Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 21/11/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de implicaties van de invoering van de zorgverzekering voor de kostprijs van de dienstverlening
Vraag om uitleg van de heer Koen Helsen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de prijsstijgingen in de rusthuizen
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van mevrouw Becq tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de implicaties van de invoering van de zorgverzekering voor de kostprijs van de dienstverlening, en van de heer Helsen tot minister Vogels, over de prijsstijgingen in de rusthuizen.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dit dossier volg ik al wat langer. Het gaat namelijk over de implicaties van de zorgverzekering voor de prijzen. Dan gaat het niet alleen over de prijzen van de rusthuizen -dat is immers het punt waarop alles vaak gericht is -, maar het gaat ook over de overige dienstverlening voor degenen die genieten van de zorgverzekering.
Mevrouw de minister, op welke manier gaat u vanuit de Vlaamse regering volgen wat de effecten van de zorgverzekering op de prijszetting van die diverse vormen van dienstverlening zijn? Ik heb u daar herhaaldelijk schriftelijke vragen over gesteld. Soms werd het antwoord een beetje omzeild. Hebt u een systematiek ontwikkeld om die prijzen te volgen en na te gaan of eventuele verhogingen van prijzen te maken hebben met het invoeren van de zorgverzekering?
Ik heb een goede reden om deze opmerkingen te maken. Een aantal dienstverleners hebben me namelijk verteld dat ze graag gebruik zouden maken van de zorgverzekering om een prijsstijging door te voeren. Dit betekent uiteraard niet dat ze de mensen graag hoge prijzen aanrekenen. De kern van de zaak is dat de dienstverleners het financieel niet altijd even gemakkelijk hebben.
Hoewel dit onderwerp in de vraag om uitleg van de heer Helsen expliciet aan bod zal komen, wil ik hier toch even verwijzen naar de vraag van de rusthuissector om een betere financiering. Eigenlijk wil de sector dat de overheid de volledige zorgkost zou dragen, zodat de gebruikers enkel de leefkost zouden moeten betalen. Momenteel is dit uiteraard niet het geval.
Aangezien ze het financieel niet zo gemakkelijk hebben, vragen heel wat rusthuizen effectief een prijsverhoging aan. De prijsverhogingen van rusthuizen, van centra voor dagverzorging en van centra voor kort verblijf worden door het ministerie van Economische Zaken behandeld. In haar antwoord op een van mijn schriftelijke vragen heeft de minister al aangestipt dat het ministerie van Economische Zaken in dit verband steeds rekening houdt met de economische factoren die door de aanvragers van de prijsstijging naar voren worden gebracht. De beslissing of een prijsstijging effectief kan worden doorgevoerd, wordt steeds op basis van de stijging van de kosten genomen.
De heer Helsen zal het straks over de frequentie van de prijsstijgingen hebben. Ik zou het hier even over de stijging van de gemiddelde tarieven willen hebben. Sinds 1991 is de gemiddelde prijs van 1066 frank tot 1416 frank gestegen. Deze berekening houdt geen rekening met forfaitaire bedragen. Bovendien zijn er grote verschillen tussen de hoogste en de laagste prijzen. In sommige gevallen zijn de hoogste prijzen bijna dubbel zo hoog als de laagste prijzen.
Ik vraag me af hoe de minister wil nagaan in welke mate deze prijsstijgingen het gevolg van de zorgverzekering zijn. In haar antwoord op een van mijn schriftelijke vragen heeft ze op 14 mei 2001 verklaard dat ze de gevolgen van de zorgverzekering voor de rusthuizen in samenspraak met de VVSG zou onderzoeken. Aangezien we ons ondertussen meer dan een jaar later bevinden, vermoed ik dat de resultaten van die samenspraak beschikbaar moeten zijn.
Ik wil het hier evenwel niet enkel over de rusthuizen hebben, want er zijn nog andere vormen van dienstverlening. Aangezien de prijzen voor diensten voor gezinszorg wettelijk zijn vastgelegd, rijst op dit vlak geen probleem. Voor oppashulp en voor poetshulp kunnen evenwel verschillende prijzen worden aangerekend. Deze tarieven zijn echter niet onderhevig aan een rechtstreekse controle door het ministerie van Economische Zaken of door een andere overheidsinstantie.
