Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand Vergadering van 10/12/2002
Interpellatie van de heer Johan Sauwens tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het huisvestings- en grondbeleid in de Vlaamse Rand
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Sauwens tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het huisvestings- en grondbeleid in de Vlaamse Rand.
De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, iedereen kent de sociale verdringing in de Rand. Vooral in de zes faciliteitengemeenten rond Brussel werkt die sociale verdringing de verfransing in de hand. Dit blijkt onder meer uit een recente studie van de VUB over de mobiliteit in die gemeenten. Aan de hand van deze studie wil ik de minister een aantal vragen over het huisvestingsbeleid stellen.
De laatste jaren worden de faciliteitengemeenten met een zeer sterke in- en uitstroom geconfronteerd. De mobiliteit van de bevolking bedraagt jaarlijks gemiddeld 8 percent. Dit is het dubbel van het Vlaams gemiddelde. Het aandeel van de oorspronkelijke bevolking blijft hierbij stelselmatig teruglopen. Slechts 15 percent van de inwoners van een faciliteitengemeente woont sedert zijn geboorte in die gemeente.
Uit de beschikbare cijfers blijkt tevens dat de instroom in de faciliteitengemeenten de verfransing in de hand werkt. Onder de inwijkelingen uit Brussel, de grootste groep nieuwkomers in de faciliteitengemeenten, bevinden zich meer Franstaligen dan in de andere randgemeenten. Dit betekent dat Franstaligen die uit Brussel vertrekken de faciliteitengemeenten opzoeken. Bovendien heeft 30 percent van de inwijkelingen uit Vlaamse gemeenten een Franstalige achtergrond. Inwijkelingen uit Wallonië kiezen sneller voor een faciliteitengemeente dan voor een andere Vlaamse randgemeente. Het is tevens opmerkelijk dat het aantal inwoners van Franse nationaliteit in de faciliteitengemeenten significant hoger ligt. De faciliteitengemeenten worden steeds meer met een concentratie aan Franstaligen geconfronteerd.
Uit de studie van de VUB blijkt dat de faciliteitengemeenten migratiegemeenten zijn. Jaarlijks verhuist 8 percent van de bevolking. De inwijking uit Brussel en de uitwijking van de eigen bewoners zorgt vaak voor financiële problemen.
In het Vlaams regeerakkoord heeft de Vlaamse regering een aantal zeer expliciete doelstellingen naar voren geschoven. De Vlaamse regering wil een actieve huisvestings- en grondpolitiek voeren. Door middel van wezenlijke investeringen wil ze de sociale verdringing van de autochtone bevolking een halt toeroepen.
Uit de beleidsnota over de Vlaamse Rand blijkt dat de tot op heden gevoerde politiek niet volstaat. De beleidsnota stelt verder dat het investeringsprogramma Vlabinvest verder wordt uitgevoerd, dat de bestaande instrumenten en kanalen moeten worden geheroriënteerd en aangevuld en dat de socialehuisvestingsmaatschappijen (SHM's) zullen worden aangezet om meer activiteiten te ontwikkelen en om gebruik te maken van nieuwe instrumenten, zoals het recht op voorkoop.
De Vlaamse regering heeft voor een voorkeurbeleid gekozen en wil de voorrang aan personen met een sociale, culturele of economische streekbinding organiseren. Ik ben het hiermee eens. We moeten de bestaande mogelijkheden op het vlak van de huisvesting aanwenden om een verankering van de Vlaamse bevolking te realiseren. Deze Vlaamse verankering moet in de randgemeenten kunnen doorgroeien.
De minister weet ongetwijfeld dat een aantal nieuwe actieplannen naar de stellingen van de beleidsnota verwijzen. Ik ben ervan overtuigd dat het beleid inzake de Vlaamse Rand staat of valt met het huisvestingsbeleid. Ik besef dat dit beleid op het terrein vaak slechts moeizaam kan worden uitgevoerd. Aangezien de minister nog niet zo lang bevoegd is voor huisvesting, wil ik deze interpellatie niet gebruiken om een algemeen wantrouwen ten aanzien van de Vlaamse regering te uiten. Ik wil de minister enkel vragen of hij over een kordaat, toekomstgericht actieplan beschikt.
