan zelf een bedreiging voor de woningen in de buurt. Hierdoor wordt het probleem alleen maar verschoven.
Anderzijds hebben overstromingen naast het noodweer vaak ook een structurele oorzaak. Het is namelijk een feit dat de ruiming van het slib uit vele waterlopen vaak te wensen overlaat. Het gevolg is dat deze beken en rivieren dichtslibben en zorgen voor een gebrekkige waterafvoer, waardoor de kans op overstromingen toeneemt.
De ruiming van het slib uit de beken is nu veel moeilijker, aangezien dit verontreinigde slib als afval moet worden beschouwd en niet zomaar op de oever kan worden gedeponeerd. Daarom stijgen de kosten van de slibruiming drastisch. Dat betekent meeruitgaven voor het Vlaams Gewest en andere overheden zoals provincies, gemeenten en Polders en Wateringen. De stad Mechelen heeft bijvoorbeeld berekend dat het ruimen van slib uit haar waterlopen tot 22 euro per lopende meter kan kosten. Het gevolg is dat ruiming van slib wordt uitgesteld.
Er is dan ook grote nood aan een globaal plan op lange termijn voor heel Vlaanderen inzake de slibruiming, waarbij de bevoegdheden moeten worden afgebakend en in de nodige budgetten moet worden voorzien. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn vraag om uitleg aan minister Dua van november 2002.
Ik heb vier vragen aan de beide ministers.Wat is de huidige toestand inzake de ruiming van het slib uit de waterlopen Grote Nete en Grote Laak in het geschetste gebied tussen Geel en Hulshout? Wat zijn de mogelijke achterstanden inzake ruiming? In welke budgetten werd hiervoor voorzien? Voorzien de ministers in een aangepast ruimingsprogramma in de komende jaren voor de Grote Nete en haar bijrivieren?
De wateroverlast kunnen we voorspelen door operationele riviermodellen te koppelen aan onze operationele rioolmodellen. Deze operationele riviermodellen bevatten recente gegevens waardoor het mogelijk is om, aan de hand van de neerslaggegevens, het onmiddellijk effect te meten van de regenhoeveelheid op de waterpeilen. Als deze twee modellen aan elkaar worden gekoppeld, is de integrale waterketen rond en kan de overheid beter en sneller gepaste maatregelen nemen. Zijn er al gegevens voorhanden voor de Grote Nete in de regio Kempen?
Voorzien de beide ministers in een versteviging en verhoging van de Grote-Netedijken in de regio van Geel, Laakdal, Westerlo, Herselt en Hulshout? Welk delen komen hier prioritair voor in aanmerking?
Welke maatregelen willen beide ministers nemen om wateroverlast in het nederbekken van de Zuiderkempen in de toekomst te voorkomen? Het aantal woningen dat rechtstreekse schade heeft opgelopen, ligt niet dramatisch hoog. Allerhande hulporganisaties hebben echter gedurende een volle week alle hens aan dek moeten roepen. Bepaalde structurele maatregelen zouden op dit vlak kostenbesparend kunnen werken. Ik heb in de toelichting van minister Stevaert gelezen dat de Nete om de 2 jaar een hoog waterpeil bereikt. Om frequente wateroverlast te voorkomen, kunnen we de huidige problemen beter op een structurele manier aanpakken.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, de Tappelbeek is een onbevaarbare waterloop van tweede categorie. Dit betekent dat ze onder de bevoegdheid van de provincie Antwerpen ressorteert. Om de hier gestelde vragen te kunnen beantwoorden, hebben we contact met het provinciebestuur opgenomen. (Opmerkingen)
De provincie Antwerpen heeft ons de nodige informatie bezorgd. Hieruit moet blijken of het integraal waterbeleid functioneert. Er is alleszins overleg met het provinciebestuur geweest.
De Tappelbeek sifoneert te Massenhoven onder het Albertkanaal. Deze sifon bestaat uit twee buizen met een diameter van 140 centimeter. De sifon is vergund door een besluit van de bestendige deputatie.
Ten gevolge van een gedeeltelijke aanslibbing voor en waarschijnlijk ook in de buis, voert de rechterbuis bij normale waterstanden geen water af. De linkerbuis zorgt echter voor een vlotte doorstroming die in normale omstandigheden ruim voldoende is. Bij hogere waterstanden kan door het nog open gedeelte van de rechterbuis een bijkomend debiet worden afgevoerd.