Voor oppashulp kunnen de prijzen tussen 50 frank en 100 frank per uur variëren. Met betrekking tot poetshulp heeft de minister een gemiddeld tarief van 145 frank per uur vooropgesteld. Er zijn evenwel geen minimale of maximale tarieven vastgelegd. Aangezien deze vraag nog van 2001 dateert, gebruik ik hier nog steeds de oude munteenheid.
Zoals ik daarnet al heb aangetoond, kunnen de prijzen enorm evolueren en fluctueren. Ik betreur ten zeerste dat we hier momenteel geen enkele controle op kunnen uitoefenen. Ik ben dan ook blij verrast dat in de toelichting bij de begroting 2003 staat dat de minister deze prijzen nader wil onderzoeken. Blijkbaar wil de minister na twee of drie jaar eindelijk een regelgeving voor de tarieven in de thuiszorg opstellen.
Ik vind het jammer dat de minister deze beslissing drie jaar te laat heeft genomen. Aangezien de zorgverzekering er al is, vraag ik me af of de minister over een referentiekader beschikt om de invloed van deze verzekering op de tarieven te meten. Naar aanleiding van een artikel in De Standaard heeft de minister besloten om in dit verband een aantal initiatieven te nemen. Ik vraag me af of er ondertussen al concrete stappen zijn gezet en op basis van welke gegevens de minister zich plots zo ongerust maakt.
Gaan de prijzen van de rusthuizen de laatste jaren in een stijgende lijn? Beschikt de minister over cijfergegevens met betrekking tot de vier voorbije jaren? Deze gegevens zouden ons namelijk de kans bieden om de eventuele invloed van de zorgverzekering na te gaan.
Beschikt de minister over gegevens die een vergelijking tussen de situatie in Vlaanderen, in Wallonië en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mogelijk maken? Aangezien Vlaanderen wel en Wallonië niet over een zorgverzekering beschikt, zouden deze gegevens ons misschien toelaten om bepaalde conclusies te trekken.
Heeft de minister prijsverschillen tussen privé-rusthuizen, OCMW-rusthuizen en rusthuizen met een VZW-formule vastgesteld? Het gerucht doet de ronde dat de rusthuizen met een VZW-formule regelmatiger prijsstijgingen aanvragen. Blijkbaar volgen deze VZW's indexsprongen en andere stijgingen sneller op. OCMW-rusthuizen zouden dit wat trager aanpakken.
Welke resultaten heeft de in mei 2001 aangekondigde samenwerking met de VVSG opgeleverd? Op welke wijze wil de minister nagaan of de prijsstijgingen in de rusthuizen te wijten zijn aan het invoeren van de zorgverzekering, aan inhaalbewegingen of aan het compenseren van de verhoogde kosten van onvoldoende gefinancierde rusthuizen? Op welke manier wil de minister dit onderzoeken voor de thuiszorgsector? Uiteindelijk hebben we hier geen controle over.
De voorzitter : De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, ik wil nog een aantal zaken in herinnering brengen zonder te veel in herhaling te vallen.
We zijn terecht bezorgd over de prijsstijgingen in de rusthuizen. Ik maak me vooral zorgen over de gevolgen ervan op de kwaliteit van de dienstverlening. In onze recent goedgekeurde motie vragen we dat in de Vlaamse rusthuizen goed voor de senioren wordt gezorgd.
Het verheugt me dat de minister boos is op de directies die de prijzen de hoogte injagen. Ze beklaagt zich over het feit dat de gemiddelde kostprijs meer dan 1.000 euro per maand bedraagt, en wil onderzoeken hoe ze dat kan verhelpen. In de pers is daarover uitgebreid bericht. Men verwees in dat verband naar de invoering van de Vlaamse zorgverzekering. Het ministerie van Economische Zaken wordt geconfronteerd met aanvragen om de dagprijzen in de rusthuizen te verhogen. In 1998, 1999 en 2000 waren er ongeveer 400 aanvragen per jaar. In 2001 waren dat er meer dan 600. Blijkbaar zet die trend zich dit jaar door. De Prijzendienst van Economische Zaken onderzoekt die aanvragen, en keurt eventueel die aangevraagde verhoging geheel of gedeeltelijk goed. De minister weet wellicht beter dan ik wat het resultaat is van die aanvragen.
