Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 23/01/2003
Interpellatie van de heer Filip Dewinter tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de vestiging van een nieuwe halfopen instelling voor probleemjongeren in Ekeren
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Dewinter tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de vestiging van een nieuwe halfopen instelling voor probleemjongeren in Ekeren.
De heer Dewinter heeft het woord.
De heer Filip Dewinter : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt in november vorig jaar samen met de regering beslist om in Ekeren-Donk een halfopen instelling voor jonge delinquenten te vestigen. Het zal vlak naast het asielcentrum worden ingeplant. Ook nu is net als toen, de moeite niet gedaan om de bevolking te raadplegen. Op geen enkel moment is er rekening gehouden met de Ekerse districtsraad of met de Antwerpse gemeenteraad. Iedereen is voor een voldongen feit gesteld. Achteraf is er wel gecommuniceerd via brieven en via een tumultueuze hoorzitting, waarop we allebei aanwezig waren.
Ik heb enkele vragen bij die manier van communiceren en de openbaarheid van bestuur die nochtans zo heilig is voor u. Ik kan deze manier van communiceren met de bevolking niet bepaald appreciëren. De overheid weet dat de inplanting van dergelijke instelling altijd op verzet zal stuiten, zeker als dat gebeurt in een woonwijk naast een asielcentrum waar al heel wat protest tegen was. De heimelijke en snelle manier echter waarop deze beslissing is genomen en de manier van communiceren, veroorzaakt nog meer wrevel en frustratie.
De Ekerse districtsraad heeft ondertussen twee moties goedgekeurd over alle partijgrenzen heen, met uitzondering van Agalev. Ik moet toegeven dat de Agalev-fractie consequent is in de Ekerse districtsraad en haar minister volgt. De andere partijen, zoals de VLD en sp.a zijn dat minder en hebben samen de oppositiepartijen de moties goedgekeurd. Een van de moties was zelfs ingediend door het Vlaams Blok. Als de andere partijen zelfs die goedkeuren, moet de ergernis wel erg groot zijn. Zult u rekening houden met deze moties, gezien ze gedragen worden door een grote meerderheid van de bevolking?
Volgende week maandag komt in de districtsraad een voorstel aan bod om een referendum te organiseren. Dat zou het eerste districtsraadreferendum ooit zijn in Antwerpen. Stel dat dit gebeurt en de bevolking keert zich massaal tegen de inplanting, zult u daar rekening mee houden?
Er is heel wat te doen geweest over de manier waarop de beslissing tot stand is gekomen. U hebt in een schrijven van 4 december 2002 de bevolking geïnformeerd. Ik lees : 'Stad en minister hebben de voorbije weken een grondige selectie gemaakt van mogelijke locaties. Er werd gezocht naar een locatie buiten een woongebied met verbindingsmogelijkheden naar het gerechtsgebouw en hulpverleningsinstellingen in de buurt en voldoende beschikbare ruimte voor gebouwen en sportinfrastructuur'. Ik woon in die buurt en ik weet niet hoe u die inschat. Ik dacht nochtans dat dit woongebied was. In Ekeren-Donk staan 1.800 huizen en wonen er ongeveer 4.000 mensen.Tot nader order is Ekeren-Donk in het ruimtelijk structuurplan ingekleurd als woongebied. In uw brief staat nochtans dat u hebt gezocht naar een locatie buiten een woongebied en die hebt u gevonden in een woongebied!
U zegt ook dat er verbindingsmogelijkheden moeten zijn naar het gerechtsgebouw en hulpverleningsinstellingen. Ik ben Antwerpenaar.Als ik het goed voorheb, ligt het gerechtsgebouw nog altijd in het centrum van de stad, met name op de Leien. De jeugdrechtbank en de sociale dienst van het departement Welzijn liggen respectievelijk in de Koningin Elizabethlei en de Jan Van Rijswijcklaan. Dat is nog altijd meer dan 10 kilometer verwijderd van Ekeren. In hoeverre Ekeren de geschikte locatie is om aan de modaliteiten in uw brief te voldoen, is me nog steeds een raadsel. Beschouwt u Ekeren-Donk niet als een woonwijk?
Mevrouw Vogels, u bent een Agalev-minister. Er wordt ons verteld dat groene ministers kiezen voor open ruimtes, voor groen, voor bossen en weides. Met de inplanting van deze instelling, verdwijnt helaas het laatste stukje groen in de wijk. In een vorige leven was u ooit schepen van de stad Antwerpen. Daar is een milieubeleidsplan goedgekeurd waar dit stuk van Ekeren-Donk is opgenomen als groengebied. Ik citeer : 'Antwerpen is praktisch volledig verstedelijkt gebied met een typisch stadsecosysteem dat daarbij hoort. Een stadsecosysteem omvat niet alleen vergeten stukjes natuur die nog her en der tussen andere gebieden liggen, maar ook een heel arsenaal aan parken, plantsoenen, pleintjes en dergelijke. Daarom werd er gekozen om deze groene gebieden mee op te nemen in het milieubeleidsplan, alhoewel er van academisch standpunt getwijfeld kan worden aan de natuurwaarde ervan. Een aantal acties zullen worden gericht op het beheer en behoud van deze groengebieden'. In de opsomming van die gebieden staat Ekeren-Donk vermeld en meer specifiek het terrein gelegen aan de Laaglandlaan waar u een halfopen instelling wilt bouwen. Dat zal leiden tot het kappen van bomen en het verkavelen van het terrein om er ongeveer 7.400 vierkante meter infrastructuur te bouwen. Hoe brengt u uw groen standpunt in overeenstemming met het milieubeleidsplan van Antwerpen waar de heer Pairon, Agalev'er, schepen van Milieu is?