Ik ben van mening dat de grote mobiliteit in de faciliteitengemeenten niet enkel een bedreiging, maar tegelijkertijd ook een enorme opportuniteit vormt. De grote in- en uitstroom biedt ons tal van mogelijkheden. Indien de mobiliteit beperkt zou blijven, zouden we misschien met een bevolking worden geconfronteerd die lang blijft, zich gedurende generaties ontwikkelt en zich doelbewust Franstalig opstelt. Dit zou het bijsturen van de situatie veel moeilijker maken.
Indien we de mobiliteit in de faciliteitengemeenten op langere termijn beschouwen, komen we tot de vaststelling dat de bevolking op enkele jaren tijd voor de helft wordt vernieuwd. Deze situatie biedt ons heel wat mogelijkheden.
Ik heb minister Van Grembergen reeds een aantal vragen over het algemene beleid van de Vlaamse regering ten aanzien van de Rand gesteld. Vandaag zou ik de minister van Huisvesting enkele specifiekere vragen willen stellen. Mijnheer de minister, welke maatregelen denkt u te nemen om van het rollend fonds Vlabinvest een performant beleidsinstrument te maken? Wat zijn de resultaten van de huidige initiatieven in de Rand? Welke initiatieven staan op stapel? Hoever staat het met de aangekondigde 'wezenlijke investering' in het huisvestingsbeleid voor de Vlaamse Rand? Hoeveel werd er in de voorbije jaren aan uitgegeven? Wat is de toekomstige financiële planning?
Hoever staat het met de heroriëntering en aanvulling van de bestaande instrumenten of kanalen, zoals werd aangekondigd? Wordt daarbij gedacht aan een systeem van woonvergunningen in gemeenten met abnormaal hoge woon- en grondprijzen? Hoever staat het met de mogelijke koppeling van een sociale woning aan de integratieplicht?
Hoe staat het met de versterking van de campagne naar analogie met 'Wonen in Brussel'? Welke respons heeft deze campagne tot nog toe opgeleverd? In welke mate werd er gebruik gemaakt van het recht op voorkoop? Hoeveel huursubsidies werden er reeds toegekend? Hoe staat het met de huurreglementering? Wat is de stand van zaken betreffende de erfpachtformule?
Geeft de Vlaamse regering inzake de huisvestingsinitiatieven in de Vlaamse Rand prioritair aandacht aan de faciliteitengemeenten? Is men van plan de initiatieven te spreiden over meer gemeenten dan nu het geval is? Ik ben van mening dat we ons doelbewust moeten concentreren op deze faciliteitengemeenten, ook omwille van de budgettaire beperkingen. Anders zal men niet zien welke inspanningen er worden geleverd. Ik pleit voor een zeer assertief, proactief optreden van de Vlaamse minister van Huisvesting in de zes faciliteitengemeenten.
De voorzitter : De heer Platteau heeft het woord.
De heer Stefaan Platteau : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik sluit me aan bij wat de heer Sauwens heeft gezegd. Ik ben het in grote lijnen met hem eens. Toch moet men de zaak ook van de andere kant bekijken. Mijnheer Sauwens, u had het daarnet vooral over de faciliteitengemeenten en daarnaast over de andere gemeenten in de Rand. We kennen allemaal de studie van de VUB. De resultaten verwonderen me ook niet. Ik voelde zo aan wat de situatie was. De studie heeft me -helaas -enkel versterkt in mijn overtuiging.
Ik wens echter de balans enigszins in evenwicht te brengen. Heel wat gemeenten doen het wel goed op het communautaire vlak. Dat is meer bepaald het geval in het westen van Brussel. De Franstaligen gaan er daar op achteruit. Dat mag toch eens gezegd worden. De Franstaligen gaan er ten westen van Brussel numeriek op achteruit. Ook de Franstalige mentaliteit verliest aan invloed.
Het -tragische -fenomeen in de faciliteitengemeenten manifesteert zich omgekeerd in die gemeenten. Voor het overige ben ik het volledig eens met de heer Sauwens. Hij stelt terechte vragen. De rotatie in de gemeenten ten westen van Brussel is even groot. Ook dat is een probleem.