Sinds 1 oktober moeten de zorgbehoevende bewoners van rusthuizen van de zorgverzekering 125 euro per maand krijgen. Blijkbaar gaan een aantal rusthuizen ervan uit dat dit een stijging van de dagtarieven kan opvangen. Als belangrijkste reden voor die verhoging wordt de nieuwe CAO aangehaald, waardoor de kosten voor het verplegend personeel stijgen met 15 percent. De Riziv-forfaits zouden niet volstaan om die stijging te financieren. Volgens de leden van het federale parlement zou dat niet correct zijn. De nieuwe CAO van maart 2000 impliceert ook een nieuw financieringssysteem voor de rusthuizen, waardoor alle kosten worden gedekt. In elk geval kan men zich afvragen in welke mate dit alles een efficiënt bejaardenbeleid op de helling zet.
Het aantal verpleegkundigen wordt op federaal niveau vastgelegd. De herwaardering van het beroep van verpleegkundige wordt ook op dat niveau geregeld, in een akkoord dat daarover met de vakbonden is afgesloten. In hoeverre gebeurt de poging om de dagprijzen te verhogen op de kap van de Vlaamse zorgverzekering? Vreest de minister niet dat de zorgverzekering, waarmee de overheid de bejaarden een extraatje wou bezorgen, wordt uitgehold? Kunnen we daar iets aan doen? Heeft de minister daarover al contact opgenomen met de federale ministers van Sociale Zaken en van Economie?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, tijdens de komkommerperiode van het herfstreces was de verhoging van de prijzen van een aantal rusthuizen naar aanleiding van de invoering van de zorgverzekering hét nieuws. De zorgverzekering betaalt pas vanaf 1 oktober uit. Het is bijgevolg erg moeilijk om nu al te zeggen welke gevolgen dat heeft op de prijsvorming van de rusthuizen. Al een jaar geleden heb ik gezegd dat dit samen met de VVSG zou worden opgevolgd. Uiteraard zullen we pas binnen enkele maanden de eerste gevolgen kunnen waarnemen. De krantenberichten waren gebaseerd op een aantal individuele dossiers. Het gaat om signalen van vooral OCMW- en gemeenteraadsleden.
Ondertussen heb ik daarover met de VVSG overlegd. De OCMW's wachten langer vooraleer ze een prijsverhoging bij Economische Zaken aanvragen. Dat heeft te maken met de politieke bindingen van de OCMW's : vlak voor de verkiezingen willen ze de prijzen niet verhogen. Dat heeft ook te maken met de terechte bekommernis dat in rusthuizen van OCMW's vaak minderbegoeden verblijven. Er heerst enige schroom om de prijzen te verhogen.
Het is een feit dat sommige OCMW-raden de uitbetalingen van de zorgverzekering aangrijpen om toch een prijsverhoging te overwegen. De VVSG stelt dat de prijsverhogingen eigenlijk nodig zijn, en dat men nu naar de zorgverzekering verwijst om de aanvragen te verantwoorden. Op die manier komt natuurlijk de hele opzet van de zorgverzekering in gevaar.
De conclusie van het gesprek dat ik heb gehad met de VVSG, is dan ook dat zij hun leden zullen oproepen om de invoering van de zorgverzekering niet te gebruiken als argument voor een verhoging van de rusthuisfactuur. Als de rusthuisfactuur toch moet worden verhoogd, zullen ze zich beperken tot de harde criteria, zoals verhoogde kosten en dergelijke.
Uit de cijfers van het minister van Economische Zaken blijkt het volgende. In het Vlaams Gewest bedroeg de gemiddelde dagprijs in 1991 in een rusthuis 1.066 frank, in 1999 1.373 frank en in 2001 1.416 frank. De gegevens voor 2002 zijn nog niet bekend, wat normaal is.
