Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 14/11/2002
Vraag om uitleg van de heer Johan Sauwens tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de aansnijding van een reserve- industriegebied ten behoeve van de mogelijke inplanting van een recyclagepark in Zutendaal
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Sauwens tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de aansnijding van een reserve-industriegebied ten behoeve van de mogelijke inplanting van een recyclagepark in Zutendaal.
De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, bij het totstandkomen van het decreet op de ruimtelijke ordening heb ik er altijd voor gewaarschuwd dat het niveau van de grote beslissingen en de doelstellingen van het Vlaams beleid voldoende hoog moet zijn om te beletten dat kleine particuliere belangen de bovenhand zouden krijgen. Vandaag vraag ik uw standpunt over zo'n kwestie. Aan de ene kant heerst er een soort Nimby-toestand in de bestendige deputatie van Limburg en aan de andere kant staat een burgemeester van een kleine gemeente met grote financiële problemen. Hij is op zoek naar grotere financiële draagkracht in de vorm van industrieterreinen. Het gevolg van die tweespalt is dat de ruimtelijke ordening geen strategische structuurvisie op lange termijn inhoudt, maar dat men vervalt in de casuïstiek van de oude Belgische gewoonten, en die zou Vlaanderen maar beter niet overnemen.
Concreet stelt de provincie Limburg in het licht van het structuurplan voor Limburg voor aan de regering om een gedeelte van het vroegere reserve-industriegebied Zutendaal om te vormen tot industriegebied. Het gaat over ongeveer 20 hectare. De discussie over wat er uiteindelijk zal komen, een recyclagepark of andere industrie, doet nu niet terzake. Ik heb minister Dua daar deze morgen al een paar vragen over gesteld.
Het gaat over een bijzonder gaaf gebied, met uitzondering van een kleine insnijding aan de overzijde van het Albertkanaal waar een handel in bouwmaterialen is gevestigd en die van de waterweg gebruik maakt voor de aan- en afvoer van goederen. Het gebied loopt van Munsterbilzen in het leemgebied tot in de Kempen. Het gaat dus over een overgangsgebied tussen de Kempen en Haspengouw. Het wordt in het VEN afgebakend en grenst aan een habitatrichtlijngebied. Het gebied heeft een bijzonder hoge natuurwaarde. Het vormt de facto de toegangspoort tot het nationaal park Hoge Kempen.
Volgens mij is het voorstel van de provincie Limburg in strijd met diverse lopende planningsprocessen. Het legt een hypotheek op de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Uit de toelichting van het structuurplan blijkt dat er een afspraak bestond om de N37, de gewestweg tussen Munsterbilzen en Zutendaal, als grens te nemen. Aan de ene kant van de weg zou er de industriële ontwikkeling zijn van het gebied Genk-zuid. Ik citeer letterlijk uit het structuurplan en de oriëntatienota over wat er aan de andere zijde zou komen : 'Voorbij Hasselt-Genk wordt het netwerk onderbroken. In de omgeving van Zutendaal primeert de natuurfunctie als een essentiële, internationale natuurverbinding tussen de grote landschapszones Kempen, Maasvallei en Voeren.' Op die manier kan de belangrijke corridor worden behoed tegen verdere ruimtelijke en ecologische versnippering.
Ik heb vernomen dat er tijdens het openbaar onderzoek naar het structuurplan Limburg geen enkel bezwaarschrift werd ingediend dat de omzetting zou motiveren. Het is een ingreep in extremis door het Limburgs provinciebestuur.
Mijnheer de minister, strookt een dergelijke omzetting met de geest van een openbaar onderzoek? Op welke manier kan zo'n voorstel rijmen met de principes van het RSV over gedeconcentreerde bundeling, die ook in het regeerakkoord duidelijk worden omschreven? Wat nu wordt georganiseerd, is lintbebouwing langs het Albertkanaal. Zult u het Economisch Netwerk Albertkanaal, ENA, consequent beschouwen als een netwerk van economische knooppunten zoals wordt omschreven in de doelstellingennota? Zult u de cesuur in een vrij gaaf natuurgebied toestaan?
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, vanzelfsprekend ben ik erg op mijn hoede en durf ik me niet goed te wagen in het wespennest van de Limburgse afvalverwerkingscapaciteit. Ik heb trouwens van minister Dua vernomen dat ze deze voormiddag op dezelfde vraag moest antwoorden.
