Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 05/11/2002
Vraag om uitleg van de heer Johan Sauwens tot de heer Guy Vanhengel, Vlaams minister van Sport en Brusselse Aangelegenheden, over de toekenning van topsportsubsidies
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Sauwens tot de heer Vanhengel, Vlaams minister van Sport en Brusselse Aangelegenheden, over de toekenning van topsportsubsidies.
De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, enkele dagen geleden hebt u in deze commissie een uitvoerige uiteenzetting gegeven over topsportbeleid naar aanleiding van een vraag van de heer Van Nieuwkerke. U hebt toen gezegd dat u daar veel aandacht aan wilt besteden. Topsport vraagt een degelijke omkadering op alle domeinen : sporttechnisch, medisch, paramedisch, sociaal, juridisch en logistiek.
De Vlaamse Gemeenschap heeft ervoor gekozen om de federaties te responsabiliseren. Het decreet van 13 juli 2001 regelt de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties. Een belangrijk hoofdstuk handelt over de unisportfederaties. Die hebben de mogelijkheid om topsportsubsidies binnen te halen. In het besluit van de Vlaamse regering van 31 mei 2002 worden de voorwaarden om topsportsubsidies te verkrijgen vastgelegd. Op basis van dit besluit worden sporttakken die in aanmerking komen voor topsport, ingedeeld in 4 categorieën en dit op basis van 4 criteria : de geleverde sportprestaties op internationaal niveau, de binnenlandse uitstraling van de sporttak, de buitenlandse uitstraling ervan en de structurele uitbouw. Er is hierin een rol weggelegd voor het Bloso en het Vlaams Overlegplatform Topsport. Naargelang de categorie waarin een sporttak wordt ingedeeld varieert het subsidiebedrag tussen de 175.000 en 18.600 euro. Het is met andere woorden voor een unisportfederatie erg belangrijk in welke categorie de sporttak wordt ondergebracht.
Ik wil vandaag iets meer inzicht krijgen in de procedure die geleid heeft tot de besluitvorming van de Vlaamse regering. U hebt dit dossier natuurlijk geërfd, maar het kan toch geen probleem zijn een antwoord te formuleren. Welk decreet of besluit regelt de samenstelling van het Vlaams Overlegplatform Topsport? Wat is de samenstelling ervan? In welke mate zijn de adviezen van dit platform openbaar? Aan wie brengt het platform advies uit?
Niettegenstaande de criteria in het besluit zijn vastgelegd, is het helemaal niet duidelijk waarom bepaalde sporttakken wel en andere niet in een bepaalde categorie worden ingedeeld. Ik wil even dieper ingaan op basketbal. Basketbal is enerzijds wel een sporttewerkstellingsproject van de Vlaamse regering, maar valt anderzijds slechts onder categorie twee. Basket is een belangrijke populaire sport die volop in uitbouw is. Er zijn 45.000 leden. Er wordt een bepaald niveau gehaald. De Vlaamse Basketballiga is pas opgericht en rekende op meer dan een indeling onder categorie 2.
In het besluit wordt melding gemaakt van kosten die in aanmerking komen voor subsidiëring. Het gaat om verplaatsingskosten van topsporters en hun begeleiders, de verblijfskosten van de sporters en begeleiders, verzekeringskosten, kosten voor het vervoer van persoonlijk materiaal, enzovoort. In sommige sporten kunnen die laatste hoog oplopen. Basket-, volley- en handbal zijn opgenomen in categorie 2. Geen enkele teamsport is trouwens opgenomen in de eerste categorie. Waarom is dat zo?
Ik weet dat de meeste medailles worden gehaald in individuele sporten, maar ook daarvan vallen een aantal sporten buiten categorie 1. Ik denk onder meer aan de paardensport. Die sport brengt nochtans veel kosten met zich mee en heeft grote medaillekansen omwille van het enorm potentieel dat aanwezig is. Ook triatlon en duatlon worden ingedeeld onder categorie twee. Op basis van welke objectieve criteria is dat allemaal gebeurd?
