Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 05/12/2002
Interpellatie van de heer Jan Laurys tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de verordening van de Europese Commissie betreffende staatssteun voor werkgelegenheid en de gevolgen hiervan voor het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de impact van een beslissing van de Europese Commissie op de sociale inschakelingsinitiatieven
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Laurys tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de verordening van de Europese Commissie betreffende staatssteun voor werkgelegenheid en de gevolgen hiervan voor het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid, met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van mevrouw Hermans tot minister Landuyt, over de impact van een beslissing van de Europese Commissie op de sociale inschakelingsinitiatieven.
De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, we wisten al geruime tijd dat de Europese Commissie van plan was de regels voor de staatssteun voor werkgelegenheid te versoepelen. Ik heb de persnota gelezen en daarin wordt inderdaad van een versoepeling gesproken. Tot nog toe moest alle staatssteun worden aangemeld. De commissie onderzocht dan of er een probleem was op het vlak van concurrentie. Pas nadien konden de maatregelen worden toegepast. De commissie heeft nu beslist een aantal staatsteunmaatregelen vrij te stellen van aanmelding. Dat is op het eerste gezicht een verbetering, maar voor Vlaanderen heeft dat op een aantal maatregelen een pervers effect.
De federale minister van Werkgelegenheid en uzelf hebben onmiddellijk op de nieuwe verordening gereageerd. Een eerste probleem is dat Europa geen regio's erkent. Alles wat Vlaanderen beslist, is voor Europa onmiddellijk een selectieve maatregel. Dat betekent dat telkens als Vlaanderen een maatregel neemt, de aanmeldingsplicht blijft, tenzij er is voldaan aan de voorwaarden waarvoor de vrijstelling geldt. Dat betekent dat voor kansengroepen de staatssteun niet meer dan 50 percent van de brutoloonkosten gedurende een jaar mag bedragen. Voor personen met een handicap is dat maximum 60 percent. Elke maatregel van Vlaanderen die niet aan die voorwaarde voldoet, is onderworpen aan de aanmeldingsplicht. Ten tweede zijn de maximumpercentages veel te laag. Daardoor kunnen een aantal langlopende projecten in Vlaanderen in het gedrang kunnen komen. Ik verwijs naar de kringloopcentra, de gesco's en de kinderopvang.
Mijnheer de minister, de federale regering en uzelf hebben ervoor gelobbyd om de maatregel bij te sturen. België heeft inspanningen gedaan. Premier Verhofstadt heeft een brief naar de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Prodi, gestuurd om de steunpercentages te verhogen en de termijnen te verlengen. Op 6 november echter heeft de Europese Commissie de verordening toch goedgekeurd. Daar is reactie op gekomen van de federale en Vlaamse overheid, omdat terecht wordt gevreesd dat dit zal leiden tot de aanpassing van een aantal banenplannen in Vlaanderen. Nochtans staat in de verordening dat banenplannen die goedgekeurd werden vóór de inwerkingtreding van de verordening, moeten worden beoordeeld op basis van de toen geldende maatregelen. We zouden er dan van mogen uitgaan dat de kringloopcentra en dergelijke kunnen blijven bestaan.
U hebt zelf gezegd dat u zich stoort aan Europees Commissaris Monti omdat hij de arbeidsmarkt als een gewone markt beschouwt. De algemene tendens op dit ogenblik is dat het overheidsingrijpen minimaal moet zijn. U hebt gezegd dat de herstructurering van de VDAB beter even op waakvlam wordt gezet, omdat u vreest dat de splitsing in regisseur en actor de Vlaamse overheid buiten spel zal zetten.
Voor de federale algemene maatregelen, zoals de RSZ-kortingen en banenplannen, is er geen probleem. De tekst van de verordening kan wel problemen veroorzaken voor regionale maatregelen en selectieve federale steun aan bepaalde bedrijven. De verordening geeft ook aan welke steun in aanmerking komt voor de vrijstelling van de voorafgaande melding. Er blijft een probleem voor Vlaanderen voor de selectieve steun aan bedrijven voor aanwerving van risicowerknemers die onder de maatregel vallen.