Omdat een exacte bepaling van de open sectie van de rechterbuis moeilijk van buitenaf kan worden ingeschat, is de Dienst voor de Scheepvaart, die verantwoordelijk is voor de reiniging van de sifons onder het kanaal, op 5 september 2002 door onze diensten telefonisch aangemaand dit na te gaan. Uit latere contacten met deze dienst blijkt dat naar aanleiding van dit onderzoek stappen zijn gezet om de sifon te laten reinigen.
Tijdens de recentste periode van wateroverlast stond het gebied van aan de sifon tot en met de Zandhovensteenweg te Oelegem blank.We mogen evenwel niet vergeten dat hierdoor, conform de principes van het integraal waterbeheer, heel wat water kon worden opgehouden op een onbebouwde plaats. Het water heeft ginds slechts in beperkte mate hinder veroorzaakt. Indien deze watermassa verder naar de Bollaak en de Kleine Nete was gestroomd, waren de gevolgen aan het Netekanaal, ter hoogte van de Nijlensesteenweg te Emblem, niet te overzien geweest.
Het overtollige water heeft heel wat huizen bedreigd. Elk bijkomend debiet zou de situatie enkel hebben verergerd en ongetwijfeld tot heel wat meer schade hebben geleid. Om die reden zal de rechterbuis na reiniging minstens gedeeltelijk weer worden afgesloten.
Het is uitgesloten dat de sifon verantwoordelijk is voor de wateroverlast in de wijk De Hulsten te Zoersel, een wijk die nu overigens niet getroffen is, en in bepaalde wijken in Westmalle. Deze wijken liggen minstens 12 kilometer stroomopwaarts en 10 meter hoger dan de duiker.
De bypass die de provincie Antwerpen rond de wijk De Hulsten zal aanleggen, zal alle knelpunten ter hoogte van deze wijk oplossen. De ontwerper van deze bypass zal in de loop van dit voorjaar worden aangeduid. Uit een in opdracht van de provincie Antwerpen verrichte studie blijkt immers dat een bypass rond de Hulsten en een optimalisatie van de buffercapaciteit in het Zoerselbos waterschade aan de woningen langs de Tappelbeek zou moeten minimaliseren. In verband met deze maatregel zijn reeds de nodige afspraken gemaakt met de Vlaamse overheid, afdeling Natuur.
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mijnheer de voorzitter, de baggerspecie in de Grote Nete tussen Westerlo en Hulshout is voor het laatst in de jaren tachtig geruimd. Zoals toen gebruikelijk was, is de geruimde specie als dijkversteviging gebruikt. Momenteel is dit echter niet meer mogelijk. De kostprijs voor het ruimen van de aanwezige baggerspecie is zeer groot.
Zoals ik in het begin van mijn betoog al heb verklaard, zou het ruimen van deze specie de wateroverlast niet hebben voorkomen. Integendeel, het verder uitbaggeren van deze rivieren heeft als enig resultaat dat het water sneller stroomafwaarts wordt gevoerd. Hierdoor verschuiven ook de problemen gewoonweg stroomafwaarts.
Binnen de afdeling Zeeschelde wordt momenteel werk gemaakt van een geactualiseerd Sigmaplan. In het kader van dit plan wordt gezocht naar maatregelen die wateroverlast kunnen vermijden. Uit dit onderzoek zal blijken welke gedeelten van de rivier moeten worden gebaggerd, welke overstromingsgebieden moeten worden ingericht en welke delen van dijken moeten worden verhoogd of verlaagd. Aangezien al deze maatregelen zich momenteel nog in een studiefase bevinden, is nog niet in concrete uitvoeringsbudgetten voorzien.
In het kader van deze studie worden tevens mathematische modellen van de beide Netes opgesteld. Aan de hand van deze modellen zullen inrichtingsmaatregelen worden doorgerekend die voorspellingen inzake debieten en waterstanden mogelijk zullen maken.
In een koppeling met de rioolmodellen is nog niet voorzien. De integratie van rioolmodellen en riviermodellen is helemaal niet eenvoudig. Deze integratie zou tot bijzonder complexe en grootschalige modellen leiden die op korte termijn allicht slechts moeizaam de nodige on-linegegevens zouden opleveren. Deze modellen zouden immers bijzonder lange rekentijden vergen.
Dergelijke geïntegreerde modellen kunnen wel worden gebruikt om bepaalde scenario's op voorhand uit te rekenen. Deze berekeningen zouden ons de nodige inzichten in de te verwachten problemen kunnen verschaffen.