Mijnheer Sauwens, laat het duidelijk zijn dat ik niet bevoegd ben voor het dossier dat vandaag aan de orde is. Toch zal ik proberen om een aantal beleidsmatige elementen weer te geven. Misschien kunnen ze het debat later op een serene wijze op de goede weg zetten en tegemoet komen aan uw verzuchtingen.
Het Procoro-advies over de regionale bedrijventerreinen die deel uitmaken van het Economisch Netwerk Albertkanaal, ENA, bevat een meerderheids- en een minderheidsstandpunt. Dat is toch wel merkwaardig, want het meerderheidsstandpunt werd ingenomen door 12 leden en het minderheidsstandpunt door 1 lid.
Het standpunt van de meerderheid luidt dat in het planningsproces van de Vlaamse overheid voor het ENA, de provincie Limburg een kleine uitbreiding van Genk-Zuid tussen Hasselt en Genk in de smalle strook tussen het Albertkanaal en de N702 moet inbrengen. Er zijn nog enkele andere voorstellen. Het minderheidsstandpunt van de vertegenwoordiger van de MINA-raad stelt dat er slechts één bijkomend bedrijventerrein mogelijk is in het ENA, met name de uitbreiding van Genk-Zuid gesitueerd tussen Hasselt en Genk, ten zuiden van het Albertkanaal.
Uit beide standpunten mag worden afgeleid dat over de uitbreiding van de terreinen ten zuiden van het Albertkanaal tussen Hasselt en Genk in de Procoro omzeggens geen afwijkende visie bestaat en dat deze optie als een suggestie in het planningsproces van de Vlaamse overheid moet worden ingebracht. Het RSV bepaalt immers dat het ENA zal worden behandeld op Vlaams niveau, ook al hebben we in het Zomerakkoord beslist om een aantal voorafnames mogelijk te maken.
Verder vroeg u naar de omzetting en de geest van een openbaar onderzoek. Het is vanzelfsprekend dat de provincieraad de taak heeft om na afweging van alle elementen -waaronder alle adviezen en bezwaren uit het openbaar onderzoek, evenals het advies van de Procoro, een definitief ruimtelijk structuurplan Limburg op te maken. Indien ze afwijkt van het Procoro-advies, moet de betreffende beslissing worden gemotiveerd.
In de overwegingen van het desbetreffend provincieraadsbesluit is aangegeven dat het reserveterrein Genk-Zuid moet worden bekeken in het kader van de uitwerking van het Albertkanaal en dat deze optie binnen de Procoro niet meer in vraag werd gesteld. U hebt zich hier afgevraagd of er nu een lintbebouwing langs het Albertkanaal zal ontstaan. Als gewezen minister van Openbare Werken en Mobiliteit kunt u goed het belang inschatten van deze vormen van economische weefsels. Soms leidt een maximale valorisatie tot vormen van lintbebouwing. Vandaag is het nog te voorbarig om daarover reeds uitsluitsel te geven.
Uw vraag of een dergelijk voorstel kan worden gerijmd met de principes van het RSV inzake gedeconcentreerde bundeling kan als volgt worden beantwoord. Volgens het subsidiariteitsprincipe is de uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal een gewestelijke planningsbevoegdheid. Dat staat misschien wat haaks op de voorschriften van het gewestplan Hasselt-Genk, waarin men zegt hoe een reservegebied voor industriële uitbreiding moet worden aangesneden. Uit dat artikel blijkt vooral dat dit planmatig moet gebeuren. In het RSV van december 1997 is ervoor gekozen om dat via een gewestelijk RUP te doen.
De ruimtelijke afweging voor de afbakening van nieuwe regionale bedrijventerreinen in functie van dit economisch netwerk moet dus gebeuren tijdens het planningsproces dat hiervoor op Vlaams niveau inmiddels is opgestart. Het maken van die afweging maakt bijgevolg geenszins het voorwerp uit van het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Het staat de provincie evenwel vrij ter zake aan de Vlaamse overheid suggesties te formuleren. Het gewest zal die te gepasten tijde op hun merites beoordelen. Het is dan ook evident dat uitspraken in het ruimtelijk structuurplan Limburg over gewestelijke planningstaken slechts beschouwd kunnen worden als suggesties aan de Vlaamse overheid.