Ik wil het dan nog even hebben over het gevaar voor de onmiddellijke omgeving, voor het woongebied dat de instelling volledig omsluit. Ik weet al wat u me zult antwoorden omdat we die discussie al tijdens de hoorzitting voerden. U zult verwijzen naar de halfopen instelling De Markten in Mol. Ik heb mijn huiswerk gemaakt en gegrasduind in een aantal krantenartikels. In oktober 2002 berichtten verschillende kranten over een opeenstapeling van gewelddelicten in De Markten. Het gaat hier niet enkel om verbaal geweld, maar ook om bedreigingen, om slagen en verwondingen en om aanvallen met messen. Dit is niet zo verwonderlijk. De jongeren die in De Markten zijn gehuisvest, zijn geen lieverdjes. Het gaat hier om drugsverslaafden en om leden van Oost-Europese bendes. Ik vraag me trouwens af waarom drugsverslaafden in een dergelijke instelling zitten.
Volgens de artikels die in Het Nieuwsblad en in Het Laatste Nieuws zijn verschenen, klagen de buurtbewoners over een toename van het aantal inbraken en diefstallen, vooral van fietsen en brommers.
Recent hebben de opvoeders van De Markten gestaakt omdat ze het gewoonweg niet meer zagen zitten. Ze zijn het beu in elkaar te worden geslagen en fysiek te worden bedreigd. In sommige gevallen zijn zelfs de familieleden van de opvoeders bedreigd. Een aantal opvoeders wil niet langer alleen in het bijzijn van deze jongeren vertoeven. De situatie is niet meer houdbaar. De fysieke integriteit van de opvoeders komt steeds meer in het gedrang.
Ik zou u, mevrouw de minister, dan ook willen vragen welke veiligheidsgaranties ze de bevolking van Ekeren-Donk kan bieden. Het betreft hier een half-open instelling.Tijdens de hoorzitting hebt u verklaard dat de in deze instelling geplaatste jongeren, weliswaar onder begeleiding, het Ekerse zwembad zullen bezoeken, activiteiten in de buurt zullen ontplooien en de kans zullen krijgen om in de buurt rond te hangen. Het gaat hier niet om een gevangenis, maar om een half-open instelling.Aan dergelijke instellingen zijn bepaalde risico's verbonden.
Een ander thema dat ik hier nog even wil aankaarten, is het probleem van de waterhuishouding en het risico op wateroverlast in de betrokken wijk. Aangezien u zelf uit Antwerpen afkomstig bent, weet u ongetwijfeld dat deze wijk de voorbije jaren herhaaldelijk het slachtoffer van wateroverlast is geworden. De situatie is zo ernstig dat nieuwe verkavelingen in de wijk niet worden toegestaan. De eigenaar van de gronden, de enige overgebleven boer in de omgeving, heeft een tijdje geleden een verkavelingsaanvraag ingediend. Hij heeft toestemming gevraagd om op daar huizen te bouwen en een bijkomende straat aan te leggen. De Antwerpse stadsdiensten hebben hem geantwoord dat een dergelijke verkaveling omwille van de waterhuishouding en van het risico op wateroverlast niet kan.
Ik zou in dit verband enkele fragmenten van officiële documenten willen voorlezen. Op vraag van de minister hebben de Antwerpse stadsdiensten een nota opgesteld met de titel 'Gemeenschapsinstelling XXX, mogelijke lokaties in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen'. Het betreft hier een geheime nota die niet mocht uitlekken, maar die op een of andere manier toch in onze handen is terechtgekomen. In dit document wordt blijkbaar een soort geheime code gehanteerd. Er wordt namelijk enkel over mogelijke lokaties voor de gemeenschapsinstelling XXX binnen de grenzen van de stad Antwerpen gesproken.
Met betrekking tot het terrein in kwestie stelt deze nota het volgende : 'De gronden waarop deze gebouwen zullen staan, zijn bij hevige regenval niet in staat om de toevloed aan water te absorberen. Daarom is dit terrein als dusdanig niet geschikt.' Zelfs de door de Antwerpse stadsdiensten afgeleverde documenten stellen uitdrukkelijk dat er op dit terrein waterhuishoudingsproblemen zijn en dat de inplanting van een bebouwde oppervlakte van 7.680 vierkante meter wateroverlastproblemen zal veroorzaken. Ik hoef hier allicht niet te herhalen dat deze wijk al herhaaldelijk met dergelijke problemen is geconfronteerd.
Het advies van het ontwikkelingsbedrijf stelt het volgende : 'Vermits de afwatering oost-west loopt, heeft deze bewoning reeds te leiden onder de natuurlijke afwatering uit het binnengebied. Terwijl de bebouwing binnen de verkavelingsaanvraag via voorschriften relatief beschermd kan worden tegen wateroverlast, meer bepaald door een ophoging van de bebouwde oppervlakte, zullen de tuinen deze overlast moeten slikken en zal de natuurlijke afwatering een grotere overlast voor gevolg hebben voor de percelen langs de Kluislaan'.
Om die reden is de verkavelingsaanvraag van de eigenaar geweigerd. De verkavelingsaanvraag die een socialewoningbouwmaatschappij voor een belendend perceel heeft ingediend, is eveneens geweigerd. In dit geval gaat het om landbouwgrond. Omwille van de waterhuishouding en de mogelijke wateroverlastproblemen wil het stadsbestuur dit ook zo houden.
