Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 05/11/2002
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over het sectoraal akkoord 2002 voor het personeel van de lokale overheden
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Verfaillie tot de heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, over het sectoraal akkoord 2002 voor het personeel van de lokale overheden.
De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, heel wat gemeentebesturen onderhandelen op dit ogenblik met de vakbondsorganisaties over de CAO die op Vlaams niveau is afgesloten voor 2002. Ook in Veurne zijn we daarmee bezig, net zoals in andere gemeenten in West-Vlaanderen.
Het sectoraal akkoord 2002 is van toepassing op de personeelsleden van de lokale overheden, met name de provincies, de gemeenten, de OCMW's en de ziekenhuizen die worden beheerd door een OCMW, de interlokale samenwerkingsverbanden, de autonome gemeente- en provinciebedrijven, de autonome verzorgingsinstellingen en de verenigingen van OCMW's.
Net zoals andere besturen zitten we vandaag met een probleem. De CAO laat mensen die in dienst zijn of in dienst komen bij een openbaar bestuur, toe dienstjaren in de privé-sector met terugwerkende kracht tot 1994 in te brengen. Voor 1994 was er een heel andere regeling. Dat heeft heel wat implicaties voor de zo al niet gunstig evoluerende gemeentefinanciën.
Volgens artikel 5, paragraaf 2 kan een openbaar bestuur ervoor opteren ervaring in de privé-sector mee in rekening te brengen voor aanwervingen vanaf 1 januari 2003. Dat is bedoeld om de nodige kwaliteit en ervaring in het bestuur te brengen. Concreet staat er : 'De besturen die ervaring in de privé-sector geldelijk valoriseren, bepalen verder zelf of de geldelijke valorisatie slechts van toepassing is op nieuwe aanwervingen, dan wel ook op de personeelsleden die al in dienst zijn.'
De provinciale diensten en de diensten van Binnenlandse Aangelegenheden deelden echter mee aan diverse West-Vlaamse gemeentebesturen die ervoor opteerden de ervaring in de privé-sector alleen geldelijk te valoriseren bij nieuwe aanwervingen, en dus niet voor personeelsleden die al in dienst zijn, dat dit een schending is van het gelijkheidsbeginsel en een discriminatie. Volgens deze diensten moeten alle personeelsleden op voet van gelijkheid worden behandeld. Er werd zelfs meegedeeld dat, indien de gemeenteraden tot zo'n regeling zouden besluiten, die regeling door het administratief toezicht zou worden geschorst. Indien we niet op die schorsing zouden reageren, dan zou er een vernietiging volgen.
Die houding van de administratie en van de toezichthouders is ons inziens in tegenspraak met de zaken die zijn bedongen in de CAO. Daardoor moet er opnieuw worden onderhandeld tussen de gemeenten en provincies en de vakbonden.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt over deze denkwijze? Ze is volgens mij in strijd met het sectoraal akkoord 2002. Ziet u een mogelijkheid om dit probleem op te lossen? Kunt u daartoe de nodige maatregelen nemen en de bevoegde diensten wijzen op de correcte toepassing van het artikel?
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, collega's, het feit dat dienstjaren in de privé-sector kunnen worden gevaloriseerd, komt tegemoet aan een verlangen dat reeds lang in vele gemeenten leefde. Het laat toe bekwaam personeel te overtuigen de stap te zetten van de privé-sector naar de gemeentelijke overheid. Het was dan ook een algemeen gedragen beleidskeuze.
Mijnheer Verfaillie, omtrent de valorisatie van privé-diensten bepaalt het sectoraal akkoord 2002 voor het personeel van de lokale sector inderdaad dat de lokale overheden de keuzemogelijkheden hebben die u in uw vraag citeert. Aan deze keuzevrijheid van de lokale overheden, vastgesteld in de tekst van het sectoraal akkoord zelf, kan geen afbreuk worden gedaan. Bij de keuze zal de financiële haalbaarheid ervan voor het bestuur doorslaggevend zijn. Het sectoraal akkoord stipt dit zelf aan. Hier speelt dus ten volle de gemeentelijke autonomie.