Aquafin staat in voor het maken van rioolmodellen. Aminal en de AWZ staan in voor het maken van hydrologische en hydraulische modellen. Mijn administratie heeft geen weet van operationele geïntegreerde modellen in Vlaanderen. Aangezien rioleringen niet tot mijn bevoegdheden behoren, zal minister Dua de vragen hierover beantwoorden.
Wat de verhoging van de Netedijken betreft, kan ik melden dat een bouwvergunning voor de bescherming van het waterwinningsgebied van Pidpa in Westerlo is afgeleverd. Deze werken kunnen dan ook van start gaan. Ook op andere plaatsen zijn er momenteel geen plannen om dijkverhogingen uit te voeren. Integendeel, er zijn heel wat gebieden langs de Grote Nete die in aanmerking komen om als overstromingsgebied te worden ingeschakeld. Ik verwijs hiervoor naar mijn algemene inleiding. Wel moeten nog de nodige individuele maatregelen treffen om enkele woningen te beschermen. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren met lokale beschermingsdijken.
Voor eventuele andere maatregelen om wateroverlast in het Netebekken te voorkomen, verwijs ik opnieuw naar de uiteengezette principes van integraal waterbeheer en het geven van meer ruimte aan de rivier. Op verschillende plaatsen in het Netebekken moeten bekkens worden aangelegd en waar mogelijk moeten waterlopen opnieuw ruimte krijgen om te meanderen. Ik herhaal dat alles wat moet gebeuren, moet passen in de integrale en geïntegreerde aanpak die is bepaald in het geactualiseerd Sigmaplan. Een aanpak ad hoc mag niet langer worden gedoogd.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Cock, de afdeling Water beheert de Grote Nete tot Geel-Oosterlo. We beheren dus allebei een stuk van de rivier.Voor het onbevaarbare deel van de Grote Nete zijn er geen concrete plannen tot ruiming of sanering van de waterbodem. Uit recente modelleringsstudies in opdracht van de afdeling Water blijkt dat een ruiming geen significante voordelen oplevert in het teken van de bestrijding van de wateroverlast.
De problematiek van de Grote Laak is gekend. Een grondige sanering is er aangewezen, maar omwille van ecologische redenen. Simultaan zullen de hydraulische voordelen worden meegenomen, alhoewel uit de uitgevoerde modelleringsstudie blijkt dat ze ook in deze regio kleiner zijn dan verwacht. Dat is voornamelijk zo omdat de knelpunten gelegen zijn aan bruggen en andere constructies met een verharde bodemplaat, waarvan het peil niet zonder meer kan worden bijgestuurd.Vooraleer de sanering van de Grote Laak echt duurzaam kan worden doorgevoerd, moeten eerst maatregelen worden genomen om te vermijden dat de overheid dweilt met de kraan open. Er mag met andere woorden geen bijkomende vervuiling ontstaan.
Omdat tot op heden de randvoorwaarden voor de sanering van de Grote Laak nog niet zijn vervuld, is evenmin al in een krediet voorzien op de begroting 2003. In het sectoraal uitvoeringsplan baggeren ruimingsspecie wordt de sanering van de Grote Laak opgenomen in de raming, evenals de ruiming van de Molse Nete.
De media maakten inderdaad melding van het Operationeel Bekken Model Demer of het OBM-Demer. Dergelijke modellen werken onafhankelijk van de KMI-gegevens, maar via gegevens van automatische pluviografen. Het OBM-Demer is het enige bijna afgeronde OBM.Voor het Netebekken gebeuren en gebeurden de eerste, maar noodzakelijke, stappen om een OBM te kunnen opstellen, namelijk de hydraulische en hydrologische modelleringen. De modellen werden voor bijna alle waterlopen van eerste categorie opgesteld, inclusief voor de Grote Nete en de Grote Laak. De provinciale overheid levert momenteel verhoogde inspanningen om belangrijke waterlopen van tweede categorie te modelleren. De AWZ modelleerde eveneens in het licht van de herziening van het Sigmaplan. Op termijn is het de bedoeling om ook in het Netebekken een OBM-Nete te ontwikkelen. In afwachting ervan is een intermediair model in ontwikkeling dat niet on-line en continu kan rekenen en voorspellen, maar dat wel voldoende garanties kan bieden bij problematische piekdebieten.