Het gebied in kwestie is op het gewestplan blauw ingekleurd. Dit betekent dat het hier een gebied bestemd voor gemeenschapsdoeleinden betreft. Blijkbaar kan voor de Vlaamse overheid wel wat voor particulieren niet kan. Blijkbaar geldt het argument van de wateroverlast niet voor overheidsinitiatieven. Ik vind dit zeer merkwaardig. Ik kan hieruit enkel concluderen dat de overheid andere beton en andere stenen gebruikt dan de projectontwikkelaars.
U weet ongetwijfeld dat een bouwaanvraag voor een blauw ingekleurd gebied niet bij de stad Antwerpen, maar bij de Arohm moet worden ingediend. Dit betekent dat minister Van Mechelen zijn fiat zal moeten geven. Uit recente berichten blijkt evenwel dat minister Van Mechelen niet happig is om die bouwvergunning voor de geplande gemeenschapsinstelling af te leveren.Tenslotte woont hij zelf in deze streek en wil hij daar ook verkozen worden.
Ik heb tevens vernomen dat de onteigeningsprocedure nog niet is opgestart. Gisterenavond had de eigenaar alleszins nog geen concrete informatie daarover ontvangen. Kunt u me vertellen hoever de onteigeningsprocedure staat?
U hebt verklaard dat de eerste jongeren op het einde van dit jaar naar Ekeren zullen worden gestuurd. Vanaf 2004 zou de capaciteit zelfs worden opgetrokken. Dit betekent dat de werken spoedig van start zullen moeten gaan. Zult u de vooropgestelde timing kunnen handhaven? Tenslotte is zelfs de onteigeningsprocedure nog niet ingezet.
Hebt u met betrekking tot dit dossier al overleg gepleegd met minister Van Mechelen? Steunt minister Van Mechelen deze plannen? Zal hij een bouwvergunning afleveren? Zijn hierover al gesprekken gevoerd? Heeft minister Van Mechelen hierin al toezeggingen gedaan?
Tot slot zou ik nog even willen opmerken dat mijn partij niet tegen de oprichting van dergelijke instellingen is gekant. Ik ben van mening dat half-open instellingen bepaalde risico's met zich meebrengen. Onze ervaringen met De Markten tonen dit duidelijk aan. Gesloten instellingen lijken me dan ook beter en efficiënter. Maar goed, dergelijke instellingen zijn noodzakelijk.Wij zijn vragende partij voor meer dergelijke instellingen.Wat de bestrijding van de jeugdcriminaliteit betreft, zou de oprichting van een jeugdgevangenis in Antwerpen een goede zaak zijn.
Dergelijke instellingen mogen evenwel niet in een woonwijk worden ingeplant. Ze moeten op een neutrale plaats terechtkomen. Voor mijn part mogen al die instellingen in het groen worden gebouwd. De natuur zal ongetwijfeld een rustgevende invloed op de jongeren uitoefenen. Op die manier zullen de buurt en de buurtbewoners tenminste niet met overlast worden geconfronteerd. Met een dergelijke aanpak zou u alle politieke partijen en de hele bevolking achter uw initiatieven kunnen scharen, wat nu helaas niet het geval is.
De voorzitter : De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil vooreerst benadrukken dat we niet tegen dergelijke gemeenschapsinstellingen gekant zijn. De problematiek van de bijzondere jeugdbijstand is in deze commissie al herhaaldelijk uitvoerig aan bod gekomen. Vlak voor het reces hebben we het nog over het jeugdsanctierecht en over de instelling te Everberg gehad. Ik ben verheugd dat u uw beloftes nakomt en de nodige
initiatieven neemt.
Ik zou me evenwel willen aansluiten bij de bezorgdheid die in het district Ekeren met betrekking tot de wateroverlast leeft.Wateroverlast heeft in Vlaanderen de jongste jaren heel wat schade aangericht. Recent zijn we weer vertrouwd geraakt met de beelden van mensen die met zandzakken rondlopen om woningen tegen verder onheil te beschermen, van brandweermannen die overal worden ingezet, van vervoer met bootjes en van burgemeesters die de pers gehuld in laarzen en een regenjas te woord staan.
Eind augustus 2002 heb ik deze problematiek in Ekeren zelf aan den lijve kunnen ondervinden. Het spreekt evenwel vanzelf dat deze problemen zich niet tot Ekeren of tot Antwerpen beperken. We hebben onlangs kunnen vaststellen dat ze zich in heel Vlaanderen voordoen.
De oorzaak van de wateroverlast is de dichte bebouwing in risicovolle gebieden. Aangezien de grond haast overal is verhard, kan het water niet langer in de grond sijpelen. De bodem laat steeds minder water door. Op heel wat plaatsen zijn de vroegere natuurlijke overstromingsgebieden verkaveld en bebouwd. Er gaan al stemmen op om in die gebieden een bouwstop in te voeren of om er zelfs woningen af te breken. Tegelijkertijd beschikken we nog steeds niet over een decretale basis om bouwvergunningen op basis van de wateroverlastproblematiek te weigeren.
Ekeren-Donk is gespaard gebleven van de recente golf van wateroverlast. Blijkbaar zijn lessen geleerd uit het verleden en zijn de nodige ingrepen gedaan om wateroverlast te voorkomen.We mogen evenwel niet vergeten dat de Antwerpse regio vooral heel wat geluk heeft gehad. Antwerpen heeft veel minder neerslag moeten verwerken dan de rest van Vlaanderen. In augustus 2002 heeft deze streek dit geluk niet gehad. Heel de noorderregio is toen bijzonder zwaar getroffen.