De voorzitter : Ik wil er nog even aan toevoegen dat het vrouwenbasketbalteam zich aan het opwerken is tot hopelijk een deelname aan de Olympische Spelen. De vraag is zeker gerechtvaardigd.
Minister Vanhengel heeft het woord.
Minister Guy Vanhengel : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, het Vlaams topsportbeleid ontwikkelde zich de laatste jaren op verschillende fronten en werd door verschillende actoren behartigd. Zo zijn het Bloso, de cel Sport van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité, diverse sportfederaties, het instituut Topsport Vlaanderen en verschillende privé-initiatieven actief in de topsport.
Begin 2002 werd een eerste stap gezet om de coördinatie en communicatie in het topsportbeleid te verbeteren. Het Vlaams Overlegplatform voor Topsport werd in het leven geroepen met het oog op het formuleren van adviezen in verband met het topsportbeleid en het uitwerken van een toekomstig geïntegreerd Vlaams topsportbeleid. In het besluit van 31 mei 2002 van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden tot het verkrijgen van de subsidies inzake topsport wordt in artikel 1 het Vlaams Overlegplatform voor de Topsport formeel ingeschreven en omschreven als 'de adviescommissie die de minister adviseert inzake topsportaangelegenheden'. In het platform zijn alle topsportactoren vertegenwoordigd. Het gaat met name om het Bloso, de cel Sport van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, het Instituut Topsport Vlaanderen, de VSF en het BOIC. Het voorzitterschap van het overlegplatform wordt waargenomen door professor De Knop.
In het overgangsjaar 2002 hebben de werkzaamheden van het platform zich geconcentreerd op het uitbrengen van adviezen over concrete subsidiedossiers voor topsportevenementen, het uitwerken van criteria voor het verkrijgen van een tewerkstellingsstatuut door Vlaamse topsporters en subsidiëringscriteria voor topsportevenementen in Vlaanderen. Adviezen hieromtrent werden bij mijn kabinet ingediend.
In het uitvoeringsbesluit Topsport wordt in artikel 2 en 3 tevens bepaald dat de sporttakken die zijn opgenomen in het topsportbeleid, per Olympiade, op voorstel van Bloso en na advies van het Vlaams Overlegplatform voor de Topsport door de Vlaamse regering worden vastgelegd en ingedeeld in 4 categorieën. Vermits het Vlaams Overlegplatform Topsport voor het eerst werd ingeschreven in het uitvoeringsbesluit Topsport van 31 mei 2002 en tezelfdertijd door de Vlaamse regering de lijst werd vastgelegd met sporttakken die in aanmerking komen voor subsidies voor topsport, heeft het Vlaamse Overlegplatform voor de Topsport hierover geen advies kunnen uitbrengen.
Of sporttakken in het Vlaamse topsportbeleid worden opgenomen en in welke categorie zij worden ingedeeld, is afhankelijk van een objectief afwegen van de scores per sporttak in de 4 criteria zoals bepaald in het desbetreffende uitvoeringsbesluit. Het gaat hierbij om 'de geleverde sportprestaties op internationaal niveau, de binnenlandse uitstraling van de sporttak, de buitenlandse uitstraling van de sporttak en de structurele uitbouw van de sporttak'. De sporttakken en de indeling in de 4 categorieën worden vastgelegd door de Vlaamse regering, op voorstel van het Bloso en na advies van het Vlaams Overlegplatform Topsport. De lijst werd vastgelegd tot en met 2004 bij beslissing van de Vlaamse regering van 31 mei 2002.