De voorzitter : De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik sluit me eveneens aan bij de vragen van de interpellant. Ik wil er echter op wijzen dat de problemen niet enkel in de faciliteitengemeenten bestaan.
We moeten effectief werk maken van de promotie van het sociaalhuurbeleid. Ik ben ervan overtuigd dat deze problemen veeleer een sociale dan een communautaire dimensie hebben. In mijn eigen gemeenten verhuren of verkopen mensen die zich doorgaans als Vlaamsvoelend opstellen, liever hun huis of grond tegen een hogere prijs aan een functionaris van de EU, de NAVO of desnoods een Franstalige inwijkeling uit Brussel of Wallonië.
We moeten deze zaak als een sociale problematiek behandelen. We moeten meer werk maken van het sociaalhuurbeleid in de Vlaamse Rand als geheel en ons niet beperken tot de faciliteitengemeenten.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik sluit me aan bij de interpellant en mijn twee voorgangers.
In het interpellatieverzoek gaat het wel degelijk om huisvesting en grondbeleid in de Vlaamse Rand. Ik volg de heer Platteau wanneer hij het probleem enigszins nuanceert. Ik wil het zelf hebben over de zes faciliteitengemeenten van de Vlaamse Rand. Daar is er inderdaad een hoge graad van mobiliteit en migratie ; 8 percent is hier al gezegd. Om de Vlaamse zaak in de faciliteitengemeenten te verdedigen, moeten alle mogelijke instrumenten en middelen worden aangewend, en wel zo dat ze ten volle renderen, zelfs al is het dan veeleer een sociaal dan een communautair probleem. Immers, in studies wordt vastgesteld dat het aantal Vlamingen in de zes faciliteitengemeenten voortdurend daalt. Met die werkelijkheid moeten we rekening houden.
Ik roep alle Vlamingen, zowel de leden van eender welke partij als partijlozen, op eendrachtig op te treden. Deze minister is nog niet zo lang bevoegd voor deze materie. In die korte tijd heeft hij nog niet veel kunnen doen. Maar wie ook minister is, we moeten hem ten volle steunen. Dat is meer dan nodig.
De voorzitter : Mijnheer de minister, collega's, volgens veel aanwezigen op het colloquium dat vorige maand werd georganiseerd door VZW De Rand naar aanleiding van haar vijfjarig bestaan, en volgens veel rechtstreeks betrokkenen, is de problematiek van de huisvesting in de Vlaamse Rand de achillespees van het beleid ten aanzien van de Rand. Als we er niet in slagen een huisvestingsbeleid te voeren waardoor ten minste het aantal Nederlandstaligen in de Vlaamse Rand gehandhaafd blijft of zelfs wordt uitgebreid, dan heeft al de rest geen zin.
Er zijn inderdaad drie opties. We kunnen ten eerste woningen bijbouwen en verkopen of verhuren aan de voorwaarden van Vlabinvest. Dat kan tot op heden echter geen succes worden genoemd. Zelfs als dat een formule wordt waarmee we wezenlijk druk kunnen uitoefenen op de woningmarkt, dan nog zal dat niet echt de verfransing en internationalisering van het gebied kunnen stoppen. Bovendien kan het de verdere verstedelijking van het gebied in de hand werken, iets waar we ook geen voorstanders van zijn.
De tweede mogelijkheid lijkt ons daarom interessanter, omwille van het grote bevolkingsverloop. In Wezembeek-Oppem is men ooit tot de vaststelling gekomen dat de helft van de bevolking op 10 jaar tijd is verhuisd. Dat is een enorm verloop. Er moet een mogelijkheid zijn om gebruik te maken van het recht op voorkoop, zodat een deel van de woningen beschikbaar kan worden gesteld aan de mensen die onder de criteria van Vlabinvest vallen.
Die criteria moeten trouwens eens worden bestudeerd. Het volstaat niet betaalbare woningen aan te bieden aan de Nederlandstaligen die al in die gemeenten leven en dus nu al een band hebben met de regio. De doelgroep moet worden uitgebreid tot Vlamingen van elders in Vlaanderen. Om het aantal Nederlandstaligen in de Rand op peil te houden of te versterken, moet er ook elders worden gerekruteerd.
