Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 14/01/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over geweld tegen vrouwen
Vraag om uitleg van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de opvolging van de motie ´geweld tegen vrouwen´
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen van mevrouw Hermans tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over geweld tegen vrouwen, en van mevrouw Van Cleuvenbergen tot minister Vogels, over de opvolging van de motie ´geweld tegen vrouwen´
Aangezien mevrouw Hermans nog niet aanwezig is, geef ik eerst het woord aan mevrouw Van Cleuvenbergen.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, toen wij op 27 maart 2002 in dit Vlaams Parlement een motie goedkeurden om de aanpak van geweld op vrouwen te intensifiëren, had ik eigenlijk verwacht dat we daarvan toch een zekere impact op de begroting zouden zien, al was dat maar omdat bij een motie in een dergelijke opvolging zou moeten worden voorzien. Ik heb er toen bewust niet over gesproken omdat u het toen ook niet aanhaalde en omdat ik goed weet dat ik dan zes maanden niets meer mag vragen in dit parlement. Ik ben dan ook verheugd dat ik mijn vraag vandaag wel kan stellen.
Geweld tegen vrouwen is een reëel probleem dat voortdurend grotere proporties aanneemt. In de studie van mevrouw Rosemie Bruynooghe van het LUC -de recentste studie waarover we beschikken -werd een vergelijking gemaakt tussen het geweld op vrouwen in de jaren tachtig en dat in de jaren negentig. Daaruit blijkt inderdaad een enorme toename.
Ik wens ook te verwijzen naar de resultaten van Tele-Onthaal. Vorig jaar werd, als gevolg van de actie in november 2001 om Tele-Onthaal te promoten als contactadres voor mensen die met geweld te maken hebben, een enorme toename van het geweld tegen vrouwen vastgesteld. Deze toename uitte zich in het stijgende aantal meldingen. Dit wijst er niet alleen op dat lichamelijk, maar vooral psychisch en seksueel geweld bijzonder moeilijk te detecteren is. Daaruit blijkt ook dat mensen die met geweld te maken hebben, dit verzwijgen.
Vlaanderen heeft op dat vlak een aanzienlijke bevoegdheid. U hebt die bevoegdheid zowel vanuit Welzijn, als vanuit Gelijke Kansen. Op het vlak van preventie kent Vlaanderen echter geen structuur. We verwachten immers dat artsen, Kind en Gezin en de centra voor algemeen welzijnswerk dit spontaan zullen opvangen. Voor de centra voor algemeen welzijnswerk is dit een duidelijke opdracht : voor de ene al meer dan voor de andere. Sommige doen dit enkel ambulant, andere ook residentieel. Ik verwijs in dit verband ook naar de oude vluchthuizen. Zij hebben daarbij niet alleen een preventieopdracht, maar ook een behandelings- of opvangopdracht. Ik wens echter te benadrukken dat dit slechts één van de opdrachten is van deze centra die u steeds naar voren schuift als de grote partners. Het gaat hier dus om een deelopdracht, wat vaak tot verwarring leidt bij het personeel en bij de buitenwereld. Uiteraard komt dit de dienstverlening geenszins ten goede. Bovendien is de doorstroming van het personeel in deze sectoren zo groot dat mensen, zodra ze enige knowhow hebben opgebouwd, plots verdwijnen om een andere taak op te nemen.
In Vlaanderen is er ook nog de tweedelijnszorg, waarbij ik vooral denk aan de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Het absurde is evenwel dat heel wat van die centra aan hun klanten een bijdrage moeten vragen, omdat dit noodzakelijk is, willen ze overleven.