Ekeren-Donk is blijkbaar een risicogebied, dat sinds september 1998 al vijfmaal door ernstige wateroverlast is getroffen. Desondanks hebt u deze bijzonder precaire lokatie uitgekozen om op een terrein van meer dan 3 000 vierkante meter een gemeenschapsinstelling te bouwen. De hiervoor uitgekozen gronden zijn op het gewestplan blauw ingekleurd. Ze hebben de bestemming openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen. Op zich is dit geen probleem. In periodes van wateroverlast vormen deze gronden evenwel een bijzonder nuttig spaarbekken. De afgelopen dagen heeft iedereen kunnen vaststellen dat deze gronden er momenteel bijzonder vochtig bijliggen.
Vooral op basis van dit argument heeft de districtsraad van Ekeren besloten dat een gebouw op die gronden niet wenselijk is. Alle partijen die in de Antwerpse gemeenteraad vertegenwoordigd zijn, zijn van mening dat bij het opstellen van het advies over de bouwaanvraag met dit technisch argument inzake de waterhuishouding rekening moet worden gehouden. Of de aanleg van een bergingsvijver zal volstaan om dit probleem op te lossen, is zeer de vraag. In de districtsraad zijn de meningen hieromtrent zeer verdeeld. De districtsraad heeft nog een tweede argument aangehaald, namelijk het zorgvuldig bestuur. Dit is een argument dat ons allen aanbelangt. Hebt u voldoende tijd uitgetrokken om de alternatieven te onderzoeken?
Er is hier terecht naar een aantal leegstaande gebouwen verwezen. Het gaat hier onder meer om de leegstaande kazernes rond Antwerpen. Ik ken deze problematiek zeer goed. Ik woon in Kapellen, waar het grootste onthaalcentrum voor vluchtelingen is gevestigd. Het vestigen van de gemeenschapsinstelling in een bestaand gebouw zou de veiligheid van de wijk ten goede komen en zou een stuk groen vrijwaren.
Ik heb vernomen dat het districtsbestuur van Ekeren van plan is om een hydroloog aan te stellen. Die zou de gronden en de implicaties van de bouwwerken moeten onderzoeken. Bent u bereid om, afhankelijk van de resultaten van die studie, uw beslissing opnieuw te bekijken en eventueel andere voorstellen van de stedelijke administratie in ogenschouw te nemen? Wat is de grote motivatie om op die gronden de instelling in te planten en niet op de andere locaties? Wat is de visie van minister Dua hieromtrent? Hebt u met haar overleg gepleegd? Op de ROG-kaart staat dit gebied ingekleurd als gevaarlijk gebeid. In hoeverre is daar rekening mee gehouden?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, deze problematiek moeten we niet behandelen in het licht van populair zijn of niet, verkozen worden of niet. Ik heb er echter wel oren naar. Er wordt verwezen naar De Markten in Mol. Daar zijn problemen die we niet kunnen ontkennen. Ze zijn echter van een andere orde. Het gaat niet zozeer om overlast voor de buurt, maar om onderbezeting van het personeel en dergelijke.We moet daar binnenkort eens van gedachten over wisselen. Het nimbysyndroom speelde in 1923 in elk geval niet mee toen deze instelling in Mol werd gezet.
Tijdens het actualiteitsdebat van twee weken geleden over de wateroverlast in de plenaire vergadering, moest ik aan dit dossier denken. Dit gebied wordt aangeduid als gevaarlijke zone. Dit is een pertinent argument dat we niet naast ons neer kunnen leggen. Ik ga ermee akkoord dat er een halfopen instelling moet komen om een oplossing te bieden voor het gebrek aan opvangplaatsen. Ik weet echter niet of het goed is om dit in Antwerpen zelf te doen. In Mol waren er vorig jaar ongeveer 200 ontsnappingen. Binnen de IPZ Mol-Balen-Dessel is de instelling nooit als een probleem gesteld. De problemen doen zich voor binnen de instelling.Wanneer jongeren ontsnappen, proberen ze zo snel mogelijk weg te komen. Van Mol naar Antwerpen geraken, is meestal niet zo simpel. Als een instelling echter op een boogscheut van iemands thuis is ingeplant, verhoogt het risico op ontsnappingen. Dat is de logica zelve.
Mijn fractie vindt het grootste probleem aan deze inplanting dat er geen rekening wordt gehouden met de waterhuishouding. Er zijn vroeger onderzoeken gedaan om dit gebied te verkavelen en daarin werd gesteld dat er zich problemen kunnen voordoen. We moeten voorzichtig zijn waar we bouwen en mogen dan ook niet in deze val trappen. Ik zou niet willen dat dit een volgend hoofdstukje wordt in het Vlaamse blunderboek. Ik ben benieuwd naar uw antwoord.Tot slot, wie heeft de beslissing genomen om de instelling daar te zetten? Hebt u die alleen genomen? Is er overleg gepleegd met de Vlaamse regering?
De voorzitter : Mevrouw De Schepper heeft het woord.
Mevrouw Claudine De Schepper : Mevrouw de minister, verwijzend naar de wateroverlast en het groen dat verdwijnt, vernam ik graag of de inplanting op ecologisch vlak verantwoord is?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, mijnheer Dewinter, u vraagt wat we zullen doen om de veiligheid van de inwoners van het district Ekeren te garanderen.We zullen dezelfde garanties bieden als de andere bewoners in een buurt van een gemeenschapsinstelling krijgen. Ik zou het echter appreciëren dat voor de publieke opinie het onderscheid wordt gemaakt tussen moeilijkheden met weerbarstige jongeren binnen de instelling en eventuele overlast voor de buurt. Dat zijn twee totaal verschillende dingen.