Er is gekozen voor subsidiariteit, maar er moet duidelijk worden afgesproken wie voor wat bevoegd is. Ik wil er geen twijfel over laten bestaan dat dit een gewestelijke bevoegdheid is. De afbakening van het Economisch Netwerk Albertkanaal is essentieel. Men moet ook beseffen hoe groot het gebrek aan bedrijventerreinen in het Antwerpse is. In het Zomerakkoord is gezegd dat we, in afwachting van de afronding van de afbakening, er voorafnames moeten kunnen gebeuren. De politieke verantwoordelijkheid ligt daarvoor bij de Vlaamse overheid, en niemand anders.
De provinciale ruimtelijke structuurplannen van Antwerpen en West-Vlaanderen zijn goedgekeurd. Limburg bevindt zich in de eindfase. Zo'n provinciaal ruimtelijk structuurplan moet bij ministerieel besluit worden bekrachtigd. In dat ministerieel besluit zal uitdrukkelijk worden aangegeven dat de provincie Limburg de opties voor de ontwikkeling van de bedrijventerreinen langsheen het netwerk van het Albertkanaal enkel als suggestie aan de Vlaamse overheid kan formuleren. Ik voel me daar niet door gebonden. Het komt de Vlaamse overheid toe om alle aspecten af te wegen op basis van een visie op het gehele Albertkanaal en de gebieden van de natuurlijke structuur. Daarvan moet de uiteindelijke beslissing over de ontwikkeling van eventuele bijkomende bedrijventerreinen afhangen. Men moet belangen afwegen, en er moeten op een bepaald moment knopen worden doorgehakt. Het voorstel is niet opgenomen in de eerste fase van het VEN. Wordt het opgenomen in de tweede fase? Dat is vandaag niet aan de orde. Er zijn wel plannen ter zake. Het gaat niet om een habitatrichtlijngebied. We moeten onderzoeken wat primeert in de besluitvorming die volgens de geëigende kanalen moet worden afgehandeld.
Wat uw laatste deelvraag betreft, moet binnen het planningsproces voor de uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal een globale gewenste ruimtelijke structuur voor dat netwerk worden opgesteld. Daarin moeten alle vragen naar ruimte voor nieuwe bedrijvigheid zorgvuldig worden afgewogen ten opzichte van de waardevolle openruimtestructuren. Op een bepaald ogenblik moet een afweging worden gemaakt. De vermelde locatie langsheen het Albertkanaal kan in het planningsproces alleen binnen deze context worden onderzocht.
Het is evenwel evident dat niet uit het oog mag worden verloren dat dit terrein op het gewestplan de bestemming reservebedrijventerrein krijgt. Het is wel zo dat er in het verleden nog wel meer is gebeurd bij de inkleuring van het gewestplan. Het eventueel niet ontwikkelen van dit terrein impliceert dan ook dat de Vlaamse overheid dit terrein moet herbestemmen vanuit de visie op het Albertkanaal en de visie op de gebieden van de natuurlijke structuur. In een RUP voor het Albertkanaal moet men knopen doorhakken : ofwel wordt het gebied geheel of gedeeltelijk voorbestemd voor industrie, ofwel wordt het voorbestemd voor de natuurlijke structuur. Er zijn daarvoor argumenten. Uit het antwoord van de minister van Leefmilieu blijkt dat ook zij vandaag het antwoord daarop open laat. Noch Leefmilieu, noch Ruimtelijke Ordening zijn zo ver. Men mag wel met ideeën en voorstellen komen.
Noch in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, noch in de oriëntatienota voor de verdere uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal vindt u een gedetailleerde uitspraak over deze specifieke locatie. Zo ver zijn we nog niet. De voorgestelde locatie ligt duidelijk op de overgang van twee ruimtelijke systemen : het economisch knooppunt Genk enerzijds en de openruimteverbinding tussen het Kempisch Plateau en Haspengouw anderzijds. (Minister Dirk Van Mechelen wijst op een kaart gebieden aan)
U kiest voor de N37 als grens. Op basis van luchtfoto's is daarvoor iets te zeggen. Maar er is daarover vandaag nog geen uitspraak. Op basis van het principe van de gedeconcentreerde bundeling kan deze locatie in overweging worden genomen in de mate dat ze aansluit bij de bestaande concentratie van bedrijvigheid in Genk-Zuid, en in de mate dat de vermelde openruimteverbinding maximaal wordt gevrijwaard. Dat moet het voorwerp van een afweging uitmaken. In elk geval hebt u met uw vraag het dossier politiek aangekaart. Vandaag is het echter te vroeg om definitieve conclusies te trekken.