Vlaanderen is bevoegd voor opvang van slachtoffers, voor gerichte informatie, voor preventie en voor de opleiding van hulpverleners. Vlaanderen is ook bevoegd in het kader van het Peking-decreet, verwijzend naar de Peking-conferentie die in 1995 plaatsvond en die regelmatig opvolging krijgt. Daarbij wordt telkens gevraagd dat de landen een actieplan zouden opstellen. Ons actieplan is er echter nog steeds niet. In dat verband zult u waarschijnlijk liever met het federale niveau samenwerken. Welnu, minister Onkelinx is twee jaar geleden begonnen met initiatieven waarmee ze in november 2001 voor het eerst naar buiten is getreden. Ik heb het in het bijzonder over de actie 'Breek de stilte' waaraan Vlaanderen heeft meegewerkt met folders -verwijzend naar Tele-Onthaal en naar de centra voor algemeen welzijnswerk -en dergelijke meer.
Bij de evaluatie van die campagne hebt u zelf gezegd dat die centra onvoldoende gekend zijn en dat zij zelf ook onvoldoende vertrouwd zijn met hun opdracht. Ik moet daarop zeggen dat zij daartoe niet genoeg voorbereid zijn omdat de omkadering voor die opdracht niet afdoend is. De 9 opvangcentra voor mishandelde vrouwen, de 27 opvangcentra voor vrouwen en kinderen -de vroegere vluchthuizen -en de 13 centra voor ambulante opvang van slachtoffers kunnen dit werk niet meer aan. U hebt me ooit eens geantwoord dat u de opdracht hebt gegeven aan het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk om dit te verhelpen en in dit verband een voorzet te geven. In 2002 was er dus onder meer de opdracht die u gegeven hebt aan het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Vlaanderen heeft voor de betreffende campagne, die federaal getrokken werd, enkel gezorgd voor de verspreiding van de affiches. Dit is mijns inziens een stap achteruit.
Op de website van de Vlaamse Gemeenschap heb ik ook gelezen dat u een campagne georganiseerd hebt ter attentie van de 14- tot 18-jarigen. Die campagne liep veertien dagen lang in de maand december. Ik heb ondertussen contact opgenomen met onder meer de CLB's om te zien hoe zij daarop inspeelden. Daar kreeg ik te horen dat zij daar midden in de examenperiode onmogelijk konden op inspelen. Daarmee wil ik enkel zeggen dat er meer nood is aan structuur, aan actieve medewerking en aan voorbereiding van alle partners.
Dit brengt mij tot mijn eigenlijke vraag die betrekking heeft op de motie die het Vlaams Parlement heeft goedgekeurd. In deze motie werd in de eerste plaats gevraagd op een gestructureerde wijze informatie te verzamelen en deze informatie breed kenbaar te maken. Ik verwijs in dit verband naar de cijfergegevens. Het is enkel op basis van die cijfergegevens dat u uw beleid kunt veranderen of bijsturen. Daarom houd ik hier een krachtig pleidooi om nog eens een -liefst permanente- opdracht te geven aan een universiteit teneinde actiever te gaan registreren.
Verder werd in de motie gevraagd om de diensten die hierop inspelen, te ondersteunen en bekend te maken en dit zowel aan vrouwen als aan mogelijke spilfiguren zoals welzijnswerkers, artsen, leerkrachten, enzovoort. In dit verband verwijs ik naar Reflex Junior dat zich richt tot de jongeren, maar dat, net toen de campagne liep, is moeten stoppen bij gebrek aan middelen. Zij zitten in geen enkel decreet vervat en zullen, omwille van de veranderingen binnen Cultuur, ook daar volgend jaar uit de boot vallen. De projectsubsidies die van jaar op jaar naar Reflex Junior zijn gegaan, zijn nu stopgezet. Het gevolg van dit alles is dat er niets meer rest voor de leeftijdsgroep die de doelgroep was van uw campagne.
In de motie wordt ook nog gevraagd om bij de bekendmaking onder meer de traditionele socio-culturele verenigingen en jeugdverenigingen in te schakelen. Ik heb in dit verband gemerkt dat u de federale informatie verspreid hebt in brede welzijnskringen -wat ik toejuich- en bij de verenigingen die zich bezighouden met etnisch-culturele minderheden.