Voor de derde mogelijkheid, een woonvestigingsbeleid, dienden de heren Suykerbuyk en Van Vaerenbergh destijds al een voorstel van decreet in het Vlaams Parlement in (Parl. St. Vl. Parl. 1996 1997, nr. 663). Dat stootte toen echter op bezwaren van de Raad van State. Toch denk ik dat we verder in die richting moeten zoeken. Er moeten oplossingen worden gevonden die juridisch wel aanvaardbaar zijn om tegen te gaan dat mensen zich uit hun eigen omgeving laten wegdrummen.
Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal eerst antwoorden op de vragen van de heer Sauwens naar de maatregelen om van Vlabinvest (Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant) een performant beleidsinstrument te maken, naar de resultaten en initiatieven in de Rand, en waar de wezenlijke investering in het huisvestingsbeleid in de Vlaamse Rand blijft.
Op 25 juni 1992 is Vlabinvest bij decreet opgericht. De opdracht van Vlabinvest bestaat uit het voeren van een grondbeleid en het realiseren van woonprojecten met een sociaal karakter in de gemeenten van de provincie Vlaams-Brabant. Het doel van dit beleid en van deze projecten is het bieden van kansen aan de lokale bevolking om in de Rand te blijven wonen.
Het operationeel plan en de uitvoering dateren van de periode 1993-1994. De eerste projecten zijn in 1996 gerealiseerd. De huisvestingsprojecten richten zich tot de specifieke doelgroep van Vlabinvest. Deze doelgroep wordt gekenmerkt door inkomens- en eigendomsvoorwaarden en door een sociale en lokale verbondenheid met het werk- of herkomstgebied van Vlabinvest.
In 1994 heeft de Vlaamse regering het werk- en herkomstgebied aan de hand van een aantal criteria afgebakend. Deze criteria zijn de hoogte en de evolutie van de grondprijzen, de migraties en de aanwezigheid van vreemde nationaliteiten. Naast de zes faciliteitengemeenten rond Brussel omvat het werkgebied de gemeenten Overijse, Tervuren en Hoeilaart. Het herkomstgebied omvat alle Vlaamse gemeenten die aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of aan het werkgebied grenzen.
Ter financiering van het investeringsfonds is in de begroting van 1992 een vastleggingsmachtiging van 24.789.352 euro opgenomen. Op 1 januari 2002 bedroeg het beschikbare saldo 10.225.076 euro. Het patrimonium van Vlabinvest omvat 62 woongelegenheden voor verkoop, bestaande uit 34 appartementen en 28 woningen, 236 woongelegenheden voor verhuring, bestaande uit 138 appartementen en 98 woningen, en 12 percelen bestemd voor erfpacht. In deze opsomming zijn de prognoses voor 2003 reeds opgenomen.
Ik zal even het aantal woongelegenheden en het jaar van vastlegging overlopen. In 1996 waren dit 13 woongelegenheden. In 1997 waren dit 42 woongelegenheden. In 1998 waren dit 6 woongelegenheden. In 1999 waren dit 70 woongelegenheden. In 2000 waren dit 6 woongelegenheden. In 2001 waren dit 48 woongelegenheden. In 2002 betreft het 49 woongelegenheden. In 2003 zal het om 45 woongelegenheden gaan.
Ondanks de terughoudendheid van de lokale besturen in de faciliteitengemeenten, de schaarste van de gronden en de hieruit voortvloeiende hoge grondprijzen, blijft Vlabinvest inspanningen leveren om in een duurzaam aanbod aan woongelegenheden te voorzien.
Het voorbije jaar heeft Vlabinvest een aantal concrete beleidsopties voorgesteld om de slagkracht van het fonds te optimaliseren en te vergroten. Deze voorstellen slaan voornamelijk op het verwerven van gronden en panden en op de daaruit voortvloeiende mogelijkheden om koop- en huurwoningen en erfpachtprojecten te realiseren. Een van de voorstellen betreft het heroriënteren van de rol van Vlabinvest in de Vlaamse Rand. Indien we dit voorstel volgen, zou Vlabinvest een financieringsinstrument en vastgoedprospector kunnen worden voor huisvestingsprojecten die in samenwerking met de initiatiefnemers zouden worden gerealiseerd.