De minister van Leefmilieu is bezorgd over de open ruimte en de bosstructuren, en ook over het afvalstoffenbeleid. We moeten ook de mobiliteitseffecten in rekening brengen. In het antwoord van minister Dua lees ik dat ze opmerkingen maakt bij het gebruik van 20 hectare. Dat soort beslissingen moet goed worden afgewogen, en er moet rekening worden gehouden met de randvoorwaarden. Dat laatste zal wellicht gebeuren via een gewestelijk RUP.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het is goed dat we als parlementsleden onze bekommernissen uiten over dossiers waarover nog moet worden beslist, en dat we ons niet beperken tot commentaren achteraf.
Ik heb nog twee kleine bijkomende vragen. Als ik de minister goed begrijp, dan zegt hij dat dit geen voorafname wordt. Dit zal een onderdeel moeten uitmaken van de grotere, algemene afweging.
Minister Dirk Van Mechelen : Neen, ik zeg het tegendeel.
De heer Johan Sauwens : Zou het een element van de voorafname kunnen zijn?
Minister Dirk Van Mechelen : Ik heb gezegd dat in het Zomerakkoord staat dat beslissingen over wonen en werken sneller moeten gebeuren dan vandaag volgens de planningsprocedures het geval is. We hebben de ambitie om via de afbakening vorm te geven aan wonen en werken in Vlaanderen.
In Aalst zijn we echter al drie jaar bezig. Voor Kortrijk en Turnhout kunnen we er hopelijk nog dit jaar aan beginnen. Gent en Mechelen zullen volgen. Het verloopt allemaal erg moeizaam. Het is erg complex. Het gaat traag. Om een aantal doelstellingen van het RSV te halen, moeten we hier en daar in een hogere versnelling werken. In het Zomerakkoord staat daarover dat voor wonen en werken -in casu bedrijventerreinen -voorafnames zullen gebeuren op, bijvoorbeeld het Economisch Netwerk Albertkanaal.
Er is ook beslist om niet te wachten op de volledige afbakening van de agrarische structuren vooraleer we starten met de VEN-afbakening. Een gelijktijdige aanpak gaat niet. De eerste fase van de VEN-afbakening is al opgestart. Moet dit in de voorafnames worden opgenomen? Ik denk dat de bestemming van die terreinen in die discussie aan bod zal komen. Ik ben echter slecht geplaatst om daarover een oordeel uit te spreken. Als ik me niet vergis is gedeputeerde Smeets daar mee bezig.
De heer Johan Sauwens : Wanneer verwacht u het RUP voor het Albertkanaal?
Minister Dirk Van Mechelen : Ik zal dat straks zeggen, bij de bespreking van de beleidsbrief. We zullen minstens tot eind 2003 bezig zijn met het bespreken en het voorbereiden van de gewenste afbakening van dat Albertkanaal. Het totale RUP volgt maar in 2004. We werken met voorafnames, zoals we dat hebben beslist voor de zone onder Antwerpen en voor de Kempen, met de gemeenten Wommelgem, Ranst, Wijnegem en Zandhoven. We willen zo nagaan of er daar ruimte is om een deel van de taakstelling in te vullen. We zien bijvoorbeeld bij de stedelijke afbakening van Mechelen dat we er niet in slagen om de vooropgestelde doelstellingen van de aanleg van bedrijventerreinen binnen dat gebied te realiseren. Als we ooit de stedelijke afbakening van Antwerpen opstarten en rond hebben, dan zou het kunnen dat hetzelfde gebeurt. Dat Albertkanaal kan een belangrijke as zijn. Daar gaan we een aantal voorafnames op doen die perfect passen binnen het plaatje van de 4.200 hectare die we in de volgende jaren op gewestelijk niveau willen afbakenen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.