We vrezen dat de hervorming problematische gevolgen zal hebben voor bepaalde maatregelen van onze sociale economie. Ik heb de kringloopcentra al genoemd, maar ik denk nu ook aan de invoegbedrijven en -afdelingen. Ook de RSZ-kortingen voor de invoegbedrijven zullen wellicht onder de maatregel vallen.
Mijnheer de minister, welke banenplannen dreigen onder de verordening te vallen? Waarom denkt u dat in afwachting van de beslissing, de opsplitsing van de VDAB beter kan worden afgeremd?
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag gaat inderdaad over hetzelfde onderwerp. Van de technische kant van de zaak ben ik natuurlijk niet zo goed op de hoogte als de heer Laurys. Ik zal dan ook een veeleer emotioneel betoog houden.
Op 6 november besliste de Europese Commissie dat de overheden langdurige werklozen slechts gedurende een jaar voor maximaal 50 percent van de loonkosten mogen subsidiëren. De hele sector van de kringloopbedrijven komt daardoor in de problemen. Ook het goede initiatief van sociale inschakelingsinitiatieven komt in het gedrang door de stelling van Europees Commissaris Monti. Hij noemt zo'n vorm van steun concurrentievervalsing op economisch gebied. Hij ziet de sociale kant van zulke initiatieven onvoldoende in.
Mijnheer de minister, u hebt deze zaak samen met federaal minister Vande Lanotte aangekaart. Ook de premier heeft geprobeerd iets aan de zaak te doen. Blijkbaar is dat niet gelukt. Alle initiatieven voor bedrijven die laaggeschoolden, drugsverslaafden, ex-gevangenen, oudere of langdurig werklozen aannemen, krijgen slechts één jaar subsidies van de staat ten belope van de helft van de loonkosten. De heer Laurys heeft reeds opgemerkt dat de lidstaten die verder willen gaan, daartoe speciale toestemming moeten vragen aan de EU. Hierbij is er een technisch probleem om te bepalen welke bevoegdheden federaal en welke regionaal zijn.
Mijnheer de voorzitter, staat u me toe om een emotionele getuigenis te geven. U weet dat ik al jaren zangeres ben. Elk jaar maak ik een uitstap met fans. Drie of vier jaar geleden verklaarden ze me bijna gek, want toen stelde ik voor om op bezoek te gaan in het WEB, het kringloopcentrum van Turnhout. Het bezoek werd een openbaring voor ons allemaal. We hebben er ervaren dat de werknemers niet alleen blij waren omdat ze werk hadden, maar vooral omdat ze opnieuw werden ingeschakeld in een belangrijk proces. Mensen die jaren niet alleen economisch, maar ook sociaal werden geïsoleerd, bloeiden weer open. Ze waren gelukkig met hun werk, maar waren toch ook een beetje bang voor de dag waarop hun contract zou aflopen. Ze getuigden spontaan over hoe gelukkig ze waren dat dergelijke initiatieven bestonden. Ik was erg aangedaan en toen ik de berichten over de maatregel in de pers las, was ik opnieuw erg aangedaan. We moeten ons inzetten opdat zulke initiatieven niet verdwijnen.
Mijnheer de minister, moet de verdere opsplitsing van de VDAB niet opnieuw worden bekeken, of is dat een te pijnlijk punt? We moeten de zaak heel ernstig nemen en ervoor zorgen dat de sociale economie belangrijk blijft in Vlaanderen, België en Europa. Kan de maatregel nog worden omgebogen? Kunt u nog nieuwe argumenten toevoegen om een toch wel belangrijke sociale ingreep te blijven ondersteunen? Moet de sector zich ernstige zorgen maken over de evolutie?
