Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 16/01/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de stand van zaken met betrekking tot het decretaal initiatief in verband met de zorg en subsidiëring van het niet-beschermd onroerend klein historisch erfgoed
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Gardeyn tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over de stand van zaken met betrekking tot het decretaal initiatief in verband met de zorg en subsidiëring van het niet-beschermd onroerend klein historisch erfgoed.
Mevrouw Gardeyn-Debever heeft het woord.
Mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever : Ik heb deze vraag reeds op 10 oktober 2001 gesteld. Ik citeer het antwoord van de minister : 'In antwoord op haar vraag kan ik het geacht lid meedelen dat ik inderdaad een decretaal initiatief wens te nemen, waarbij de zorg voor het niet-beschermd onroerend klein historisch erfgoed wordt betrokken. Het klein historisch erfgoed is een belangrijk element van onze Vlaamse identiteit.
Alleen al, bijvoorbeeld, het funerair erfgoed maakt wezenlijk deel uit van een soms nog te weinig gekend en gewaardeerd patrimonium. Ofschoon de inventarisatie van dit erfgoed nog maar juist werd ingezet, blijkt het funerair erfgoed her en der over uitzonderlijke historische en artistieke waarden te beschikken. Tevens vormt dit erfgoed een nog te weinig gekende, maar wel zeer interessante materiële informatiebron voor de lokale geschiedschrijving.
Naast het funerair erfgoed, maken ook de veldkapellen en -kruisen, straatlantarens en aan gevels vastgemaakte gasarmaturen, de weg- en afstandswijzers of grenspalen als zogenaamde 'architectura minor' ontegensprekelijk deel uit van ons cultuur-patrimonium.
Omwille van de grote kwetsbaarheid van deze kleine cultuurwaarden dringt zich een passend en ondersteunend beheersbeleid op. Op 18 mei 1999 werd door het Vlaams Parlement een decreet houdende de bevordering van het onderhoud van het niet beschermd klein historisch erfgoed goedgekeurd. Dit decreet was echter slechts van toepassing voor een korte experimentele periode van anderhalf jaar.
Ik wens dit initiatief opnieuw op te nemen in het kader van een actualisering van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten inzake onderhoud en handhaving. Deze bepalingen worden momenteel in samenspraak met mijn administratie uitgewerkt, maar moeten nog in de Vlaamse regering worden gesproken. Het is daarom moeilijk om daar een precieze timing op te zetten. Op het ogenblik dat het Vlaams parlement een beslissing terzake zal hebben genomen, zullen op gepaste wijze de mogelijkheden worden kenbaar gemaakt.'
Zo heeft de minister zelf het belang ervan benadrukt. Het bleef dus hoopvol uitkijken naar een ontwerp van decreet. Tijdens de budgetcontrole van mei 2002 deelde u mee dat dit voorontwerp van decreet, dat door minister Sauwens in 2000 voor advies aan de Raad van State werd overgemaakt, niet zal worden aangehouden, maar verwerkt in een ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 1976. Daarin worden een aantal oplossingen, die reeds in het voorontwerp stonden, opgenomen. Er wordt bijvoorbeeld in een decretale basis voorzien voor niet beschermd klein historisch erfgoed. Hierdoor kunnen effectief maatregelen worden genomen.
Op 14 mei 2002 keurde de Vlaamse regering dit voorontwerp, dat het decreet van 1976 wijzigt, goed. Het werd voor advies aan de Raad van State overgemaakt.
Voorzover ik weet, heeft de Raad van State nog geen advies geleverd. Het voorontwerp van decreet is immers nog geen tweede keer op de agenda van de Vlaamse regering verschenen.
Zowel in stedelijke als in landelijke gebieden neemt de interesse voor en het belang van het klein historisch erfgoed nog steeds toe. Allerlei geïntegreerde acties in verband met cultuur, toerisme en het erfgoed leiden tot interessante initiatieven. Helaas ontbreekt het die initiatieven vaak zelfs aan minimale financiële middelen en ondersteuning.