Op 19 juli 2002 heeft de Vlaamse regering beslist de dienstenovereenkomst tussen de VHM (Vlaamse Huisvestingsmaatschappij) en Vlabinvest voor een periode van 1 jaar te verlengen. De Vlaamse regering wil tevens een externe doorlichting van de werking van Vlabinvest laten uitvoeren. Samen met de beslissingen van de Vlaamse regering inzake het Beter Bestuurlijk Beleid, zullen de resultaten van deze doorlichting tot een heroriëntatie van de werking van Vlabinvest leiden. De heroriëntering en de aanvulling van de bestaande instrumenten en kanalen zullen het voorwerp zijn van de externe doorlichting van de werking van Vlabinvest. Deze doorlichting zal hierover meer duidelijkheid moeten verschaffen.
De Vlaamse overheid promoot het wonen in Brussel door middel van de campagne 'Wonen in Brussel'. Met betrekking tot de Vlaamse Rand is tot op heden geen vergelijkbaar initiatief genomen. De website van VZW De Rand groepeert de gewestelijke en provinciale ondersteuningsmaatregelen. Om tegenstrijdige signalen te vermijden, moet een eventuele promotiecampagne voor de Rand goed op de campagne 'Wonen in Brussel' worden afgestemd.
Sinds het voorkooprecht in voege is getreden, is dit recht door de SHM's in de Vlaamse Rand veertien keer uitgeoefend. Sinds januari 2000 is dit al twaalf keer gebeurd.
Op 24 juli 1998 heeft de Vlaamse regering een besluit genomen over de financiële tussenkomst in het aankopen van bouwgronden in de Vlaamse Rand door particulieren. In het kader van dit besluit is tot op heden 429.896 euro uitbetaald, namelijk (afgerond) 9.875 euro in 1998, 90.389 euro in 1999, 127.982 euro in 2000, 114.247 euro in 2001 en 87.401 euro in 2002.
Wat het aantal toekenningen van huursubsidiëring betreft, wil ik het hier enkel over de gemeenten hebben waaraan huursubsidies zijn toegekend. De cijfers zijn zeer duidelijk. In Hoeilaart gaat het om twee huursubsidies, in Overijse om vijf huursubsidies, in Sint-Genesius-Rode om elf huursubsidies, in Tervuren vier en in Wezembeek-Oppem gaat het om één huursubsidie. In totaal gaat het om 23 huursubsidies.
Wat de socialehuurreglementering betreft, kan ik enkel zeggen dat momenteel aan een uniform socialehuurstelsel wordt gewerkt. Dit stelsel zal rekening houden met het toewijzingsbeleid voor woningen die via Vlabinvest zijn gefinancierd.
Hoewel de mogelijkheid bestaat, hebben de VHM of de SHM's tot op heden geen enkele erfpachtconstructie in de Vlaamse Rand gerealiseerd.
Sinds 2001 voorziet de VHM in een afzonderlijk budget voor het toekennen van sociale hypothecaire leningen aan inwoners van de Vlaamse Rand. Tot op heden zijn 40 dergelijke leningen toegekend. In totaal gaat het om een bedrag van 3.404.991 euro. In 2001 zijn 15 leningen en in 2002 zijn 25 leningen toegekend. In totaal gaat het respectievelijk om 1.312.397 euro en om 2.092.594 euro.
Wat de huisvestingsinitiatieven in de Rand en de prioritaire aandacht voor de faciliteitengemeenten betreft, wil ik nog even benadrukken dat de acties van alle betrokken overheden elkaar op een weloverwogen wijzen moeten versterken. Voor een kwetsbare regio als de Vlaamse Rand is dit van groot belang.
Een ambtenaar van de provincie Vlaams-Brabant houdt zich specifiek met de huisvesting in de Vlaamse Rand bezig. Verder overleg met alle betrokken overheden lijkt me aangewezen.
Zodra we over de resultaten van de externe doorlichting van Vlabinvest beschikken, zullen we de zwakke punten in de werking kennen. Mits de nodige bijsturing kunnen we de vooropgestelde, door iedereen onderschreven doelstellingen alsnog bereiken.
De heer Platteau heeft daarnet benadrukt dat we op sommige plaatsen, vooral in de westrand, wel degelijk positieve resultaten boeken.