Het koppelen van individuele waterloopmodellen aan bekkenmodellen krijgt voorrang op het koppelen van rioolmodellen aan waterloopmodellen. De bestaande hydraulische modellen houden wel degelijk rekening met de input vanuit verharde oppervlakten afkomstig van woonkernen of KMO-zones. De bestaande hydronautstudies worden bestudeerd en eventueel worden de betrokken factoren in de hydraulische studies aangepast
De Vlaamse overheid werkt momenteel aan het ontwerp van decreet op het integraal waterbeheer. Dat bepaalt dat in de toekomst infrastructuurwerken en onderhoudswerken worden getoetst aan de principes van integraal waterbeheer. Schade aan infrastructuur moet absoluut worden vermeden. Dijkverbeteringswerken zijn niet het enige middel in de strijd tegen waterschade aan infrastructuur. Ruimte maken voor water en uitrasteren van bedreigde infrastructuur is zinvoller in dit stuk van de Grote Netevallei dan water opstapelen tussen hogere en sterkere dijken.
Aan de Grote Laak worden niet onmiddellijk grote dijkwerken gepland.Weinig bebouwing wordt er echt bedreigd bij niet uitzonderlijke afvoeren. De vrije ruimte van het water moet er dus maximaal worden beschermd. Lokale herstellingen kunnen altijd en worden nu onderzocht als voorbereiding van het onderhoudsprogramma voor 2003.
Hetzelfde geldt voor de Grote Nete. Delen van de Grote Nete zijn opgenomen in het VEN eerste fase, en zijn ook aangeduid als habitatrichtlijngebied. Het is zeker niet de bedoeling dat die afbakeningen principes van het integraal waterbeheer verhinderen, integendeel. Een doordacht waterbeleid is zeker in deze streek aan de orde. Rivierherstel en verhoging van het kombergend vermogen zijn principes die kunnen worden uitgevoerd binnen de perimeter van het natuurinrichtingsproject Malesbroek.
Bedreigde infrastructuur vlak langs de Grote Nete kan wel worden beschermd via lokale beschermingsprojecten. Dat blijkt uit de modelleringsstudie. Ook in deze streek wordt weinig infrastructuur bedreigd, mits de natuurlijke overstromingsgebieden verder worden gevrijwaard en gerespecteerd.
Voor de vierde vraag van de heer De Cock verwijs ik naar het antwoord dat minister Stevaert gaf.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
BIJLAGE
Plan van aanpak voor de opmaak van RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie
1. Inleiding
Op vraag van het VIWC secretariaat (Koen De Winne) vond op 12 september 2002 een overleg plaats tussen het VIWC en ARP met het oog op het overlopen van knelpunten voor het opmaken van RUP's voor de verwerking en de berging van bagger- en ruimingsspecie uit zowel bevaarbare als onbevaarbare waterlopen.
Er loopt momenteel een strategisch project "sanering waterbodems" vanuit het kabinet van minister Vera Dua. Daarin wordt een analyse gemaakt van de bestaande toestand en van de noodzakelijke maatregelen om tot waterbodems van een aanvaardbare kwaliteit te komen.
Tegelijkertijd wordt er door de werkgroep baggerspecie van het VIWC gewerkt aan de voorbereiding van een sectoraal uitvoeringsplan in het kader van het afvalstoffendecreet. Hierin worden voornamelijk de milieugebonden aspecten (normenkader, typebestek, hergebruik als secundaire grondstof voor bv. baksteenproductie of als materiaal voor het oprichten van bufferdijken …) opgenomen Wat totnogtoe ontbreekt is de ruimtelijke component van het gegeven.
De ruimtelijke component moet uitspraken doen over de plaatsen die in aanmerking komen om de baggeren ruimingsspecie te bergen, te laguneren en mechanisch te ontwateren. Indien de aanleg van deze installaties niet vergunbaar is volgens de huidige bestemming is hiervoor de opmaak van één of meerdere RUP's noodzakelijk.
In de onderhavige nota geeft ARP een overzicht van de noodzakelijke stappen die moeten ondernomen worden om tot dergelijke RUP's te komen.
2. Voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen vanuit het RSV
In de Gewenste Ruimtelijke Structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (blz. 420-422) worden strikte voorwaarden voor de ontwikkeling van stortplaatsen vastgesteld.
"Storten wordt beschouwd als laatste oplossing indien er geen mogelijkheden inzake recyclage en verbranding aanwezig zijn.
Aangezien de stortactiviteit sterk grondgebonden is, zijn stortplaatsen voornamelijk gesitueerd in het buitengebied.
