Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 14/11/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de compatibiliteit van het Vlaams Ecologisch Netwerk met andere plannen en concrete projecten van diensten van het Vlaams Gewest
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het openbaar onderzoek met betrekking tot het VEN
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw De Maght tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de compatibiliteit van het Vlaams Ecologisch Netwerk met andere plannen en concrete projecten van diensten van het Vlaams Gewest en van mevrouw Van den Eynde tot minister Dua, over het openbaar onderzoek met betrekking tot het VEN.
Mevrouw De Maght heeft het woord.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de Vlaamse regering besloot op 19 juli 2002 om een eerste selectie van gebieden voor het Vlaams Ecologisch Netwerk, het VEN voorlopig vast te stellen. Van de 308 Vlaamse gemeenten en steden zijn er al ongeveer 250 in de eerste lijst opgenomen. Tussen 23 september en 21 november 2002 -de periode is dus nog niet afgesloten -worden de geselecteerde gebieden in een openbaar onderzoek aan de bevolking voorgelegd. Het is uiteraard een heel goede zaak dat zo'n openbaar onderzoek gebeurt.
Het plan is belangrijk voor alle bestuurlijke niveaus, want het legt beperkingen op inzake beleidskeuzes en beheer. Het plan moet dus goed worden bestudeerd, want anders zouden wel eens beleidskeuzes kunnen worden gemaakt die niet kunnen worden uitgevoerd, zeker op het vlak van infrastructuur. Voor particuliere eigenaars van percelen binnen het VEN, komen er specifieke rechten en -als logisch gevolg van de rechten -plichten.
Ik heb echter een nare ervaring gehad. Wat me is opgevallen, is de gebrekkige communicatie over het VEN, vooral binnen de eigen diensten van het Vlaams Gewest. Dat is bedroevend. Ik zou u voorbeelden kunnen geven, maar dit is niet de geschikte plaats voor het bespreken van plaatselijke situaties. Gemeenten, steden of verenigingen organiseren vergaderingen over de natuur met vertegenwoordigers van administratieve diensten zoals de OVAM, Leefmilieu, de VLM en de AWZ. Ik heb zelf ervaren dat de ambtenaren niet eens op de hoogte zijn van het bestaan van het VEN. Ik heb het hier trouwens niet over kleine ambtenaren. (Rumoer)
De ambtenaren van de administratie Leefmilieu hebben het VEN op een aantal vergaderingen voorgesteld. Tijdens die vergaderingen is gebleken dat de ambtenaren van een aantal andere diensten, waaronder de administratie Waterwegen en Zeewezen, niet op de hoogte waren van de beslissing die de Vlaamse regering op 19 juli 2002 heeft genomen. Deze gebrekkige communicatie heeft repercussies op het terrein. Bepaalde administratieve diensten bereiden momenteel de uitvoering van vroegere beslissingen voor. In sommige gevallen kan het VEN de uitvoering van deze beslissingen evenwel volledig doorkruisen.
Volgens de huidige onderrichtingen mogen geen wijzigingen aan de waterhuishouding worden aangebracht. Op zich klinkt dit zeer goed. In het informatiepakket, dat iedereen vrij kan bekomen, staat letterlijk dat het verboden is het waterpeil en de ligging van de waterlopen te veranderen. Het ontwerpen van een nieuwe sluis zou echter het veranderen van het waterpeil of van de ligging van een waterloop kunnen inhouden. Toch hebben we een aantal nieuwe sluizen nodig om overstromingen te vermijden of om de waterhuishouding in een bepaald gebied te controleren. Uit het informatiepakket blijkt tevens dat het niet is toegestaan om een kleine jachthaven of een aanlegsteiger in een rivier aan te leggen. Indien ik de tekst niet goed heb begrepen, zou dit duidelijker moeten worden omschreven.
Ik denk dat ook de administratie Wegen en Verkeer niet goed beseft wat er precies op haar afkomt. De beslissingen omtrent de afbakening van de regionale stedelijke gebieden zou haar in conflict met het VEN kunnen brengen. De vraag is natuurlijk wat er dan met de betrokken gebieden zal gebeuren.
Ik vind het uitvoeren van een openbaar onderzoek een zeer nuttige en goede zaak. De VLD heeft dan ook geijverd voor het houden van een openbaar onderzoek. Dit onderzoek zal de verschillende diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de lokale besturen in staat stellen om, samen met particulieren, nog enkele wijzigingen voor te stellen. Ik kan enkel hopen dat die voorstellen ook zullen worden aanvaard. Ik vind het evenwel een eigenaardige zaak dat de diensten van het Vlaams Gewest een openbaar onderzoek moeten aanwenden om andere diensten van dezelfde administratie op mogelijke problemen te wijzen.
Er wordt gesteld dat het VEN een overdruk van het gewestplan zal worden. Het zal in de toekomst onder geen beding mogelijk zijn om werken van openbaar nut, die vroeger op basis van de stedenbouwwet konden worden uitgevoerd, in een VEN-gebied uit te voeren. Dit is een zeer strenge bepaling. Indien een potpolder of een wachtbekken noodzakelijk blijken om overstromingen in een woonwijk te vermijden, moeten die werken worden uitgevoerd. Zal dat in de toekomst nog wel kunnen?