Het sectoraal akkoord 2002 bepaalt ook dat de lokale overheden zelf uitmaken of de geldelijke valorisatie van privé-diensten enkel zal gebeuren voor nieuwe aanwervingen, dan wel ook voor het reeds in dienst zijnde personeel. Ook dat valt onder de vrije keuze van de gemeente. Bij deze keuze moet de gemeente haar financiële situatie in overweging nemen, maar ook het aspect van samenhorigheid en de invloed daarop van het beleid ten aanzien van beloning. Er ontstaat algauw jaloersheid of wrevel. Dat is er niet op verminderd door de recente heel hoge herwaardering van het politiepersoneel, waar het gewone gemeentelijk personeel geen deel aan heeft gehad. Dat speelt allemaal mee in het gevoelige aspect van deze thematiek.
Ook deze keuzemogelijkheid werd ingegeven door een bekommernis voor de financiële implicaties voor de besturen. De gesprekspartners, in casu de Vlaamse regering en de vertegenwoordigers van de vakbonden en van de werkgevers, wensten de besturen inderdaad niet te verplichten tot iets wat ze mogelijk niet zouden kunnen betalen, namelijk een veralgemeende valorisatie voor het reeds in dienst zijnde personeel.
Vanzelfsprekend moeten de lokale besturen de genomen beslissingen motiveren in het kader van de algemene motiveringsplicht. Zoals gesteld, zullen de financiële implicaties hierbij van doorslaggevend belang zijn in om het even welke keuze die het bestuur in zijn autonomie maakt.
Ik geef nog aan dat eenieder hierover de nodige informatie kan vinden in de publicatie die mijn administratie maakte over het sectoraal akkoord 2002 onder de vorm van 'Vragen en Antwoorden'. Deze publicatie werd aan alle lokale overheden gestuurd. Ze kan ook op de webstek van de administratie geraadpleegd worden.
Wat de concrete toepassing van dit aspect van het akkoord betreft, kan ik meedelen dat er tot nu toe bij mijn administratie vanuit geen enkele provincie schorsingen binnengekomen zijn met betrekking tot de door u gesignaleerde problematiek. Het is duidelijk dat, ongeacht de provincie waarin de lokale besturen gelegen zijn, het sectoraal akkoord correct en eenduidig moet worden toegepast : de lokale besturen zijn autonoom in hun beslissing wat de valorisatie van de privé-diensten betreft en motiveren de beslissing die ze nemen.
Mocht er een schorsing binnenkomen, dan zal ik die -zoals gebruikelijk -nauwgezet onderzoeken. In dat geval zal ze getoetst worden aan het standpunt dat ik hier heb vertolkt.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Mijnheer de minister, voor één keer zitten we dan toch volledig op dezelfde golflengte. Toch wil ik dit nog wat nader toelichten. We hebben onderhandeld met de vakbonden over de CAO. We hebben een en ander nagevraagd bij de provincie. De provinciale diensten hebben ons meegedeeld dat als we dit doen zoals ik u net heb meegedeeld, ze een schorsing en een vernietiging zullen doorvoeren.
Minister Paul Van Grembergen : U hebt voldoende ruggengraat aan het antwoord dat ik u heb gegeven. Mocht aan deze ruggengraat getornd worden, en mocht de provincie West-Vlaanderen daar een ander oordeel over hebben, dan komt dat hoe dan ook op mijn tafel terecht. Ik zal oordelen in het licht van wat ik vandaag aan u heb meegedeeld.
De heer Jan Verfaillie : Het zou handig zijn indien u de diverse provincies daar proactief van op de hoogte zou brengen.
Minister Paul Van Grembergen : Dat is gebeurd.
De heer Jan Verfaillie : Dan begrijp ik niet hoe het komt dat daar iemand zit die nog zo'n kronkel maakt.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer Verfaillie, laten we uitgaan van het antwoord dat ik net heb gegeven. U weet waar u op kunt steunen. U weet dus wat de fundamenten zijn waarop u kunt handelen. Mochten zich in de verdere evolutie van dit dossier tegenstrijdigheden voordoen, dan weet u wat mijn houding als voogdijminister daarin zal zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.