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil me hierbij aansluiten. Omdat we vragen om uitbreiding van initiatieven voor meer tewerkstelling in sociale werkplaatsen, zien we dit als een ernstig probleem en stellen we dezelfde vraag. Welke concrete gevolgen zal deze verordening hebben, ook ten aanzien van nieuwe initiatieven? We stellen ons de vraag of degenen die dit hebben uitgewerkt, daadwerkelijk de sociale tewerkstelling en hun werknemers ook kennen. Het belangrijkste is hoe we er in Vlaanderen uitraken. Kunnen we een uitweg vinden op Vlaams niveau?
De voorzitter : Ik sluit me aan bij de bekommernissen van de vraagstellers en heb nog een technische vraag. Ik meen uit de woorden van de heer Laurys te kunnen afleiden dat de beslissingen van het vroegere regime kunnen blijven voortlopen. Mijn vraag is daarbij : kunnen enkel de beslissingen 'sine die' worden verlengd onder het oude regime of ook de tijdelijke beslissingen?
Bestaat er een vergelijkende studie in Europa die aan de basis ligt van die beslissing waaruit zou blijken dat, bijvoorbeeld, Vlaanderen wat betreft de sociale economie veel hoger scoort dan andere landen. Het zou kunnen dat wij tien banken vooruit zitten. Bij ons komt die beslissing hard aan, maar komt het bij anderen even hard aan? Ik had graag geweten of de minister daarover gegevens heeft in zijn dossier.
Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, mijn antwoord van vandaag kan geen definitief antwoord zijn. Er is een verordening, maar dat is een juridische tekst die onder invloed kan staan van interpretaties. Het is goed om er aandacht voor te hebben en het is ook goed om de resolutie die op de agenda staat opnieuw te bekijken in het licht van deze verordening. Voorstel van mevrouw Veerle Declercq c.s. betreffende de evaluatie van de tewerkstelling binnen de socialetewerkstellingsprojecten en de meerwaardeneconomie (Parl. St., Vl. Parl., 2002-2003, nr. 1357/1).
Om aan te sluiten bij de vraag van de voorzitter : er is internationaal een verschil in interpretatie van de verordening. Elk land afzonderlijk maakt zich er zenuwachtig om. De verordening is cruciaal om te weten welke richting Europa inslaat. Ze is niet ontworpen door de EU-commissaris van Werkgelegenheid alleen maar is mede door de commissaris bevoegd voor het Concurrentiebeleid opgesteld. Men voelt er sterk de Europese logica in.
Het is logisch dat de verordening van daaruit vertrekt. Men moet alles lezen in het licht van het artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen. Daarin staat dat staatssteun die aan vier cumulatieve voorwaarden voldoet, verboden is.
Deze voorwaarden zijn de volgende : de steun gaat uit van een lidstaat of wordt door staatsmiddelen bekostigd ; de steun heeft een selectief karakter, dit wil zeggen dat deze alleen van toepassing is op bepaalde ondernemingen of producties ; de steun dreigt de mededinging te vervalsen ; het handelsverkeer tussen de lidstaten dreigt ongunstig te worden beïnvloed. Dit is de basis van de bevoegdheid van de commissie, namelijk het tegenhouden van verboden staatssteun. Dat zou een eerste geruststelling moeten zijn. Het gaat over serieuze dingen, want het moet al een internationaal Europees effect hebben.
De algemene regel is dat, wanneer de sociale politiek van een land niet beantwoordt aan die vier cumulatieve voorwaarden, er geen aangifteplicht is. Als men staatssteun geeft die voldoet aan die voorwaarden, moet men dat melden. Als we besluiten dat wat we hier doen geen invloed heeft op de Europese markt, moeten we dit niet doorgeven. Uiteraard kan er steeds discussie over bestaan. De verordening zegt dat een hele categorie zal worden vrijgesteld. Dat betekent dat men niet eens de vrijstelling moet aanvragen als men voldoet aan de verordening. Dat is de essentie.
Er zijn echter knelpunten bij de interpretatie. Bij het werkgelegenheidsbeleid wordt de marktlogica ingebracht. Niet enkel Commissaris Diamantopoulou, maar ook Commissaris Monti heeft aangedrongen op die verordening. Het marktconcurrentiebeleid past daarin. Dat is nieuw. Het bewijst dat de balans in Europa nu in de andere richting overhelt.