Is nog in overlegmomenten met de andere diensten van de Vlaamse administratie voorzien? Ik weet dat er al overleg is geweest. Dit overleg moet evenwel niet enkel de top van de administratie bereiken. Iedereen die op het terrein werkt, moet op de hoogte worden gebracht. Tenslotte gaat het hier om de mensen die de meeste vragen moeten beantwoorden.
Is er over het VEN voldoende gecommuniceerd? Kan die communicatie in de nabije toekomst nog worden verbeterd?
Is in uitzonderingsmaatregelen voorzien voor de werken in de VEN-gebieden die vroeger als werken van openbaar nut werden omschreven? Wat zal er gebeuren met de dossiers die klaar zijn om te worden uitgevoerd? Ik denk hierbij aan werken aan de wegen of aan de waterwegen die door het VEN kunnen worden gehypothekeerd.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mijnheer de voorzitter, iedereen weet dat de Vlaamse regering op 19 juli 2002 heeft beslist om een eerste selectie van VEN-gebieden door te voeren. Ten gevolge van deze beslissing is een openbaar onderzoek opgestart. Dit openbaar onderzoek loopt nog tot 21 november 2002.
Ik kan enkel vaststellen dat de termijn van het openbaar onderzoek bijzonder kort is. Tenslotte betreft het hier een zeer belangrijk en bij het grootste gedeelte van de bevolking vrij onbekend dossier. Wie de burger in de straat of zelfs bepaalde politici vraagt wat het VEN precies inhoudt, zal ontdekken dat veel mensen hier weinig of niets van afweten. Zelfs de gemeentebesturen die rechtstreeks met de selectie van de VEN-gebieden worden geconfronteerd, weten amper wat het VEN inhoudt. Omdat het VEN een belangrijke impact op de geselecteerde gebieden kan hebben, vind ik dit evenwel een belangrijk dossier.
Ik heb gemerkt dat de gemeentebesturen niet over digitale kaarten kunnen beschikken. Op de website van het VEN heb ik geen gedetailleerde kaart gevonden. Dit maakt het onmogelijk om met betrekking tot een bepaald ontwerp van VEN-gebied een juist en degelijk onderbouwd bezwaarschrift in te dienen.
Eenzelfde opmerking is terug te vinden in het advies dat de MINA-raad door middel van een brief aan de minister op 3 oktober 2002 heeft uitgebracht. 'Sommigen willen de voorbereidende kaarten bekomen die aanduiding geven van de gewenste natuur- en bosstructuur. Anderen zouden willen beschikken over een digitale versie van de ontwerpkaarten. De MINA-raad stelt vast dat momenteel noch op de ene, noch op de andere vraag kan worden ingegaan.' De MINA-raad vraagt zich ook af of bij het niet ter beschikking stellen van deze informatie wordt teruggegrepen naar een van de uitzonderingsgronden die vermeld zijn in het decreet van 18 mei 1999 betreffende de openbaarheid van bestuur. De raad vraagt zich af of er bijvoorbeeld een vastgestelde geheimhoudingsplicht is, of de kaarten over de gewenste natuurlijke bosstructuur niet af of onvolledig zijn. De raad pleit er alleszins voor om die kaarten ter beschikking te stellen aan de geïnteresseerden en aan de gemeentebesturen.
De raad pleit er voor om ook de digitale versies van de ontwerpkaarten vrij te geven, daar deze digitale versies naar verluidt al her en der officieus de ronde zouden doen. Het lijkt me belangrijk dat deze versies via internet ter beschikking worden gesteld aan alle geïnteresseerden, zodat iedereen op een degelijke wijze een correct onderbouwd bezwaarschrift kan indienen. Ten slotte merkt de MINA-raad op het nodig te vinden over al die documenten te kunnen beschikken, wil hij zijn adviesopdracht over de bezwaarschriften inzake het VEN kunnen uitvoeren.
Ik heb deze vraag om uitleg zeer laat ingediend. Dit is echter dringend : het openbaar onderzoek wordt voor het einde van deze maand afgerond. Mevrouw de minister, klopt het inderdaad dat er geen digitale ontwerpkaarten voorhanden zijn ter begeleiding van dit openbaar onderzoek? Op welke wijze werd de bevolking in kennis gesteld van het ontwerp van de VEN-gebieden? De burger kan ter zake weliswaar een boekje verkrijgen op het gemeentehuis, maar ik denk niet dat elke burger dat initiatief neemt.
Welke informatiecampagnes hebt u ter zake nog gevoerd? Bestaat de mogelijkheid om alsnog te voorzien in die digitale ontwerpkaarten? Het lijkt me belangrijk dat die toch ter beschikking zouden worden gesteld. Gelet op de afwezigheid van die kaarten wil ik u vragen of u bereid bent om de termijn voor het openbaar onderzoek bij uitzondering te verlengen tot 120 dagen. Door die verlenging en het ter beschikking stellen van digitale ontwerpkaarten zou het uiteindelijk toch nog mogelijk zijn voor de burger om een degelijk bezwaarschrift in te dienen.