We hebben u ook gevraagd een informatie- en sensibiliseringscampagne te houden, en van 25 november, de internationale dag voor de uitroeiing van geweld tegen vrouwen, een actiedag te maken over dit thema en daar ook mannen bij te betrekken. We vroegen om een zichtbare actie omdat ze anders voor veel mensen niet bestaat. De witte lintjes met de boodschap 'Neen aan geweld in de privé-sector', 'Geweld is nooit een privé-aangelegenheid' of 'Ik zal geen geweld verzwijgen' zijn dus wel degelijk belangrijk en meer dan symbolen alleen. 25 november werd weliswaar doorkruist door de campagnes tegen aids, maar het ene kan het andere zeker niet uitsluiten.
Vermits Vlaanderen hiervoor bevoegd is, hebben we u ook gevraagd een actieplan op te stellen ter afkeuring van geweld tegen vrouwen, en dat niet over te laten aan de federale overheid om dan op haar initiatieven in te spelen. We vroegen u een samenwerkingsakkoord af te sluiten met de federale minister. Die stelt immers vast dat bijvoorbeeld Justitie het op dit vlak volkomen laat afweten. Daarmee hebben we niet onmiddellijk iets te maken, maar het speelt wel mee. We hebben dus een samenwerkingsverband nodig.
Mevrouw de minister, wordt er in aansluiting met de parlementaire motie en de uitspraak die u zelf in november 2002 op de vrouwendag hebt gedaan, een beleid gevoerd tegen geweld tegen vrouwen, of niet?
De voorzitter : Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me graag aan bij de vraag van mevrouw Van Cleuvenbergen. Er is een nieuwe wet op het partnergeweld. Eindelijk wordt nu ook in het recht veeleer de geweldenaar gestraft dan het slachtoffer. Het slachtoffer krijgt de gezinswoning toegewezen, wat een goede maatregel is, hoewel er nog wat vragen open blijven.
Hoewel dit een stap vooruit betekent in de manier waarop België tot nu toe de slachtoffers van partnergeweld heeft behandeld, biedt de wet geen garanties voor het voorkomen van het probleem. Precies daarover gaat mijn vraag. Immers, ondanks de wetgeving, blijft partnergeweld een prangend probleem. Dat is trouwens ook de invalshoek van onze collega's in de commissie voor Justitie. De heer Van Parys zei daar onder meer dat -ik citeer -'het partnergeweld zich voortzet in een volgende generatie. Als er geweld heerst onder de ouders, worden later vaak de zonen gewelddadig, en de dochters slachtoffers. Er moeten dus mensen opgeleid worden om die spiraal te helpen doorbreken.' Het gaat dus om preventie.
Nu de wet er is, moet er zeker ook meer aandacht gaan naar de opvang en naar de emotionele en psychische gevolgen van het geweld. Geweld breekt het zelfbeeld van mensen. Als ze dan niet op een professionele manier worden geholpen en begeleid, raken ze er meestal niet meer bovenop. Ook voor de kinderen moet er begeleiding komen. Met deze wet doet zich een ideale gelegenheid voor om het probleem in zijn geheel aan te pakken, zoals mevrouw Van Cleuvenbergen al zei.
Uit onderzoeksgegevens blijkt dat verbondenheid, betrokkenheid, relationele vaardigheden en communicatievaardigheden, naast een goed uitgebouwd netwerk, belangrijke beschermende factoren zijn, die de kans op geweld verminderen. Het zijn vaardigheden en waarden die vooral in het gezin vorm en betekenis krijgen. Daarom is het goed te kijken naar de risicofactoren. Wat maakt mensen kwetsbaar, en hoe kunnen we dit verhelpen?
Preventie is dus belangrijk. We moeten instanties waar er contact is met potentiële daders of slachtoffers, bewust maken van deze problematiek. Zij moeten informeren, begeleiden en doorverwijzen. Het gaat om scholen, dokters, buurthuizen, verenigingen en mutualiteiten, maar ook onze eigen instanties zoals Kind en Gezin. Er zijn heel wat mogelijkheden voor initiatieven om de spiraal te doorbreken.