Mijnheer Sauwens, u vraagt me of de objectieve criteria wel worden toegepast. Op dit ogenblik wordt basketbal in het topsportbeleid opgenomen in categorie 2 omdat deze sport bij de evaluatie van de 4 criteria het best vergelijkbaar is met volleybal en handbal. Deze sporttakken behalen in het beoordelingscriterium 'prestaties' een te lage score voor categorie 1. Paardrijden werd ingedeeld in categorie 2 na een grondige evaluatie van de 4 criteria. De uitbouw van de Vlaamse topsportstructuur is, zoals voor basketbal, nog in een opstartfase. Begin dit jaar werden door de Vlaamse Liga Paardensport nog vraagtekens geplaatst bij het functioneren van de militaryploeg inzake teamwerking. In de discipline dressuur konden geen prestaties worden voorgelegd. Bij de indeling op 31 mei 2002 wist men uiteraard nog niet dat in september dit jaar op de Hippische Wereldspelen in Spanje het jumpingteam -evenwel zonder Ludo Philippaerts -een bronzen medaille zou behalen.
Zonder afbreuk te willen doen aan de prachtprestaties van Luc Van Lierde een aantal jaren geleden, zijn het de schitterende resultaten van Kathleen Smet in de triatlon en Benny Vansteelant in de duatlon die de plaats in categorie 2 hebben verdiend. Bovendien zijn de topsportsubsidies voor triatlon/duatlon in 5 jaar meer dan vervijfvoudigd. De sport was in 1998 ingedeeld in categorie 4 en kreeg 18.600 euro subsidie. Vanaf 2001 behoort ze tot categorie 2 en bedraagt de toelage 100.000 euro.
Zeilen is opgenomen in categorie 2. Het olympisch zilver van Sebastien Godefroid in 1996 werd in Sydney 2000 niet herhaald. Nochtans waren de prestaties in dat jaar cruciaal voor de indeling in categorieën voor het topsportbeleid 2001-2004. Een eventuele stijging naar categorie 1 zal afhangen van de zeilprestaties in de volgende jaren.
Bij gymnastiek moet rekening worden gehouden met het aantal olympische -artistieke gymnastiek heren/dames, ritmische gymnastiek, trampoline -en niet-olympische disciplines -acrogym, tumbling, dubbele trampoline. België behaalde de voorbije jaren in deze laatste disciplines telkens podiumplaatsen op het EK, het WK en de Wereldspelen. Om die reden is gymnastiek vanaf 2001 gestegen van categorie 2 naar categorie 1.
De huidige indeling in categorieën ligt vast tot en met 2004. Op dat moment zal de topsportwerking van de betrokken sportfederaties en de geleverde sportprestaties op basis van de 4 beoordelingscriteria geëvalueerd worden en zal eventueel een nieuwe indeling worden vastgelegd. De Bloso-administratie is erin geslaagd sinds 1993 een nieuw en objectief topsportbeleid te voeren en dit in bilateraal overleg met de betrokken sportfederaties.
Mijnheer Sauwens, er worden niet onaanzienlijke maar al bij al toch nog vrij bescheiden toelagen gegeven aan unisportfederaties, waarbij rekening wordt gehouden met de prestaties van de betreffende federaties. Naast de financiële stimulans die is opgenomen in het decreet om de topsport op een voldoende hoog niveau te brengen is het vorm geven aan het door u geïnitieerde beleid nog belangrijker. Uw inspanningen terzake worden door de betrokkenen enorm gewaardeerd. Er wordt wel gevraagd de zaak te coördineren om de slagkracht te verhogen. Naast de specifieke problematiek van de subsidiëring van de unisportfederaties, via het decreet en het besluit, zal de grootste uitdaging voor ons erin bestaan om, onder meer in het vooruitzicht van de Olympische Spelen in 2004 in Athene, te komen tot een Vlaamse topsportstructuur die ons moet toelaten een topsportteam te maken over alle disciplines heen. Hierbij moeten we een pak middelen kunnen verzamelen die ons moeten toelaten niet zozeer de federaties te helpen, want dat doen we via het decreet, maar individuele sporters en dit in het vooruitzicht van prestaties die ze kunnen leveren op Europese of wereldkampioenschappen of op de Olympische Spelen. Zo kunnen we hen bijstaan om de best mogelijke sporttechnische, paramedische, juridische en logistieke ondersteuning te geven zodat ze in een absoluut comfortabele situatie verkeren en de best mogelijke prestaties neerzetten. We zullen ons vooral concentreren op de mankracht die we de komende maanden zullen inzetten. Dat deel van het topsportbeleid zal nog doeltreffender zijn dan het meer aanmoedigende deel dat in het decreet zit vervat, namelijk de subsidiëring per categorie van de unisportfederaties.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister, in het bestek van deze vraag om uitleg kunnen we niet de hele discussie voeren. Ik sluit me in grote lijnen aan bij wat u twee weken geleden in deze commissie hebt gezegd over het topsportbeleid. Ik blijf wel op mijn honger zitten wat mijn concrete vragen aangaat, die u niet hebt beantwoord.