De voorzitter : Mevrouw Vertriest heeft het woord.
Mevrouw Isabel Vertriest : Mijnheer de voorzitter, ik schrik wat van de vragen die mevrouw De Maght stelde over de inhoud van het VEN. Zij is weliswaar burgemeester, maar toch ook volksvertegenwoordiger, en de vorige maanden is het VEN zeer uitgebreid aan bod geweest in het parlement. (Opmerkingen van mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht)
Als u vraagt of een gebied al dan niet een bestemming heeft, dan vraag ik me af waar we mee bezig zijn. U zou in de eerste plaats goed moeten weten wat de inhoud van het VEN is.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Maar ik weet het!
Mevrouw Isabel Vertriest : Van de 87.000 hectare die voorliggen hebben 79.000 hectare nu al een groene bestemming. Ter zake zijn er dus niet zoveel wijzigingen. De grootste wijziging is dat dit effectief groene gebieden worden, terwijl het daarvoor gebieden waren die zogenaamd groen waren, maar voor allerlei dingen werden gebruikt. Dat heeft te maken met het decreet inzake natuurbehoud.
De MINA-raad moet alle elementen hebben om haar werk goed te kunnen doen. Ik ben een beetje verbaasd over de reacties. Als ik ergens kom voor een debat, zoals gisterenavond, dan zie ik die kaarten circuleren. Ik denk dus niet dat ze zo geheim zijn, wat niet wegneemt dat men ze nog toegankelijker kan maken.
Ik ben aangenaam verrast door het initiatief dat op 26 en 27 september in Oost-Vlaanderen plaatsvond, en op andere momenten in alle andere provincies. Daarop kon iedereen zich zeer uitgebreid informeren, met de hulp van ambtenaren, over de inhoud van het VEN. Elke informatieverstrekking kan natuurlijk worden verbeterd, maar in vergelijking met de openbare onderzoeken voor bouwvergunningen, worden hier extra inspanningen geleverd om informatie te geven. U mag niet laten uitschijnen dat niemand weet hoe het nu precies zit, dat gaat wat te ver.
De voorzitter : De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes : De informatie die de administratie verstrekt aan de gemeenten en aan de bevolking is goed. Dit is een van de weinige openbare onderzoeken waar zoveel mensen bij betrokken zijn en waarbij zoveel vragen worden gesteld aan het gemeentebestuur.
Ik heb een vraag over de bezwaarschriften die ter zake kunnen worden ingediend. In de eerste fase van de afbakening van het VEN zijn de stranden opgenomen tot aan de laagwaterlijn. Verenigingen die zich daar zorgen over maken hebben aan de administratie gevraagd wat die afbakening voor de stranden betekent. Als antwoord kregen ze een reeds genomen besluit toegezonden. In welke mate heeft het dan enig nut om bezwaarschriften in te dienen? Wat die stranden betreft en de opname van de laagwaterlijn in het VEN, zijn er immers reeds maatregelen genomen na de eerste fase. Dat vind ik niet goed. Als in de mogelijkheid wordt voorzien om bezwaarschriften in te dienen, dan verwacht de bevolking uiteraard dat die bezwaren op hun merites worden beoordeeld, en dat er rekening mee wordt gehouden.
De voorzitter : De heer Van Looy heeft het woord.
De heer Jef Van Looy : Ik sluit me aan bij wat mevrouw De Maght heeft gezegd. Ik heb het gevoel dat het om gebrekkige communicatie gaat. De burgers weten nog niet goed waarover het gaat. We moeten ons daarvan bewust zijn. Ik heb al veel vergaderingen en debatten meegemaakt waarop de afdeling Natuur uitleg kwam geven. Ik heb al de uitleg gehoord van milieu-ambtenaren die daarvoor slides van de afdeling Natuur gebruiken. Toch blijven er vragen. Men zegt voortdurend dat er geen landbouwgronden in het geding zijn. Volgens het decreet kan dat inderdaad niet. Dat zou enkel in een GENO kunnen, als het om ecologisch waardevolle agrarische gebieden gaat, die geel-groen zijn ingekleurd.
Het probleem gaat echter niet over het agrarisch gebied, maar wel over het agrarisch gebruik. De afdeling Natuur blijft volhouden dat die agrarisch gebruikte gebieden erbuiten worden gehouden. Als men dan toch met het tegendeel wordt geconfronteerd, dan schrikt men, en zegt men dat de landbouworganisaties daarvoor hun akkoord hebben gegeven. Als dat zo is, dan zou ik graag dat akkoord kunnen inkijken. De landbouworganisaties kunnen me immers het bestaan ervan niet bevestigen. Blijkbaar organiseert men bewust de verwarring.