Volgens de heer Glorieux moeten we vooral oog hebben voor de sociale aspecten van deze problematiek. Hoewel ik de communautaire aspecten belangrijk vind, moeten al onze inspanningen op de sociale aspecten gericht zijn. Aangezien de communautaire en de sociale aspecten niet tegenstrijdig zijn, kunnen we ze perfect combineren.
Ik ben ervan overtuigd dat we allemaal de algemene oproep van de heer Moreau ter harte kunnen nemen.
De voorzitter heeft naar de verfransing verwezen. Mijns inziens is de verfransing een gevolg van de verstedelijking. De verstedelijking doet zich rond elke Vlaamse stad voor. In de Vlaamse Rand worden we tevens met de verfransing geconfronteerd. De verfransing is evenwel niet de oorzaak van de huidige problemen. Ook zonder verfransing zouden er nog problemen zijn. Het is belangrijk dat de woningen in de rand van een grootstedelijk gebied betaalbaar blijven. Alle mensen moeten de kans krijgen om een woning te huren of te kopen.
De grootste verstedelijkingsgolf is achter de rug. Dit betekent evenwel niet dat bepaalde gemeenten in de Vlaamse Rand niet langer dreigen te verstedelijken. Indien de verstedelijking zich blijft voortzetten, zullen we binnenkort het verschil tussen Brussel en de Vlaamse Rand niet meer kunnen zien.
We willen werk maken van de vrijwaring van de Vlaamse belangen. We moeten wel zien wat we ter plaatse effectief kunnen realiseren. Van zodra de resultaten van de doorlichting bekend zijn, zullen we meteen zorgen voor bijsturingen. In het budget voor huisvesting hebben we daar in elk geval ruimte voor vrijgemaakt.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Toch pleit ik ervoor om naar aanleiding van de resultaten van de studie de inspanningen te intensifiëren. U kunt inderdaad zorgen dat er een doorlichting volgt om te leren uit de resultaten. De start was vrij moeizaam. Intussen werden er reeds een aantal koop- en huurwoningen gerealiseerd en ter beschikking gesteld. Mijnheer de minister, de regering mag niet wachten tot de doorlichting is uitgevoerd en het Beter Bestuurlijk Beleid volledig operationeel is.
Er moeten zo snel mogelijk duidelijke afspraken worden gemaakt met Vlabinvest om samen met de huisvestingsmaatschappijen en de provincie Vlaams-Brabant de inspanningen op te voeren.
De voorzitter : Mijnheer de minister, tijdens deze legislatuur hebben we al vier keer moeten zeggen dat de minister van Huisvesting nieuw was en dat hij zich nog moest inwerken. Het klopt dat u zich niet achter dat excuus hebt verscholen.
Er wordt gesproken van een doorlichting. Die neemt toch wel enige tijd in beslag. Ik vrees dat de resultaten daarvan pas op het einde van deze legislatuur bekend zullen zijn. Dan zal ook blijken dat er op het terrein weinig wezenlijks gerealiseerd is.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, de doorlichting mag niet worden gebruikt als een excuus. We moeten nu met de mensen die op het veld actief zijn, nagaan hoe we de zaak kunnen bijsturen. De doorlichting zal de toekomstige richting aangeven.
Ik zal met de betrokken actoren nagaan hoe we betere resultaten kunnen bereiken.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Leo Peeters : Mijnheer de voorzitter, Vlabinvest is pas beginnen te functioneren op het moment dat er een samenwerkingsakkoord werd afgesloten met de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. Op dat moment werd er enige vooruitgang geboekt.
Mijnheer de minister, zoals u wellicht ook weet, krijgen we van de faciliteitengemeenten geen enkele medewerking om welk project dan ook te realiseren. U zult dat ook ervaren. Ik zeg niet dat u de moed moet opgeven. Maar u zult zien welke moeilijkheden zich aandienen.
Het is dan ook belangrijk een andere klemtoon te leggen. Ik woon zelf in de Rand. Ik ken de gemeenten in dat gebied. Ik ben niet zo optimistisch als de heer Platteau. Ik stel helemaal geen verschuiving in de andere richting vast. In de noorderrand waar ik woon -in Meise, Grimbergen, enzovoort -is er helemaal geen verschuiving. Ik zie de problemen uitdeinen naar gebieden die verder in Vlaanderen liggen omdat de gronden daar betaalbaarder zijn.