Er zijn in Mol inderdaad problemen in de instelling die te maken hebben met een personeelstekort. Ik heb het betreurd dat het personeel dit op die manier heeft gecommuniceerd en jongeren heeft gecriminaliseerd. Er zijn problemen, maar niet alle jongeren in een gemeenschapsinstelling zijn zware bandieten zoals het op dit moment wordt voorgesteld. De instelling in Mol is inderdaad sinds 1923 in het hartje van de gemeente gevestigd. Als de omwonenden met een micro onder de neus worden gevraagd of de overlast de jongste tijd is toegenomen, zullen ze daar in de geest van deze tijd waarschijnlijk positief op antwoorden.Tot nu toe heeft de IPZ van die regio echter op geen enkel moment melding gemaakt van toenemende overlast in de buurt als gevolg van de inplanting van de gemeenschapsinstelling. De heer van Dijck heeft gelijk dat ontsnapte jongeren zo snel mogelijk weg willen komen. Ze gaan geen herrie schoppen in de buurt.
Het begrip halfopen gemeenschapsinstelling is een strikt pedagogisch concept. Jongeren gaan niet alleen rondhangen in de Ekerse straten. Ze zullen niet alleen naar het zwembad of de bibliotheek gaan. Een gemeenschapsinstelling werkt als een internaat met strikte regels en permanent toezicht. De jongeren leven in groepjes van tien onder begeleiding van geschoolde opvoeders. Eten, slapen, ontspanning en onderwijs gebeuren op het domein van de instelling. Indien jongeren de instelling verlaten, gebeurt dat altijd onder begeleiding. Indien er voor een geselecteerde groep jongeren activiteiten buiten de voorziening worden georganiseerd, gebeurt ook dit onder begeleiding. Er wordt daarnaast een omheining van ongeveer vier meter hoog rond het terrein opgetrokken.
Op 17 december 2002 heb ik een delegatie van het district Ekeren en het wijkcomité Donk ontvangen. We hebben een uitgebreid gesprek gehad en ze hebben me de motie van de districtsraad overhandigd. De gemeenteraad van Antwerpen heeft op 16 december deze motie trouwens niet gevolgd. Ik heb zowel mondeling als schriftelijk meegedeeld dat ik niet kan ingaan op het verzoek om de voorziening niet in Ekeren in te planten. De procedure van onteigening is momenteel in de laatste fase van voorbereiding. Dat betekent dat we nog een paar inlichtingen nodig hebben over de juiste kadasternummers en de eigenaars ervan. De eigendom is recent ondergebracht in een vennootschap. Het is niet heel duidelijk wie binnen de vennootschap welke percelen van het kadaster bezit.
Dat ik bekommerd ben om de buurtbewoners, heb ik geïllustreerd door aanwezig te zijn op de informatievergadering van 19 december. Mijnheer Dewinter, u was daar inderdaad ook aanwezig en dat kwam de sereniteit niet ten goede. Ik heb geprobeerd om zo goed mogelijk te antwoorden op de vragen van de buurtbewoners.
Dan was er nog de vraag over wie er beslist heeft om de instelling daar te plaatsen. Er was vraag naar meer plaatsen in gemeenschapsinstellingen vanuit de jeugdrechtbank van Antwerpen. De vraag om deze in het Antwerpse in te planten is al heel oud. Ik heb in de commissie verschillende keren aangekondigd dat we initiatieven zouden nemen en dat we het tekort aan opvangplaatsen op korte termijn wilden oplossen. We hebben de mogelijkheid gehad om budgetten binnen de begroting voor welzijn vrij te maken. Ook binnen het VIPA is in middelen voorzien om de infrastructuur uit te bouwen.
Waarom is het belangrijk om de instelling in de Antwerpse regio te bouwen? Er wordt gezegd dat jongeren misschien sneller zullen vluchten omdat ze dichter bij huis zijn. Ik denk niet dat dit klopt. Als jongeren van plan zijn om te vluchten, dan zullen ze dat sowieso doen, los van de plaats van de instelling. Omgekeerd zien we wel dat omdat de gemeenschapsinstellingen in Mol en Ruiselede afgelegen zijn, het erg moeilijk is om bezoek te organiseren. De ouders zijn vaak niet vermogend en moeten op bezoek komen met het openbaar vervoer. Dat is niet altijd evident. Het is ook moeilijk voor de opvoeders om vanuit Mol de reïntegratie van de jongeren in de samenleving te stimuleren.
Vroeger werd er van een heropvoedingsgesticht gesproken en dat illustreert misschien nog het beste de bedoeling van zo'n instelling. Voor de opvoeders is het heel moeilijk om contacten te leggen met scholen of deeltijdse onderwijsinstellingen. Het is bovendien een hele opdracht om jongeren in een overgangsperiode onder begeleiding opnieuw in een opleiding in te schakelen. Het is dan ook belangrijk om de instelling niet ergens afgelegen in het groen in te planten. Trouwens, er zal altijd unanimiteit zijn in een referendum over het inplanten van dergelijke instellingen, zelfs bijvoorbeeld in de bossen van Brecht. De leden van het Vlaams Blok zullen er wel voor zorgen dat er een motie in de gemeenteraad komt.
De heer Filip Dewinter : Dat is een intentieproces.
Minister Mieke Vogels : Maar naar mijn gevoel wel een juist.
De actoren binnen de jeugdbescherming, de stad Antwerpen en de Vlaamse Gemeenschap hebben er uitdrukkelijk voor gekozen om de gemeenschapsinstelling in te planten binnen het verstedelijkt gebied van Antwerpen. Het komt in de buurt van de leefomgeving van de jongeren. De bedoeling is om de contacten met het thuisfront te vereenvoudigen en de reïntegratie achteraf meer succesvol te maken.