We kennen het decreet. Het VEN heeft betrekking op de GEN's en GENO's. Men praat echter enkel over het VEN. Volgens het gewestplan zijn dat nochtans twee verschillende zaken, of kunnen dat twee verschillende zaken zijn. Waarom worden die niet gescheiden? Er zijn ook verschillen wat het aandeel natuur betreft. In een GEN moet meer dan 50 percent van de oppervlakte natuurgebied zijn, in een GENO moet dat niet het geval zijn. De minister schudt ontkennend het hoofd, maar toch is dat zo. Tussen beide zijn er grote verschillen, maar daarover heeft men het niet.
Hoe zal het in de toekomst met de natuurrichtplannen verlopen? Er moet daarover een besluit worden genomen. Is er al een ontwerp van besluit, en is dat al bruikbaar? Welke antwoorden geeft men op de vragen van de mensen? Het gaat voornamelijk om de eigenaars. De gebruikers -de boeren -hebben al lang door wat er aan de hand is. De eigenaars zitten met een ei. Men moet duidelijk maken hoe het zit met dat besluit over de natuurrichtplannen. Het decreet op zich is immers te algemeen. Men wil eerst afbakenen, om pas nadien te zeggen wat er aan de hand is. Dat kan niet.
De GEN's en GENO's betreffen grote gebieden. Vandaag echter zie ik dat men kleine stukjes afbakent. (Opmerkingen van minister Vera Dua)
Mag ik mijn redenering afmaken? In mijn gemeente liggen naast die afgebakende kleine stukjes grond ook grote bosgebieden. Die zijn eigendom van het gewest. Het gaat over bijna 300 hectare bos. Behoudens een klein stukje in de vallei wordt dat bos niet in de afbakening opgenomen. De mensen worden ongerust. Waarom worden kleine stukjes grond wél opgenomen, en de grote niet? Dat was toch de bedoeling van de decreetgever?
Voortdurend zegt de afdeling Natuur dat bezwaarschriften alleen maar zin hebben als men zelf gebruiker of eigenaar is. Men raadt ook aan om een bezwaarschrift individueel in te dienen. Groepsinitiatieven zou men aan de kant leggen. Iedereen mag toch een bezwaar indienen? Waarom moeit men zich met de wijze waarop dat gebeurt? Waarom staat dat zelfs op een slide van de afdeling Natuur? Waarom mogen we ons geen vragen stellen over het feit dat men kleine stukjes grond inpalmt, maar de grote stukken van het gewest links laat liggen? Wil men de grootgrondbezitters sparen en alles bij de kleine boeren halen? Ik heb veel vragen waarop ik een antwoord verwacht. Als er een akkoord bestaat, dan wil ik de tekst zien.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, ik zal eerst op de vragen van mevrouw De Maght antwoorden, om het daarna over het openbaar onderzoek te hebben, want dat sluit aan bij de vraag van mevrouw Van den Eynde. Vooraf wil ik toch benadrukken dat het om een nieuw instrument gaat, en alle inspanningen kunnen niet verhinderen dat er daarover vragen leven en ongerustheid heerst. We zullen alleszins ons best doen om de communicatie nog te verbeteren. Ik ben bereid om met de afdeling Natuur eens te onderzoeken wat we op dat vlak nog kunnen doen. Het is belangrijk dat de afdeling de burger goed informeert. Velen, zoals mevrouw Vertriest en de heer Van Looy, nemen deel aan openbare debatten over het VEN. Gisteren nam ik zelf deel aan een debat over het VEN met twee- tot driehonderd eigenaars van gronden langs de Leie. Het thema leeft, en het is goed dat daarover publiek wordt gesproken.
De nauwst betrokken administraties en afdelingen zijn Natuur, Bos en Groen, Land, de VLM, Ruimtelijke Planning, de ALT en Monumenten en Landschappen. Ze werden en worden gegroepeerd in het strategisch project Ver-Af. De afdeling Natuur is eind vorig jaar een consultatieronde begonnen bij de andere, minder nauw betrokken administraties en afdelingen, waaronder de AWZ en de AWV, ter voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten in verband met het VEN. Ik kan de ambtenaren moeilijk vragen om voor elke individuele taak van de AWZ een uitgebreide informatiesessie te organiseren. In elk geval was de AWZ bij de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten betrokken. De meeste geraadpleegden hebben toen blijkbaar ook de kaarten ingekeken. Elke administratie kan haar opmerkingen formuleren naar aanleiding van het openbaar onderzoek. Gisteren hoorde ik nog de kwakkel dat de andere administraties van het Vlaams Gewest naar aanleiding van het openbaar onderzoek geen bezwaar kunnen indienen. Dat is niet juist. Gemeenten, provincies en andere diensten van het Vlaams Gewest kunnen dat wel.
In het kader van de kruispuntencommissie wordt een werkgroep opgericht om verdere afspraken over het VEN binnen de LIN-administraties mogelijk te maken. Ook kan elke administratie gebruikmaken van de ruime communicatie- en informatiemogelijkheden die ook aan de bevolking worden aangeboden.
