Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 16/01/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de subsidiëring van de tijdelijke leergangen van de Brailleliga
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Hermans tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de subsidiëring van de tijdelijke leergangen van de Brailleliga.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mevrouw de minister, u antwoordde in de maand mei van 2002 op een brief van de heer Van Dionant van de Brailleliga dat de tijdelijke leergangen van de liga niet langer zouden worden gesubsidieerd via uw begroting, maar wel via de begroting van minister Vogels. Die overheveling is uiteindelijk niet gerealiseerd omdat ze onmogelijk bleek. Na overleg met de heer Peeters, afdelingshoofd van het departement Onderwijs bevestigde het kabinet van minister Van Grembergen dat het dossier vanaf het begin van 2004 zal worden overgenomen door het beleidsdomein Volksontwikkeling. Daardoor komt er echter geen oplossing voor het probleem van de niet gesubsidieerde periode van september 2002 tot december 2003. De liga heeft jarenlang de subsidies geprefinancierd omdat ze met vertraging werden uitbetaald. Ze hoopt toch nog subsidies te kunnen bekomen voor deze periode.
Mevrouw de minister, hebt u in uw budget voor de periode van september 2002 tot december 2003 rekening gehouden met de Brailleliga? Hebt u afspraken kunnen maken met minister Vogels of minister Van Grembergen? Hoe kan dit probleem worden opgelost?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, de Inspectie van Financiën heeft al vele jaren vragen bij het nut van de subsidiëring van tijdelijke leergangen via de begroting Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Daarom werd beslist om vanaf 1 september 2002 de tijdelijke leergangen van de KAV, de KVLV en de Brailleliga niet langer via de begroting Onderwijs te subsidiëren, maar via de begroting Cultuur. Verschillende elementen hebben tot deze beslissing geleid. Ik overloop ze even chronologisch.
In verband met de subsidieaanvraag voor de tijdelijke leergangen voor het schooljaar 1997-1998 en voor de toekenning van de forfaitaire weddetoelagen voor het dienstjaar 1999 schrijft de administratie op 7 april 1999 aan inspecteur-generaal De Vliegher dat het aantal door de KAV en de KVLV ingerichte uren een dalende trend kent. Ze schrijft ook dat, zoals gevraagd in het advies van 16 oktober 1998, een evaluatie van het aanbod en een nader onderzoek van de toekomstige behoeften mee bepalend zullen zijn voor de fundamentele heroverweging van de subsidiëring van deze leergangen vanaf het schooljaar 1999-2000.
Op 11 juni 1999 zegt minister van Begroting Demeester naar aanleiding van het gevraagde begrotingsakkoord ter subsidiëring van de tijdelijke leergangen dat ze wenst te herinneren aan het advies van de Inspectie van Financiën van 16 oktober 1998 en aan haar begrotingsakkoord van 14 december 1998 waarin ze uitdrukkelijk stelt dat bij de initiële begroting 2000 een grondige evaluatie en bijstelling van de bestaande subsidiestroom wenselijk is. Het onderzoek en de evaluatie mogen zich volgens haar niet beperken tot het koninklijk besluit van 31 december 1960. Ze moeten zo worden opgevat dat alle vergelijkbare initiatieven en subsidies aan bod komen. Ze zegt bovendien dat voor zover de uitgavenstroom in kwestie zou worden voortgezet, de meerwaarde ten gunste van de bevolking duidelijk en concreet moet worden aangetoond en dat de concrete en objectieve verdeelcriteria minstens reglementair en eventueel decretaal duidelijk moeten worden vastgelegd.
Op 29 oktober 1999 geeft Vlaamse regering haar goedkeuring aan het hierboven vermelde ontwerpbesluit ter subsidiëring van de tijdelijke leergangen voor 1997-1998. Hierbij aansluitend wordt de Vlaamse minister van Onderwijs belast met het doorvoeren van de evaluatie van de subsidiëring van verenigingen waarvan sprake is in het begrotingsakkoord van 11 juni 1999. Met de resultaten van deze evaluatie zou rekening worden gehouden bij de aanpassing van de begroting 2000. Van de onderwijsinspectie wordt verwacht dat ze een audit realiseert in verband met de tijdelijke leergangen.
Ondertussen komt er op 27 november 2000 een begrotingsakkoord voor het schooljaar 1998-1999, doch in een zeer strikte bewoording : 'Tegen 1 oktober 2000 ging verder een rapport gemaakt worden door de inspectie met een evaluatie van de kwaliteit van deze opleidingen. Tegen die datum worden ook een aantal denkkaders uitgewerkt omtrent de toekomst en de financiering van deze opleiding. Met inachtname van het voorgaande verleen ik thans mijn begrotingsakkoord aan onder rubriek vermeld ontwerpbesluit, echter met volgende strikte voorwaarden voor het subsidiedossier schooljaar 1999-2000 : duidelijk aanwijzen dat gewerkt wordt aan een aantal denkpistes zodat ten laatste tegen de opmaak 2003 duidelijkheid bestaat over de toekomst en de financiering van deze opleidingen.'
In de loop van november 2000 was het auditverslag klaar dat de inspectie van het volwassenenonderwijs moest maken met betrekking tot de tijdelijke leergangen. Deze audit bracht aan het licht dat binnen het reguliere stelsel van het decreet op het volwassenenonderwijs van 2 maart 1999 op formele gronden geen plaats bestaat voor deze tijdelijke leergangen. Het vormingsconcept dat wordt gehanteerd, sluit duidelijk aan bij de persoonsgerichte traditie van het sociaal-cultureel vormingswerk. Uitgaande van deze vaststellingen werd doorgewerkt aan de oplossing voor het dossier over de tijdelijke leergangen.
In de begroting Onderwijs voor 2003 is een krediet opgenomen om de tijdelijke leergangen voor de periode van 1 september 2001 tot 31 augustus 2002 te subsidiëren. Voor de prestaties vanaf 1 september 2002 zijn geen kredieten meer opgenomen.
Tijdens het interkabinettenoverleg waarbij de modaliteiten voor de overgang van de tijdelijke leergangen van Onderwijs naar Cultuur moesten worden uitgewerkt, bleek dat volgens de regelgeving binnen Cultuur de tijdelijke leergangen van de KAV, de KVLV en de Brailleliga pas vanaf 1 januari 2004 via de begroting Cultuur kunnen worden gesubsidieerd. Gelet op de techniek van financiering van deze tijdelijke leergangen -een postfactumfinanciering gebaseerd op de werkelijke en geverifieerde prestaties -zou er eigenlijk een financieringscontinuüm moeten bestaan. In de begroting Onderwijs voor 2003 zijn immers middelen opgenomen voor de tijdelijke leergangen en vanaf 2004 zullen die middelen moeten worden voorzien in de begroting Cultuur.
Op 22 januari komen vertegenwoordigers van beide kabinetten en van de betrokken administraties samen om de aangehaalde knelpunten in verband met de tijdelijke leergangen opnieuw te bekijken. Op basis van deze voorstellen zal ik in overleg met de minister van Cultuur een beslissing nemen.
Het gaat hier dus niet om een principieel probleem, maar om een technisch probleem in verband met de uitbetaling. Ik heb er het volste vertrouwen in dat er volgende week een oplossing wordt gevonden.
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal de positieve boodschap doorgeven.
De voorzitter : Het incident is gesloten.