We hebben de stad gevraagd om een aantal locaties voor te stellen, gebaseerd op een aantal criteria die vanuit de administratie Welzijn naar voren waren geschoven. Ik denk aan verbindingsmogelijkheden met het gerechtsgebouw en hulpverleningsinstellingen, voldoende ruimte voor de inplanting van sportinfrastructuur en voldoende dicht in de buurt van de leefomgeving van het gezin van de jongere. De stad heeft ons een aantal locaties voorgesteld. Daarbij is rekening gehouden met eventuele bezwaren inzake ruimtelijke ordening, wateroverlast en dergelijke.We hebben de locaties gescreend op basis van de vooropgestelde criteria en de haalbaarheid om er op korte termijn een instelling te bouwen. Mijnheer Dewinter, in dat verband hebben we inderdaad gezegd dat de voorziening wat gewestplanbestemming betreft, niet in een woonzone mocht liggen.
Het inplanten van een voorziening van openbaar nut in een zone die op het gewestplan rood is ingekleurd, kan enkel door middel van een gewestplanwijziging. Iedereen weet dat een gewestplanwijziging twee jaar op zich kan laten wachten. Iedereen, inclusief de heer Dewinter, heeft me gevraagd om snel maatregelen te treffen om het tekort aan opvangplaatsen voor jongeren op te vangen.
Uiteindelijk heb ik gekozen voor de site naast het Sint-Lucasziekenhuis. Deze site is ingekleurd als een zone bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen. Het is overigens de enige door de stad Antwerpen voorgestelde locatie die geschikt is voor het inplanten van een gemeenschapsvoorziening. Het inplanten van deze instelling komt overeen met de bepalingen van het gewestplan.
Ik heb zo de indruk dat de commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen nu ook de wateroverlast heeft ontdekt. Ik zou hier even willen ingaan op het denkspoor dat de Vlaamse regering momenteel volgt. Op basis van het overstromingsrisico in bepaalde gebieden, worden de gewestplannen op een andere manier ingekleurd, met schakeringen van donker- tot lichtblauw. Indien we ons voornemen om niet langer in donkerblauw ingekleurde gebieden te bouwen, zullen we in Vlaanderen niet veel initiatieven meer kunnen nemen.We mogen dit niet uit het oog verliezen.
Met betrekking tot de oprichting van de gemeenschapsinstelling zal ik zeker rekening houden met de waterhuishouding in het betrokken gebied. Het gaat hier evenwel niet om een verkaveling. Wij hebben slechts een klein gedeelte van de totale oppervlakte voor bebouwing nodig.
De heer Dewinter heeft het daarnet over een grote parking gehad. Een gemeenschapsinstelling voor minderjarigen heeft echter geen grote parking nodig. Er is slechts nood aan parkeerplaatsen voor het personeel en voor enkele bezoekers. We zijn helemaal niet van plan om een zeer grote parking aan te leggen. Bovendien zal deze parking met waterdoorlatende stenen worden aangelegd. Op die manier zal het regenwater de kans krijgen om ook langs de parking verder in de grond te sijpelen.
Het is de bedoeling om de afvoer van de hele waterhuishouding naar de Laaksebeek zoveel mogelijk te beperken en te spreiden.We zijn ons bewust van de moeilijke waterhuishouding in dit gebied. Wat het oplossen van de bestaande problemen betreft, zal vooral de provincie Antwerpen een voortrekkersrol spelen. We hebben ons geëngageerd om bij de verdere uitbouw van de site de nodige maatregelen te treffen om bijkomende wateroverlast te voorkomen. Bovendien hebben we rekening gehouden met de bestaande waterbeheersingsplannen voor dit gebied.
Het gebied rond het Sint-Lucasziekenhuis komt niet in aanmerking voor de aanleg van een buffer of van een wachtbekken. Het is namelijk haast volledig door huizen omringd. Het provinciebestuur zou een buffer of een wachtbekken willen aanleggen ter hoogte van de wijk Oude Landen. Het Sint- Lucasziekenhuis bevindt zich tussen de Laaksebeek en de Oudelandsebeek. Uit de overstromingskaarten blijkt dat de Laaksebeek in die omgeving om de 25 jaar overstroomt. De Oudelandsebeek overstroomt slechts eenmaal om de 50 jaar.
De provincie Antwerpen heeft het studiebureau IMDC de opdracht gegeven een scenario te onderzoeken waarin een buffer wordt aangelegd tussen het goederenspoor en de spoorweg Antwerpen-Essen. Dit gebied ligt evenwel ten westen van het Sint-Lucasziekenhuis. We zullen zeker rekening houden met deze berekeningen. Bij het uitbouwen van deze site zullen we de door het provinciebestuur voorgestelde maatregelen treffen.
We bieden de inwoners van Ekeren-Donk net dezelfde veiligheidsgaranties als de omwonenden van de andere gemeenschapsinstellingen. Ekeren lijkt me de juiste plaats om deze gemeenschapsinstelling in te planten.
We zullen proberen deze instelling op korte termijn uit te bouwen. Het is nog steeds mijn bedoeling om tegen het einde van dit jaar de eerste fase van de operationalisering af te ronden en een twintigtal jongeren op te vangen. Op dat ogenblik zullen we districtsraad en de bewoners duidelijk maken dat we rekening hebben gehouden met de wateroverlastrisico's.
Er zijn in dit verband overigens al afspraken met de districtsraad gemaakt. Indien de districtsraad dit wenst, zullen we bij de aanleg van de gemeenschapsinstelling in groene buffers voorzien.We zijn tevens bereid om de gesuggereerde fiets- en voetgangersdoorgang aan te leggen.Wat de veiligheid betreft, kunnen we zeker voldoende garanties bieden.
De voorzitter : De heer Dewinter heeft het woord.
De heer Filip Dewinter : Mevrouw de minister, u hebt hier niet veel nieuws verteld. Aangezien u de lastige vragen netjes hebt ontweken, zal ik een aantal vragen opnieuw moeten stellen.
