Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 30/01/2003
Vraag om uitleg van de heer Chris Vandenbroeke tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over RTC Zuid- en Midden West-Vlaanderen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vandenbroeke tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over RTC Zuid- en Midden West-Vlaanderen.
De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de uitbouw van meerdere RTC's werd als een veelbelovende uitdaging voorgesteld. Zo vlot verloopt het opstarten echter allerminst. Dat is zeker het geval voor het RTC Zuid- en Midden West-Vlaanderen en zeker voor het Mechatronicaproject in Kortrijk.
Er zijn vroeger reeds parlementaire vragen over het opstarten van dit RTC ingediend.Toch blijven de moeilijkheden op het vlak van inspraak, coördinatie en efficiëntie blijkbaar voortduren, tot ergernis van de directies van Menen, Roeselare, Izegem, Tielt en Waregem.
Wij vernamen dat alle mogelijke informatie aan het kabinet werd overgemaakt. Als gevolg van deze spanningen en de twijfel over een mogelijke meerwaarde van het Mechatronicaproject en het feit dat na 9 maanden de stuurgroep nog steeds niet werd opgestart, volgden intussen meerdere ontslagen uit de raad van bestuur.
Is de minister effectief op de hoogte van de spanningen in verband met RTC Zuid- en MiddenWest- Vlaanderen en vooral in verband met het Mechatronicaproject?
Is het juist dat op het vlak van coördinatie en inspraak heel wat fout loopt? Op welke manier kan daar nog aan worden geremedieerd? Er zijn immers reeds heel wat ontslagen uit de raad van bestuur genoteerd.
Blijkbaar wordt ook door bepaalde scholen in de regio aan de meerwaarde van het concept getwijfeld. Dat heeft voor gevolg dat de efficiëntie van de inzet van de middelen in vraag wordt gesteld.
Is dat het geval en kan daar nog aan worden verholpen?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, ik ben me bewust van het feit dat de bij het RTC Zuid- en Midden West-Vlaanderen betrokken actoren niet volledig op dezelfde golflengte zitten. Deze problemen zijn reeds eerder gesignaleerd en zijn overigens in het verleden al in deze commissie ter sprake gekomen.
Enkele maanden geleden leken de problemen van de baan. Op 6 mei 2002 is het RTC opgericht. De statuten van de VZW zijn op 18 juni 2002 in het Belgisch Staatsblad verschenen. De directeur van het CVO van Waregem en de directeurs van de VTI's van Tielt, Kortrijk en Izegem waren als leden in de raad van beheer opgenomen. Deze scholen hadden met andere woorden een ruime vertegenwoordiging in het orgaan dat de VZW leidt. Ze hadden alle mogelijkheden om hun doelstellingen via deze raad van beheer te realiseren.
Aangezien een van mijn kabinetsmedewerkers vorig jaar reeds een bemiddelende rol heeft vervuld, ben ik niet van plan om me nog verder met de interne verhoudingen binnen het RTC in te laten. Een RTC is immers een vrijwillig tot stand gekomen samenwerkingsplatform van opleidingsverstrekkers en sociaal economische partners. Elk RTC kan zijn werking vanuit de eigen regionale aspiraties, behoeften en voorzieningen zelf invullen. Er is geen decretaal opgelegde rechtspersoonlijkheid, rechtsvorm of beheersvorm.
Als subsidiërende overheid formuleert de Vlaamse overheid een aantal doelstellingen waaraan de RTC initiatieven moeten beantwoorden. Bondig weergegeven, gaat het om het afstemmen van vraag en aanbod inzake infrastructuur, apparatuur, uitrusting en leerlingenstages, om het uitbouwen van een informatie- en communicatienetwerk tussen scholen, bedrijven en personeel en om het opwaarderen en het promoten van het technisch en het beroepsonderwijs in zijn totaliteit. Een RTC moet voor alle netten en scholen een zekere meerwaarde genereren.
Drie RTC's, waaronder het RTC Zuid- en Midden West-Vlaanderen, zijn op het einde van 2001 opgestart. De overige RTC's zijn in 2002 opgericht. Derhalve ga ik ervan uit dat geen enkele RTC al op kruissnelheid is. Bij de evaluatie van de resultaten kunnen de RTC's dan ook nog enig krediet krijgen.
Bovendien wens ik erop te wijzen dat de andere RTC's wel degelijk vlot werken. Ze nemen alle deel aan de periodieke overlegvergaderingen te Mechelen. Dat het RTC Zuid- en Midden West- Vlaanderen nog steeds een meerwaarde biedt, blijkt uit de blijvende inzet vanuit de bedrijfswereld en uit het feit dat alle netten nog steeds in dit RTC zijn vertegenwoordigd. In dit RTC lopen momenteel overigens een viertal projecten.
Dit alles heeft me niet belet om, in overleg met de Inspectie van Financiën en met de minister van Begroting, de subsidiëring van elk RTC afhankelijk te maken van een aantal voorwaarden die de doelmatige inzet van de aangewende middelen moeten waarborgen. In dit verband zou ik nog even willen verwijzen naar de aanstelling als waarnemer van een lid van de administratie Secundair Onderwijs en van een lid van de inspectie van het secundair onderwijs bij elk RTC. Deze waarnemers zullen me periodiek briefen. Indien, om welke reden dan ook, manifest van de in het subsidiebesluit vooropgestelde doelstellingen wordt afgeweken, zullen ze tevens corrigerend of remediërend trachten op te treden.
Het is budgettair onmogelijk om elke school voldoende werkingsmiddelen te geven om de technologische ontwikkelingen en andere beroepsverwante uitdagingen op de voet te volgen. Ik blijf erbij dat samenwerking en bundeling van krachten het beste alternatief vormen. Op relatief korte tijd hebben de RTC's op het terrein belangrijke aanzetten gegeven die op korte of op langere termijn heel wat perspectieven bieden.
Uit de informatie die ik recent bij de voorzitter van het RTC Zuid- en Midden West-Vlaanderen heb laten inwinnen, blijkt dat alle betrokkenen bereid zijn om weer rond de tafel te gaan zitten om de bestaande problemen weg te werken.
Het blijft de bedoeling om alle scholen in de regio bij het RTC te betrekken. Hierbij moet rekening worden gehouden met de doelstellingen van het RTC. Bovendien moeten de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Het verdelen van de beschikbare middelen over al de betrokken scholen gaat regelrecht tegen de vooropgestelde doelstellingen in. In deze fase van de besprekingen wil ik het RTC als concept alleszins niet in vraag stellen. Dit lijkt me momenteel niet verstandig.
Indien de vooropgestelde doelstellingen absoluut niet worden gehaald, zal de Vlaamse overheid met betrekking tot de erkenning en de betoelaging van het RTC Zuid- en Midden West-Vlaanderen haar conclusies moeten trekken. Heel wat RTC's functioneren zeer goed. Ik kan enkel vaststellen dat er zich in het RTC Zuid- en Midden-West-Vlaanderen een aantal problemen voordoen.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mevrouw de minister, mag ik hieruit besluiten dat de derde keer de goede keer zal zijn en dat een nieuwe opstartpoging zal worden ondernomen?
Minister Marleen Vanderpoorten : Die zou ondertussen al achter de rug moeten zijn. Normaal gezien, had de derde opstartpoging vorige week moeten plaatsvinden. Aangezien ik me bewust ben van de problemen die zich al hebben voorgedaan, probeer ik deze zaak van nabij op te volgen. Indien zou blijken dat het echt niet lukt, zullen we uiteindelijk onze conclusies moeten trekken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.