Het Vlaams Overlegplatform voor de Topsport is een decretale opdracht. Wie heeft dit samengesteld, de regering of de vorige minister? Hoe ziet de samenstelling eruit? Kunnen we verslagen inkijken? Het lijkt me logisch dat die openbaar zijn.
Minister Guy Vanhengel : Bij de samenstelling van de categorieën heeft men onder meer rekening gehouden met het aantal elitesporters en beloftevolle jongeren in elk van de sporttakken.
De heer Johan Sauwens : Mijn vraag is wie er in het Vlaams Overlegplatform voor de Topsport zit dat de regering adviseert?
Minister Guy Vanhengel : Dat heb ik u gezegd.
De heer Johan Sauwens : Wie heeft de beslissing over de samenstelling genomen, de regering of de minister?
Minister Guy Vanhengel : De samenstelling van het platform is gemaakt door mijn voorganger en uw opvolger.
De heer Johan Sauwens : Kunnen we de samenstelling en de verslagen van de betreffende vergadering waarop de samenstelling is bepaald nalezen?
Minister Guy Vanhengel : Hoe mijn voorganger zijn gedachten heeft geformaliseerd, zou u aan hemzelf moeten vragen. Hij heeft mij geen stukken nagelaten. Ik heb van hem geen briefwisseling gekregen. U weet hoe dat gaat wanneer kabinetten elkaar opvolgen. Men geeft zelden heel de administratie van het kabinet aan de opvolger.
De voorzitter : Kunt u de namen van de leden geven en de adviezen die zijn geformaliseerd?
Minister Guy Vanhengel : Ik kan u ze uit het hoofd geven. Voor het Bloso zijn dat Carla Galle en Albert Gryseels?, twee ambtenaren-generaal, Paul De Knop is de voorzitter van het topsportplatform en professor aan de VUB, voor de administratie is dat de heer Freddy Misotten, directeur van het ministerie, voor het VTV is dat Ivo van Aken en Christophe Delecluse, voor de Vlaamse sportfederaties zijn dat Dirk Van Esser en Fernand Van Huyneghem, voor het BOIC zetelen Eddy De Smet en Renno Roeland.
De heer Johan Sauwens : Ik vroeg me ook af op basis waarvan werd geoordeeld om de ploegsporten niet in categorie 1 op te nemen. Er wordt gewoon gezegd dat de nieuwe ploegsport basket in dezelfde categorie komt als volleybal en handbal. Volleybal is een erg populaire sport in Vlaanderen, met topsportprestaties bij Roeselare en Maaseik. Ik heb toch het gevoel dat dit opnieuw moet worden bekeken.
Minister Guy Vanhengel : Hier speelt de afweging van de prestaties op Europees niveau. We moeten eerlijk toegeven dat onze ploegsporten hier minder hoog scoren dan individuele sporten.
De heer Johan Sauwens : Ik zou graag weten hoe dit wordt gekwantificeerd.