Mevrouw de minister, werken aan primaire preventie is de prioriteit. Welke initiatieven kunt en wilt u daarvoor nog nemen? Welk budget is er voorhanden? Wat is het budget om buurthuizen, scholen, allerhande verenigingen en mantelzorgers bewust te maken van de problematiek? Welk budget is er ter beschikking voor slachtoffers? Ik neem aan dat dit zich situeert in het geheel van de slachtofferhulp, maar welk deel is er specifiek voor slachtoffers van partnergeweld?
De voorzitter : Mevrouw de minister, collega's, we hebben al aandacht besteed aan het thema geweld tegen vrouwen, en vooral dan intrafamiliaal geweld, dat helaas nog heel vaak vrouwen treft. Er is een voorstel van resolutie daarover in de maak, dat we ter ondertekening kunnen aanbieden.
Mevrouw de minister, er is ook een vraag naar wetenschappelijk onderzoek. Immers, zoals mevrouw Van Cleuvenbergen zegt, is er geen recent materiaal, tenzij u nu over andere gegevens beschikt. We vragen ons af of de huidige registratie voldoende gecoördineerd verloopt. Daarnaast hebben we aandacht voor de toegang tot de sociale huisvesting, en hebben we vragen over deze problematiek specifiek bij allochtone vrouwen.
Ik zeg dit om onze bekommernis te uiten. Uw antwoord op de vragen van mevrouw Van Cleuvenbergen kan naast ons voorstel worden gelegd. Mogelijk hoeven we sommige vragen daarna niet meer te stellen.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me bij deze vraag aan omdat de indruk niet mag bestaan dat deze ernstige en tragische problematiek onze fractie niet interesseert. Integendeel, geweld tegen vrouwen, in een relatie gepleegd, is een van de ergste dingen die een vrouw kan overkomen. In 99 percent van de gevallen staan ze er immers volkomen machteloos tegenover.
Jammer genoeg komt het probleem meer en meer voor. De gegevens die bekend zijn uit processen verbaal, geven de realiteit absoluut niet correct weer. Vooral vrouwen uit hogere klassen durven met het probleem niet naar buiten komen, en dienen geen klacht in. De bekende cijfers zijn dus onvoldoende.
Het is heel belangrijk voldoende aan preventie te doen. Zoals mevrouw Merckx heeft gezegd, moeten we zorgen voor voldoende opvangmogelijkheden voor vrouwen die het huis moeten ontvluchten. Echter niet alleen de opvangcapaciteit moet worden uitgebreid, ook de psychologische ondersteuning van vrouwen en kinderen, die er jammer genoeg eveneens mee worden geconfronteerd, moet dringend worden uitgebreid.
Het tekort aan kinderpsychiaters en -psychologen is bekend. We hebben het er onlangs in een andere discussie nog over gehad. Ook daaraan moet het nodige worden gedaan, zodat er voldoende steun kan worden geboden, zowel aan vrouwen als aan kinderen.
Ik treed dan ook de vragen van mijn collega's bij.
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, deze vraag is al een tijdje ingediend en passeert nu een beetje onverwacht de revue.
Naar aanleiding van de 31ste nationale vrouwendag las ik destijds in de pers dat het geweld tegen vrouwen nog steeds een stijgende lijn vertoont en dat fysiek geweld tegen vrouwen in het bijzonder met liefst 14 percent is gestegen. Ongeveer een derde van die toename is te wijten aan het feit dat vrouwen vandaag van deze misbruiken en het wangedrag sneller aangifte doet en dat men er dus meer weet van heeft.
De reële stijging over een periode van twintig jaar, blijkt dan evenwel nog steeds 20 percent te belopen. Daarnaast gaat het inzake seksueel geweld tegen vrouwen maar liefst om een stijging van bijna 40 percent. In een derde van die gevallen, 28 percent, is de partner de dader. We weten dat het leeuwenaandeel van die bevoegdheden ressorteert onder de federale minister van Justitie, maar toch behoort een en ander ook tot uw bevoegdhedenpakket. Mevrouw Sandra Halbuzeira, voorzitster van het vrouwenoverlegcomité, beaamt inderdaad dat er wel campagnes worden gevoerd, maar lang niet voldoende.