De vraagsteller wil vooral weten welke de ontheffingscriteria zijn voor de afbakening van het VEN. Indien de openbare veiligheid in het gedrang is, bijvoorbeeld bij overstromingsgevaar, dan voorziet het decreet in de ontheffingsmogelijkheid. Ontheffing is voorzien in de artikelen 25 en 56 van het decreet. Projecten die klaar liggen en waarvoor geen ruimte is binnen het VEN, moeten worden getoetst aan bovenstaande decretale ontheffingsmogelijkheden. Er zal dan worden geoordeeld of er een beroep kan worden gedaan op de ontheffingsmogelijkheid. Verder wil ik benadrukken dat deze afbakeningen in de bestaande natuur- en aanverwante bestemmingen plaatsvinden en dat het gebiedsgericht natuurbeleid volledig ingekapseld is in de ruimtelijke ordening. Ik vermoed dus niet dat er veel bouwvergunningsplichtige werken klaar liggen binnen het VEN. Voor de individuele gevallen zijn er eventueel ontheffingsmogelijkheden.
Mevrouw Demaght, ik heb de bewuste artikelen van het decreet bij me. Indien u dat wenst, kan ik ze u geven. U kunt dan zelf nagaan hoe die werken daar in passen. Het is een goede zaak dat we het openbaar onderzoek hebben ingevoerd.
Mevrouw Van den Eynde, naar analogie met de openbare onderzoeken in het kader van de ruimtelijke ordening had de administratieve werkgroep in eerste instantie beslist om de ontwerpkaarten niet in digitaal formaat ter beschikking te stellen. Tijdens de provinciale infomarkten kon men met de hulp van GIS-experten de digitale bestanden wel raadplegen. De landbouwers, en ook elke andere burger, konden samen met de ambtenaar via de computer nagaan of een bepaald perceel al dan niet in het gebied lag. Elke burger, groep of vereniging kon tijdens de 2 dagen en avonden in elke provincie een grafische uitleg over de ontwerpafbakeningen krijgen. Het was eveneens mogelijk gebruik te maken van een overlay zodat ook de gewestplannen konden worden geraadpleegd.
Er bleek veel vraag te zijn naar digitale kaarten. Ook de MINA-raad stelde deze vraag in een briefadvies. We hebben dan ook snel beslist om de digitale kaarten ter beschikking te stellen van iedere belangstellende. De gemeenten en de provincies kregen automatisch een exemplaar toegestuurd. Ik was gisteren in Sint-Martens-Latem. De burgemeester heeft me daar bevestigd dat de mensen die kaarten in de gemeente konden consulteren. Mijn diensten hebben me bovendien gezegd dat de kaarten ook op het internet kunnen worden geraadpleegd.
Onmiddellijk na de voorlopige vaststelling van de ontwerpafbakeningen onder het VEN, eerste fase, werden gemeente- en provinciebesturen op de hoogte gebracht van het openbaar onderzoek, de voorafgaande informatiedagen voor ambtenaren en gemeentebesturen en de organisatie van de provinciale infomarkten voor het algemeen publiek. Tevens werd een strooifolder opgemaakt waarin algemene informatie over het VEN en over de ontwerpafbakening, over het openbaar onderzoek en de provinciale informatiedagen wordt vermeld. Er bestaan bovendien brochures die kunnen worden aangevraagd met een briefkaart. De informatie wordt zeer ruim verspreid naar alle bibliotheken, boekenwinkels, openbare gebouwen, plaatsen met infozuilen, gemeente- en provinciebesturen, verenigingen, administraties, studiebureaus, universiteiten, enzovoort.
In alle provincies werd ook informatie gegeven via de lokale media. Voor de afbakening van het VEN verscheen een paginagroot officieel bericht in enkele kranten. Er werd ook een informele, meer in het oog springende advertentie in deze kranten geplaatst. Bij de opening van de eerste provinciale infomarkt op 26 september in Gent werd de informatie door het kabinet Leefmilieu en Landbouw ook bekendgemaakt via de nationale media. Die campagne is niet zo goed geslaagd.
Ter voorbereiding van het openbaar onderzoek inzake de ontwerpafbakening werd voor de gemeentebesturen en hun ambtenaren een speciale informatiedag georganiseerd op 17 september 2002, waarop de toelichting gegeven werd over het proces, de achtergrond, het overleg, enzovoort. Er werd tevens meegedeeld wat er op een bezwaarschrift zeker moet worden vermeld voor de onderbouwing ervan. Aan de gemeentebesturen die niet aanwezig konden zijn op deze informatiedag werd een uitgebreide infomap opgestuurd. Op de website staan alle nuttige gegevens, inclusief gerichte informatie aan gemeentebesturen.
Daarnaast is gekozen voor een gepersonaliseerde aanpak waarbij iedereen met zijn heel specifieke vragen terecht kan op diverse manieren. Iedereen werd uitgenodigd op de infomarkten waarbij aan alle mogelijke ambtenaren heel gerichte vragen konden worden gesteld. Per provincie werd de infomarkt over 2 dagen en avonden gespreid.