Er is niet enkel het probleem van de betaalbaarheid. Ook de populatie die zich aandient, is veel groter. Mensen uit Brussel komen zeer graag in de Rand wonen.
De betaalbaarheid wordt een heel groot probleem. Als we er niet in slagen heel drastische maatregelen te nemen, zoals het verruimen van het gebied waarop Vlabinvest van toepassing is, dan blijven de problemen bestaan. We moeten proactief werken en gemeenten meer middelen en mogelijkheden geven om projecten te realiseren zodat de bevolking er kan blijven wonen.
Daarnaast moeten er ook een aantal nieuwe formules worden geïntroduceerd. We hebben het al gehad over het voorkooprecht. Mijnheer de minister, als men het voorkooprecht niet wil toepassen, dan zult u het misschien moeten opleggen. Zo zouden een aantal maatregelen kunnen worden genomen om woningen die leegstaan te verfraaien.
Mijnheer de minister, we hebben het daarnet ook gehad over de erfpacht. In de gemeente waarvan ik burgemeester ben, zijn er twee dergelijke projecten. We trachten die ook te realiseren via twee formules : één erfpacht met koopwoningen, de andere met huurwoningen. We hebben echter nog nooit zoveel moeilijkheden ondervonden om een goedkeuring te krijgen voor een dossier als in dit geval.
Voor de gewone mens is het erg belangrijk. De grond wordt ter beschikking gesteld tijdens de hele periode van de pacht. Alleen zal de woning veel goedkoper gehuurd kunnen worden dan indien er een woning zou moeten worden gebouwd door een particulier of een organisme.
Deze formule is nieuw. Jonge mensen willen daar wel degelijk gebruik van maken. Administratief is men echter totaal niet klaar.
Mijnheer de minister, ik pleit voor het nemen van dergelijke drastische maatregelen. U moet aan de lokale overheden de mogelijkheid geven om veranderingen door te voeren.
Dit is een noodkreet van de gemeenten die op dit moment nog geen faciliteitengemeenten zijn maar waar de problemen zich over een aantal jaren ook zullen voordoen. Indien er nu niets gebeurt, zal over 10 jaar een andere studie van de VUB worden gepubliceerd waarin staat dat ook daar eenzelfde dreiging bestaat.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Peeters, u hebt gelijk wanneer u zegt dat de doorlichting er niet mag toe leiden dat het onvolkomen systeem van gisteren wordt gehandhaafd. Ze moet een antwoord bieden op de behoeften voor de toekomst. Dat is ook de reden waarom er een strikte timing op van toepassing is.
Wat de erfpacht betreft, moet ik u toch wijzen op de gevoeligheden van de Vlamingen. Ze zijn geneigd eigenaar te worden van hun pand. Zodra het woord erfpacht wordt uitgesproken, volgt er een aarzeling. We moeten de mensen vertrouwd maken met die vorm van eigendom.
Ik ken zelf verschillende erfpachtprojecten. Ze hebben vaak veel minder succes omdat mensen de indruk hebben dat ze nooit volle eigenaar worden. We moeten daar een antwoord op bieden. Het hangt van de perceptie af ten opzichte van de erfpacht.
De heer Leo Peeters : Mijnheer de minister, jongere mensen denken daar totaal anders over. De pachtformule loopt over een periode van 99 jaar en kan worden verlengd met eenzelfde periode. Het gaat om meer dan drie generaties. Een woning die langer dan 200 jaar bestaat, is een uitzonderlijke woning.
Het verschil ligt hem in de prijs. We moeten de zaak op de juiste manier voorstellen. In Merksplas stonden mensen te drummen voor zo'n woningen. Voor een aantal mensen is de erfpacht uiteindelijk de enige betaalbare formule. Als we daar niet op inspelen, zullen we de mensen niets meer kunnen aanbieden dat tussen huren en kopen ligt. Dat is de formule waar we werk van moeten maken.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Sauwens en door de heer Platteau werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd.
Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.