Indien de bevolking zich in een districtsreferendum negatief over deze inplanting zou uitspreken, zult u daar dan rekening mee houden? Heeft de Vlaamse regering deze inplanting eensluidend goedgekeurd? Is minister Van Mechelen bereid een bouwtoelating af te leveren? De heer Van Dijck heeft daarnet verwezen naar de uitlatingen van de minister tijdens het debat over de wateroverlast. Minister Van Mechelen heeft toen laten verstaan dat hij niet van plan is om deze aanvraag goed te keuren. Voor de bewoners van Ekeren zijn deze uitspraken hoopgevend.Voor de minister zijn ze dit zeker niet. Ik zou hierover graag wat meer uitleg krijgen.
De minister heeft mijn vragen over de procedures al evenmin beantwoord. Blijkbaar zijn de onteigenings- en de bouwvergunningsprocedure nog steeds niet ingezet. Ik vraag me dan ook af op welke wijze de minister dit centrum nog voor het einde van het jaar operationeel wil maken.
Er doen in dit verband eigenaardige geruchten de ronde. Blijkbaar zou de minister van plan zijn om ginds in eerste instantie een containerdorp neer te zetten. Terwijl de eerste jongeren in containers zouden worden opgevangen, zouden de gebouwen van het centrum stelselmatig worden opgetrokken. Klopt dit gerucht?
Mevrouw de minister, u liegt een heel klein beetje wanneer u zegt dat het zo'n vaart niet loopt met die parkeerplaatsen. Ik heb hier de volledige opsomming, afkomstig uit de nota samengesteld door de stad Antwerpen. U hebt immers de randvoorwaarden voor de gebouwen opgesomd. Dit is afkomstig van uw administratie. Daaruit blijkt dat er een open parkeerterrein komt voor 60 wagens op 1.200 vierkante meter. Daarnaast wordt er bovendien voorzien in overdekte parkeerplaatsen. Er zouden speelpleinen zijn ter grootte van 2.400 vierkante meter. Er komt zowaar een sportzaal van 800 vierkante meter. Er is sprake van leefgroepen, in totaal in 12 kamers. Dat is goed voor 2.100 vierkante meter. Als we dit alles optellen, komen we aan 7.600 tot 7.800 vierkante meter bebouwing. Dat is vrij ruim, zeker in dit gebied, dat met wateroverlast wordt geconfronteerd.
Dan heb ik nog een aantal opmerkingen. Deze instelling moest er komen in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen.Waarom het dan weer per se in de stad Antwerpen moest, is me helemaal niet duidelijk. In het gerechtelijk arrondissement Antwerpen staan een aantal kazernes leeg.Voorheen werden die bestemd voor de opvang van asielzoekers. Dan heb ik het onder meer over de kazerne waar ik ooit nog mijn legerdienst heb vervuld, namelijk het 6e Linie-regiment in Hoogboom-Brasschaat- Kapellen. Nu is die ingenomen door 700 tot 800 asielzoekers. Zo zijn er nog andere kazernes in Mortsel, Borsbeek en Brasschaat die momenteel leeg staan. Die infrastructuur is er. Die moet niet meer worden gebouwd. De kosten zijn minimaal. Ze zijn volledig omheind, zoals dat meestal het geval is met kazernes.
De heer Van Dijck zal het beter weten dan ik, daar dit dichter bij zijn woonplaats is, maar momenteel staat de instelling in Wortel vrijwel volledig leeg. Dat is weliswaar niet in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen.Waarom worden die bestaande instellingen, die goed beveiligd zijn, niet gebruikt? Waarom kiest u voor nieuwbouw in een woonwijk? U zegt dat dit geen woonwijk is. In theorie hebt u natuurlijk gelijk. Deze zone is blauw ingekleurd op het gewestplan. Dat weet ik. Maar de onmiddellijke omgeving behelst straten met bewoning. Er zijn 1.800 huizen in Ekeren-Donk, wat goed is voor ongeveer 4.000 inwoners. Nu speelt u op het feit dat het gaat over een klein gebied van 4 hectare dat blauw is ingekleurd en dus geen woonzone is. Dat is de theorie, maar de praktijk is toch wel enigszins anders.
Ik wil nog één voorbeeld geven. Ik verwijs naar het domein De Welvaart in Zoersel, waar een aantal jongeren tijdelijk werden ondergebracht. Er is daar wat protest geweest. Er is altijd wel protest. Ik ken dat domein vrij goed. Dat is eigendom geweest van de stad Antwerpen. Daar werden bosklassen en dergelijke georganiseerd voor het stedelijk onderwijs. U kent het domein wellicht ook. Het is een groot domein. Er is geen enkele bewoning in de omgeving. Er is al opvang geweest. Dat is vrij goed verlopen.Waarom is dat soort terreinen nooit in aanmerking genomen? Als ik de hele lijst van potentiële vestigingsplaatsen voor uw instelling bekijk, dan stel ik vast dat die allemaal in de stad Antwerpen liggen.
Deze beslissing moest erg snel worden genomen. Er bestaat briefwisseling waaruit blijkt dat u alles moest beslissen voor het einde van 2002, omdat het in de begroting moest worden vastgelegd. Er is een brief van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aan het aankoopcomité van onroerende goederen die dateert van 21 november. In die brief wordt aangedrongen op een spoedige raming, die op 27 november moest zijn afgerond. Op minder dan een week moest er dus een schatting worden opgesteld voor een dossier van een dergelijke omvang. Dat toont aan dat het allemaal in zeven haasten moest gebeuren.