Naast deze informatiedagen en provinciale infomarkten zijn eveneens brochures gepubliceerd. Het gaat om 1 algemene brochure 'Wegwijs in het VEN', en 4 brochures gericht op specifieke groepen van landgebruikers : landbouwers, bosbeheerders, eigenaars en recreanten, jagers en vissers. Deze brochures kunnen gratis worden verkregen bij de afdeling Natuur.
Zoals al eerder vermeld werd, is er ook een website waarop zowel de brochures als andere informatieve documenten kunnen worden geraadpleegd. Er is een vraagbaak met de meest gestelde vragen en antwoorden. Daarnaast is er nog de Vlaamse Infolijn met een groep specialisten waar iedereen met zijn vragen terecht kan.
We hebben heel wat inspanningen geleverd die ook heel wat geld hebben gekost. We hebben geïnvesteerd in het openbaar onderzoek. Zoals mevrouw Vertriest echter al heeft aangegeven, kan er nooit genoeg worden gedaan. We kunnen altijd meer en beter. Velen realiseren zich nog niet dat hun perceel in het VEN ligt. De landbouworganisaties zorgen er echter voor dat de informatie bij iedereen terechtkomt. Ik veronderstel dat er ook gezamenlijke bezwaarschriften zullen worden ingediend.
Mijnheer Van Looy, ik zal uw kritiek op de afdeling aan de betrokkenen overmaken. De individuele burger met een perceel in het VEN doet er goed aan ook een individueel bezwaarschrift in te dienen. Dit neemt uiteraard niet weg dat organisaties zoals de Boerenbond en de Unizo waarschijnlijk een algemeen bezwaarschrift zullen indienen. Indien de individuele landbouwer zich echter op de een of andere manier benadeeld voelt, kan hij beter ook een eigen bezwaarschrift opstellen. De afdeling Natuur heeft te goeder trouw gehandeld.
Mevrouw Van den Eynde, uit het voorgaande blijkt dat het moeilijk is om op uw verzoek voor een verlenging van het openbaar onderzoek naar 120 dagen, in te gaan. De periode is bovendien decretaal vastgelegd. Ik garandeer u dat alle bezwaarschriften terdege zullen worden behandeld. Ik wens van de gelegenheid gebruik te maken om alle ambtenaren die zich hebben ingezet te bedanken voor hun inspanningen. Het was een hele klus om onder andere op de infodagen permanent ter beschikking te staan. Ik hoop uiteraard dat er niet veel bezwaarschriften zullen worden ingediend. Ik denk echter dat iedereen genoeg informatie heeft gekregen om een bezwaarschrift over te maken.
De voorzitter : Mevrouw De Maght heeft het woord.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wat mijn vragen betreft, kan ik iedereen verzekeren dat ik weet waarover ik praat. Anders zou ik ze trouwens niet stellen. Ik heb voorbeelden aangehaald die ik zelf heb beleefd. In de beginfase waren ambtenaren van andere administraties niet voldoende op de hoogte van de impact van de voorstellen. Ik betwist niet dat het openbaar onderzoek een goede zaak is. Ik heb dat trouwens zelf aangegeven. Niemand kan betwisten dat mijn partij heeft meegewerkt om die regeling op poten te zetten.
Ik ontken niet dat zeer veel ambtenaren te velde heel goede informatie hebben gegeven, ook aan andere ambtenaren. Ik sta echter nogal met mijn twee voeten op de grond. Ik wil het allerbeste voor de natuur. Ik vraag me wel dikwijls af hoe de zaken in de praktijk moeten worden geregeld. Volgens mij was er beter nog een tussenstap geweest door ook met andere administratieve diensten rond de tafel te gaan zitten.
Aan de heer Van Looy wil ik aanraden om alle informatie die op de website te vinden is, even door te nemen. Daarop staat over de zoektocht naar consensus te lezen : 'De geselecteerde gebieden werden ter discussie voorgelegd aan vertegenwoordigers van natuur-, landbouw- en bosorganisaties, namelijk de Boerenbond, het Vlaams Agrarisch Centrum, het Algemeen Boerensyndicaat, Natuurpunt, de Vereniging van Bos in Vlaanderen, de Koninklijke Belgische Bosbouwmaatschappij en de Vlaamse Landeigenaars.' Omdat dit op de website staat, heb ik er geen vragen over gesteld. Ik ga ervan uit dat er geen leugens staan op die website.