Bij de voorbereiding van de verordening hebben de Vlaamse en de federale regering en de sociale partners op Vlaams niveau al hun ongerustheid getoond. We hebben alle kanalen gebruikt om begrip te vragen voor een vorm van sociale politiek.
Indien de marktlogica te veel de overhand neemt, vrees ik dat we onszelf klem zullen rijden. Dat is mijn opmerking bij de VDAB-hervorming. Als er voor het werkgelegenheidsbeleid een regisseur wordt aangesteld met daarnaast de verschillende actoren en een grote inbreng van de overheid en de privé-markt, dan wordt de semi-markt het best toegewezen aan die actor. We komen dan steeds meer terecht in een marktgericht denken, waarbij de regels van Europa een steeds grotere rol zullen spelen.
Soms gaat het daarbij over grote structuren, zoals de VDAB. Er zou een internationaal uitzendkantoor kunnen komen dat zich zou positioneren op het terrein van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding. Een overheidsspeler die niet is onderworpen aan de marktlogica, zou zich niet op dat terrein mogen begeven, want hij zou dan een invloed hebben op de internationale concurrentie. De multinationals zouden kunnen aanvoeren dat een staatsstructuur hen beperkt in hun bewegingsruimte.
Op zich zou dit nog geen probleem vormen omdat de markt kan spelen. Ik vrees echter dat de VDAB er vooral is om een doelgroepenbeleid uit te werken en zich richt op een markt die niet opbrengt. Hij richt zich op de risicogroepen en de kansarmen. De logica van de markt zou ertoe kunnen leiden dat we de VDAB niet meer mogen handhaven als actor om de sociale doelstellingen te bereiken en dat de markt zich ook niet in de plaats zal stellen van die organisatie.
Het verwijt van de beperking van de markt levert voor de spelers op de markt niets op. Ik heb er dan ook een probleem mee dat er geen sociale politiek meer wordt gevoerd. De splitsing van de VDAB baart me dan ook zorgen. Ik zou een regisseur moeten aanstellen en een VDAB-actor loskoppelen. Die actor komt dan op het terrein van de semi-markt en heeft dan te maken met de daar heersende logica. Niemand wenst dit. We moeten dan ook nagaan hoe we dit maximaal kunnen beperken.
De doelstelling van het regeerakkoord was te zorgen voor ruimte voor de privé-sector op de arbeidsmarkt. In het werkgelegenheidsbeleid bestaat die ruimte duidelijk. Er is dan ook plaats om markten te creëren. Daarnaast moet er ook ruimte zijn voor gesubsidieerde derden en de overheid. De doelstelling was niet alles aan de markt over te laten.
De verordening komt net op tijd. Ze toont aan welk gevaar we zouden lopen als we een bepaald soort logica zouden volgen. Ik ben ervan overtuigd dat geen enkele regeringspartner dit heeft gewild. Er hoeft hierover zelfs geen ideologische discussie te worden gevoerd binnen de regering of met de sociale partners.
De vroegere regeling van de sociale economie werd door Europa volledig goedgekeurd. We hebben de nodige aanpassingen doorgevoerd. Onder de vorige verordening waren die niet nodig. Op dit moment is er strikt genomen geen probleem.
Er is wel een probleem op punten waar de regering stappen vooruit wilde zetten. Het gaat met name om het in elkaar schuiven van de reguliere en de sociale economie. We spreken daarbij van een 'invoegafdeling'. We wensen dat gewone bedrijven binnen hun structuren afdelingen inrichten waar ze mensen kansen bieden. In ruil voor het feit dat die werknemers trager werken, zouden de bedrijven betoelaagd worden. Als een groot bedrijf in Vlaanderen van die mogelijkheid gebruikmaakt, zou het problemen kunnen hebben omdat de internationale concurrentie dan speelt. Deze regering wil het onderscheid tussen het vermoeden van concurrentie tussen de gesubsidieerde sociale en de reguliere economie opheffen door een en ander in elkaar te voegen. Wat dat betreft, komen we in botsing met een strenge interpretatie van deze verordening.