Wanneer ik me toespits op de vluchthuizen, moet ik vaststellen dat deze afgeladen vol zitten en het opvangaanbod lang niet afdoende is. Het is overigens zeer moeilijk om bij een gewelddadige partner weg te gaan, onder meer omdat bijvoorbeeld de kinderen worden bedreigd. Bovendien maakt dit het moeilijk om terug te keren, is de schade dikwijls onherstelbaar. Er is ook een rustperiode nodig, een periode voor overpeinzing. Misschien is het systeem van vluchthuizen niet ideaal en zou het probleem beter iets globaler worden aangepakt. Het kan overigens beschouwd worden als een 'straf', want wie daar terechtkomt, moet haar huis uit, als het ware. Dit systeem van vluchthuizen is natuurlijk wel het enige dat we hebben, zo lang er op federaal niveau geen beslissing wordt genomen waarmee in wetgeving wordt voorzien die bepaalt dat een gewelddadige partner uit het huis kan worden gezet of waarmee het deze verboden kan worden gedurende een bepaalde periode in de nabijheid te komen. Er is geen alternatief dan die vluchthuizen, tenzij de minister misschien al andere stappen heeft ondernomen.
Hebt u dus al andere initiatieven genomen? Erkent u het nijpende opvangprobleem van de vluchthuizen? Bent u bereid meer middelen vrij te maken, niet enkele voor de vluchthuizen, maar ook voor mogelijke alternatieven zoals een 'steunpunt', bijvoorbeeld? En hoe zult u, als minister hierop algemeen reageren?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Collega's, mevrouw Van Cleuvenbergen begon met te zeggen dat ze graag meer middelen in de begroting terug te vinden. De begroting was mijns inziens geweldig en er zat wel iets in, maar niet onder die expliciete noemer, maar daarop kom ik later terug.
Mevrouw Hermans raakt een belangrijk element aan, door aan te brengen dat geweld op vrouwen de voorbije jaren gelukkig bespreekbaar is geworden. Dat heeft onder meer te maken met de aandacht in het algemeen, maar ook vanuit dit parlement, waarbij ik bijvoorbeeld denk aan de goedgekeurde resolutie. Er is ook een vrouwendag aan het thema gewijd en dat alles maakt dat we een beter zicht krijgen op de omvang van het fenomeen en ook dat we meer cijfers ter beschikking hebben. Daardoor schrikken we soms wel van de enorme toename die daaruit blijkt.
Die toename moet enigszins worden gecorrigeerd, met name op twee vlakken. Eén, er zijn een aantal feiten van geweldpleging op vrouwen die nu pas zichtbaar worden, en gelukkig maar. Twee, wat door vrouwen vroeger absoluut niet als geweld werd ervaren, wordt nu toch ook zichtbaar. In die zin is de vraag van sommige collega's naar het wetenschappelijk beter in kaart brengen van de nu beschikbare té fragmentaire informatie, zeker belangrijk.
Wat intussen wel is gebeurd, is dat we de beleidscel Samenleving en Criminaliteit binnen de administratie zelf hebben gevraagd een inventaris op te maken van wat er aan cijfermatige gegevens beschikbaar is en wat er op alle niveaus in de Vlaamse Gemeenschap gebeurt met betrekking tot geweld op vrouwen. Bovendien zal deze beleidscel in dit verband ook mogelijke hiaten zichtbaar maken. Ik ben wel bereid naar aanleiding van deze vraag even te informeren bij deze mensen of zij zichzelf voldoende uitgerust achten om dit alles in kaart te brengen of dat zij denken wetenschappelijke ondersteuning nodig te hebben. Me dunkt is het vooral van belang dat we binnen onze eigen administratie nu een duidelijk en coördinerend aanspreekpunt hebben wanneer het gaat om geweld op vrouwen en intrafamiliaal geweld. Vroeger was dit niet het geval en waren er soms aanspreekpunten her en der, bij Kind&Gezin, bij algemeen welzijnswerk, bij gezondheid, enzovoort. Nu is er dus een coördinerend aanspreekpunt.