Ik las daar : 'Het natuurdecreet legt vast dat alleen gebieden van een welbepaalde, zogenaamd 'groene', bestemming op het gewestplan als VEN aangewezen kunnen worden. Het VEN zal worden opgebouwd uit Grote Eenheden Natuur, GEN's, en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling, GENO's. Binnen GEN's en GENO's gelden dezelfde regels'. (Opmerkingen van de heer Jef Van Looy)
Verder staat er op de website : 'Daarenboven werkt men een integraal en verwevings- en ondersteunend netwerk uit.' Dat is heel belangrijk, maar ik vind nog veel belangrijker wat de minister heeft opgemerkt over uitzonderingen en ontheffingen. In de tekst heb ik daarover maar één zinnetje teruggevonden. Ik maak me er dan ook zorgen over. De praktische plannen kunnen echter de plannen doorkruisen van zowel het bestuur van de Wegen en het bestuur van de Waterwegen, als van de Polders en Wateringen. Ik vraag dan ook om bijzondere aandacht te besteden aan dit punt.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, om misverstanden te vermijden, wijs ik er nog een keer op dat niet alle projecten die op stapel staan, kunnen worden uitgevoerd. Ik heb erop gewezen dat er ontheffingsmogelijkheden zijn en dat alle voorstellen moeten worden afgewogen.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Mevrouw de minister, ik zou liever hebben dat wordt vastgelegd welke ontheffingsmogelijkheden er zijn.
Minister Vera Dua : Het decreet bepaalt die mogelijkheden. Zeker over het overstromingsgevaar bestaat geen discussie.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Maar wie bepaalt of er overstromingsgevaar is? Wie bepaalt de veiligheid? De gemeente kan inschatten of er al dan niet sprake is van overstromingsgevaar. Ik heb het al meegemaakt dat op een ander niveau iets anders wordt beslist. Het zou beter zijn als wordt vastgelegd wie dergelijke zaken bepaalt. Ik zou het liefst hebben dat de plaatselijke gemeenschap bevoegd wordt. De subsidiariteit moet overal en in elk besluit doorwegen.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar het is duidelijk dat het verspreiden van informatie beter kon. Ik vertelde dat er grafische kaarten ter beschikking werden gesteld van de provincie, waarop eigenaars kunnen zien of hun eigendom al dan niet in VEN-gebied ligt. Dat is te beperkt, want ik kan me moeilijk voorstellen dat elke eigenaar op die informatieavond aanwezig kon zijn.
Het is belangrijk om de ongerustheid bij de bevolking weg te nemen door een betere verspreiding van informatie. Zo maken zich nu heel wat mensen zorgen over de visputten bij Niel. Ook in Bornem aan het Zuidelijk Eiland is men ongerust. Daar wordt zaterdag zelfs een betoging georganiseerd tegen de afbakening van het VEN-gebied. Als ze over voldoende informatie beschikken, kunnen de mensen een onderbouwd bezwaarschrift indienen.
De voorzitter : De heer Van Looy heeft het woord.
De heer Jef Van Looy : Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even reageren op de opmerkingen van mevrouw De Maght over het openbaar onderzoek. Het klopt dat de VLD erop stond dat er een openbaar onderzoek kwam, maar in 1997 had u wat harder uw best moeten doen. Ik heb toen een amendement ingediend. Herinnert u zich nog wat er toen is gebeurd? U stemde het artikel weg, maar daarmee ook de afbakening en daardoor werd het hele decreet geblokkeerd.
Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op de vraag waarom alleen het VEN wordt afgebakend en niet de GEN's en GENO's. Volgens mevrouw De Maght staat op de website dat dezelfde regels worden gehanteerd. Dat stemt niet overeen met het decreet. We hebben het over groengebieden, maar GENO's kunnen ook worden afgebakend in agrarisch gebied. Het decreet vermeldt een duidelijk onderscheid.
In de praktijk zijn er altijd problemen met het besluit over natuurrichtplannen. De informatie voldoet niet. Niemand kan aan de mensen vertellen wat er precies zal gebeuren in de gebieden omdat het besluit er nog niet is. Wanneer komt het er?
Ik wil best geloven dat de landbouworganisaties werden ingelicht, maar nu wordt beweerd dat er tijdens de vergadering een akkoord werd bereikt. Als dat zo is, dan zou ik graag weten wat er werd afgesproken.
De voorzitter : De heer Lachaert heeft het woord.
De heer Patrick Lachaert : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, we hebben veel tijd gestopt in de besprekingen van dit decreet. De VLD heeft altijd al een openbaar onderzoek gevraagd. Dat onderzoek is van groot belang omdat het een toetsing is aan de realiteit.
In de commissie hadden we al een en ander voorspeld over de afbakening. Het is altijd ons standpunt geweest om de zones die in de Ruimtelijke Ordening als prioritair zijn aangeduid, bij voorkeur in de eerste fase van de afbakening op te nemen.
Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat deze opmerking correct is en u hebt op uw plechtigecommuniezieltje beloofd uw best te doen om de eerste afbakening te beperken tot die zones. Op die manier zou pas bij een tweede afbakening ten belope van 125.000 hectare, worden onderzocht welke gebieden aan de eerste afbakening moeten worden toegevoegd. Wat ik vermoedde, werd bevestigd in het openbaar onderzoek. De gemeenteraad van Merelbeke heeft u dinsdag een unaniem goedgekeurd bezwaarschrift overgemaakt. We hebben de milieudienst alles, per kadastraal perceel, laten controleren. Wij vragen ons af waarom 4 zones die heel groen zijn, niet worden afgebakend in de eerste fase. Dat strookt niet met de belofte aan de VLD om eerst groene zones af te bakenen.