Het persbericht van Europees Commissaris Monti ging al in de verkeerde richting. We vonden dat het al een interpretatie gaf van de verordening. Via de coördinerende rol van de federale overheid trachten we te weten te komen wat de juridisch correcte interpretatie is. We overwegen of we juridische stappen moeten zetten tegen de verordening.
Ik kan dan ook nog geen definitief antwoord geven, want we bestuderen de zaak. Ook in Nederland wordt dit debat gevoerd. We kunnen leven met een correcte interpretatie van de verordening. We vrezen enkel dat er een te marktgerichte economische logica zou worden geïntroduceerd. We hebben daar een klein voorsmaakje van gekregen in het persbericht van commissaris Monti.
We moeten koelbloedig blijven en een sociaal beleid voeren. Wel moeten we nagaan in welke we mate we de resolutie inzake de sociale economie moeten actualiseren en onze interpretatie van de verordening erin moeten opnemen.
Het grote probleem is de positie van een regio binnen de structuren van Europa. Men zou kunnen bepalen dat een algemene maatregel nooit kan slaan op een deel van een land. We hebben er dan ook alle belang bij dat het Vlaams Parlement de resolutie aanpast om duidelijk te maken wat onze interpretatie van de verordening is. Anders is dat de doodsteek van onze communautaire structuur.
De voorzitter : Mijnheer de minister, kunt u door uw diensten laten onderzoeken of er een vergelijkende studie bestaat die aan de grondslag van dit alles ligt?
Minister Renaat Landuyt : Ik zal daar voor zorgen.
De voorzitter : Kunnen de dossiers uit het oude regime worden voortgezet, of hebben ze een tijdelijk karakter?
Minister Renaat Landuyt : De algemene regel is dat de bestaande reglementeringen doorlopen. De reglementering inzake 'invoegbedrijven' en 'invoegafdelingen' is nooit opgesteld. We zijn er steeds van uitgegaan dat dit niet moest gebeuren. Het is nooit uitgesloten dat er onder druk van een of ander bedrijf op Europees vlak een discussie over ontstaat.
Het zou een drama zijn mocht op een dag een multinational zich in Vlaanderen op het sociaal terrein begeven en zich als een concurrent zou opstellen. Een multinational doet bepaalde zaken als die haar goed uitkomen. Dat zou de doodsteek zijn van het modern sociaal beleid dat we op economisch vlak willen voeren. We wensen dat de reguliere economie meespeelt in de sociale economie. Europa moet dat niet afremmen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Ik vond de uitleg over de VDAB nogal moeilijk. Heb ik goed begrepen dat het uitstellen van de herstructurering niets te maken heeft met de verordening? U zegt dat de manier waarop over arbeid wordt gedacht, ons tot nadenken moet stemmen over de herstructurering van de VDAB.
Minister Renaat Landuyt : Als jurist voel ik welke logica er op ons afkomt via de verordening. Als de structuren in een logica van uitbestedingsmarkten worden geplaatst, moeten we niet verwonderd zijn dat de reglementering in een marktlogica wordt opgebouwd.
Wat we willen doen met de VDAB, moeten we vanuit het aspect dienstverlening bekijken. Het uitgangspunt moet zijn welke dienstverlening de overheid wil garanderen. Uitgaan van de splitsing regisseur/actor zou ons ongewild plaatsen in een logica die de Europese economische logica argumenten geeft. Het concept zou hen helpen. Ik heb hierover geen dada's of taboes, ik sta open voor elk debat. Dit moet zeker in het Vesoc worden besproken.
Als ik moet bepalen welk percentage van de markt zal worden toebedeeld aan de VDAB, dan zou ik duidelijk een deel van de markt afschermen. Ik wil niet in een marktdenken geraken. Dat is het gevaar. We moeten de hoofddoelstelling zeker in het oog houden.