Locaties voor nieuwe stortplaatsen of uitbreidingen van bestaande stortplaatsen kunnen onderzocht worden in de voor natuur, landbouw en bos belangrijke gebieden op voorwaarde dat :
de reële behoefte voor bijkomende stortcapaciteit aangetoond wordt ;
de schaal van het stortterrein aansluit bij de schaal van het landschap ;
de omvang van het stortterrein voldoende mogelijkheden en garanties biedt met betrekking tot de realisatie van de geplande nabestemming ;
de omvang van het stortterrein de structuur en de functie van de structuurbepalende component niet aantast op gewestelijk niveau ;
het mobiliteitsprofiel van de locatie (bereikbaarheid, ontsluiting, …) afgestemd is op het bereikbaarheidsprofiel van de stortactiviteit (type vervoerswijze, aantal, frequentie, …).
De nabestemming en herinrichting van stortplaatsen moet worden ingeschreven in het vooropgesteld ruimtelijk beleid voor het gebied. Het nabestemmen en herinrichten van stortplaatsen is in dit opzicht een middel of instrument om de ruimte te structureren met als doel de structuurbepalende functies te versterken en een ruimtelijke kwaliteit te realiseren Vergunningen voor stortplaatsen bevatten steeds voorschriften met betrekking tot de uitbating (diepte, vorm, afwerking, fasering, …) in functie van de te realiseren nabestemming en herinrichting.
Afhankelijk van het type stortmateriaal worden volgende opties vooropgesteld :
Monostortplaatsen
Nieuwe monostortplaatsen (waaronder stortplaatsen voor baggerspecie) zijn slechts mogelijk indien er geen andere mogelijkheden worden geboden voor recyclage, hergebruik of verwerking met toepassing van het BATNEEC principe. De vergunningsvoorwaarden naar inrichting toe worden enerzijds bepaald door de aard en risico's van de verontreiniging en anderzijds door de locatie van de stortplaats.
Bij de ontwikkeling van baggerslibstortplaatsen moet worden uitgegaan van volgende principes :
het drastisch en prioritair verminderen van de waterverontreiniging waardoor, conform het niet afwentelingsprincipe, een ecologisch beheer van de rivier met natuurlijke slibafzetting mogelijk wordt ;
het niet afwentelen van de huidige slibproblematiek buiten het betrokken ruimtelijk systeem, zoals buiten de riviervallei ;
het vooraf beoordelen van de ruimtelijke draagkracht binnen het betrokken ruimtelijk systeem voor die gebieden die in aanmerking komen in het kader van de slibproblematiek ; hierbij wordt aldus rekening gehouden met de ruimtelijke verenigbaarheid met de aangrenzende functies en activiteiten (goed nabuurschap) ;
het aanvaarden dat iedere ruimte een kwaliteit wordt toegekend die bij de beoordeling in rekening wordt gebracht waaronder ruimtelijk-ecologische kwaliteit, potenties voor buffering."
3. Voorbereidende en onderbouwde studies vanuit de waterbeheerders noodzakelijk
Vanuit ARP wordt gepleit voor een planmatige aanpak per bekken (deelbekken) vanuit de initiatiefnemers (de verschillende waterbeheerders :AWZ,AMINAL Water, Provincies, Gemeenten en Polders en Wateringen) aangezien zij vragende partij zijn voor locaties voor verwerking en berging en de nodige expertise hebben. In het verleden werden door AWZ voor een aantal bekkens reeds baggerbeleidsplannen opgesteld. Daarin werd aangegeven welke behoefte er was aan ruimte voor de berging (en lagunering) van baggerspecie, welke locaties voorhanden waren en werden verschillende nieuwe locatie-alternatieven onderling vergeleken. Op basis van die plannen werd reeds, na ruimtelijke afweging, een aantal gewestplanwijzigingen doorgevoerd waardoor een deel van het toen dringend probleem opgelost geraakte. Dit proces is echter stilgevallen, en werden geen nieuwe baggerbeleidsplannen aan ARP voorgelegd, mogelijk omdat de grootste acute nood tijdelijk opgelost is.