Als we die redenering op een sofistische wijze doortrekken, zoals de Jezuïeten zeer goed kunnen, kunnen we alle woonzones en industriezones in Vlaanderen afbakenen en de groengebieden door middel van gewestplannen bestemmen. Op die manier zou heel Vlaanderen worden afgebakend. In theorie zou dit kunnen.
Namens de VLD wil ik hier nog een opmerking over de tweede fase, de uitbreiding van 87.000 ha tot 125.000 ha maken. Er bevinden zich in de gewestplanning nog heel wat groene zones die ook feitelijk groen zijn. Ik heb het dus niet over de zogenaamde groene zones die in de praktijk bebouwd zijn. Met betrekking tot die laatste zones heeft de minister gelijk. Ik vind het eigenaardig dat bepaalde groene gebieden in de eerste fase niet in het VEN zijn opgenomen. Namens de VLD zou ik de minister dan ook willen vragen om hier in de tweede fase werk van te maken. Ik wil de administratie het voordeel van de twijfel gunnen. De groene gebieden die effectief groen zijn, moeten in de tweede fase in het VEN worden opgenomen. Ik zal de minister mijn nota over de situatie in Merelbeke overigens onmiddellijk bezorgen.
De voorzitter : De minister hoeft uiteraard nu niet op die nota in te gaan.
Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Ik heb daarnet telefonisch nog enkele inlichtingen ingewonnen. Blijkbaar ligt het besluit betreffende de natuurrichtplannen nog steeds bij de Raad van State. Aangezien we hier al een tijdje op wachten, bellen we haast wekelijks om op een spoedig advies aan te dringen. Ik wil er overigens op wijzen dat er zich, onder meer ten gevolge van het Zomerakkoord, nog heel wat teksten van mijn kabinet bij de Raad van State bevinden. Dit zorgt voor een aantal problemen inzake de vooropgestelde timing. Dit besluit zal de hele procedure uiteindelijk definitief vastleggen.
Wat de opmerkingen van de heer Van Looy over het natuurrichtplan betreft, wil ik erop wijzen dat ik steeds dezelfde signalen opvang. Heel wat mensen vragen zich af hoe ze zich over het VEN kunnen uitspreken zolang ze niet weten wat er in het natuurrichtplan staat. We hebben echter voor maatwerk gekozen om heel Vlaanderen niet in een carcan te steken en om onnodige verbodsbepalingen te vermijden.
Ik veronderstel dat de heer Van Looy van mij vooral een verduidelijking van het hele dossier verlangt. Ik beantwoord dergelijke vragen meestal met een verwijzing naar de stuurgroepen die voor elk individueel gebied zullen worden opgericht. In die stuurgroepen zullen vertegenwoordigers van alle gebruikers zetelen. Die vertegenwoordigers zullen hun inbreng in het natuurrichtplan hebben. Het natuurrichtplan zal tevens aan een openbaar onderzoek worden onderworpen. Mijns inziens is er in heel Vlaanderen geen enkele procedure waarbij in zoveel inspraak wordt voorzien. Aangezien we een aantal zaken voor lange tijd vastleggen, is die inspraak uiteraard een goede zaak.
Ik zou nog even willen reageren op de opmerkingen van de heer Lachaert over de landbouw. Er is steeds een enorme verwarring tussen de begrippen 'bestemming landbouw' en 'gebruik landbouw' geweest. In het VEN bevinden zich haast geen gebieden met een landbouwbestemming. Bepaalde gebieden met een groene bestemming worden momenteel echter wel voor de landbouw gebruikt. Naar gelang de bron gaat het hier om 12 percent tot 20 percent van de gebieden in het VEN. Het betreft hier zonevreemde landbouw. (Opmerkingen van de heer Jef Van Looy)
We moeten beide begrippen verduidelijken. Bepaalde weilanden bevinden zich in natuurgebied. Er zijn nog steeds landbouwers die doen alsof ze dit niet weten of die zich dit onvoldoende realiseren. Het VEN wil deze gebieden valoriseren.
Ik ben bereid om het door de heer Lachaert aangehaalde probleem nader te onderzoeken. We hebben met de administratie afgesproken dat de meest waardevolle gebieden in een eerste fase moeten worden afgebakend. Een aantal van die gebieden zullen ongetwijfeld door de landbouw worden gebruikt. Het is evenwel de bedoeling om in de eerste fase de ecologisch meest waardevolle gebieden in het VEN op te nemen. De andere gebieden zullen in de tweede fase aan bod komen.
Indien we alle groene bestemmingen in het VEN opnemen, bakenen we meer gebieden af dan het decreet betreffende het natuurbehoud oplegt. Persoonlijk heb ik hier geen problemen mee. De gebieden met een groene bestemming overstijgen evenwel de 125.000 ha van het VEN. Het is net om deze reden dat we in de eerste fase de ecologisch belangrijkste gebieden moeten selecteren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.