De heer Jan Laurys : U spreekt over het in elkaar schuiven van de sociale, reguliere en meerwaarde economie. De verordening is sowieso van toepassing op de sociale economie. Er blijft een probleem van aanmelding. U kunt nieuwe maatregelen nemen en die aanmelden. Het gevolg van de verordening zal echter zijn dat die zeer streng zal worden beoordeeld. Indien de percentages boven de plafonds vallen, zal de maatregel worden geweigerd. Er is dus een probleem voor de sociale economie op zich.
Minister Renaat Landuyt : Begrijp me niet verkeerd : ik wil niet te veel relativeren. Een en ander moet gelezen worden vanuit artikel 87 van het verdrag. Ik pleit ervoor om rustig af te wachten. Bij de meerwaarde-economie zal vlug op die logica worden gestoten. Ik sluit niet uit dat we er in de sociale economie ook mee geconfronteerd kunnen worden. Ik geef het voorbeeld van de kringloopwinkels. Dat is een sterk groeiende sector. Het is niet uitgesloten dat vanuit internationaal perspectief bedrijven op die markt willen komen. Voor ons zijn kringloopwinkels bijzonder interessant omdat mensen via die weg opnieuw ingeschakeld worden op de arbeidsmarkt. De internationale bedrijven zullen daar misschien tegen protesteren.
De heer Jan Laurys : Stel dat ik een minister ben met weinig middelen en voortdurend onder druk sta om een aantal maatregelen nemen, komt het me dan niet goed uit dat Europa me een paraplu geeft?
Minister Renaat Landuyt : Indien ik een tot op heden onbestaande, verstokte, donkerblauwe liberaal zou zijn, dan zou ik argumenteren dat de maatregel niet mag van Europa. Ik zou de interpretatie van Monti nog een beetje versterken. Dat is echter niet de denkwijze van deze Vlaamse regering.
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik volg de redenering dat, als een internationaal bedrijf op de boot zou springen, er geen probleem is op voorwaarde dat dezelfde groep mensen in aanmerking komt. Als de categorie mensen die nu wel aan de bak komt echter opnieuw in de marginaliteit verzeilt, dan zijn we helemaal verkeerd bezig. We staan voor een moeilijke opdracht en we moeten de zaak op een integere manier behandelen.
De voorzitter : De heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt gezegd dat we omwille van de nieuwe uitdaging, het voorstel van resolutie over dit thema, waarvan de bespreking vandaag op de agenda staat, beter opnieuw bekijken. Kunt u iets meer zeggen over de zin daarvan?
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer Voorhamme, ik denk dat het belangrijk is dat Vlaanderen duidelijk bepaalt hoe het de verordening interpreteert. Het is ook belangrijk om algemene maatregelen uit te werken. Ik ben bereid om mee te zoeken naar een goede technische formulering.
We zijn bezorgd over het sociale aspect van de zaak. De verordening mag ons zeker niet afremmen. Het voorstel van resolutie gaat duidelijk in tegen een afremming. We moeten ook veel belang hechten aan het voeren van een regionaal beleid. We mogen niet toelaten dat we worden genegeerd. We moeten dus zowel vanuit een sociale als vanuit een Vlaamse invalshoek werken. De regering moet een mandaat krijgen om stappen te zetten tegen de verordening.
De voorzitter : Stelt u dan een verdaging voor van dat agendapunt of zullen we het voorstel van resolutie vandaag aanpassen? Het lijkt me nogal moeilijk om nu plots een aanpassing uit onze mouw te schudden.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, pas bij het beantwoorden van de interpellatie en vraag, dacht ik aan het belang van een aanpassing van het voorstel van resolutie.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, ik begrijp niet goed hoe we via het voorstel van resolutie tegen de verordening kunnen ingaan.
Minister Renaat Landuyt : Ik wil niet ingaan tegen de verordening, maar tegen een bepaalde interpretatie van de verordening. Op voorwaarde dat de verordening correct wordt geïnterpreteerd, kan er nog net mee worden geleefd. Het zou geen schending van de regels zijn om de verordening op een bepaalde manier te interpreteren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.