We zijn er evenwel nog niet, wanneer we het hebben over het zichtbaar maken van deze vorm van geweld en het ondersteunen van vrouwen die met geweld worden geconfronteerd. Daarom ook hadden wij ons met volle overtuiging ertoe geëngageerd de federale 'Breek de stilte'-campagne te ondersteunen. Die beslissing werd in onderling overleg genomen. Dat is ook de reden waarom wij geen apart telefoonnummer hebben aangenomen, maar dat wel het nummer van Tele-Onthaal op de Vlaamse affiches stond. Daarom ook werd die campagne herhaald in het kader van de vrouwendag : de affiches en de folders zijn ter gelegenheid daarvan breed verspreid naar alle sectoren binnen de bevoegdheidssfeer van Welzijn en Gezondheid. Ze zijn overigens ook vertaald in maar liefst 15 talen, om zo ook allochtone vrouwen in hun eigen taal te bereiken en hen duidelijk te maken wat wij in onze cultuur onder 'geweld op vrouwen' verstaan en waar ze terechtkunnen. Voor allochtone vrouwen van Turkse en Marrokaanse origine wordt tevens verwezen naar de Medetfoon, de hulplijn voor die vrouwen die zo binnen de eigen cultuur bij een vertrouwenspersoon terechtkunnen om over geweld op vrouwen te praten.
In het verlengde van de sensibiliseringscampagne, mevrouw Van Cleuvenbergen verwees er nog naar, hebben wij zoals afgesproken in het kader van de campagne met mevrouw Onkelinx aan de affiche campagne een verlengstuk gebreid : naast de vermelde campagne, die we naar aanleiding van de vrouwendag in Vlaanderen herhaald en vertaald hebben, hebben we ten aanzien van jongeren een campagne gevoerd 'Geweld in relaties', die vooral refereert aan het grensoverschrijdende gedrag dat meestal aan de basis ligt van gewelddadig gedrag. Studies toonden ook aan dat de interpretatie van geweld vaak zijn oorsprong vindt op heel prille tienerleeftijd en dat het dus van uitermate groot belang is op die jonge leeftijd al grenzen te leren instellen. Die jongeren moeten leren bepalen wat wel of niet kan, of ze, ook op seksueel vlak ergens klaar voor zijn of niet. Grenzen stellen, dus.
Rond deze campagne is wel degelijk contact opgenomen met de JAC's en de CLB's, maar deze laatste lieten duidelijk verstaan al overbelast te zijn.
Zij haalden aan dat zij in het kader van de hals-over-kop georganiseerde vaccinatiecampagne rond meningitis al zo veel aan het hoofd hadden, dat ze dat jaar niet veel meer konden doen. De campagne is dus wel in samenwerking met de CLB's verlopen, maar ze hebben daarbij inderdaad niet actief ingespeeld op het thema in de scholen waarmee zij samenwerken. Dit was vooral te wijten aan het tijdsgebrek. Mede omwille van die twee campagnes is de eerder vooropgestelde actiedag 'Witte lintjes' vanuit de Vlaamse overheid niet ondersteund : het zou van het goede te veel geworden zijn.
-Mevrouw Patricia Ceysens, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Vrouwen en jongeren sterker maken en ertoe aanzetten over geweld te praten, is één ding, maar op het ogenblik dat de melding binnenloopt, is het maar de vraag waarnaar je die vrouwen doorverwijst. Bij Tele-Onthaal zijn, bijvoorbeeld, naar aanleiding van de campagne heel wat telefoontjes binnengekomen. Uit het inventariseren van hulpvragen bij Tele-Onthaal heeft men geleerd dat de CAW's, die een belangrijke actor zijn in deze thematiek, te weinig gekend zijn bij het grote publiek. Ik heb de opdracht gegeven om werk te maken van een betere profilering en bekendmaking. Ik heb eveneens gemerkt dat allochtone vrouwen moeilijk de weg vinden naar hulpverlening. Er is een samenwerking opgestart tussen Medetfoon, dat is tele-onthaal voor allochtone vrouwen, en Slachtofferhulp, die de specifieke toegankelijkheidsproblematiek in kaart brengt en hulpverleningsstrategieën uitwerkt en uittest bij de bestaande hulpverleningsorganisaties.
