Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 12/12/2002
Vraag om uitleg van de heer Dirk De Cock tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de taaltoestand in de Hogere Zeevaartschool te Antwerpen en de middelen die de Franse Gemeenschap voor deze school ter beschikking stelt
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Cock tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de taaltoestand in de Hogere Zeevaartschool te Antwerpen en de middelen die de Franse Gemeenschap voor deze school ter beschikking stelt.
De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, de Hogere Zeevaartschool van Antwerpen is geassocieerd met de Universiteit Antwerpen, de Hogeschool Antwerpen, de Karel de Grotehogeschool en de Plantijnhogeschool. Deze associatie telt 25.000 studenten en is stevig verankerd in het Vlaamse onderwijslandschap. De Hogere Zeevaartschool heeft een lange traditie. Er werd steeds onderwijs gegeven in de beide landstalen. Let wel, ik stel dat hier zeker niet ter discussie. Het ontstaan van een federale staat heeft hier kennelijk geen invloed op gehad. In artikel 75 van het ontwerp van de latere wet op de financiën werd voorgesteld om artikel 92, paragraaf 1 van de bijzonder wet van 8 augustus 1980 zo aan te vullen dat ook voor de zeevaartscholen in Oostende en Antwerpen, en het internaat, de feitelijke toestanden en regeling zoals die bestonden op 1 januari 1989 behouden zouden blijven. Zoals vermeld in de memorie van toelichting kwam het erop aan het volgende te waarborgen. Ik citeer letterlijk, zodat men kan merken -zoals deze week in de krant stond -dat de Nederlandse hertaling van juridische teksten moeilijk verloopt. Men bepaalde 'dat de Zeevaartschool derhalve verder moet instaan voor een onderwijs in de beide landstalen.' Ik citeer verder : 'De Raad van State argumenteerde echter dat, door te bepalen dat in de bestaande regelingen en toestanden betreffende de Zeevaartschool geen wijziging kan worden gebracht dan met instemming van de Vlaamse en Franse Gemeenschapsraad, de regeling indruist tegen zowel de grondwettelijke bepaling die aan de nationale overheid de regeling opdraagt van de in artikel 59bis, paragraaf 2, punt 2 a tot c bedoelde aangelegenheden, alsook tegen de grondwettelijke bepaling die, wat de andere onderwijsaangelegenheden in het Nederlands taalgebied betreft, uitsluitend de Vlaamse Gemeenschap bevoegd maakt.'
Aansluitend suggereerde de Raad van State dat het probleem misschien op te lossen viel door middel van een samenwerkingsakkoord. De Raad van State had voor het zeevaartonderwijs wel een dergelijk akkoord gesuggereerd, maar de verplichting tot het sluiten van een samenwerkingsverband niet opgelegd. In onderwijszaken mag men niet uit het oog verliezen dat artikel 59bis, paragraaf 2, punt 2 van de Grondwet voldoende toereikend is. Daar is het de grondwetgever zelf die de volheid van de bevoegdheid aan de gemeenschappen heeft toegewezen. De uitzonderingen zijn eveneens in de Grondwet opgesomd. De zo toegewezen bevoegdheid mag niet nader door een bijzondere wetgever worden omschreven, laat staan dat de wetgever die zou kunnen beperken. Hier is het verplichten tot het sluiten van een samenwerkingsakkoord waarschijnlijk dus wel problematisch.
Mevrouw de minister, werd er ondertussen een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap? Zo ja, wanneer gebeurde dit? Valt dit te rijmen met voornoemde opmerkingen? Zo neen, hoe valt dan de tweetaligheid van de Zeevaartschool nog te verklaren? Mijn vraag is louter juridisch van aard. Ik zeg niet dat ik er tegen ben dat men in Antwerpen of Oostende tweetalig zeevaartonderwijs aanbiedt. Daar dit dicht bij de zee ligt, ligt het voor de hand dat men er ook de Franstaligen bedient in de opleiding. Hoeveel Franstalige studenten lopen er school in de Hogere Zeevaartschool? Welk percentage van de werkingsmiddelen voor de Hogere Zeevaartschool wordt betaald door de Vlaamse Gemeenschap, en welk deel door de Franse Gemeenschap?