Een vergelijking van de Vlaamse prijzen van 2001 met die van het Waals Gewest en het Brussels Gewest leert ons dat de gemiddelde dagprijs in Vlaanderen iets hoger lag, namelijk op gemiddeld 1.416 frank per dag. In Wallonië lag de prijs op 1.195 frank is, en in Brussel op 1.383 frank. Er is dus vooral een groot verschil tussen Vlaanderen en Wallonië, en een iets minder groot verschil tussen Vlaanderen en Brussel.
We moeten deze gegevens evenwel relativeren. Met het oog op transparantie voor de gebruiker is de voorbije jaren in Vlaanderen steeds meer gekozen voor een all-in-dagprijs, zodat de bijkomende facturatie beperkt blijft. In de andere gewesten is dat naar verluidt veel minder het geval. Ook de Franse Gemeenschapsregering zou inspanningen doen voor die transparantie.
De evolutie van de gemiddelde dagprijs in VZW-rusthuizen, OCMW-rusthuizen en commerciële rusthuizen is vergelijkbaar. Het verschil in de gemiddelde dagprijs tussen rusthuizen van VZW's en van OCMW's bleef in 2001 beperkt tot minder dan 100 frank. Zoals gezegd is het nog te vroeg om te weten wat de invloed is van de invoering van de Vlaamse zorgverzekering op de rusthuisfacturen.
Naar aanleiding van de berichten die in de kranten zijn verschenen en de gevoerde gesprekken, heeft op 18 november een eerste vergadering plaatsgevonden van een interkabinettenwerkgroep over de problematiek van de dagprijzen in de rusthuizen. Daarop waren de kabinetten van de federale ministers van Sociale Zaken en Economische Zaken aanwezig, alsook vertegenwoordigers van alle betrokken kabinetten van gemeenschappen en gewesten. Het doel van deze werkgroep is in eerste instantie te komen tot een prijszetting die transparant is voor alle betrokken partijen : de gebruikers, de voorzieningen en de overheden. Het gaat zowel om de dagprijs en de componenten daarvan, als om de supplementen die de gebruiker daarbovenop kunnen worden aangerekend.
In tweede instantie is het de bedoeling om met alle betrokkenen te komen tot een beheersing van de thans geldende dagprijzen in functie van de betaalbaarheid van de rusthuisopname. Daarbij zal de financiële impact van de maatregelen, die door de diverse overheden worden uitgevaardigd, op de kostprijs van het rusthuisverblijf, een belangrijk element van de discussie zijn, en zal die voortdurend worden afgewogen door de verschillende partijen, de federale overheid, de Vlaamse overheid, het Waals Gewest en het Brussels Gewest. De werkgroep is van start gegaan op 18 november 2002 met de bedoeling snel tot conclusies te komen, zeker over de transparante prijszetting.
De heer Helsen zei dat de Vlaamse zorgverzekering op een of andere manier onrechtstreeks het sociaal akkoord zal betalen dat is afgesloten met de verpleegkundigen. De betrokken sociale partners hebben bij het afsluiten van die federale CAO uitdrukkelijk gesteld dat de meerkost die de toepassing teweegbrengt, door de overheid moet worden gefinancierd en niet ten laste mag komen van de bewoners. De forfaits die sinds het afsluiten van de sociale akkoorden door de ziekteverzekering worden uitgekeerd, zouden moeten volstaan om de CAO uit te voeren. Het Riziv heeft daarover een uitgebreide omzendbrief verstuurd. U vindt deze omzendbrief met referentie RVT/ROB/DVC 2002/7 ongetwijfeld op het internet.
Ondanks de geleverde inspanningen om op macroniveau de meerkost van de afgesloten sociale akkoorden te financieren, is het mogelijk dat instellingen met een beperkte meerkost worden geconfronteerd. Dat kan bijvoorbeeld een gevolg zijn van de hogere anciënniteit van het personeel ten opzichte van de in de berekening van het Riziv gehanteerde parameters op basis waarvan een dossier tot dagprijsverhoging wordt ingediend. Sommige instellingen hebben me dat, met cijfers in de hand, al zwart op wit aangetoond. Ik betwist dat niet. Ze putten uit het forfait om hun meerkosten te betalen.