Aangezien ondertussen een jaar is voorbijgegaan, zou ik u willen vragen of al een concrete aanzet tot een decretaal initiatief is gegeven. Wanneer mogen we ons aan een nieuw decreet verwachten? Hebt u zicht op mogelijke vormen van financiële en andere ondersteuning?
De voorzitter : De heer Vermeulen heeft het woord.
De heer Jo Vermeulen : Mijnheer de voorzitter, ik zou mevrouw Gardeyn willen bedanken voor het stellen van deze vraag om uitleg. Dit dossier bevindt zich al meer dan een jaar op mijn stapeltje op te volgen dossiers. Ik heb het hier in het verleden overigens al met toenmalig minister Sauwens over gehad. Nu de discussie weer is geopend, heb ik dit dossier op het stapeltje actuele dossiers kunnen leggen. (Gelach)
Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord van de minister.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, ik heb vorig jaar een initiatief genomen om de subsidiëring van het niet-beschermd onroerend klein historisch erfgoed decretaal te verankeren.
Op 31 mei 2002 heeft de Vlaamse regering het voorontwerp van decreet goedgekeurd.
Door middel van dit voorontwerp wil ik het decreet van 3 maart 1976 wijzigen. Het voorontwerp van decreet omvat een aantal bijsturingen inzake het handhavingsbeleid. Bovendien biedt artikel 6 de mogelijkheid om onderhoudsenveloppen toe te kennen. Op die manier wil het Vlaams Gewest bijdragen tot de uitvoering van meerjarenonderhoudsplannen.
Deze bijdrage zou niet enkel voor beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten gelden. Het gaat tevens om de kleinere onroerende erfgoedelementen. Deze worden in het voorontwerp van decreet als volgt omschreven : 'onroerende goederen die kleinere culturele erfgoedelementen vormen, al dan niet gelegen in een beschermd landschap of beschermd stads- of dorpsgezicht, die al dan niet deel uitmaken van een niet als monument beschermd groter onroerend goed en die waardevol zijn vanuit artistiek, landschappelijk, historisch, wetenschappelijk, industrieel, archeologisch, volkskundig of ander sociaal-cultureel oogpunt.'
Op 18 juni 2002 is het voorontwerp van decreet aan de Raad van State overgemaakt. Een tijdje later heeft de Raad van State een aantal opmerkingen geformuleerd. In november 2002 hebben mijn diensten die opmerkingen beantwoord. Het advies van de Raad van State is momenteel klaar en zal eerstdaags aan mij worden overgemaakt. Zodra ik over dat advies beschik, zal ik het voorontwerp van decreet aan de Vlaamse regering voorleggen. Als het door de Vlaamse regering wordt goedgekeurd, zal ik het zo snel mogelijk aan het Vlaams Parlement voorleggen.
Met het oog op de financiële ondersteuning van de instandhouding van het klein niet-beschermd erfgoed, heeft de Vlaamse regering vorig jaar de begrotingskredieten voor de onderhoudspremie verhoogd. Door het uitblijven van het advies van de Raad van State, heeft de Vlaamse regering deze middelen niet kunnen aanwenden. De Vlaamse regering heeft besloten de kredieten voor de onderhoudspremie dit jaar op hetzelfde niveau als vorig jaar te houden. In totaal gaat het om 3.330.000 euro. Zodra het nieuwe decreet door het Vlaams Parlement is goedgekeurd en de uitvoeringsbesluiten zijn gepubliceerd, kunnen de eerste onderhoudsdossiers voor het niet-beschermd onroerend klein erfgoed worden ingeleid. Mijnheer Vermeulen, u mag dit dossier binnen handbereik houden.
De voorzitter : Mevrouw Gardeyn heeft het woord.
Mevrouw Gisèle Gardeyn-Debever : Ik zou de minister willen bedanken voor zijn antwoord. We zullen dit dossier bij de hand houden. Ik reken erop dat we nu snel resultaten zullen boeken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.