De voorzitter : Ik begrijp dat de minister geen informatie heeft over hoe men is gekomen tot het advies en daarna tot de beslissing van de categorisering.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister, ik wil vragen om in het kader van het topsportbeleid de indeling in categorieën opnieuw te bekijken en een grondig advies te vragen. Het is al een vooruitgang dat enkele mensen samen advies geven. Ik heb vroeger ooit aan een leidend ambtenaar gevraagd wie de tewerkstellingsprojecten adviseerde. Hij antwoordde dat hij dat zelf deed, want dat hij zelf topsporter was geweest. Dat was het enige geldende en allesbepalende criterium.
Ik heb toch het gevoel dat het verlenen van een advies niet objectief genoeg gebeurt, wetende dat dit voor een periode van vier jaar gebeurt.
Minister Guy Vanhengel : Ik deel uw gevoel niet. Ik heb integendeel het gevoel dat men effectief probeert om criteria te bepalen en die daarna invult. We kunnen ons afvragen of men niet subjectief wordt als men op basis van gevoelens gaat adviseren.
De heer Johan Sauwens : Objectief stellen we vast dat in de zo populaire Vlaamse ploegsporten -en dat zijn ze allemaal -de top bevolkt wordt door buitenlanders die hier in de eerste afdelingen het mooie weer maken. We moeten ten aanzien van de topsport in de populaire Vlaamse ploegsporten de federaties in de mogelijkheid stellen niet afhankelijk te zijn van de commerciële belangen van de clubs. Op dit vlak pleit ik uitdrukkelijk voor het responsabiliseren van de federaties. We moeten de federaties helpen de zware kosten van de internationale competities te dragen. We moeten de teamsport in Vlaanderen ook internationaal helpen promoten. Een aantal clubs hebben reeds bewezen dat het potentieel aanwezig is.
Minister Guy Vanhengel : De heer Sauwens slaat spijkers met koppen, maar alleen heeft hij het over de clubs. Het gaat hier helemaal niet over de clubs : het decreet en de gehanteerde werkwijze hebben betrekking op de federaties. De prestaties van de federaties worden niet gemeten op basis van de uitstraling van de clubs en van de competities van de federaties, maar op basis van de prestaties van de nationale ploegen. Wie het basketbal, het volleybal of het handbal van nabij volgt, kan enkel vaststellen dat het prestatieniveau van de nationale ploegen een stuk lager ligt dan het niveau dat in de competities wordt gehaald.
De heer Johan Sauwens : Mijnheer de minister, u moet daar iets aan doen. U mag zich niet bij de huidige toestand neerleggen.
De voorzitter : Mijns inziens is de situatie duidelijk. De minister heeft de vragen van de heer Sauwens beantwoord. Hij heeft andere criteria gehanteerd dan de heer Sauwens zou hanteren. De heer Sauwens heeft de minister gevraagd alles nog eens van nabij te bekijken. De minister heeft verklaard dat dit in 2003 kan gebeuren.
Minister Guy Vanhengel : Ik zou nog even iets willen opmerken. De heer Sauwens heeft hier eigenlijk voor een fundamentele omwenteling van het systeem gepleit. Volgens hem moeten we de federaties geen geld geven in functie van hun goede prestaties. Hij wil de federaties betoelagen indien ze geen goede prestaties leveren, zodat ze hun prestaties door middel van de nodige investeringen kunnen opkrikken.
Deze stelling verschilt fundamenteel van de filosofie die tot op heden is gehanteerd. We hebben in het verleden steeds gekozen voor het belonen van goede prestaties. Dit lijkt me in verband met sport overigens nog steeds de beste redenering.
De heer Sauwens wil geld geven aan de federaties die momenteel geen goede prestaties leveren. Dit lijkt me niet haalbaar. Het hanteren van deze werkwijze zou tot volledig subjectieve beslissingen leiden.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Ik pleit voor een proactief sportbeleid. Dit geldt ook voor de topsportbeoefening. Mijn voorstellen zijn erop gericht de Vlaamse en Belgische medaillekansen te verhogen. Mijns inziens zal de minister uiteindelijk dit tweesporenbeleid moeten voeren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.