De voorzitter : De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts : Mevrouw de minister, ik heb in het verleden al ettelijke vragen gesteld over de Hogere Zeevaartschool en de financiering ervan door de Vlaamse Gemeenschap. Als ik me niet vergis wordt de Hogere Zeevaartschool -dus ook de Franstalige studenten, vanwaar ze ook mogen komen -uitsluitend en alleen gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap. Mijnheer De Cock, destijds was ook uw collega, de heer Van Dijck, voorstander van dit principe. Mevrouw de minister, bent u er nog steeds een voorstander van om de hele financiering van de Hogere Zeevaartschool voor de rekening van de Vlaamse Gemeenschap te laten? Of wordt het geen tijd dat de Franse Gemeenschap zelf de kosten voor haar studenten draagt?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, artikel 92 bis, paragraaf 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 verplicht de gemeenschappen om een samenwerkingsakkoord te sluiten met betrekking tot de Hogere Zeevaartschool te Antwerpen, inclusief het internaat ervan. In een vergadering van het Overlegcomité van 13 januari 1989 werden de procedures, regelingen en feitelijke toestanden die bestonden op 1 januari 1989 voor het zeevaartonderwijs gehandhaafd. Dit impliceert onder meer dat het onderwijs aan de Hogere Zeevaartschool in beide landstalen wordt georganiseerd.
Op 27 maart 1998 bracht de Raad van State advies uit bij het ontwerp van decreet betreffende de Hogere Zeevaartschool. De Raad van State stelde dat de gemeenschappen een samenwerkingsakkoord moesten afsluiten voor de Hogere Zeevaartschool. De Vlaamse Gemeenschap heeft in het verleden reeds pogingen ondernomen om hierover een dialoog aan te gaan met de Franse Gemeenschap. Op 10 juli 1992 stuurde de minister bevoegd voor onderwijs een nota naar zijn Franstalige collega om onderhandelingen op te starten tussen beide gemeenschappen voor het sluiten van een samenwerkingsakkoord. Naar aanleiding van het onderzoeksverslag van het Rekenhof van 31 juli 1992 over de Hogere Zeevaartschool nam de minister bevoegd voor onderwijs opnieuw contact op met zijn collega van de Franse Gemeenschap om onderhandelingen te voeren over het afsluiten van een samenwerkingsakkoord. De Franse Gemeenschap reageerde niet op deze voorstellen.
Op 13 juli 2001 heb ik aan de minister-president van de Vlaamse regering en aan mevrouw Dupuis, Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek in de Franse Gemeenschap, een ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen beide gemeenschappen bezorgd. Het ontwerp heeft betrekking op de organisatie, het beheer en de financiering van de Hogere Zeevaartschool.
Op dit ogenblik is er windstilte. Voorlopig blijft het onderwijs in de Hogere Zeevaartschool in beide landstalen georganiseerd.
De Franstalige opleidingen telden in het academiejaar 2001-2002 115 regelmatig ingeschreven studenten met een hoofdinschrijving. Het aantal studenten in de Nederlandstalige opleidingen bedraagt 168.
De Hogere Zeevaartschool ontvangt een dotatie voor de werkingsmiddelen waarvan het bedrag in het decreet op de Hogere Zeevaartschool werd vastgelegd. Dit bedrag, met name 1.055.000 euro voor het begrotingsjaar 2003, wordt aangerekend op de kredieten van het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De Franse Gemeenschap draagt niet bij in de werkingskosten van de Hogere Zeevaartschool. Bij de overheveling van de Hogere Zeevaartschool van het federale ministerie van Verkeerswezen werd het krediet voor de werkings- en personeelskosten, inclusief voor de Franse opleidingen, integraal overgeheveld naar de begroting van het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord. Er gaat blijkbaar een offensief uit van de Franse Gemeenschapsraad om alle Franstaligen in de Rand en Vlaanderen moreel te adopteren. Er is eergisteren in de commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand unaniem een resolutie goedgekeurd om de Vlaamse regering op te roepen krachtig te ageren tegen de oprichting van een Adviesraad voor Franstaligen uit de Brusselse Randgemeenten. Het is dringend nodig om een inventaris te maken van wat Vlaanderen allemaal betaalt voor de Franse Gemeenschap. De driestheid die de Franstaligen nu tentoonspreiden, kunnen we op die manier counteren.
Ik ben er niet tegen dat de Hogere Zeevaartschool tweetalig is en betaald wordt door Vlaanderen. Ik vind wel dat ze niet zo hoog van de toren moeten blazen. Mevrouw Schepmans zegt dat alle Franstaligen in Vlaanderen mentaal bij de Franse Gemeenschap horen. Het Vlaams Parlement moet op zijn strepen staan. Het territorialiteitsprincipe moet worden aanvaard, want anders is er geen pacificatie en dialoog mogelijk.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer De Cock, dit brengt ons terug bij het onderwerp van de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen van daarnet over het overleg. Ik heb deze week vergaderd met de directies van de scholen uit de rand- en taalgrensgemeenten en met de directies van Brusselse scholen. Ik heb verhalen gehoord die me doen afvragen hoever we moeten gaan. Ik heb besloten om het dossier waarover met de Franstaligen moet worden onderhandeld, aan te dikken met een aantal elementen. Uw suggestie voor een inventaris past daarin.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mevrouw de minister, ik ben blij dat u zo redeneert. Het moment is rijp om dit te doen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.