Uit de nog op te maken bekkenbeleidsplannen zal op middellange termijn (2006) blijken welke behoefte er nodig is voor berging en verwerking van bagger- en ruimingsspecie. In afwachting daarvan moet op korte termijn toch met een planmatige voorstudie per bekken gewerkt worden. Die planmatige voorstudie en het bekkenbeheersplan moet de kenmerken van een plan-MER bevatten, zodat de RUP's die volgen uit deze voorstudie niet nogmaals de procedure van een plan-MER moeten doorlopen (indien ze opgenomen worden in het uitvoeringsbesluit met vrijstelling van plan-MER). Dat betekent dat :
deze voorstudies worden opgemaakt in overleg met verschillende instanties (o m.AROHM,AMINAL, AWZ en ANRE) ;
er uitgegaan wordt vanuit de voorwaarden voor ontwikkeling van stortplaatsen en de principes uit het RSV (zie hoger) ;
er een vergelijking wordt gemaakt tussen de behoefte enerzijds en de beschikbare locaties volgens de huidige bestemmingsplannen anderzijds waaruit blijkt dat er bijkomende locaties nodig zijn ;
de verschillende technische alternatieven (berging, lagunering, mechanische ontwatering) en locatie-alternatieven moeten vergeleken worden op niveau van het bekken en ruimtelijk afgewogen worden ;
er een koppeling moet gelegd worden met beschikbare of nog in te richten overstromingsgebieden omdat die preventief kunnen werken door de natuurlijke bezinking van specie buiten de waterlopen ;
andere maatregelen ter preventie van specie in de waterlopen (zelfs buiten de bevoegdheid van de waterbeheerders) mee onderzocht moeten worden.
Op basis van zo'n bekkenbeheersplan / voorstudie / baggerbeleidsplan kan dan vanuit ruimtelijke ordening een RUP opgemaakt worden. De conclusies van die bekkenbeheersplannen / voorstudies / baggerbeleidsplannen zullen de belangrijkste elementen voor de toelichtingsnota (annex motivering) voor de RUP's moeten aanreiken.
4. Opmaak RUP's
a) Taakverdeling in functie van de subsidiariteit
Vooruitlopend op het kerntakendebat wordt in eerste instantie uitgegaan van volgende opdeling volgens het subsidiariteitsprincipe :
RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit bevaarbare waterlopen en de zeehavens : gewestelijke RUP's (ARP) ;
RUP's voor de verwerking en opslag van specie uit onbevaarbare waterlopen : afhankelijk van de schaal van de bergingslocaties en of de effecten van de ruiming van de waterlopen worden hier provinciale RUP's of gemeentelijke RUP's of BPA's opgemaakt door resp. de provincies (of in afwachting van de goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk structuurplan door ARP) of de gemeenten. Het is momenteel onduidelijk welke RUP's door de provincies en welke door de gemeenten dienen opgemaakt te worden.
b) Inhoud van de RUP's
Ter voorbereiding van deze RUP's dient in elk geval onderzoek te gebeuren over :
Bestemming - lagunering ; - mechanische ontwatering ; - tijdelijke berging ; - definitieve berging ; - … - Inrichting met inbegrip van - (visuele) buffering naar de omgeving toe ; - nabestemming.
- Beheer met inbegrip van - instrumenten zoals onteigening, recht van voorkoop ; - fasering van het gebruik van het betrokken gebied voor de verwerking / berging van de specie.
c) RUP's voor dringende noden
In principe kan geen RUP opgemaakt worden voor individuele stort- of laguneringslocaties zonder planmatige aanpak. Rekening houdend met de noodzakelijke termijn voor de procedure van een RUP (grofweg 1 jaar) en de voorbereiding (opmaak voorstudie of baggerbeleidsplan en het informeel overleg met alle betrokkenen) kan voor een beperkt aantal acute problemen een afzonderlijk RUP opgesteld worden op voorwaarde dat de initiatiefnemers ook hiervoor een omstandige motivering en vergelijking van de verschillende (technische en locatie) alternatieven aanleveren.
5. Conclusies
- Een planmatige gebiedsgerichte aanpak is noodzakelijk : daartoe moeten de initiatiefnemers
baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opmaken.
-In het kader van de subsidiariteit worden, vooruitlopend op het kerntakendebat, door ARP gewestelijke RUP's uitgewerkt voor verwerking en berging van baggerspecie uit bevaarbare waterlopen en zeehavens, terwijl de RUP's voor verwerking en berging van bagger- en ruimingsspecie uit onbevaarbare waterlopen door de provincies en/of gemeenten worden uitgewerkt.
- Eens die baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies opgemaakt zijn kunnen ARP, de provincies en/of de gemeenten de RUP's opstellen waarin de elementen uit de baggerbeleidsplannen / bekkenbeheersplannen / voorstudies alsmede een ruimtelijke afweging in de toelichtingsnota worden verwerkt. Die RUP's dienen in ieder geval uitspraken te doen over de bestemming, de inrichting en het beheer van de gebieden.
----------------------------------------