Kortom, ik heb de indruk mevrouw de minister, dat dit allemaal snelsnel is gebeurd, dat u niet efficiënt hebt gehandeld en dat het uw bedoeling is om overlastconcentratiegebieden, een nieuw woord, te vormen. Naast het centrum staat reeds een asielcentrum en is er een opvang van jonge delinquente meisjes. Uw doel is het om overlastconcentratiegebieden te vormen en Ekeren is daarvan het slachtoffer.
De voorzitter : De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mevrouw de minister, ik begrijp dat het stedenbouwkundige aspect zeer belangrijk is en weet ook uit ervaring dat men terdege rekening moet houden met een gewestplan. De inkleuring is zeer mooi wat de bestemming aangaat. Ik ken niet de details van de andere voorstellen, maar ik kan me deels aansluiten bij de heer Dewinter, die zegt dat er in het Antwerpse heel wat gebouwen leeg staan waarin misschien op kortere termijn die instelling zou kunnen worden gevestigd. Een nieuwbouw betekent toch nog altijd een bouwproces met bouwvergunningen en daaraan gekoppelde termijnen. Ik denk aan bestaande gebouwen die men eventueel gemeenschappelijk met andere instellingen kan gebruiken.
Ik wil verwijzen naar een noodzakelijk overleg met de minister van Leefmilieu aangaande de overstromingsgebieden. Mogen we noteren dat u met de studie die het district zal laten uitvoeren, terdege rekening zult houden? Men kan wel een aantal ingrepen doen, maar ik ken de problematiek in Ekeren en Merksem in verband met de wateroverlast. Deze is niet niks. Er zal ernstig moeten worden gepraat vooraleer men zo'n bouwwerk kan neerzetten.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck :Mevrouw de minister, ik neem me voor om u eerstdaags vragen te stellen over de problematiek van een open instelling op zich, los van deze locatie, want er bestaan nog vele vragen wat betreft nazorg en dergelijke.U hebt het over een heropvoedingsgesticht, terwijl we weten dat momenteel de verblijfsduur van jongeren in een halfopen instelling twee maanden bedraagt. Probeer maar eens iemand te heropvoeden in twee maanden. Die problematiek moet nog eens verder worden uitgediept.
Mevrouw de minister, u hebt me niet kunnen overtuigen : ik vind deze locatie zeer ongelukkig gekozen. Ik kondig een motie aan.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mijnheer Van Dijck, we kunnen er nog eens over praten, maar onze analyse is ook de uwe. Zoals Mol nu functioneert, kan het niet. Jongeren blijven er drie maanden en worden dan zonder nazorg opnieuw naar de stad gestuurd waardoor ze hervallen en gewoon opnieuw in Mol terechtkomen. Het is de bedoeling om een nieuwe gemeenschapsinstelling dichter bij de stad in te planten zodat vanuit de instelling een reïntegratieproces kan worden opgestart, een school kan worden gezocht of onder toezicht een opleiding kan worden gestart. Deze visie hebben we misschien wel honderd keer in de commissie naar voren geschoven. Het was ook één van de redenen waarom we hebben gekozen om in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen deze instelling in Antwerpen in te planten.
Ik heb nog gepraat met minister Van Mechelen. Hij maakt zich inderdaad zorgen over het aspect van de wateroverlast van deze site maar hij maakt zich geen zorgen omwille van de inplanting van deze gemeenschapsinstelling en de angst om daarom niet meer verkozen te worden, zoals de heer Dewinter zegt.
Het is mijn bevoegdheid om een geschikte plaats aan te wijzen waar een gemeenschapsinstelling moet komen. Ik moet uiteraard een bouwaanvraag indienen. Ik doe dat bij Arohm omdat het over een gemeenschapsgrond gaat. De stad zal advies uitbrengen. Ik ben zelf schepen van Ruimtelijke Ordening geweest in de stad Antwerpen en weet dat Arohm rekening houdt met de adviezen van de lokale besturen. Daarom hebben we voorafgaandelijk de stad gecontacteerd om te weten of ze het ermee eens was. Minister Van Mechelen levert niet zelf een vergunning af, maar wel zijn diensten. Hij kan wel eventuele beroepen achteraf behandelen.
Mijnheer Helsen, we hebben echt wel gezocht naar bestaande gebouwen en kazernes in de buurt. De kazernes die leeg komen, komen ten vroegste ter beschikking over twee jaar. Iedereen heeft altijd gevraagd dat er snel een oplossing zou komen. Bovendien is het verkeerd te denken dat een kazerne instapklaar is voor een gemeenschapsinstelling. Dit is een apart concept en men bouwt of richt dat niet tijdelijk in : het moet er voor lange tijd zijn. De verbouwingskosten van een bestaand gebouw liggen vaak hoger dan het zetten van een nieuwbouw. Oude kazernes die ter beschikking zijn moeten bijna volledig worden afgebroken.
Mijnheer Dewinter, ik heb al in het openbaar gezegd dat het de bedoeling is om snel door te werken. U en alle leden van de commissie zeggen steeds dat het allemaal zo lang duurt. Mevrouw Merckx interpelleert me elke maand omwille van het feit dat het zo lang duurt.We zullen daarom werken met voorlopige woonunits, zoals we dat nu al in Mol doen, in afwachting van het definitief gebouw. Dat is geen gerucht, dat is realiteit.
Ik heb zo bijkomende informatie gegeven.We hebben inderdaad snel gehandeld omdat we voor het einde van het jaar VIPA-kredieten moesten vastkrijgen, en omdat het Vlaams Parlement permanent vraagt om snel te handelen en snel met oplossingen te komen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw Dillen en de heer Dewinter, door de heer Helsen en door de heer Van Dijck werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.