Ik hecht ook zeer veel belang aan de eigen dynamiek die door de provinciale gelijkekansenambtenaren omtrent geweld op vrouwen is opgestart. In samenwerking met de federale overheid geven we die gelijkekansenambtenaren in het kader van het nationaal plan meer slagkracht en meer middelen om acties te coördineren van de verschillende betrokkenen inzake familiaal geweld en geweld tussen partners. Heel wat waardevolle projecten werken uitermate inspirerend als goede praktijkvoorbeelden. Als beleidsmaker kijk ik vooral uit naar de lokale overlegstructuren en samenwerkingsverbanden die groeien. Op die manier kan de problematiek in onze samenleving veel breder worden gedragen en kan de aandacht groeien voor alle hulpverleningsinstanties die op het terrein werkzaam zijn.
Wat betreft de opvang van vrouwen die slachtoffer zijn, heeft mevrouw Hermans vooral verwezen naar de problematiek van de vluchthuizen. Mevrouw Merckx heeft erop gealludeerd dat er ondertussen op federaal niveau een doorbraak is wat de wetgeving betreft. Ik hoop dat op basis van deze federale initiatieven de regel zal worden omgedraaid en dat de reactie op huiselijk geweld meer gericht zal zijn op het verwijderen van de dader dan wel van het slachtoffer, zoals nu het geval is. Dit betekent preventief werken en het zal voorkomen dat vluchthuizen dichtslibben.
Er is duidelijk een tekort aan plaatsen in vluchthuizen. In plaats van verder te gaan op het spoor om bijkomende vluchthuizen op te richten -als we daarvoor al de middelen zouden hebben -hebben we aan de CAW's die de vluchthuizen oprichten, gevraagd om in te zoomen op de reële behoeften. Hieruit blijkt dat vrouwen niet in de eerste plaats weg willen bij hun partner maar wel willen dat het geweld stopt. Bovendien is het verlaten van de partner nog geen garantie dat het geweld stopt, maar het risico van escalatie is reëel. De vluchthuizen melden vaak dat ze vrouwen opvangen die er nadien toch voor kiezen om het nog eens te proberen met dezelfde partner. Dit is niet alleen ingegeven vanuit de precaire financiële situatie van deze vrouwen, maar ook vanuit de bezorgdheid voor de toekomst van hun kinderen.
Hierom zijn we ons steeds meer gaan interesseren voor ambulante hulpvormen zoals Tele-Onthaal. Het algemeen welzijnswerk met slachtofferhulp en het gezins- en relationeel welzijnswerk hebben gevraagd om ook ambulante modellen uit te bouwen. In Antwerpen heb ik het CAW Metropool, de fusie van Markant en De Stroming die vroeger het Antwerpse vluchthuis uitbaatten, toestemming gegeven om een gespecialiseerd ambulant team op te richten om slachtoffers van intrafamiliaal geweld te begeleiden. Zij moeten proberen het geweld te stoppen terwijl de vrouw en de man in hetzelfde huis aanwezig blijven. Dit is in september 2001 gestart en daardoor nog te pril om een grondige evaluatie te maken. Uit hun korte ervaring leren we toch dat heel wat aanmeldingen voor residentieel verblijf een oplossing kunnen vinden in een ambulante begeleiding waarbij de veiligheid van het slachtoffer prioritair blijft. Ik zal de resultaten van deze werking nauwgezet opvolgen. Uit een onderzoek van het Steunpunt AWW met betrekking tot de vrouwenopvang in Antwerpen blijkt dat de druk op de vrouwenopvangcentra uit de regio Antwerpen het afgelopen jaar niet is toegenomen dankzij de ambulante werking. De heer Mark van Riet, verantwoordelijk voor het project, stelt hierbij tevens dat het team Intrafamiliaal Geweld veel vragen krijgt die in eerste instantie residentiële opvang betreffen, maar die vaak ambulant worden opgelost.