De situatie in de thuiszorgsector is minder nijpend, want men werkt er met inkomensgerelateerde bijdragen. De diensten Gezinszorg zijn verplicht om voor elk werkjaar met een gestandaardiseerd registratieformulier een aantal gegevens te verstrekken : de gemiddelde bijdrage per uur, het totale aantal toegestane verplichte kortingen en het totale aantal afwijkingen, verhogingen en verlagingen op de gebruiksbijdragen. Die gegevens leveren de basis voor een nulmeting. Nadien kunnen we dan vergelijken.
Een jaar geleden heeft de Inspectie van Financiën de sector en de prijszetting van de sector doorgelicht. Daaruit putten we referentiecijfers om de binnenkomende gegevens te beoordelen. Die beoordeling is niet volledig betrouwbaar, want een 100 percent betrouwbare vergelijking kan pas op basis van de jaarlijkse verwerking van de gegevens van de diensten voor Gezinszorg gebeuren. Die gegevens verzamelen de diensten zelf, en ze sturen ze dossier per dossier op.
Het is dus moeilijk om amper een maand na de invoering van de zorgverzekering voor een gedeelte van de rusthuisbewoners al een goed overzicht te geven van het effect ervan op de prijszetting. Samen met de federale ministers van Sociale Zaken en Economie volgen we de zaken op de voet op.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : De zorgverzekering werd ingevoerd om het voor de klanten allemaal financieel haalbaar te houden. Als dit ongedaan wordt gemaakt, staan we terug nergens. Er moet duidelijkheid komen. Als de overheid onvoldoende financiert, moet daaraan worden verholpen.
Had de doorlichting van de thuiszorgdiensten door de Inspectie van Financiën betrekking op de diensten Gezinszorg? Voor hen zijn er vastgestelde prijzen. Verder zijn er ook oppasdiensten, maaltijdbedelingsdiensten en andere vormen van dienstverlening waarvoor geen vastgestelde prijzen van toepassing zijn. Worden die ook doorgelicht? En als dat is gebeurd, krijgen we de resultaten?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ik kan u daarop geen sluitend antwoord geven, ik moet dat opzoeken. Ik denk niet dat dit voor de oppasdiensten al is gebeurd, maar wel voor de poetshulpdiensten. Men had de gegevens immers nodig voor de regularisatie van de DAC'ers.
Mevrouw Sonja Becq : Niet alleen de vastgestelde prijzen moeten worden onderzocht.
Minister Mieke Vogels : Ik zal dat zeker doen. De gewone thuiszorgdiensten geven bijvoorbeeld ook kortingen die wel of niet worden toegestaan. Er doen geruchten de ronde dat die kortingen sinds de invoering van de zorgverzekering selectiever worden toegekend. Dat zullen we onderzoeken.
De voorzitter : De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gesproken over de gemiddelde dagprijs en de evolutie ervan. Is er ook zicht op het aantal aanvragen en op hoeveel ervan kan worden ingegaan?
Gebeurt de opvolging met Economische Zaken en Sociale Zaken regelmatig? Bestaan er vaste termijnen waarop er overleg zal zijn?
Minister Mieke Vogels : Op dit moment wordt er regelmatig vergaderd om over de prijszetting in de rusthuizen een akkoord te bereiken tussen de federale overheid en de gemeenschappen. We willen tot één transparante prijs voor het hele land komen. Van zodra dat duidelijk is, zal dit moeten resulteren in een soort protocol tussen de verschillende gemeenschappen en de federale overheid die zich ertoe verbinden dat vanaf het moment dat zij beslissingen nemen die de prijszettingen in de rusthuizen kunnen beïnvloeden, er in dezelfde interkabinettenwerkgroep over wordt gereflecteerd en gedebatteerd. Dat zal vanaf nu permanent worden opgevolgd.
De cijfers van de aanvragen bestaan tot en met 2001, maar ik heb ze niet bij me.
De voorzitter : Het incident is gesloten.