Het is de bedoeling dat we in samenwerking met de cel die bij de administratie is aangeduid om het geweld op vrouwen en intrafamiliaal geweld op te volgen, dit ambulante experiment voortzetten. Indien de evaluatie positief blijft, zullen we dit experiment verder uitbreiden, veeleer dan in bijkomende residentiële capaciteit te voorzien. Dankzij de samenwerking met de federale overheid en dankzij enkele juridische wijzigingen hopen we een begin van antwoord te kunnen geven op de schrijnende problematiek van geweld tegen vrouwen.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik dank ook de collega's voor het ondersteunen van mijn vraag. We kunnen met een resolutie de bestaande motie nog versterken.
Wat het wetenschappelijk onderzoek aangaat, denk ik dat u niet moet wachten op voorzetten van ons, maar dat dit heel snel dient te gebeuren.
Ik heb een bijkomend vraagje over het coördinerende aanspreekpunt binnen de eigen administratie. Het is de eerste keer dat ik hierover iets hoor. Blijkbaar is me dat ontsnapt. Worden in die cel alle problemen gecoördineerd die men in de CAW's ervaart, en gebeurt hierbinnen ook de opvolging van de campagnes en dergelijke? Het is me niet duidelijk geworden. Als ik het woordje 'geweld' intik op de website van de Vlaamse Gemeenschap, heb ik dat nog niet gevonden.
Ik wil nog even terugkomen op de campagne voor de jongeren. Campagnes zijn duur en moeten dus in de eerste plaats efficiënt zijn. Nu de CLB's aangeven dat ze niet meekunnen in bepaalde periodes omwille van de druk, en als een campagne loopt in december tijdens de examens, dan blijkt dat we ons beter hadden bezonnen over het feit of die campagne wel nodig was en of we ze niet beter zouden hebben gehouden op een ogenblik dat alles omtrent jongeren op één lijn is gebracht. De minister bevoegd voor Jeugd zou hierin ook een belangrijke rol kunnen spelen via zijn netwerk. Ik pleit ervoor om campagnes veel meer in overleg te organiseren. Het is geen schande een campagne niet uit te voeren als er wordt vastgesteld dat het terrein niet mee kan. Een campagne herhalen omdat ze de eerste keer geen succes had, kan niet, want op den duur zijn campagnes niet meer geloofwaardig.
U verwacht veel van lokale overlegstructuren en lokale samenwerkingsverbanden. Mevrouw de minister, ik denk dat u te veel kijkt naar Antwerpen, een grootstad met veel inwoners, waar dit mogelijk is, maar in de meeste gemeenten kan dit gewoonweg niet. Gelukkig zijn er de provinciale ambtenaren die dit enigszins kunnen coördineren, maar ik denk dat het goed zou zijn na te gaan hoe de goede praktijkvoorbeelden kunnen worden veralgemeend.
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Ik dank de minister voor het uitvoerige antwoord. Ik ben blij dat het beleid een andere wending neemt dan gewoon het uitbreiden van het aantal vluchthuizen, wat niet de gelukkigste oplossing is. We moeten de aanspreekpunten meer belichten en kansen geven op herkenbaarheid en kenbaarheid, want weinig mensen, vooral op een moment van paniek, grote stress en druk, zullen onmiddellijk de coördinaten ervan vinden.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ik zal alvast de beleidscel vragen dat dit op de website wordt aangepast.
Dit heeft allemaal te maken met de hervorming van het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid, waarbij we evolueren naar verzelfstandigde agentschappen en een overkoepelend beleidsdepartement. Daarin zal steeds meer worden gewerkt met beleidscellen die beleidsvoorbereidend werken. Zij zullen cijfers aanbrengen over bijvoorbeeld Kind en Gezin, algemeen welzijnswerk, gezondheid, en die cijfers vertalen in een nieuw beleid. Als dit nog niet op de website staat, zal ik vragen om dit eraan toe te voegen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.